De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 9 februari pagina 8

9 februari 1918 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, W.EEKBLAD VOOR NEDERLAND 9 Febr. '18. No. 2120 De Huldiging van Baron van Tuyll BENE DE PATRIA MERITUS Onwillekeurig flitste mij die groet van het oude Roma aan haar verdienstelijke mannen door den geest, toen wij ons van middag hadden opgemaakt om de a Voorzitter van het Nederlandsen Olympisch Comité, Baron van Tuyil van Serooskerken een blijk te geven van waardeering voor zijn levens werk ten bate van ons volk. Het vijf-jarig bestaan van het comitéwas maar een aanleiding, en niet eens een be langrijke, het pol d hier eigenlijk uitsluitend den heer Van Tuyll, die meer dan een kwart eeuw er voor heeft geijverd de oogen te openen voor het nut van een goed geoefend lichaam en die nu in de Septembermaand van zijn leven ziet, dat de akker door hem beploegd en bezaaid begint te groenen. WIJ zijn een eigenaardig volk: wij gaan langzaam maar wQ gaan ten slotte en het zal den heer Van Tuyll heel wat meer moeite gekost hebben de Nederlanders mobiel te maken en van de kantoorkruk naar het vrije veld te brengen, dan zijn vriend De Coubertin om in Frankrijk hetzelfde te bereiken. De hypertrophie van kennis, waarin het scepticisme van de 19e eeuw ons volk heeft gedrenkt, heeft veel enthousiasme gedood, iiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiinii nu iiaimiimiHliii CONCERTGEBOUW Onder Mengeltferg hoorden wij in een der laatste uitvoeringen als noviteit het zeer interessante poèmedanséjeux" van Debussy, een muzikaal klankenspel als Illustratie Reschreven voor het beroemde Russische bal let (Nijinski); in het theater der Champs Elyseés voor het eerst opgevoerd in 1913. Het gegeven, de bekoring van den dans van een jongen man, uitgaande op twee jonge meisjes, roept onwillekeurig den geest op der Blumenmadchen, die den argeloozen Parsifal in hunne netten moeten lokken. Zeer zeker heeft hier bij Debussy de grond gedachte menige overeenkomst met Wagner's geniaal fragment, vooral waar het de rhytmiek van het motivisch materiaal geldt. Toch schept de componist in eene schit terende kleurenmengeling een klankengeheel, als alleen zijn rijk palet vermag te schen ken; een beeld zoo fantastisch, maar tevens van eene dermate zwoele sensualiteit, dat wij, ondanks het latent-decadente in de uit werking van genoemd gegeven, slechts bewondering kunnen gevoelen, voor de wijze, waarop hier een schouwspel, In dezen onvolkomen vorm aan ons oog onttrokken, muzikaal wordt gesuggereerd. Toch gelooven wij, dat dit werk, waar over bij eene eerste uitvoering slechts eene algemeene indruk kan worden uitgesproken, bij nadere kennismaking meer een uitvloeisel van technisch vernuft zal blijken te zijn dan wel van die spiritueele inspiratie, die in de Préludes, Après-midl d'un faune, Chlldren's Corner enz. te vinden is. De uit voering, door Mengelberg tot in de kleinste finesses verzorgd, liet van de rijk geïnstru menteerde partitie geen noot verloten gaan. Toch kunnen we bij dit zeer speciale genre van kunst niet recht warm worden en over het begrip van objectieve waardeering heen stappen. Meer uit het hart opwellend dan Debussy's exotisch-fantastisch klankengespeel zijn de liederen van G. van Brucken Fock, die thans eene herhaling beleefden. G root e waardeering mogen we hier voor menige treffend geslaagde episode hebben, waarin men menigmaal eene zeer gevoelige inspi ratie kan waarnemen, zooals in het stem mingsvolle slot van Gleichnls". Doch wat bij Debussy