Historisch Archief 1877-1940
H'. 2121
Zaterdag 16 Februari
A°1918
D-E AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON
t Prijs per No. f 0.20. Per 3 rond, f2.25. Abonn. loopen per jaar | | UITGEVERS; VAN HOLKEAVA ft WARENDORF, AMSTERDAM | | Advertentiën omslag f 0.35 p. regel, binnenpag. f 0.40 p. regel j
nrHO TO>« Bladz. 1: Studie i n Revolutionarisme.
Oaen Stinkende Wonden ! Nationaal
Apothekersbedrjjf, dooi v. H. Buiten!. Overzicht, door O. W.
Eemkamp.?2:Sloitingstinr, teekening v. Jordaan.
Waarom Pro-Entent«, door dr. F. T. Eeden.
Krekelzang, door J. H. peenhoft. Prof. Hngo
de Vries, door dr. Heinsins. 3: Da Eerste Ty and,
door Blanche t Emerson.?.ri: Voor Vrouwen, door Elis.
M. Bogge. Uit de Natuur, door Jao. P. Thijsse.
6: Boekbespreking, door dr. J. Prinsen J.Lzn. en
J. E. Italga. 7: Athletwk, door H. ». fan
Leeuwen.?DeFranscheQoest,door Joh.Tielrooy.
9: Boekbespreking, door prof. H. Brogmans.
Dram, Kron., door Top Naeff. 10: Op den Eoon.
Uitkyk, door jhr. H. Smissaert.?Tentoonstellingen,
door Plassch&ert. Ben Joodgch Congres in Ne
derland, door J. Ornstein-Hoofiën. 12: Uit het
Kladsohrift van Jantje. Februari-Tentoonstellig,
door H.?De. Boeter-Kalender, door A. G -B.?Nacht
liedje, d.<W, G, MousBanlt. Uit het Gedenkboek
ran Janna, door een Lid, 13: Baaiand slikt den
Trede, teekening van Joh. Braakensiek.
Leekenspiegel. Damrubriek, red. E. C. de Jonge.
Bijvoegsel: Droogmaking van de Zuiderzee,
teekening van Joh. Braakensiek.
STUDIE IN
REVOLUTIO
NARISME
Menigeen houdt zich bezig met de
vraag: hoever zal het in Europa met de
revolutie loopen?
Staan wij werkelijk aan den vooravond
van een zich met kracht voortplantende
omwenteling, of blijft het bij tumulten,
die den bestaanden stand van zaken in
den grond niet aantasten?
Dat wij reeds nu geweldige ver
anderingen en ingrijpende hervormingen
beleven, is duidelijk. Het bouwwerk
wordt als 't ware voor een goed deel
anders ingericht, de meubileering verzet.
Maar zal het ook onderste boven
worden gekeerd, uit elkaar gerukt en in
vlammen gezet? Moet geheel Europa
zich voorbereiden op een vloedgolf van
den geest, dien wij nu maar den geest
van Petrograd, Moskou en arm
Finland van Helsingfors zullen noemen?
Staan er jaren voor den boeg, als die
welke onze voorouders na 1789 hebben
beleefd, en waarvoor zij in 1848 nog
hebben gebeefd? Moeten wij ons voor
bereiden op een tijdvak, waarin de
staatsgebouwen met feilen haat zullen worden
gesloopt, de straten opgebroken, de
levens op 't schavot gebracht, de be
zittingen geconfiskeerd, de schulden ge
annuleerd, vaandrigs tot opperbevelheb
ber, een matroos tot admiraal uitgeroepen
en de hooggeplaatsten vernederd; waar
de wilde waan den scepter gaat voeren
en de ontevredenheid zich vruchteloos,
dan hier, dan daar grijpend, te bevredi
gen zoekt?
Niet dus over de ideale omwenteling,
die geacht wordt den hemel op aarde
te brengen, gaat het hier, maar over
de werkelijke revolutie, van wier grootsche
verschrikkelijkheid de geschiedboeken
gewagen.
Natuurlijk vervullen zich reeds ver
scheidene geesten met dit vooruitzicht.
Er is nooit iets aanstekelijker geweest
dan revolutie, en wij merken het zelfs
ook rondom ons in den bescheiden
Nederlandschen kring, hoe er op afgevlogen
wordt.
Hier en overal wanen er zich reeds
Mirabeau's en Robespierres, Kossuth's
en Rienzi's, Gracchen en Brutussen voor
den komenden tijd.
