Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
9 Febr. '18. No. 2120
HET REVOLUTIE-SPOOK
Teekening voor De Amsterdammer" van Jordaan
Zie op van de oorlogskaatt!
IIIIIIMMIIIMMUIMHtltlll Illllllllllllllllllllinillllllllllllllllllllllllllllllllllll
scher. Egelhaaf hield overigens zijne rede
voering niet voor een vergadering van
Al-Dultschers of een af deeling van de
Vaderlandsche Partij, maar voor de leden en
vrienden der Duitsche (nationaal-liberale)
partij".
Van Belgiëzegt hij dit: om goede rede
nen, waarover wij het allen eens zijn, denkt
?{?mand bij ons aan een formeele inlijving
van België".
Het is goed, dat hij deze verklaring laat
voorafgaan aan de opsomming van de
waarborgen", die Duitschland ten opzichte
van Belgiëmoet verkrijgen. Hier in Neder
land hoort men zoo dikwijls verzekeren
door menschen, die tijdens den oorlof in
Duitschland zijn geweest of die meenen
heel goed te zijn ingelicht over de daar
heerschende stemming: aan een inlijving
van Belgiëdenkt in Duitschland niemand".
Best. Egelhaaf vertelt ons hetzelfde. Ook
hij denkt er niet aan. Maar waar hij dan
wél aan denkt, komt hierop neer: Duitsch
land moet de kust van Vlaanderen en de
Maaslinie militarisch festhalten" en boven
dien het bestuur over de Belgische spoor
wegen krijgen. Welwillend voegt h r] hieraan
toe: zonder dat daarom het land behoeft
te worden beroofd van zijne zelfstandigheid
in binnenlandsche aangelegenheden". Met
Zeebrugge en Ostende, met Luik en Namen,
met de spoorwegen, die Duitsche troepen
daarheen kunnen brengen, is hij tevreden;
aan een formeele inlijving" denkt hij niet.
Ook Ziegler denkt daar niet aan. Maar
hij wil toch .op een of andere wijze" de
llilllliliiiimiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiMiitiiiiiiiiiiiiiimiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
DERDE PRIJS
in onzen Hovellen.Wedstrijd
JACOB
DOOR
NELLY VAN OOSTVEEN
Loom liep Jacob Zalmstra den
zonnigzandigen weg naar zee. Den geheelen dag
had hij werk gezocht, maar 't was weer niets
geworden, 't Was zoo lam dat: Baas kunt
u nog een mannetje gebruiken?" En dat-ie
met die staking er
uit lag deed 'm
geen goed. Zij
hadden verloren
en hem verraden.
Gemeen, van je
eigen kameraden!
Hij kon niet zoo
goed
stroopsmeren. De heele we
reld was eigenlijk
eengróóterotzoio.
Moe, wanhopig,
met een leege
maag sjokte hij
voort naar den
NELLY VAN OOSTVEEN dijk aan zee,
meestal het eind
van zijn eenzame tochten. Ddar voelde hij
zich met zijn schuwe, vreemde natuur thuis.
Daar leefde en wrokte het in hem, door
niemand vermoed. De lange, goedige sukkel
van thuis, was daar opstandig tegen heel
die maatschappij, die hij niet begreep.
Nu liep hij weer te piekeren. Wat had-ie
nou anders gehad als misère. Zijn leven
lang was 't niet anders geworden. Een
vader die zoop en z'n moeder een
werkhand leggen op België; het mag bij den
vrede niet een van Duitschland geheel onaf
hankelijke staat worden; anders zweert het
samen" met Frankrijk en Engeland, vooral
met Engeland, en wordt het nog meer dan
vroeger een bruggehoofd tegen Duitschland.