treft, missen we hier; de geniale, logisch voortbouwende meesterhand, zoodat belemmeringen van technischen aard menigmaal de uit werking der gedachte in den weg schijnen te staan. Te dikwijls wordt de zangstem verdrukt door de orkestratie, die mede door de tekst keuze noodzakelijk in een te eentonig grauwe tint komt te vervallen. Voor onzen smaak bereikt de componist in deze liederen geens zins de originaliteit, die wij in de meeste zqner voortreffelijke klavierstukken vinden, al zijn brokstukken als in GleichniS: die vele gevoelsuitingen als minderwaardig bestemptld, een cultuur van den geest ge schapen, waardoor het lichaam, zoo in eere bil d* Grieken en Romeinen, zoo goed ver zorgd ook bij de Engelsfhen, vrij wel verwaarloosd is geworden. Wat de heer Van Tuyll precies gedaan heeft, om daarin verandering te brengen weet niemand. HQ heeft sinds langen tijd zijn belangstelling aan de vaak schamele sportultingen gegeven door zij» tegenwoor digheid in tijden, dat iedereen daar nog iets geks in vond, hij heeft ons land bij buitenlandsche feesten vertegenwoordigd en daar rondgekeken en afgeluisterd, contact gezocht met de leiders van nieuwe bewe gingen, hij heeft met ministers en invloedrijken in het eigen land gesproken en ze opgewekt hier toch ook eens iets aan de lichamelijke opvoeding te doen en vaak aan doovemans oor geklopt, hij heeft ten slotte met zorge zijn gelegenheid afgewacht om zich aan het hoofd van een beweging te stellen, waarop hij nu voor goed zijn stem pel heeft gedrukt. Bene de patria meritus! Hij zei 't van middag! .als eens op een Olympiade de Hollandsen* vlag in top wap pert, zal ik er niet meer zijn, maar ik hoop dat men dan zal zeggen: dat had van Tuyll moeten zien." Dat zal zeker zoo gezegd worden, want ieder, die iets voelt voor dit oude land, beseft, dai hier een warm vaderMevrouw van Tuyll IIIIIIIIHItlllllHllllllllmilllllUlllllllllllllllllmMHHIIIHIIIMIIIIIIIMHttltl machen grosse Augen und wundern sich" van waarlijk groote schoonheid. Meta Reidel vervulde hare taak, deze zeer zware eisenen stellende liederen te interpreteeren, op zeer loffelijke, intelligente wijze, maar kon zich bezwaarlijk met haar niet steik dragend ge luid boven de orkestratie doen gelden. Het programma was aangevuld met Grétry's heerlijk frissche ouverture L'êpreuve villageoise", die ons naar meer werk uit de oudFransche school deed verlangen, benevens het Melstersingervoorspel. Van genoemde ouverture gaf M. eene gracieuse, soberexpressieve vertolking, terwijl Wagner's voorspel onder zijne leiding meer het beeld der in Scène gesetzte Fuge", zooals Bülow het noemde, naar voren brengt,dan welden komischen ondertoon weet te vinden. Zoo is ons b.v. de intrede van het motief Scheint tnlr nicht der Rechte" nog niet spotachtig genoeg en gevoelen we de acht sten der begeleiding nog meer staccato. Het geheel dunkt ons minder lyrisch angehaucht" en wij betwijfelen, of de in zijn liefde on stuimige jonker Stolzing een zoo zwaar sentimenteel heerschap was, als Mengelberg hem karakteriseert. Na deze subjectieve bedenkingen van zuiver aesthetischen aard mogen we niet verzwijgen, dat het slot, van af bet reusachtig orgelpunt, door M. zoo grandioos wordt uitgebeeld, als wfl het slechts uiterst zelden onder andere dirigenten hooren. Als onze geniale dirigent maar ? steeds dienaar der hoogste zuivere schoonheid zou willen zijn en er voor hem geen publiek bestond, dat hij meende door overtollig physiek gebaar te moeten imponeeren! Reeds als vanzelf zouden de schoonheden door eene volmaakte