Van Nederland is intusschen ook reeds
in den eigen kring der revolutionairen
terecht gezegd, dat het in dezen nimmer
eenen stoot zal geven, en hoogstens in
't voorkomende geval een stootje onder
gaan. Wij zijn een burgerlijk volk, ge
speend van dramatiek. Ongerekend den
vrijheidsoorlog, hebben ook onze vurigste
pmwentelaars zich gewoonlijk meer in
ietwat gezwollen redevoeringen dan in
geweldige daden doen kennen. De
schrikkelijkste gebeurtenissen zijn er
vrijwel toe beperkt dat, gelijk de waar
dige historieschrijvers 't uitdrukten: het
grauw eenige woningen geplunderd
heeft".
En ook daarvoor is tegenwoordig
meenen wij, het grauw" te redelijk, en
te redelijk behandeld. Er is geen grauw
meer. Het zijn allen menschen geworden.
Maar iets anders is het, wanneer wij
op het groote vfid van Europa om ons
zien.
Werkt daar de geest der revolutie door?
Slaat daar het regime der Bolsjewiki
gretig over?
Een tijd lang heeft het zoo geschenen.
Een tijd lang scheen het, alsof met Trotzky
en Lenin nieuwe genieën over de
menschheid gevaren waren, en, de radicale volks
macht alle vastgeroeste instellingen
^verwrikken, alle misstanden op zij zetten,
alle nieuw licht brengen zou.
Dan zeker zouden de kiemdragende
drakentanden ook elders overwaaien, en
de revolutionaire bewegingen uit den
grond doen opschieten.
Maar nu reeds, na 't verloop te
BrestLitowsk, na de ellendige terreur, schijnt
dat anders.
Het is moeilijk in dezen tijd voorspel
lingen te doen. Het is inderdaad een tijd
van Ontevredenheid en Geweld. Wie zal
zeggen, welk verwoestend kroost nog
uit deez' beider paring voortkomen zal ?
Maar voor het oogenblik meenen wij
toch, dat de geest van democratische
orde, die in het Westen, in Engeland, in
Frankrijk, in Amerika is grootgebracht,
de overhand behouden zal over den geest
van mystieke Slavische wanorde, even
goed als over dien van teutoonsche reactie.
Wie zich een oordeel wil vormen over
de intensieve kracht van het Russische
revolutionarisme, kan daarin misschien
geen beter inzicht krijgen dan door het
revolutie-opos van dien grooten kenner
der menschen, Dostoïevski.
Zijn Daemonen, geheel aan de ontleding
van de Russische revolutionaire wereld
gewijd, het is reeds in de 70er jaren
geschreven is eene aangrijpende schil
dering van dat geheele milieu der
Bolsjewiki en Menschjewiki en andere
wiki. Het doet hen zien, met Pjotr
Stepanowitsch vooraan, in alle
hoogtevlucht van hunne denkbeelden, maar
ook in allen waanzin en abnormaliteit,
in het impulsieve en niets-ontziende van
hun plotseling handelen, en eindelijk
in de leegheid, de onstandvastigheid, de
werkeloosheid van hun geheele werken.
Het is vrij wel geruststellend.
Dostoïevski heeft dit boek blijkbaar ge
schreven als een studie van bittere
analyse en teleurstelling over het ver
warde van 't Russische revolutionarisme.
De feiten van thans kloppen nog won
derwel met zijne diagnose. Zij geven een
grond van waarschijnlijkheid te meer
voor de voorspelling, dezer dagen door
door den generaal Sytrin geuit: Rusland
keert binnenkort weer tot een monarchaal
en ordelijk bestuur".
Al moet waarschijnlijk voordien nog
heel wat verwarring doorgezwoegd!
Een andere der grootste kunstenaars
heeft ons een ander beeld van den
revolutionairen voorman geteekend;
Anatole France, in zijn Les Dieux ont
sof/".
Ziet daar beschreven den Franschen
revolutionair van 1790. Geen woorden,
maar een stelselmatig en hardnekkig
doorzetten, handelen. Geen respectvoor
iets, behalve voor n ding: de ver
wezenlijking der Revolutie. Daarna
zullen de weldaden komen. Vrijheid,
verdraagzaamheid, vrede onder de
menschen. Maar orn die, om de idealen
der revolutie te bereiken is voordien
hardheid, dwingelandij en onverbiddelijke
strijd noodig.