Want dit is, zoowel voor Egelhaaf als
voor Ziegler, de reden waarom zij Belgi
?iet uit den greep va» Duitschland willen
laten glippen; Belgiëis te zwak om neu
traal te zijn ; ais het niet onder den invloed
van Duitschland komt, geraakt het onder
dien van Engeland; in het laatste geval zal
het bij een toekotnstigen oorlog weder als
terrein van opmarsch tegen Duitschland
dienen; het zal dan een sterker leger en
beter uitgeruste vestingen hebben dan in
1914; Luik en Namen zullen dan voor Belgi
zijn wat Verdun nu is voor Frankrijk; de
eerste stoot van den vijand zal dan dadelijk
gericht kunnen worden tegen de
industriestreken van de Rijnprovincie en Westfalen;
wat dat te beteekenen zoo hebben, heeft
de tegenwoordige oorlog geleerd, die bovenal
een wedstrijd van oorlogs-industrie is.
Men kan deze geheele redeneering, ook
de verwachting, dat bij een toekomstigen
oorlog Belgiëweder" zal dienen als terrein
van opmarsch tegen Duitschland, laten voor
wat zij te. Maar aangenomen de juistheid
van de redeneering: moeten menschen als
Ziegler en Egelhaaf dan niet verlangen, dat
bij den vrede, waarmede de tegenwoordige
oorlog zal eindigen, Duitschland ook waar
borgen" krijgt ten opzichte van Nederland ?
Indien, volgens hun wensen, Zeebrugge en
iiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
sloof, met dien troep kinderen, waarvan
hij de oudste was. Vroeg van school bij een
baas moest bij werken, als de andere jon
gens speelden. En dan mocht-ie nog blij
zijn, als het 's avonds thuis rustig was. Met
z'n moeder kon-ie niet goed opschieten. Zij
was humeurig en eigenwijs, dreef hem de
deur uit mot haar vervelend gezanik. Op
z'n twintigste jaar trouwde hfj met Geert.
Een goed wijf. Zoo knap en netjes. Toch
hadden zij, als je 't goed naging, ook al niet
veel anders gekend dan moeite en zorg.
Nu weer die staking, waardoor ie alweer
negen maanden rondliep. Een doeniet, een
opvreter schold Geert hem. Zij had ook niet
het beste lot, zijn wijf. Zij moest in haar
werkhuizen hard voort. Het werd je niet
geschonken bij de groote dames en heeren.
't Was overal even ellendig. In z'n jongen
tijd geloofde hij nog aan verbetering, had
zich aangesloten bij de vrfjen". Och, alle
maal lak. Veel beloven, weinig doen. Als
ze zelf hun zak vol heboen, laten ze je ook
stikken. Toen door Hendrik bij de S.D.A.P.
Daardoor stond-ie nou op straat. Het heette
wegens slapte, maar 't was wel degelijk
door die staking. De baas had de pik op 'm.
Omdat-ie opgestookt had zeien ze. Valsche
bliksems. Het was niet waar; hij had mee
gedaan, maar nooit wat gezegd. Nog al wat
voor hem. Die de duiten hadden waren toch
de steiksten. Je kon je wel dood vechten,
maar wat kwam je er verder mee. Honger
voor je wijf en kinderen. Je bleef proletariër.
Eerst je vader, dan jij, dan je kinderen. Je
komt er nooit uit. Ze tappen alles uit je en
laten er geen fut meer in. Zie je, dat is 't.
Nu was hij aan zee gekomen. De zon
boog al naar 't westen. De zee, teerblauw,
strekte zich vlak, bijna rimpelloos tot de
kleine huisjes aan de overzijde. Hoog in de
blauwe lucht veerden kleine witte wolkjes.
Jacob liep voort. Rechts van hem glinsterde
een meertje zilver in het late middaglicht.
Op den berm graasden eenige schapen,
domnieuwsgierig kijkend naar den eenzamen man.
Ja beest!" dacht Jaap, een schaap streelend,
je hebt het beter dan wij. Wij gaan naar
den slachtbank en lijen nog honger toe.
