Historisch Archief 1877-1940
9 Febr. -'18. No. 2120
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONS HOUTEN ZEIL-SCHIP EN
ONS HOLLANDSCH VOLK
In zijn Estay on Art zegt Emerson:
Hij (de kunstenaar) behoort te weten,
dat het landschap schoon is in zijn oog,
omdat bet een gedachte uitdrukt, die hem
goed Is; en vel, omdat dezelfde macht
uit zijn oog ziet. die geilen wordt in dat
schouwspel."
Want er is tusschen den ziener en het
geziene een wisselwerking, die hamert en
hamert tot dat belder ziel is aaneengesmeed
tot een nieuw machts- en scheppingswerktuig
en beider karakter in n enkelen vorm zQn
hoogste uitdrukking vindt.
Dit is nkt maar zoo een conclusie ge
trokken uit een wijsgeerige beschouwing
der dingen, doch een waarachtig feit in de
natuur; zonder die wisselwerking zou de
mensch nooit tot eenig bewust begrip van
dedingen om hem heen zijn gekomen, zouden
zij bulten zijn existentie zijn gebleven
zooals er nog zoovelen dingen en toestanden
zijn, verwijzend bulten den kring van zijn
bestaan, hem vooralsnog onbekend en door
hem ontkend.
Deze wisselwerking tusschen, dit
samensmeden van beider karakter van den
ziener en het geziene is niet alleen in
dividueel, doch tevens collectief, massaal;
zij verklaart het .innige verband dat wij
overal opmerken fnsschen een land en zijn
eeuwenlange bewoners en dat wij missen
overal waar beider verhouding nog nieuw is.
Aldus hebben ook in ons eigen kleine land
de menschen en de natuur in haar elemen
ten : wind, aarde, lucht en water op elkan
der gehamerd, totdat de elementen zijn op
genomen in het vleesch en het bloed van
het volk en het volk slechts dan zijn waren
aard vertoont als het in zijn element is."
Wind, aarde, lucht en water zijn de
bouwsteenen van zijn karakter en in de
vormen van zijn bestaansbehofften, huizen
en huisraad, molens en schepen, ja vooral
in zijn schepen, vinden wij het karakter
van de daardoor beheerschte elementen terug.
Er is eigenlijk niets nieuws in hetgeen
hier gezegd wordt; die eenheid van land
en volk is reeds vele malen erkend en het
is dan ook niet moeilijk de karakter
eigenschappen -van water, lucht en aarde,
die water tot water, lucht tot lucht en
aarde tot aarde maken, in den eigen aard,
ook van ons volk, tetug te vinden. Water is
koel en «flectlef; in zijn stolling tot ijs
wordt het ruw en onmeedoogend; onze
luchten geven at de kleuren weer van het
zonne-spectrum, afgezet door het somberst
paaragrijs van den Noordwesterstorm of
zwevend in het parelmoer-wit van den lich
ten nevel- dag; onze bodem, in ongerepten
toestand stug of moerassig, geeft
drievoudigen oogst van bloem en plant en graan
na koeding door menschenhand.
Zoo is ook de bewoner van deze landen
koel en.reflectief, soms ruw en onmeedoogend
en even als het water zich slechts aanpast
aan den beknellenden vorm van dijken en
dammen, zoolang het de zwakkere 's en
deze verbreekt in zijn ontembare zucht naar
vrijheid, zoodra het de zwakke plek in het
pantser van den tegenstander heeft gevonden,
zoo verbreekt ook dit volk van Holland aijn
boeien, al zouden wel vele zonnen op- en
ondergaan, terwijl het in bedriegelijken rust
ter neder lag.
Aan de luchten ontleent het zijn zin voor kleur
in kleeding, meubelen en woning en tevens
het eigenaardig monotone van zijn aard, dat
de Zuiderling voor saaiheid aanziet.
En de aarde, ontrukt aan het geweld van
de zee, geeft het uit dank voor haar redding,
alles wat de grootste vruchtbaarheid slechts
geven kan, met den lach van den
ontluikenden bongerd en den juidikreet van het
bloeienden bolle veld.