Zoo leven in het revolutionaire ge
moed twee zielen naast elkaar. Daarvan,
van die neiging tot het despotieke,
hebben ook de Russen reeds iets te zien
gegeven l Veel sterker is het, voor vijf
kwart eeuw, de heerschende stemming
geweest, toen een Baboeuf, toen een
Marat, het volk toewenschten: een
tyrannieke régénérateur om met alle
vijanden van het nieuwe evangelie
korte wetten te maken!"
Echter, zulke hernieuwers" ziet men
thans nog niet. Gelijk de geheele tijd
merkwaardig arm is aan uitstekende per
soonlijkheden, valt ook van aanstuwende
volksleiders nog niets te bekennen.
Alweer kan men zeggen, dat de meest
geliefde leiders nog geleverd worden door
de bestaande, de georganiseerde demo
cratie, hetzij ministers of generaals.
Ook wanneer na de leiders van het
oogenblik de leiders van de toekomst zul
len komen, moet men toch de menschheid
toewenschen, dat ze het niet tot revolutie
komen laat.
Stof ertoe zal er genoeg zijn. Zij ont
staat bij voorkeur uit het mengsel van
ontevredenheid der massa en onmacht
der regeeringen om deze te ondervangen.
Een en ander zal, houdt eenmaal de
oorlogsspanning op, in nog veel sterker
mate voorhanden raken!
Afgezien van alle persoonlijke ellende
echter, kan toch de revolutie daarom
nooit een begeerlijk goed worden, om
dat zij steeds op teleurstelling uitloopt.
Zij brengt niet het heil, dat werd ver
wacht, en het heil, dat zij brengt, kan
op andere wijze worden verkregen.
Deze harde les heeft de ervaring
zelfs aan de deelnemers van de meest
grootsche omwentelingen geleerd. Hunne
gedenkschriften loopen van deze be
kentenis over.
De revolutie brengt rampen in de plaats.
De grootste ramp, die zij brengt, is
wel nog deze, dat zij weer leidt tot
reactie en star behoud.
Indien er iets te vreezen is na dezen
oorlog, dan is het een reactionarisme,
zooals ook de eerste helft van de 19e
eeuw heeft gezien. Een conservatief auto
ritarisme, op politiek, ook op sociaal
gebied.
Wij zien daartoe wel sterk de moge
lijkheid. Wij zien het echter geen wer
kelijkheid worden, wanneer niet aan den
anderen kant anarchisme en revolutio
narisme den boel komen bederven.
Dringen deze naar voren, dan breekt de
tegenstrooming onherroepelijk baan. Een
nieuwe tijd van inwendige botsingen vangt
aan! In Berlijn is dezer dagen reeds een
begin vertoond.
Daarmede is echter niemand gediend.
Niemand kan vanzelf de neiging hebben,
op de ruïnen van vandaag nieuwe con
flicten aan te gaan voor het vervolg.
Maar de beide uitersten zullen uiterst
gevoelig zijn. Zoowel het volk als het
conservatisme. De vonk tusschen beiden
kan o zoo lichtelijk overspringen!
Zoo wordt het vóór alles een tijd voor
den weerstand van het juiste midden.
Aan den eenen kant een volledig aan
vaarden van de veranderingen, ook de
maatschappelijke en economische ver
anderingen, welke het volksbelang mede
brengt. Volledige doorvoering ook van
de democratische staatsbeginselen.
Aan den anderen kant evenwel de
samenwerking van alle verstandigen, om
der menschheid de misrekeningen van
het revolutionarisme te besparen.
v. H.
GEEN STINKENDE
WONDEN!
Dat er omtrent dit alles een zeer
speciaal en oordeelkundig onderzoek
moet worden ingesteld, dat met voort
varendheid moet worden doorgevoerd,
en dat zooveel mogelijk in de openbaar
heid moet morden gebracht, een onderzoek
dat geen ambtelijk maar een judicieel
karakter rnoet dragen", zoo schreven
wij dezen zomer, toen de onthullingen
omtrent misbruiken bij de
uitvoerconsenten en in den uitvoerhandel van
eieren en pluimvee voor 't eerst naar
voren kwamen.
Is er overdreven, onwaar of sensationeel
beschuldigd, dat het blijke.
Is er geknoeid, zijn er nalatigheden
geweest, dat zij aan den dag mogen
komen.
Het is noodig orn te bewijzen, dat
eens vooral de krachtige weg moet wor
den ingeslagen."
Wij kunnen niet anders dan op het
zelfde aansturen, nu ook weer naar aan
leiding van de onthullingen, betreffende
den peulvruchtenhandel, den veeuitvoer
enz., neergeschreven in den open brief
van den heer De Goede tegen den heer
De Jong.