Ostende, Luik en Namen voortaan Duitsche
oorlogshavens en vestingen worden, zal dan,
bij den toekomstigen oorlog", Engeland niet
van Nederland een opmarschterrein tegen
Duitschland maken? Geldt ook van Nederland
niet, dat het te zwak is om weerstand te
bieden aan een poging van Engeland om
hier troepen te ontschepen? Biedt Nederland
niet een nog gunstiger gelegenheid voor den
opmarsch tegen de industriestreken van de
Rijnprovincie en Westfalen? Kan Duitsch
land in den Schelde- en den Maasmond nog
niet een veel betere basis voor zijn vloot
krijgen dan in Ostende of Zeebrugge? Zou
het daarom niet practisch" zijn, bij den
vrede de Nederlandsche quaestie tegelijk met
de Belgische te regelen?
Of achten de heeren Ziegler en Egelhaaf
het niet noodig, dat Duitschland waarbor
gen" ten opzichte van Nederland verkrijgt,
omdat zQ vast vertrouwen dat Nederland,
vooral nadat Belgiëin de macht van Duitsch
land zal zijn geraakt, zonder eenige moeite
door de Duitsche legers zal kunnen worden
bezet, zoodra nood weer wet breekt en
Duitschland, uit zelfbehoud, de onzijdigheid
van een klein land zal moeten schenden?
Wat maakt gij u druk zal iemand zeg
gen over de redevoeringen van een paar
Duitschers ? De meerderheid van den Rijks
dag heeft toch te kennen gegeven, een vrede
te willen zonder annexaties en schadeloos
stellingen.
Zeker. Maar Egelhaaf en Ziegler willen
Belgiëpok niet annexeeren; ondertusschen
hebt gij vernomen, welke macht zij voor
Duitschland over het niet geannexeerde
Belgiëopeischen. De onderhandelingen te
Brest-Litovsk hebben geleerd, wat de Duit
sche regeering aan de Oostgrens verstaat
onder een vrede zonder annexatie. Het is
niet gebleken, dat alle partijen, die de
Rijksdagmeerderheid vormden, deze interpretatie
veroordeelen.
Verstandige Duitschers als Delbrück mo
gen het volledig herstel van de
Souvereiniteit en de territoriale integriteit van België"
bepleiten. Zoolang de Duitsche regeering
zelve het bevrijdend woord ten opzichte van
Belgiënog niet heeft uitgesproken, is er
nog altijd reden tot ongerustheid over de
toekomst van dit land en die van Nederland.
6 Febr. 1918. G. W. KERNKAMP
GLADSTONE EN DE OORLOG
VAN 1870
Welk nieuws uit Petrograd ook komt, wat
er van Italië's debacle te berichten valt, ons
Westerlingen" boezemen al die gebeurte
nissen slechts daarom zooveel belang in,
omdat ons denken en voelen zich het meest
bezig blijft houden met het lot, onzen Zuide
lijken broeders, bij den te sluiten vrede, be
schoren.
Een machtsverschuiving in Oost-Europa
roept, het kan niet anders, onze belangstel
ling zeer zeker in, maar deze blijft er toch
een van vrij apathlschen aard, vergeleken
bij de interesse die we koesteren voor het
onder de voet geloopen Belgiëen zijn toe
komst na den oorlog.
Zal ten slotte het schromelijk onrecht dat
land aangedaan, hersteld worden voor
zooverre er hier eigenlijk van herstel na
zulk een ellend; sprake kan zijn en niet
alleen dat, maar zullen wo thans een in
ternationale rechtsordening zien ontstaan,
waarbij de kleine neutrale mogendheden
sterker waarborgen tegen rechtsschennis
zullen verwerven, dan zij helaas tot op heden
blijken te bezitten ?
In het kamp der centralen lieten zich reeds
stemmen hooren, die hoop op een betere toe
komst mochten schenken. Doch noode mist
men thans aan de andere zijde een geluid, dat,
onbevangen, hooger gestemde en vredelieven
de klanken raar voren brengt, zooals eertijds
daar tot uiting kwamen. Eertijds: eu dan
denk ik niet aan fraaie redevoeringen, tijdens
dezen oorlog, door Grey, Asquith en
dergelijken gehouden, dech veeleer aan de
woorden en de daden van den Engelschen
staatsman Gladstone.