voordracht van uit het orkest opbloeien, dank het individueel meeleven zijner leden. Menschen als de jonge dirigent Knappertsbusch nog onlangs en landgenooten als een van Anrooy, Cornelis en Heuckeroth bereiken met eene enkele aanduiding bij hun resp. bastuba en trombones evenveel als Mengelberg, wiens druk domineerend gebaar maar al te dikwijls overwogen, niet spontaan gelijkt. Waarlijk, als kunstenaar staat deze man te hoog, om bij ons een vermoeden van goedkoope trucs" te doen ontstaan, die, al naar eene uitlegging ten goede of ten kwade uitvalt, het oordeel omtrent de innerlijke waarde van zijne natuur moeten beinvloedenl . VAN LEEUWEN. Illllllllllll: IIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIlmilllllllllHIIIIIIIIIMIIIIIItlHIIIIIIMIII IN MEMORIAM DAN. DE LANGE door ANT. AVERKAMP lander aan hef woord was, wiens eenvoudige rhetoriek door een gloed van overtuiging wordt gedragen. De gelegenheid om openlijk in 't krflt te trekken is na veel jaren gekomen. De op richting van het Internationaal Olympisch Comiti in 1892 is het sein geworden voor een beweging over de geheele wereld, die zich langzaam aan genationaliseerd heeft, omdat ieder land natuurlijk heeft gestreefd naar een vorm, die het mogelijk zon maken met eenigen kans op succes op het groote wereldfeest uit te komen. Behalve dat het Olympisch Comitéin Nederland het vereenigingspunt is geworden van alle sportbonden en bondjes, die tot dusver op eigen gelegenheid zoowat schip perden en elkaar zooveel mogelijk tegen werkten, heeft de Voorzitter daardoor een positie gekregen, die het hem mogelijk maakte met meer kracht en autoriteit op te treden. Hij hield van dat oogenbllk af op te zijn een particulier, die zich voor een zaak interesseerde, maar werd de drager van een gedachte door hem zelf gewekt maar bloeiend nu in hoofd en hart van velen. Het moet voor hem een voorrecht zijn Een figuur die gedurende een lange periode greoten invloed op ons muziekleven heeft Generaal A. R. Ophorst IMMIlnlmillMMMMHItmlmllmillllMIMIIMIlmimlHIIMMIIIIIMIIIIIIIIMI uitgeoefend, is met DE LANQE heengegaan. Indien hij niet, een vijftal jaren geleden, ons land metterwoon verlaten had, dan zouden zeker tal van vooraanstaande mannen bij zijn uit/aart getuigd hebben van hetgeen wij in DE LANGE hebben verloren. Thans echter, nu hij niet meer te midden van ons vertoefde en, in deze ernstige tijden slechts wereldschokkende gebeurte nissen in staat schijnen onze aandacht ge spannen te houden voor wat ons niet on middellijk raakt, moeten wij ons tevreden stellen met een meer of minder uitvoerig courantenbericht, dat ons mededeeling doet van zijn verschelden in den vreemde, ver van zijn vaderland; en zQ die met DE LANGE weieens in aanraking zijn geweest, kunnen zich rekenschap geven van zijne verdiensten en in stilte overpeinzenwat hij voor hen en ons land is geweest. DE LANGE had karaktereigenschappen van zeer bflzonderen, ik zou haast zeggen van exentrieken aard. Door weinigen werd hij begrepen, omdat zijne daden en han delingen zoo menigmaal afweken van het geen men als vanzelf sprekend beschouwt. En zelfs VERHULST, zijn oudleermeester, voor wien hij tot aan diens dood toe, een groote vereering koesterde, moest dikwijls hoofdschuddend zeggen: ik begrijp de Lange niet". Vaak kon hij de menschen met wie hij te doen had voor feiten stellen, die zij in het minst niet verwacht hadden. Ik waag het te betwijfelen of er wel ooit iemand geweest is oie zijn ziel in haar geheele diepte wist te doorgronden. Zou het ook niet aan deze karaktereigen schappen