De tijd is zwaar van ernstige aan
klachten. Zwaar ook naar het schijnt van
verkeerde insluipsels en misstanden.
Men krijgt een gevoel, als voeren wij
op een lekkend schip, waar het water
door allerlei voegen begint te sijpelen.
Hier wordt een pluimveecontroleur eer
vol ontslagen, hoewel de man zich voort
durend heeft laten befooien. Een vierkant
inzicht wordt aan 't publiek onthouden.
Daar bemoeit zich een Kamerlid met
consenten en handelsinlichtingen, uit
welk motief dan ook, in elk geval een
zeer bedenkelijke gedragslijn.
Een rijkscommissie van bouwmateriaal
wordt openlijk beticht, ten eigen bate
de prijzen te hebben opgevoerd.
Nog steeds hangen de bedenkingen
tegen het riiksgraanbediijf.
Op de Beurs worden over allerlei
bureaudiensten meest openlijke
knoeierijen verteld.
Een contract voor het Goudsche
Belgenkamp lijkt een leelijke snijerij".
Er wordt waarschijnlijk hier en daar
ook wel gepraat, overdreven en gelas
terd. Niemand mag oppervlakkig weg
veroordeeld.
Maar er zijn dingen, waarvan ieder
op het eerste gezicht kan zeggen, dat
zij niet in orde zijn!
En 't gaat zijn gang.
Welken gang?
Den gang naar wantrouwen en cor
ruptie.
Er is maar n middel, om den goeden
geest te handhaven, het wantrouwen te
voorkomen en er den schrik onder te
brengen.
Ingrijpen met de ijzeren hand!
Wij zien geen andere mogelijkheid of
plicht, dan dat al het geknoei of de bewe
ringen van geknoei, door de
oorlogsbedrijven over ons land gebracht, officieel
aan een onverbiddelijk, onpartijdig en
scherpziend onderzoek worden onder
worpen.
Het schip moet gezond blijven en
vrij van invreetsel.
? v. H.
NATIONAAL APOTHEKERS
BEDRIJF
Wij zullen na den oorlog zeker tot veel
concentratie van bedrijven komen, waar men
voordien niet zoo gemakkelijk toe overging.
Monopolie's van staatswege of onder
staatstoezicht, zullen allicht meer in de lijn
vallen.
Het nut van geconcentreerde organisatie
is duidelijker gevoeld. De bezwaren van
bestaande particuliere belangen staan minder
in den weg.
En ook uit een financieel oogpunt zullen
staat of gemeente wel naar de inkomsten
of winstgedeelten uit monopolie-bedrijven
kijken. Zeer zeker krijgt de
overheiddeelneming in bedrijven voor de bestrijding va«
de geldelijke lasten mede een beteekenis.
De heer Van Kol schreef over deze stof
zoo juist een brochure.
De heer Treub heeft zelfs reeds een, min
der gelukkig, voorbeeld bij den kop gevat:
de monopoliseering der verzekeringsbe
drijven.
In het Pharmaceutlsch weekblad bepleit
de heer R. Feenstra een Monopolietrust in
't Apotheekwezen, een soort Nederlandsche
Bank voor de productie en den verkoop van
geneesmiddelen.
Een centrale instelling, met het uitsluitend
recht van verkoop in den lande, onder
overheidstoezicht, waarvan alle apotheken,
hulpapotheken enz. afdeelingen zullen zijn.
Over de beteekenis van zulk een plan,
en deszelfs uitvoerbaarheid aanstonds een
afdoend oordeel uit te spreken, is niet wel
mogelijk.
Daarvoor hangt teveel van bij zonderheden af.
Natuurlijk zijn er ook voor de hand liggende
be_zwaren, en andere, die alleen den inge
wijde opvallen. De eerstgenoemde komen
ons niet overwegend voor. De andere zouden
ons nader moeten overtuigen.
Maar in beginsel lijkt dit plan veel nuttigs
en aantrekkelijks te hebben.
Het zou veel spilling in 't bedrijfswezen
tegen gaan. Het zou de volksgezondheid
dienen door nheidsverzorging van goede
geneesmiddelen.
In het stelsel van ziekteverzekering, be
strijding der volksziekten, dat toch eenmaal
ingevoerd worden moet, zou het goed passen.
De redelijke individueele belangen zullen
natuurlijk onder de oogen moeten worden
gezien.