Deze waarlijk liberale Minister
heeftmenigmaal zijn land geleid in de richting, die
men ook nu zoo gaarne ingeslagen zou wil
len zien. In het bijzonder valt Gladstone's
houding ten tijde van den Fransch-Duitschen
oorlog van 1870, te roemen. Men heeft in
onze pers van tijd tot tijd aan de toenmalige
buitenlandsche politiek van het Britsche Rijk
de aandacht geschonken. Een korte beschrij
ving van hetgeen een kleine halve eeuw
iliiiliiiiillllnllltlllllHlliiiii
Bij een scherpe bocht van den dijk ging
hij beneden aan de glooiing in het lange
gras zitten. Geen geluid was hoorbaar dan
alleen het zachte zingen van water over de
kuststeenen, Jaap had de zee hier open voor
zich en tuurde zonder gedachten naar de
grauwe zeiltjes op het blauwe water. Een
zwerm muggen danste plagend om hem
heen. Geërgerd sloeg hij er naar. 't Gaf
niets, ze keerden telkens weer terug en gin
gen voort met hun zotten dans.
Een sigaar zou het beste zijn, dacht Jaap.
Een sigaar! Hè, die had-ie nou al in geen
weken geproefd; een sigarenmaker nog wel.
Het weeëgevoel van honger kwelde hem
al meer. Hij was draaierig, 't land scheen
met hem voort te varen. Hij schokte zich
om, voorover, het hoofd in zijn arm. Zóó
ging het wel. Je krijgt niet wat je noodig
hebt, mokte hij.
Riemslagen plompten dicht langs den dijk
in het water. Jaap luisterde. Zeker visschers.
Een fijn werkje, visschen; dat had-ie in z'n
tijd heel wat gedaan. En een goed visscher
was-ie geweest. Volle netten, man, dat het een
lust was. Lekker, zoo tusschen het riet in te zit
ten en naar je dobbertje te kijken.Heêle nachten
ging ie er vroeger wel op uit; met Barend,
die kon het ook. Die niet visschen, weten
niet hoe eenig het is. Je moet er slag van
hebben, weten waar je visch zit en kunnen
zien wat er bijt. De meesten zijn maar
lakvisschers; ze hebben er geen sjoege van.
Nu kon-ie het niet goed meer doen. Zoc'n
beest spartelt ook om zijn leven, net als jij.
't Leven was me anders de moeite waard.
Voor de visschen misschien nog een beetje
beter dan voor ons. Die vreten; hebben geen
baas noodig, geen geld, hooren geen ver
wijten en dan gaan ze dood. Dood zijn, ja,
dat is eigenlijk het beste van alles; dan ben
je van alle beroerdigheid af. Wat had-ie nou
gehad in die een en veertig jaar ? Niet veel
bizonders. Het visschen was nog het beste
geweest. Anders.,. ? Hij zocht in zijn her
innering. Altijd kopzorg. Als-ie nou straks
thuis kwam, zou Geert weer vragen: Heb
je nog niks ?" Dan het gezeur van: Hoe zoek
je dan ? Doe je bek open ! Je moet niet zoo
geleden de leider der Engelsche Regeering
in verband met het toen gerezen conflict
meende te moeten doen, is misschien nog
wel eens 'op haar plaats. Aldus toch biedt
zich de gelegenheid aan, hier en daar recht
te zetten, wat niet steeds op de meest juiste
wijze werd weergegeven.
De oorlog van '70 kwam evenmin onver
wachts als de wereldkrijg van 1914. Pruisen's
eenheidsidealen, Napoleon's schitter-politiek
moesten een botsing tusschen beiden doen
ontstaan. Na de vernedering van Oostenrijk
in 1866, bleef de politieke hemel feitelijk
steeds bewolkt. Geen wonder, dat allen, die
het conflict zagen aankomen, zieh bezorgd
afvroegen, wat hun houding zou moeten
zijn, indien het tot 'n oorlog kwam.