zijn toe te schrijven dat hij op zeventigjarig«n leeftijd afscheid nam van zijne kinderen, aan wie hij toch zoo bui tengewoon gehecht was en van zijn vader land, dat hij zoo innig lief had, om met de vrouw, met wie hij in tweeden echt ver bonden was, in de nieuwe wereld zich een nieuwen werkkring te zoeken ? Het was zelfs voor DE LANGE'S vrienden niet gemakkelijk steeds in goede verstand houding met hem te verkeeren; daarvoor was zijne natuur te domineerend en ook dikwijls te agressief. Overigens gaven die zelfde eigenschappen hem iets zeer persoonlflks, iets dat hem sterk onderscheidde van al zijne kunstbroeders en hem een eenige plaats deed innemen onder zijn tijdgenooten. Reeds op jeugdigen leeftijd was hij naar het buitenland vertrokken en gerulmen tijd, vóór 1870, te Parijs werkzaam geweest. Daar had hij zich die gemakkelijke manier van bewegen eigen gemaakt, die den man van de wereld" kenmerkt. Buitendien trok zijn mooie, scherp omlijnde artistieke kop steeds in hooge mate de aandacht. Voeg daarbij aangename omgangsvormen en een geestig discours en men zal het begrijpelijk vinden dat de Lange in tal van aanzien lijke kringen een gaarne geziene persoon lijkheid was. Als kunstenaar heeft DE LANGE steeds de vaan zijner kunst hoog gehouden. Op dat gebied wist hij niet te transigeeren en met grooten ijver en taaie vasthoudendheid stelde hij alles in het werk om het doel dat hij op het oog had, te bereiken. On tegenzeggelijk heeft hij den stand van den musicus door zijne persoonlijkheid en het gezag dat daarvan uitging, buitengewoon omhoog geheven. Decompositiën van DE LANGE zijn niet talrijk: twee symphonieen, eene opera, (De val van Kuilenburg), echter nooit opgevoerd, enkele gelegenheids- cantaten en eenige liederen. Als leerling van Vet hulst heeft DE LANGE in zijn jeugd weinig aanraking gehad mét de moderne muziek. Echter in enkele zijner werken, vooral In De Roze" van Albett Verwey, heeft hij toch blijk gegeven de moderne muziek te zijn toegedaan. Als dirigent heeft DE LANGE naam gemaakt met het door hem saamgestelde a cappellageweest van middag te zien hoe de Voor zitter van het Nederlandsch Gymnastiek Verbond, 50 jaar oud, stond naast dien van de jonge Nederlandsche Athletiek Unie, belden vertegenwoordigend richtingen, die vroeger niets van elkaar moesten hebben, maar nu onder zijn leiding broederlijk samenwerken om aan een vurigen geest een goed geoefend lichaam te geven; niet min der ook de voldoening te hooren herinneren, dat de regeering hem kort geleden tot voor zitter van een staatscommissie van advies in zake de lichamelijke opvoeding heeft benoemd, omdat hij daardoor de gelegen heid heeft gekregen te waken tegen blunders en te beluisteren, wat er voor nieuws te doen is, waar kan geholpen worden of ini tiatief ontwikkeld. Hoe dat alles door Van Tuyll is bereikt, valt moeilijk te zeggen. Veel geschreven heeft hij niet. Ik heb zelfs vaak betreurd dat wij van zijn hand niet hebben een werkje, dat een evenknie zou zijn van DeCoubertins Essais de psychologie sportlve; zijn woord is sober. Soms heeft het iets van den Franschen zwier, meer doet het mij denken aan de rustige humoristische welsprekend heid van den Engelschman. Bovenal is hij een overtuigende en uiterst suggestieve per soonlijkheid, die zich geen moeiten ontziet, naar wien leder zich wel wil schikken om zijn stipte onpartijdigheid, zijn groote be minnelijkheid. Ik werk dit niet uit. 