Wanneer in het geheele plan werkelijk
wat zit, ligt het zeker op den weg van een
krachtige regeering in deze iets tot stand
te brengen.
De heer Feenstra vraagt om te beginnen
eene staatscommissie, om te onderzoeken:
onder welke voorwaarden het monopolie
voorde artsenij-aflevering zou kunnen worden
verleend aan een met staatshnlp op te richten
maatschappij Nederlandsche Pharmacie".
Wij zouden een stap willen noemen, die
nog kordater tot het doel leiden kan: laten
in den betrokken apothekerskring eenige
voorstanders van het plan zich aaneensluiten,
medewerkers zoeken voor 't juridische en
het financieele gebied, belanghebbenden
hooren, en met een schema voor den dag
te komen, dat de wetgever aanvatten kan.
Dit geeft de spoedigste kans op verwezen
lijking indien deze mogelijk is.
Op de onderdeden willen wij thans niet
ingaan. Zooals gezegd: de grondgedachte
komt ons wel vruchtbaar voor, vruchtbaar
ook uit het oogpunt der volkshygiëne.
Alleen zij, wat de uitwerking betreft, de
opmerking gemaakt, dat het aanbeveling kan
verdienen, ook de gemeenten in de organi
satie deel te laten nemen. Er ligt in het
apotheekwezen zeker een onderwerp voor
gemeentepolitiek.
v. H.
Trotzky de slimme
Trotzky heeft den Centralen een leelijken
poets gespeeld.
. Het stond er juist zoo goed voor hen voor.
Zij hadden vrede gesloten met de
Oekrainische volksrepubliek. Dat was een mooi
ding, voor de Centralen gezamenlijk, en voor
Oostenrijk en Bulgarije nog zeer in het
bizonder.
Voor de Centralen gezamenlijk, omdat zij
nu aan de wereld eens getoond hadden, hoe
vredelievend zij waren. In den aanhef van
het vredesverdrag wordt daar de noodige
nadruk op gelegd. Deze afzonderlijke vrede
was een eerste stap op den weg naar een
duurzamen en voor alle partijen eervolle»
wereldvrede, die niet alleen een einde zal
maken aan de verschrikkingen vaa den
oorlog, maar ook moet leiden tot herstel
van de vriendschappelpe betrekkingen
tusschen de volkeren op politiek, justitieel,
economisch en geestelijk gebied.
Zoo deden de centralen hun voordeel met
de suggestie, die voor millioenen menschen
thans van hel woord vrede" uitgaat. En
ook hiermee: dat zij het v aren, die het
eerste vredesverdrag in deze lorlog sloten.
Niet door de Eutente, maa 'oor hen was
de eerste slap" tot den were! de gedaan.
Ook dit kwam aan de re 'ie van de
Centralen ten goede: de met de
Oekrainische volksrepubliek v en vrede
zonder annexatie en schad 'elling,"
heelenmaal volgens het progr van de
Rijksdagmeerderheid in Duitsci Nu kon
iedereen zien, dat zij menscr n hun
woord waren. Aan annexatie 3\\ en de
Centralen niet ten minsten g
annexatie naar den kant van '
Aan onze Medewerkers
De redactie acht het gewenscht, haren
medewerkers en inzenders nadrukkelijk
te verzoeken, voor hunne bijdragen zoo
veel mogelijk rekening te houden met den
voor het Weekblad meestgeschikten om
vang. Te lange artikelen leveren ver
schillende bezwaren op, zijn ook voor
de lezers veel minder aantrekkelijk. De
normale afmeting van artikelen moet
op ten hoogste 1500 woorden, en, die
van Feuilletons op ten hoogste 2000
woorden worden gesteld.
Van met potlood geschreven bijdragen
kan de redactie geen kennis nemen;
evenmin van die bijdragen waarvan het
papier aan beide zijden is beschreven.
Zoo mogelijk, gelieven de inzenders ge
typte copie in te zenden.
Alle inzendingen moeten
geadresseerd worden: Aan
het Secretariaat der Redactie
van De Amsterdammer", Week
blad voor Nederland, Keizers
gracht 333, Amsterdam, zonder
vermelding van persoonsnamen.
Eventueele vragen over drukproeven,
overdrukken, tijdstip van plaatsing e. d.
eveneens en uitsluitend te rkhten tot het
Secretariaat".
imiuuumiiiimitmiiiiimitiiinintiimiinmimtiimiiiiimiititimnnti
Daar zoeken zij hun oorlogswinst in het
Oosten niet. Wel in Polen en Lithauen en
de Oostzeeprovincies; maar ook die zullen
niet ingelijfd" worden; niemand denkt
daat aan" in denzelfden zin als niemand
aan een inlijving van Belgiëdenkt."
Van het verdrag met de Oekranische volks
republiek ging nog een andere suggestie uit
dan er op dit oogenblik van eiken vrede"
zou uitgaan, onverschillig met welken staat.
Een vrede met de Oekraine wekt bij de
menschen in Duitschland en Oost en rij
kHongarije ook een vizioen van reusachtige
hoeveelheden koren, die daar ginds opge
stapeld zijn en straks naar de landen der
centralen zullen worden overgebracht. Deze
boterham in het verschiet stilt alvast den
ergsten honger van het oogenblik. Misschien
zal straks blijken, dat de weg van een lading
tarwe, die uit de Oekraine naar Berlijn moet
worden getransporteerd, lang is, vooral
wanneer die weg hier en daar is opgebroken
door maximalistische Oekraniërs of door
manschappen van de roode garde"; maar
als die teleurstelling komt, komt zij eerst
over eenige maanden; in dien tusschentijd
is het volk alweer een beetje aangesterkt
door al die denkbeeldige boterhammen, die
het heeft gegeten,
Voor Oostenrijk en Bulgarije heeft de vrede
met de Oekraine nog een aparte beteekenis.
Toen de vorige maand de arbeiders in
Oostenrijk-Hongarije het werk staakten,
deden zij dat mede om te protesteeren tegen
de wijze, waarop in Brest-Litovsk werd
onderhandeld, tegen de manier van argu
menteeren van generaal Hofmann, die met
zijn vuist op de tafel sloeg en van onze
machtspositie sprak". De regeerir g suste de
stakers toen met het vooruitzicht op een
spoed igen vrede. Zij heeft haar woord kun
nen houden. Aan het front, dat voor
Oostenrijk-Hongarije altijd het voornaamste is ge
weest, heerscht nu vrede. De monarchie is
aan hare oostgrens voortaan gedekt. Alleen
aan het Italiaansche front moet nog verder
worden gestreden; misschien moeten Oosten
rijkers en Hongaren ook nog een handje
mee helpen bij het offensief in het Westen.
Maar het ergste is geleden; vergeleken bij
den last, dien het volk in de eerste jaren
van den oorlog heeft moeten dragen, is wat
het nu nog op de schouders wordt gelegd
maar een klein vrachtje.
De Boelgaren zullen zich ook in de handen
wrijven over den vrede met de Oekraine.
Sinds 30 December 11. was de oorlogstoestand
tusschen Rusland en Boelgarije reeds opge
heven ; maar Roemeniëhad alleen nog maar
een wapenstilstand gesloten. Roemeniëzal
nu ook de definitieve keus moeten doen
tusschen oorlog of vrede; Mackensen heeft
reeds tot de Roemeensche regeering een
ultimatum gericht neen, een ultimatum
was het niet, hebben wij dezer dagen ver
nomen ; maar wat het dan wél was, lijkt
toch bedenkelijk veel op een ultimatum,
want de Centralen hebben, volgens het ver
beterde bericht, de Roemeensche regeering
verzocht mede te deelen, of zij vredes
onderhandelingen wil aanknoopen, ja dan
neen ; tot van avond, Woensdagavond, mag
zij daarover nadenken.
Het antwoord kan men wel raden. Het
Roemeensche leger staat nu alleen tegenover
de centralen; de Russische troepen, die
vroeger met de Roemeniërs meestreden, zijn
voor een groot deel maximalisten, die in de
laatsten weken gevochten hebben tegen de
Roemeniërs, omdat deze in Bessarablëaan
de burgerlijke partijen hulp verleenden tegen
de maximalisten; van die Russische man
schappen aan het Roemeensche front zijn
er reeds heel wat naar de centralen
overgeloopen. De Roemeensche regeering zal
dus wel bereid zijn tot onderhandelen, vooral
nu er kans bestaat, dat Bessarabiëweer bij
Roemeniëkomt; in dat gevaj zal zij niet
lang aarzelen om de Dobroedsja en het ge
bied, dat zij bij den vrede van Boekarest
aan Boelgarije heeft ontfutseld, aan dit rijk
af te staan. Dat zal dan voor de Boel garen
de vrucht van den vrede met de Oekraïne
zijn. Deze oorlogst winst hebben zij dan al
vast binnengehaald; zij hopen nog op meer;
in Macedoniëzulien de Grieken en de
Ser