Zoo hield ook Gladstone zich met deze
vraag meer en meer bezig. Wat de Grand
Old Man er van dacht, komt wellicht nergens
zoo duidelijk naar voren, als in een schrijven
aan den secretaris van Koningin Victoria,
waarin hij te kennen geeft, ten volle de
politiek van den pas opgetreden Minister
van Buitenlandsche Zaken te huldigen, een
politiek welke eischt: dat Engeland niet,
door verwachtingen op bijstand op te wekken,
do zwakken moet aanmoedigen om den sterke
te weerstreven, maar veeleer moet trachten
den sterke door standvastige doch gematigde
taal van een aggressieve houding tegen den
zwakke af te hou oen." En hij stelt dan verder
als een schoon desideratum, dat Engeland
moet trachten een algemeen of althans n
gemeenschappelijk Europeesch gevoelen tot
rijpheid te doen komen, als het hechtst
blijvende bolwerk tegen alle kwaad, waarbij
het er zich echter voor wachte die meening
met geweld aan anderen op te leggen. 1)
Het was ook in die dagen voor de kleine
mogendheden een tijdperk van angst en
ongerustheid. Zou men haar neutraliteit
eerbiedigen ? Van een staatsman als Bismarck,
die naar aanleiding van een tot hem ge
maakte opmerking, dat België's onzijdigheid
door de Europeesche groot-machten ge
garandeerd was, geantwoord zou hebben,
dat een garantie in die dagen van weinig
waarde was", aldus Morly in zijn Life
of Gladstone I, blz. 954 kon men alles
verwachten. Ook loen verkondigde men dus
de meening dat een tractaat niet veel meer
dan een vodje papier was.
Engeland gaf echter te verstaan, dat het,
onverschillig blijvende voor hetgeen Pruisen
en Frankrijk met elkaar mochten doen, ten
aanzien van Belgiëeen andere houding zou
aannemen: hier moest de neutraliteit ont
zien worden!
Gladstone had den vrede lief. Vandaar,
dat hij met enthousiasme het schoone plan
van Lord Clarendon aangreep, om te trachten
Pruisen tot een gedeeltelijke ontwapening
te brengen, waarop Frankrijk dit voorbeeld
zou volgen. Deze poging, in Januari 1870
ondernomen, stuitte af op Bismarck's onwil.
Wanneer dan tenslotte het conflict een
ernstigen aard aan gaat nemen door de
kwestie van de Hohenzollern-candidatuur
voor de Spaansche kroon, is het de Britsche
Premier, die Frankrijk te verstaan liet geven,
dat, het een geweldige verantwoordelijkheid
op zich zou nemen, indien niet terstond het
terugtrekken van de candidatuur van Prins
Leopold, als voldoende en beslissend werd
aanvaard". 2)
Napoleon's regeering echter, wilde helaas
niet meer terugwijken; vandaar dat er niet
verder werd ingegaan op een schrijven van
den Engelschen gezant, waarbij hij in op
dracht van het Londensche kabinet ter elfder
ure nog aandrong op het accepteeren van
Britsche bemiddeling.
Zoo brak dan de oorlog uit, zonder dat
Gladstone's ijverige vredelievende pogingen
iets hadden geholpen. Hoe zeer hij dit ver
loop van zaken betreurde en hoe hij en zijn
landgenooten de uitbarsting van dezen strijd
opnamen, teekende hij zelf in waarlijk pak
kende woorden in een brief aan Michel
Mechalier, kort na de oorlogsverklaring ge
schreven, l cannot describe to you the
sensation of pain, almost of horror, whlch
was thrilled through this country from end
to end at the outbreak of hostilities, the
commencement of the blood. I suppose
there was a time whenEngland wouldhave
sald Let our neighbours, being, as they are,
our revals, waste their energies, their wealth,
their precious irrevocable lives, in
destroying one another: they will be the weaker,
we shall be relatively the stronger." Butwe
have no unlearned tnat bad philosophy; and
the war between France and Prussia saddens
the whole face of society, and burdens
iifiiiiifiiMmiiiiimiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiii
suf deen !" En honderd lievigheden meer.
Hij hief het hoofd even op. Een sterke
tegenzin om naar huis te gaan overviel hem;
hij miste den moed ertoe. Angst voor het
leven kwam in hem beven. Op de steenen
klonk de lichte waterkabbeling van de zee.
In zijn overspanning hoorde Jaap het luider.
Als de visschen in het water!" dacht hij.
Niet meer naar huis!" Geert zou hem nog
erg niet missen, 't w^s een opvreter minder
om voor te zorgen. Ze zouden Geert bekla
gen en hem ook.
Allo, wat haalde hij nou voor gekke din
gen in z'n knar! Hij poogde zich eraan te
onttrekken, deed z'n oogen open en keek
naar de grashalmen, die hoog om hem heen
sto-den. Dan sloot hij de oogen weer, moe,
suffig door de buitenlucht en den knagenden
honger. De gedachte om er maar een eind
aan te maken liet hem niet los. 't Lokte,
eerst flauw, doch steeds sterker wordend
en groeiend tot een ziekelijk verlangen.
Waarom was het gek? Als een mensch
maar niet laf was. Voor Geert maakte het
niet veel verschil en ,hij... ? hoe eerder d'r
uit, hoe liever! Je ging toch, of je wou of
niet; maar hij wou wel; voor zijn part was
het meteen gedaan. Wat gaf het of je nog
twintig jaar bleef leven met altijd hetze f de
getob. Veel beter om maar uit je zelf op
te stappen, als je toch dood moet. Mis
schien de beste oplossing zoo. Wie weet
hoeveel pijn je later met je uitgemergelde
lichaam riog te lijen hadt. Maar Geert...!
Het zweet brak hem uit. Die zou hij toch
nog graag eerst gedag zeggen. Ook Japie,
z'n oogappel; en zijn andere kinderen.
Doch de angst voor thuis kwam weer
boven. Né, dat ging niet. Ze zsuën het
merken. Als-ie het deed, dan dadelijk! Nu
niet terug, 't zou kort duren!
In z'n koortsige hangerfantasie spookte
het denkbeeld in hem rond en begon vasten
vorm aan te nemen. Hij nam besluiten, die
weer vervaagden, dacht aan zijn begrafenis
polis en het geld dat Geert zou krijgem
Hij stond op, huiverend, slap in z'n beenen.
Ja, hij zou het doen! Weg uit dat beroerde
hongerleven!
UITROEPEN VAN DEZEN TFJD
Ouwe, af gepulkte broodkaartl
Kuiken van een vliegmachien l
Mijnenzoeker op laag water/
Wat 'n lekke Zeppelin!
Heerlijk schotje, lieve hooikistl
Kerel, hou' je loopgraaf dicht t
Krijg de kolendistributie l
Wat 'n Posthuma-gezicht f
Leg nou niet te handgranaten l
Valsche, schele, periscoopf
Wat 'n stuk regeeringsvarken l
Wat 'n Italiaansche loop l
Mij 'n bord centrale keuken l
Krijg voor mijn part de cultuur!
Schaam je ouwe, dronken duikboot!
Mensch, maak niet zoo'n roffelvuur!
Zeg's, potvermitrailleer-je!
Nare levensliederling /
Sta zoo draadloos niet te liegen l
Prikkeldraad-ellendeling !
Laat je niet v er dar danellen l
Pa kwam weer als bom naar huis!
Kook niet zulke gasaanvallen!
Hou' nou op, ik lach me Duys!
J. H. SPEENHOFF
H. VAN GOOREN & Cis.
DEN HAA6 - AMSTERDAM - UTRECHT
iAMES-HOEOEN en BONTWERKEN
every man with a personal grief" 3).
Tot zoover om weer te geven hoe
Gladstone stond tegenover het feit zelf, van een
gewapend conflict tusschen Frankrijk en
Pruisen.
En thans een enkel woord over zijn
houding ten aanzien van het neutrale, en
helaas zoo in de verdrukking liggende,
België4).
Men heeft wel eens gemeend, dat
Gladstone het met die neutraliteit tenslotte niet
zoo heel nauw zou nemen, wanneer het in
zijn kraam te pas mocht komen. De brief,
welke tot deze opinie aanleiding gaf, kan
echter kwalijk als argument hiervoor worden
aangevoerd,
Op 16 Juli 1870 schreef de Premier aan
Cardwell, zijn Minister van Oorlog, dat er,
in verband met alle mogelijke
eventualiteiten, nagegaan moest worden wat
Engelanp op strategisch gebied zou vermogen
te doen; en zoo gaf hij o.a, als onderwerp
van studie op, na te gaan hoe op de snelst
mogelijke wijze 20.000 man naar Antwerpen
gezonden zouden kunnen worden.
Naar aanleiding van hetgeen Cardwell
hierop antwoordde, gaf Qladstone in een
tweede schrijven te verstaan, dat hij alleen
gezinspeeld had op het geval, dat inder
daad een Antwerpsche expeditie eens tot
de plannen zou behooren, iets wat hij slechts
als een far outlook" meende te kunnen
beschouwen.
Het lijdt geen twijfel of Qladstone had
hierbij het oog op een gebeuren als zich
in 1914 heeft voorgedaan: schending van
België's gegarandeerde neutraliteit dooreen
der onderteekenaars van het tractaat van 1839.
III iiiiniiiiiiiiifiiiiiMiiifiiniiiimmuun
Bij het sluisje is het water diep" over
woog hij. Hier gaat het niet! Geert je moet
het je niet aantrekken l" prevelde hij hardop.
Daar klonk gepraat uit het gras. Jaap
schrok.
Menschen!
Een paartje stoeide, en het meisje, blij,
trok quasi preutsch, met een vroolijk
lachgilletje zich terug, toen zij Jaap gewaar
werd. Gestoord in zijn gemijmer keek hij
suf naar hen en liep voort. In het Westen
gloeide de hemel koperkleurig. Daaronder,
wijd gestrekt, zeer zwart silhouette de stad.
Boven de huizen-massa de torens scherp
omlijnd in rumoer van licht. In het Oosten,
al rustig van nacht, streepte de maan haar
licht als een zilveren baan over de zee.
Geert was nu al thuis, dacht Jaap. Zou ae
er veel weet van hebben?
Bij het sluisje talmde hij. Hier en daar
zag hij menschen op den dijk. 't Was nog
te licht. Wachten tot het donker was. Hij
ging zitten, het gezicht naar de stad, poogde
afscheid te nemen van Geert, van Japie, van
allen die thuis waren. Het verdriet kropte
hem in de keel. Snikkend ging hij liggen.
Alle leed en moeite van zijn leven vloeide
op dit uur in hem samen tot een innig groot
medelijden met zich-zelf. Zoo, doodvermoeid
van honger en ellende huilde hij rich na een
poos in slaap, als een groot kind, voor wie
het leven te hard was.
In de kleine arbeiderskamer was Geert
bezig een kliek, die zij medegebracht had,
aan de kinderen rond te deelen. Het werd
dikwijls zeer laat in het werkhuis, waar zij
dien dag geweest was, maar zij had het er
goed en kreeg veel mee.
Mien, maak wat voort!" repte ze haar
oudste dochtertje. Je moet nog even een
paar boodschappen dsen!"
Japie, haar oudste zoontje, kwam net thuis,
een flinke jongen en netjes gekleed. Pas van
school was hij bij «en baas gekomen en
begon nu al mee te verdienen. Iedereen
mocht hem. Innemend en bescheiden, maar
toch niet zonder eerzucht, maakte de jongen
reeds plannen om vooruit te komen. Hij