't Is voor Mej. Crena de Jongh, da eenige dame met vaardlgheids-diploma toont hare medaille aan Mevr. van Tuijll koor, dat, aanvankelijk bestemd om de muziek onzer oude Nederlandsche meesters te doen hooren, op de Musik und Theater-Ausstellung" te Weenen in 1892, later in ver scheidene plaatsen van ons land, Dultschland, Frankrijk en België, met groot succes optrad. Doch ook komt DE LANGE de ver dienste toe in een tijd dat Berlioz hier nog weinig bekend was, diens, Damnation de Fausf' voor het eerst te hebben opgevoerd (1882). Overigens zullen velen zich nog wel herinneren de uitvoeringen van Bach's Johannis- en Mattheus Passion onder zijne leiding, uitvoeringen waarvan een groote wijding uitging. Voorts zij hier vermeld dat hij lange jaren de begaafde leider is geweest van de Toonkunst-Zangvereenlging te Leiden. Als leeraar had DE LANGE veel invloed op zijne leerlingen. Er ging een edele, echte, ongeveinsde geestdrift van hem uit en hq wist zijne leerlingen te bezielen met een vast geloof in het ideaal. Ook op de jeugd heeft DE LANGE invloed uitgeoefend als be werker van de methode Galin-Paris-Chevc, die te Amsterdam vrijwel algemeen is inge voerd op de lagere school en die hij met warmte wist te verdedigen, als zij door zijnecollega's werd aangevallen,zooals o.a.op het Muziek-congres te Amsterdam. Als algemeen secretaris van de Maat schappij tot Bevordering der Toonkunst, een ambt dat Dr. J. P. Heije vóór hem had bekleed, stond DE LANGE in verbinding met de meeste en belangrijkste plaatsen van ons land. Maar nog meer bekendheid had hij in den lande verworven door zijne Muzikale Kronieken" in Het Nieuws van den Dag", welke tot in de kleinste plaatsjes met de grootste belangstelling gelezen werden. Herhaaldelijk placht DE LANGE te zeggen dat hij niet zou rusten, voor hij twee din gen tot stand had gebracht, n.l. een Conservatorium te Amsterdam, en een Ne derlandsche Opera. Tot de oprichting van het eerste heeft hij den stoot gegeven, hoe wel hij eerst in 1895 daarvan als directeur optrad.Ook voor de tot standkoming van de Nerterlandsche Opera heeft hij in woord en geschrift ijverig gewerktSchrijver dezes heeft het voorrecht gehad, gedurende tal van jaren op zeer intieme wijze met den heer DE LANGE te hebben mogen verkeeren. Hij heeft daarbij gelegenheid ge had ruimschoots te putten uit den rijken schat van geest en gemoed, waarover DE LANGE beschikte. Nu het ons niet gegeven is zijn stoffelijk omhulsel hier grafwaartste dragen, heeft hij gaarne de gelegenheid aanvaard, hem door de redactie van De Amsterdammet"gegeven, eewfcln Memoriam" te wijden aan den man, die waarlQk een figuur geweest is in ons muziekleven en er enorm veel toe heeft bijgedragen, dit in goede banen te leiden. iiniiMiiiiinim DE HOYTEMA-KALENDER Met nog grooter piëteit met een nog dieper weemoed zullen wij dit jaar de bla den maand na maand afscheuren. Ieder jaar vreesden wij het: dit zal mis schien de laatste zijn, nu is het onherroe pelijk." En in 1919 zullen wij onzen trouwen vriend aan d<? wand moeten missen zooals wij nu in 1917 onzen trouwen vriend in Den Haag te vroeg moesten missen. Laten wij hopen dat de firma Ferwerda en Tieman die de laatste jaren de exploitatie van de kalender in handen had, geen ander vraagt het in van Hoytema's plaats te doen er zijn neg wel andere aardige manieren van reclame maken te vinden want de *r. Jhr. Six de persoon zelf vervelend om te lezen. Er is hem dan van wege de sportbsnden bij het Nederlandsch Olympisch Comitéaan gesloten een oorkonde aangeboden, fraai gestyleerd, getuigend van den dank van velen, die hij in hun strijd naar boven heeft gehol pen en saamgebracht. 