Nu het schip: in t jak en praam, in botter
en blazer, in bom en zeillogger, in kupboot
en hoogaars vinden wij den heelen Hollander
terug in al zijn sterk sprekende karakter
eigenschappen. Niet in het stoomschip of
in de moderne motorboot, tenminste niet
zoo duidelijk sprekend; deze zijn nog nieuw,
hebben nog geen eeuwen geleefd. Ook niet
zoo sterk in den groeten over-zeeër.-omdat
diens vorm meer beheerscht wordt door de
inter-nationaliteit van zijn doel, maar wél
en hoofdzakelijk in onze schepen voor de
CLARA VIEBIG, Töchter der Hekuba.
Ein Roman aus un-erer Zeit. Berlin,
Fleischel & Co., M. 5 (6.50).
ERNST ZAHN, Nacht. Eine Erzanlung,
Stuttgart u. Berlln. Deutsche
Verlagsanstalt, M. 3.50 (4.50).
De literatuur staat in het teeken van den
Krlegsroman". Nu is er een van Clara
Viebig verschenen. Maar hoe geheel anders
is haar werk, dan 't handig samen voegsel
uit sensatloneele krantenberichten, dat tegen
woordig met den ondertitel Aus groszer
zeil" de wereld ingestuurd wordt. Bij haar
geen hoerageroep of ophooping van conflicten
door verschil van nationaliteit.
De eerste zangen van de Ilias vertellen
ons van Hekabe of Hekuba, de vrouw van
Priamos, den grijzen koning van Troje. Zij
moest op het bloedige slagveld voor de
wallen der stad al haar zonen verliezen,
ook Hector, den meest beminden. De her
innering aan de tragiek van dit vrouwenleven
brengt Clara Viebig tot den titel van haar
nieuwe boek Töchter der Hekuba".
Heel eenvoudig weg, ons dadelijk geheel
in de omgeving plaatsend, die zij ons wil
laten zien, vertelt zij van het leven der
achtergebleven vrouwen, 't Is alsof zij ons
wil doen voelen, dat die eigenlijk het ramp
zaligst slachtoffer van den oorlog zijn, meer
nog dan de mannen aan het front. En 't is,
alsof achter het scherpe beeld van die enkele
vrouwen, in een onafzienbare verte voor
onze oogen verrijst de breede schare van al
die velen, die haar zonen, haar mannen
moesten afstaan, om zelf eenzaam achter te
blijven. De schare van ai die vrouwen, die
haast niet meer voortkunnen en maar steeds
voortmoeten. Soms komen zij in opstand bij
den al te zwaren last van de steeds moei
lijker, dagelijks terugkeerende nijpende zor
gen, bij den voortdurenden angst over het
bedreigde leven van hen, die daar ginds aan
kust- en binnenvaart. Daarin zijn de karakter
eigenschappen van land en zee en lucht n
van het volk tot een nieuw machts- en
scheppingswerktuig saamgesmeed.
Boeg van een tjalk. Fok en kluiver
gestreken; boegspriet ingehaald
Beschouw den boeg van een tjalk of
praam, zegtliij niet tot het water: Zijt gij
ruw ? Ik zal u wat hards geven, om in te
bijten. Zijt gij sterk? Ik zal u iets geven,
sterker dan gij zijt, om er uw kracht op te
beproeven. Zijt gij wreed? Welaan, gij
zult ervaren, dat ik onmeedopgend zijn kan.
Maar zoo ge de vriend wilt zijn en de
bondgenoot van den schipper, mijn meester
en par droit de naissance" óók den uwe,
dan zal ik u langs de zacht glooiende lijn
van mijn flanken voeren tot de intimiteit
schoonheid, de rust van zijn woning.
Aldus beschouwd worden de hardheid,
de stugheid en de kracht van den voorste
ven opgelost in den slerlijken vorm van
achtersteven en roer,.in een symphonie van
lijnen," zooals mijn vriend de Bazel dat
Achtersteven en roer van een trek-tjalk
Een symphonie van lijnen
zoo edel uitdrukte. In den voorsteven vindt
ge de uitbeelding van den harden,
onmeedoogenden levensstrijd, die ons volk had
te voeren met de elementen; elk onderdeel
is een onontkoombare noodzakelijkheid; on
wrikbaar is het samenstel, zóó gegroeid in
en door de worsteling gedurende eeuwen.
In den achtersteven, met het voorschip ver
bonden door den breeden sterken band
't front staan. Dit visioen brengt ons de
schrijfster, als zij ons meeneemt naar de
kleine, nog half landelijke voorstad van
Berlijn. Met de haar eigen gave de verschil
lende personen in hun omgeving te typee
ren en hun zieleleven uit hun milieu te
verklaren, boetseert zij uit de vlakke massa
van het onbelangrijk dagelijksch gebeuren
een forsch reiiefwerk van menscheiijk leven
en lijden. Wij voelen dat het zoo is, zooals
zij het daar beschrijft. Later, als vele
Kriegsromant" als waardeloos geschrift zijn ver
geten, zal haar boek nog leven, als een
eeuwig getuigenis van hoe het toen eigen
lijk was"
In 't begin van 't boek, als zij ons het
huis van Hedwig Bertholdi binnenleidt, de
vrouw, wier man en twee zonen in 't leger
zijn, en die niettegenstaande haar vaderlands
liefde in al haar eenzaam doorwaakte nach
ten telkens wee*tot de overtuiging komt erst
die Söhne, dann das Vaterland", is de oorlog
een j aar aan den gang. Het verhaal eindigt in
den tijd van 't vredesaanbod der centralen.
Maar van uiterlijk gebeuren hooren wij niet
veel, en wat ernogin voorkomt, dient alleen
als donkere achtergrond, waartegen zich het
persoonlijk gebeuren scherp af tee
kent. En van dit persoonlijke vooral het
innerlijk leven, 't Zijn vrouwen uit alle
rangen en standen, die daarin droeven stoet
aan ons voorbijtrekken. En van al die vrouwen
is het vooral de moeder, die 't meest op
den voorgrond komt. 't l j alsof de schrijfster
die smart het meest doorvoelt. Daarom
maakt de weduwe Kruger ook zoo'n
onvergetelijken indruk. De oude vrouw, die met
alle kracht, die in haar is, zich tegen de
gedachte verzet, dat haar zoon, haar eenigst
kind, van wien zij in langer dan een jaar
geen bericht meer ontving, niet meer in
leven zou zijn. In onwankelbaar vertrouwen
gelooft zij nog steeds aan zijn terugkeer,
bekommert zich riet om den weemoedigen
glimlach, waarmee anderen haar argumenten
aanhooren en verzorgt haar huis en haar
tuin, om hem, als hij weer thuiskomt, alles
te kunnen voorzetten, waar hij 't meest van
houdt. En haar oude, moede handen spitten
den grond en poten en planten... en wan
neer dan de twijfel ten slotte toch in haar
binnenste begint te wroeten, dan verzet zij
waarlangs de zwaarden hangen en die om
het geheele schip heenloopt.de wijsheid die het
al omvat in dien achtersteven vindt gij de
bl ijheid en het geluk uitgedrukt in schoon
heid. Kracht, Wijsheid en Schoor, heid.de
drleeenheid van iederen waarachtig goeden
vorm uitstralend, vindt ge weer in ons
schip, gegroeid tot een embleem van onzen
volksaard.
De doorsnee-Hollander Is stug, hard, ruw,
wreed soms, koel en doorzettend en
heelemaal niet zoo solgné" als de Franschman
of de Engelschman, zelfs niet in de betere
standen. In zijn uiterlijkheid, van voien,
van het front bezien, dat hij de wereld
biedt in zijn strijd om het bestaan, is hij
stroef en koel. Ja, menigen schipper ken ik,
wiens gelaat een wonderlijke overeenkomst
vertoont met de groote lijnen en de expressie
van den voorsteven van zijn eigen schip.
Maar leer den Hollander kennen langs de.
lijn voerend naar zijn innerlijk wezen, die
zijn geheele bestaan te zamen houdt, langs
de lijn waarlangs de zwaarden hangen en
die hem voor afdrijven behoeden en hem
recht door zee doen gaan" en ge zult in
z^n zieleleven de elementen terugvinden.
wier door den geest van het volk geleid
samenspel ons land heeft gemaakt tot een
dierbaar oord.
De lucht, het element van de ruimte is het
symbool van de hoogheid, waartoe hem de
vlucht van zijn ziel kan voeren in kunst, in
wetenschap,in wijsbeerte en in diep religieus
voelen; het element water verleent hem
zijn koelheid, zijn reinheid, zijn kracht en
zijn bespiegelenden aard; het eementaarde
geeft het ras vruchtbaarheid en rijkdom van
schoone dingen.
En nu de vraag: wat kan gedaan worden
om deze schoone, wijze en sterke vormen:
vleesch van ons vleesch, bloed van ons
bloed en been van onze beenderen, te be
hoeden voor algeheel verdwijnen? Want
reeds is er periculum in mora.
Over tien of vijftien jaar is er geen enkel
WATGEBEURENZAL
Teekening voor De Amsterdammer" van George van Raemdonck
De komst van het Nieuwe Europa
De band waarlangs de zwaarden hangen
redden wat nog te redden
is? Veel is er reeds verloren
gegaan, rie slooper kent geen
piëteit.
Er zijg nu nog pracht-mo
dellen in natura te krijgen,
die gerestaureerd en opge
legd in een of andere jacht
haven, leer- en
oefenings-middelen kunnen zijn voor onze
zeilers. Zóó duur zijn ze niet
en voor den prijs van een
middelmatig jacht kunnen
allicht twee of drie van deze
oudgedienden van een
smadeliiken dood worden gered.
Want om de woorden van
Emerson een na deze be
schouwingen gereede uitbrei
ding te geven:
Het schip is schoon
in onze oogen, omdat het
een gedachte uitdrukt,
die ons goed is; omdat
dezelfde macht uit onze
oogen ziet, die ziet door
de oogen van het schip:
de macht van onze eigen
ziel."
Haarlem
R. LENSSELINK
houten schip meer te vinden; het ijzer en
de motor zullen ze vernietigen. Die veel
met onze schippers verkeert, kan dit weten.
Kunnen regeering en particulieren en bo
venal onze bloeiende zeil- en
roeivereenigingen niet de handen in n slaan om te
Beter dan door vele woorden kan de be
doeling van den schrijver worden ingezien
na de bezichtiging van een 60 tal
teekeningen van onze binnenvaartschepen, die op
het oogenblik in de woning van den Secretaris
lümiiiimiinmiimniimmiMMllll
ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM
B
M
A
B
m
A
B
n
A
B
rn
on
AdzlkieAfy
M EERE.N-ARTI KELEN,
UITRUSTINGEN.
A
B
W
A
B
M
A
B
M
A
B
ABM ABM.ABM.AB^ABM.ABM.ABM.ABr-lABM.ABM.ABri.ABM
HUM l III IIIIMIIIIIIIIIIIIinillllllllllllllllllllllllllMMIHIIIIII
zich uit alle macht en wil niet gelopven,
dat hij dood kan zijn, want dan zou zij, zijn
moeder, tenminste eenig bericht moeten
hebben: man kann doch ein kind nicht
einfach einscharren, ohne es seiner
Mutter zu wissen zu tun". En daarnaast
Gertrud Hieselhahn, de gewezen verloofde
van vrouw Krngers zoon. Zij heeft van hem
een kind, maar zijn moeder heeft niet ge
wild, dat hij het meisje, zooveel minder in
stand dan de Krugers, zou trouwen.
Aangriipend is het, hoe de oude vrouw toe
nadering zoekt, als zij in Qertruds kind de
gelijkenis met haar zoen ziet. Maar Gertrud
kan niets aannemen van de vrouw, die haar
leven zoo bitter heeft gemaakt. Eerbied af
dwingend zien wij Gertrud zich staande
houden in den zwaren levensstrijd voor zich
zelf en haar kind, terwijl zij nog steun geeft
aan de zwakke, hysterische Gretchen Dietrich,
de kleine telefoniste, die, van verlangen
verteerd, door 't eindeloos wachten op den
terugkeer van haar verloofde, tot waanzin
wordt gedreven en in 't krankzinnigengesticht
haar leven moet eindigen. Als haar moeder
en Gertrud haar voor 't laatst komen be
zoeken, ligt zij daar, wezenloos voor zich
uitstarend ein menschliches Genause, aus
dem die Seele genommen war, wie aus
einem Uhrgehause das Werk".
En dan de lichtzinnige Frau Dombrowsky,
die tijdens de afwezigheid van haar man
hem bedriegt en bij zijn onverwachte thuis
komst in doodsangst wegvlucht. Later, als
zij als wegwerkster den knappen onder
officier nawuift, dien zij 's avonds bij zich
verwacht en nu plotseling ziet voorbijvliegen
in den trein, die weer nieuwe troepen naar
't front vervoert, wordt de lachende, altijd
zorgelooze door een uit andere richting
aansnellenden trein gegrepen en verpletterd.
Zoo houdt het bock ons in klimmende
spanning bij het meeleven van al die zorg
en al dien angst en al dat verterend ver
langen. Niets wordt mooi voorgesteld: zij
geeft ons het leven, zooals het werkelijk is.
De toenemende bandeloosheid van de kin
deren, die het strenge toezicht missen; de
verkwisting en de weeldezucht van de ar
beidsters in de munitiefabrieken met haar
buitensporig hoog loon; de ellende van het
verminderen der levensmiddelen. Zij laat ons
meegevoelen, hoe vermoeiend het is, in de
rij te staan voor de winkels en na uren
wachtens dikwijls weer zonder iets te moe
ten terugkeeren. Wij zien voor onze oogen
den verderfelijken invloed van al die ellende
op het karakter en de zeden. En uit haar
boeiend vertellen treden hoe langer hoe
scherper de enkele gestalten op den voor
grond, die het beeld van den nood der tijden
geven en die wij nooit weer kunnen ver
geten. Hoe fijn en echt is haar kunst.
Als ik dat met n voorbeeld zou kunnen
bewijzen, lees dan het gesprek van den
Berlijnschen huurkoetsier met zijn paard.
't Is alles zoo sober en waar. Wij lezen
niet wij doorleven haar werk.
* *
Geheel iets anders biedt ons het nieuwste
werk van Zahn. 't Brengt ons in de stille,
gesloten wereld van een afgelegen
bergstadje. En daar in den nog weer zooveel
kleineren kring van drie families, wier be
zittingen aan elkaar grenzen. Boven het
leven van Spes Muoth hangt als een onaf
wendbaar noodlot het ns zeker komend
verlies van het licht harer oogen. Zij weet
het en begeert van het leven geen persoon
lijk geluk. Zij wil slechts leven voor haar
vader en haar zusje Esther, wier geboorte
aan de moeder het leven kostte. Maar als
Christlieb Tschurner na zijn studietijd huis
waarts keert, voelt hij steeds dieper en
machtiger liefde voor Spes; hij weet dat ook
dan nog, als zij haar oogen moet missen,
haar liefde hem het hoogste levensgeluk
zal zijn. Door zijn innige liefde laat Spes
'zich ten slotte overtuigen .en hun geluk is
volmaakt, ook nog, als na eenige jaren de
onafwendbare blindheid komt, en de Nacht"
voor haar aanbreekt
Maar als dan na een paar jaar Esther van de
kostschool thuis komt, en door haar vroolijk
blijde jeugd het stille Tschurnerhuis met
heerlijk jong leven vult, dan ontwaakt bij
't vele samenzijn met haar zwager, dien zij
op wandelrit en bergtocht vergezelt, een
alles overheerschend gevoel van liefde en
levensdrang bij beiden. Christliebs heele
verlangen gaat uit naar haar, met wie hij
het leven in al zijn vulheid kan genieten.
Zelf nog onbewust van haar liefde voor
haar zwager, wijst Esther Benedikt Jowalt
van de Koninklijke Zeil-en Roeivereeniglng,
Raadhuisstraat 31, Amsterdam, voor par
ticulieren zijn tentoongesteld.
Red.
IMIIIIIIIMIJIItl 'llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllfllllll
ZUID AFRIKAANSCHE VERZEN
TWEE MINNELIEDJES
van A. D. KEET
»Nièt dat hij echt een liedje heeft,
Hij stelt het jich maar voor.
Dat uoen dfl minnedichters meer,
Haar zijn ze dichters voor."
PIKT PAAI, T -i h N ^
GlSTRAAND
Hoe triestig die wereld vanaand!
Gistraand
Was dit helemaal anders
Toe was ik nog bij die branders.
Die mense was vrolik,
Die golwe was blij,
Huppelend, skuimend,
Rij aan rQ!
En mij liefste, mij liefste
Sij was bij mij!
O was dit maar weer gistraand!
Vanaand
Is ik stil en verlate
Weemoedig loop ik deur die strate.
Die mense is vrolik,
Die mense is blij,
Lachend en skertsend
Gaan hul voorbij!
Maar mij liefste, mij liefste,
Is nie bij mij!
SONNEDAAL
Die purper van purpere lugte,
Die lila van sonnedaal
Die sterwende dag se sugte
Hul laat mij gedagte dwaal.
Ik denk aan 'n blonde meisie,
Ik denk aan 'n kleurige brief.
En ik hoor in mij slet net n wijsie:
Ik het haar, O, so lief l
af, die haar hartstochtelijk bemint en be
geert en losbarst in een niets ontziende
aanklacht. Eerst dan wéten Esther en Christ
lieb van hun liefde, die zij, in hun sterken
drang naar geluk willen vasthouden voor
altijd. Daarnaast staat Spes, die 't voelde
aankomen en niet kon afwenden, die zich
zelf als de onschuldig schuldige voelt en
toch weer in opstand komt: zij had immers
vroeger alles willen voorkomen. Zfj is be
reid om te gaan, in alles opofferende liefde.
Esther kan echter haar zuster het geluk
niet rpoven, en nu eerst recht beseffend
wat zij zal moeten missen, gaat zij weg uit
hun leven.
Spes en Christlieb blijven om het kind
bij elkaar en vinden later door de zacht
lichtende goedheid en het edele karakter
van de vrouw na veel moeilijke jaren den
weg temp.
Het verhaal draagt een stempel van
zwaarmoedigen ernst, waaraan wij dadelijk Zahn's
werk herkennen. Gaarne zouden wij de
karakters wat meer uitgewerkt
wenschenOok belicht de schrijver zijn persjnen t
eenzijdig en herhaaldelijk van denzelfden
kant; 700 komt bijv. Frau Jowalt, die zich
alleen maar van den stekeligen kant mag
vertoonen, er al heel slecht af en blijft
Christlieb Tschurners figuur over 't geheel
te mat. Dat wordt echter ruimschoots ver
goed door de fijne ontleding van Spes'
innerlijk leven. Haar lot is het grootste ge
mis naast het hoogste geluk. En als dat
geluk dan breekt, zien wij, hoe die teere,
fijn bewogen ziel haar echtheid toont en
het zware leven niet alleen weet te aan
vaarden, maar ook te overwinnen.
Het geheel is wel iets te zoetsappig. Het
zijn allen zulke goede" menschen, en wij
leggen het boek weg met een gevoel.dat
het werkelijke leven toch meest een ander
beeld biedt, door de scheipe boeken ten
kanten, die Zahn alle zoo mooi glad heeft
gepolijst.
Maar tóch een boek dat veels moois geeft,
ons tot denken stemt en graag gelezen zal
worden.
E. M. BOL AND