't Was een eenvoudige hulde. Toch zou Ik willen, dat een llevcllngsdenkbeeld van den heer Van Tuyll nog eens werkelijkheid werd: de oprichting van een instituut voor de vorming van leiders der lichamelflkeopvoeding, een College d'athlètes, zooals te Rheims kort voor den oorlog is geopend en in een der laatste nummers van de Revue Olympique beschreven. Dat is in waarheid de zekerste wijze om op den duur ons volk goed te oefenen: degelijk onder legde instructeurs. Ook dit denkbeeld begint wortel te schieten: wij hooren van roeiinstructturs, diploma's van leider voor lichamelijke opvoeding, cursussen voor spelleiders. Het zijn sporadische pogingen. Een centraal instituut,waarin alles geconcentreerd is, in de hoofdstad naast het stadion, zou voor den voorzitter van het Nederlandsch Olympisch Comitéwel de grootste voldoening zijn op zijn onvermoeid streven. FRISO van Hoytema-kalender is iets zoo persoon lij ks, iets zoo van hem alleen. Hij Is niet t vervangen door wie dan ook. Is het niet een droeve beschikking van het lot dat deze keer voor het eerst de kalender zoo sober en droevig in simpel zwart en wit is gedrukt. Ik wist het reeds lang dat 1918 ons geen kleurige fleurige vogels zou brengen, ik had de eerste bladen al eerder gezien, ik wist het ook dat dit de laatste zou zijn, maar toen ik de kalender voor het eerst zag hangen in het etalageraam van een boekwinkel trof mij op eens dit stille zwart tegen den ivoren achter grond als iets van rouw. ? De kleine vogel, die op het Januariblad staat, zoo eenvoudig en lief telgen het effen fond, zingt, zingt, vol levenslust en vreugde, hij zingt... en wij moeten onwillekeurig denken aan van Hoytema zélf die ook tot het laatste toe zong en die zooveel levens vreugde bezat dat hij als hij maar even geen pijn voelde vol geestdrift en blijheid kon zijn over een bloempje over een kleine vogel, over niets en alles, die alt g d weer met moed en opgewektheid zijn pijnlijke dagen doorleed en doorleefde. Deze kalender is het allerlaatste werk, gemaakt door een stervende. De weinige krachten die hem nog restten heeft hij aan zijn werk gegeven en het is zijn groote rust en troost geweest, dat hij zijn kalender af en bezorgd wist. Ik wil de bladen van deze van Hoytema-kalender niet bespreken, op dit wei k past geen kritiek, wij hebben haar aan te nemen met bewondering en eerbied, En het is zeker dat geen van zijne kalen ders, zelfs zijn allermooiste niet, zóó ont roerend is. Van Hoytema was een groot kunstenaar. HQ was ook een goed vriend. En wij zooals we de laatste jaren in zijne intimi teit geleefd hebben zullen nooit het voor beeld vergeten, dat hij voor ons allen ge weest is het voorbeeld van moed in ellende, van liefde en eindeloos vertrouwen Deze laatste kalender, een gestamelden groet aan het leven dat hij mateloos beminde en mateloos bewonderde, is voor ons mér dan een kunstwerk. Het is voor ons een aller heiligste herinnering, een laatste trilling van zijn vriendenhand. Daarom is ditmaal de Hoytema-kalender in geen enkel opzicht te vergelijken met eenig ander werk van eenig ander kunstenaar. A. G. B. Liedje Ik heb in lange nachten Van u gedroomd, Al mijn gedachten Waren met licht omzoomd. Ik heb op zonn'ge dagen Op u gewacht, En liggen vragen Om nog ndroomen-nacht. De dorheid van de nachten Duurt altijd voort, 'k Lig droef te wachten Tot d'ochtend gloort. GUUS MOUSSAULT Illllllllllllllllt IIIIIIIIIIII l IIII11IIIIII l IIII11III11II HUI l III HUI 11 AMSTER1UM ARNHEM 'S-6B1TENHA6E ROTTERDAM UTRECHT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl