De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 16 februari pagina 1

16 februari 1918 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H'. 2121 Zaterdag 16 Februari A°1918 D-E AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON t Prijs per No. f 0.20. Per 3 rond, f2.25. Abonn. loopen per jaar | | UITGEVERS; VAN HOLKEAVA ft WARENDORF, AMSTERDAM | | Advertentiën omslag f 0.35 p. regel, binnenpag. f 0.40 p. regel j nrHO TO>« Bladz. 1: Studie i n Revolutionarisme. Oaen Stinkende Wonden ! Nationaal Apothekersbedrjjf, dooi v. H. Buiten!. Overzicht, door O. W. Eemkamp.?2:Sloitingstinr, teekening v. Jordaan. Waarom Pro-Entent«, door dr. F. T. Eeden. Krekelzang, door J. H. peenhoft. Prof. Hngo de Vries, door dr. Heinsins. 3: Da Eerste Ty and, door Blanche t Emerson.?.ri: Voor Vrouwen, door Elis. M. Bogge. Uit de Natuur, door Jao. P. Thijsse. 6: Boekbespreking, door dr. J. Prinsen J.Lzn. en J. E. Italga. 7: Athletwk, door H. ». fan Leeuwen.?DeFranscheQoest,door Joh.Tielrooy. 9: Boekbespreking, door prof. H. Brogmans. Dram, Kron., door Top Naeff. 10: Op den Eoon. Uitkyk, door jhr. H. Smissaert.?Tentoonstellingen, door Plassch&ert. Ben Joodgch Congres in Ne derland, door J. Ornstein-Hoofiën. 12: Uit het Kladsohrift van Jantje. Februari-Tentoonstellig, door H.?De. Boeter-Kalender, door A. G -B.?Nacht liedje, d.<W, G, MousBanlt. Uit het Gedenkboek ran Janna, door een Lid, 13: Baaiand slikt den Trede, teekening van Joh. Braakensiek. Leekenspiegel. Damrubriek, red. E. C. de Jonge. Bijvoegsel: Droogmaking van de Zuiderzee, teekening van Joh. Braakensiek. STUDIE IN REVOLUTIO NARISME Menigeen houdt zich bezig met de vraag: hoever zal het in Europa met de revolutie loopen? Staan wij werkelijk aan den vooravond van een zich met kracht voortplantende omwenteling, of blijft het bij tumulten, die den bestaanden stand van zaken in den grond niet aantasten? Dat wij reeds nu geweldige ver anderingen en ingrijpende hervormingen beleven, is duidelijk. Het bouwwerk wordt als 't ware voor een goed deel anders ingericht, de meubileering verzet. Maar zal het ook onderste boven worden gekeerd, uit elkaar gerukt en in vlammen gezet? Moet geheel Europa zich voorbereiden op een vloedgolf van den geest, dien wij nu maar den geest van Petrograd, Moskou en arm Finland van Helsingfors zullen noemen? Staan er jaren voor den boeg, als die welke onze voorouders na 1789 hebben beleefd, en waarvoor zij in 1848 nog hebben gebeefd? Moeten wij ons voor bereiden op een tijdvak, waarin de staatsgebouwen met feilen haat zullen worden gesloopt, de straten opgebroken, de levens op 't schavot gebracht, de be zittingen geconfiskeerd, de schulden ge annuleerd, vaandrigs tot opperbevelheb ber, een matroos tot admiraal uitgeroepen en de hooggeplaatsten vernederd; waar de wilde waan den scepter gaat voeren en de ontevredenheid zich vruchteloos, dan hier, dan daar grijpend, te bevredi gen zoekt? Niet dus over de ideale omwenteling, die geacht wordt den hemel op aarde te brengen, gaat het hier, maar over de werkelijke revolutie, van wier grootsche verschrikkelijkheid de geschiedboeken gewagen. Natuurlijk vervullen zich reeds ver scheidene geesten met dit vooruitzicht. Er is nooit iets aanstekelijker geweest dan revolutie, en wij merken het zelfs ook rondom ons in den bescheiden Nederlandschen kring, hoe er op afgevlogen wordt. Hier en overal wanen er zich reeds Mirabeau's en Robespierres, Kossuth's en Rienzi's, Gracchen en Brutussen voor den komenden tijd. Van Nederland is intusschen ook reeds in den eigen kring der revolutionairen terecht gezegd, dat het in dezen nimmer eenen stoot zal geven, en hoogstens in 't voorkomende geval een stootje onder gaan. Wij zijn een burgerlijk volk, ge speend van dramatiek. Ongerekend den vrijheidsoorlog, hebben ook onze vurigste pmwentelaars zich gewoonlijk meer in ietwat gezwollen redevoeringen dan in geweldige daden doen kennen. De schrikkelijkste gebeurtenissen zijn er vrijwel toe beperkt dat, gelijk de waar dige historieschrijvers 't uitdrukten: het grauw eenige woningen geplunderd heeft". En ook daarvoor is tegenwoordig meenen wij, het grauw" te redelijk, en te redelijk behandeld. Er is geen grauw meer. Het zijn allen menschen geworden. Maar iets anders is het, wanneer wij op het groote vfid van Europa om ons zien. Werkt daar de geest der revolutie door? Slaat daar het regime der Bolsjewiki gretig over? Een tijd lang heeft het zoo geschenen. Een tijd lang scheen het, alsof met Trotzky en Lenin nieuwe genieën over de menschheid gevaren waren, en, de radicale volks macht alle vastgeroeste instellingen ^verwrikken, alle misstanden op zij zetten, alle nieuw licht brengen zou. Dan zeker zouden de kiemdragende drakentanden ook elders overwaaien, en de revolutionaire bewegingen uit den grond doen opschieten. Maar nu reeds, na 't verloop te BrestLitowsk, na de ellendige terreur, schijnt dat anders. Het is moeilijk in dezen tijd voorspel lingen te doen. Het is inderdaad een tijd van Ontevredenheid en Geweld. Wie zal zeggen, welk verwoestend kroost nog uit deez' beider paring voortkomen zal ? Maar voor het oogenblik meenen wij toch, dat de geest van democratische orde, die in het Westen, in Engeland, in Frankrijk, in Amerika is grootgebracht, de overhand behouden zal over den geest van mystieke Slavische wanorde, even goed als over dien van teutoonsche reactie. Wie zich een oordeel wil vormen over de intensieve kracht van het Russische revolutionarisme, kan daarin misschien geen beter inzicht krijgen dan door het revolutie-opos van dien grooten kenner der menschen, Dostoïevski. Zijn Daemonen, geheel aan de ontleding van de Russische revolutionaire wereld gewijd, het is reeds in de 70er jaren geschreven is eene aangrijpende schil dering van dat geheele milieu der Bolsjewiki en Menschjewiki en andere wiki. Het doet hen zien, met Pjotr Stepanowitsch vooraan, in alle hoogtevlucht van hunne denkbeelden, maar ook in allen waanzin en abnormaliteit, in het impulsieve en niets-ontziende van hun plotseling handelen, en eindelijk in de leegheid, de onstandvastigheid, de werkeloosheid van hun geheele werken. Het is vrij wel geruststellend. Dostoïevski heeft dit boek blijkbaar ge schreven als een studie van bittere analyse en teleurstelling over het ver warde van 't Russische revolutionarisme. De feiten van thans kloppen nog won derwel met zijne diagnose. Zij geven een grond van waarschijnlijkheid te meer voor de voorspelling, dezer dagen door door den generaal Sytrin geuit: Rusland keert binnenkort weer tot een monarchaal en ordelijk bestuur". Al moet waarschijnlijk voordien nog heel wat verwarring doorgezwoegd! Een andere der grootste kunstenaars heeft ons een ander beeld van den revolutionairen voorman geteekend; Anatole France, in zijn Les Dieux ont sof/". Ziet daar beschreven den Franschen revolutionair van 1790. Geen woorden, maar een stelselmatig en hardnekkig doorzetten, handelen. Geen respectvoor iets, behalve voor n ding: de ver wezenlijking der Revolutie. Daarna zullen de weldaden komen. Vrijheid, verdraagzaamheid, vrede onder de menschen. Maar orn die, om de idealen der revolutie te bereiken is voordien hardheid, dwingelandij en onverbiddelijke strijd noodig. Zoo leven in het revolutionaire ge moed twee zielen naast elkaar. Daarvan, van die neiging tot het despotieke, hebben ook de Russen reeds iets te zien gegeven l Veel sterker is het, voor vijf kwart eeuw, de heerschende stemming geweest, toen een Baboeuf, toen een Marat, het volk toewenschten: een tyrannieke régénérateur om met alle vijanden van het nieuwe evangelie korte wetten te maken!" Echter, zulke hernieuwers" ziet men thans nog niet. Gelijk de geheele tijd merkwaardig arm is aan uitstekende per soonlijkheden, valt ook van aanstuwende volksleiders nog niets te bekennen. Alweer kan men zeggen, dat de meest geliefde leiders nog geleverd worden door de bestaande, de georganiseerde demo cratie, hetzij ministers of generaals. Ook wanneer na de leiders van het oogenblik de leiders van de toekomst zul len komen, moet men toch de menschheid toewenschen, dat ze het niet tot revolutie komen laat. Stof ertoe zal er genoeg zijn. Zij ont staat bij voorkeur uit het mengsel van ontevredenheid der massa en onmacht der regeeringen om deze te ondervangen. Een en ander zal, houdt eenmaal de oorlogsspanning op, in nog veel sterker mate voorhanden raken! Afgezien van alle persoonlijke ellende echter, kan toch de revolutie daarom nooit een begeerlijk goed worden, om dat zij steeds op teleurstelling uitloopt. Zij brengt niet het heil, dat werd ver wacht, en het heil, dat zij brengt, kan op andere wijze worden verkregen. Deze harde les heeft de ervaring zelfs aan de deelnemers van de meest grootsche omwentelingen geleerd. Hunne gedenkschriften loopen van deze be kentenis over. De revolutie brengt rampen in de plaats. De grootste ramp, die zij brengt, is wel nog deze, dat zij weer leidt tot reactie en star behoud. Indien er iets te vreezen is na dezen oorlog, dan is het een reactionarisme, zooals ook de eerste helft van de 19e eeuw heeft gezien. Een conservatief auto ritarisme, op politiek, ook op sociaal gebied. Wij zien daartoe wel sterk de moge lijkheid. Wij zien het echter geen wer kelijkheid worden, wanneer niet aan den anderen kant anarchisme en revolutio narisme den boel komen bederven. Dringen deze naar voren, dan breekt de tegenstrooming onherroepelijk baan. Een nieuwe tijd van inwendige botsingen vangt aan! In Berlijn is dezer dagen reeds een begin vertoond. Daarmede is echter niemand gediend. Niemand kan vanzelf de neiging hebben, op de ruïnen van vandaag nieuwe con flicten aan te gaan voor het vervolg. Maar de beide uitersten zullen uiterst gevoelig zijn. Zoowel het volk als het conservatisme. De vonk tusschen beiden kan o zoo lichtelijk overspringen! Zoo wordt het vóór alles een tijd voor den weerstand van het juiste midden. Aan den eenen kant een volledig aan vaarden van de veranderingen, ook de maatschappelijke en economische ver anderingen, welke het volksbelang mede brengt. Volledige doorvoering ook van de democratische staatsbeginselen. Aan den anderen kant evenwel de samenwerking van alle verstandigen, om der menschheid de misrekeningen van het revolutionarisme te besparen. v. H. GEEN STINKENDE WONDEN! Dat er omtrent dit alles een zeer speciaal en oordeelkundig onderzoek moet worden ingesteld, dat met voort varendheid moet worden doorgevoerd, en dat zooveel mogelijk in de openbaar heid moet morden gebracht, een onderzoek dat geen ambtelijk maar een judicieel karakter rnoet dragen", zoo schreven wij dezen zomer, toen de onthullingen omtrent misbruiken bij de uitvoerconsenten en in den uitvoerhandel van eieren en pluimvee voor 't eerst naar voren kwamen. Is er overdreven, onwaar of sensationeel beschuldigd, dat het blijke. Is er geknoeid, zijn er nalatigheden geweest, dat zij aan den dag mogen komen. Het is noodig orn te bewijzen, dat eens vooral de krachtige weg moet wor den ingeslagen." Wij kunnen niet anders dan op het zelfde aansturen, nu ook weer naar aan leiding van de onthullingen, betreffende den peulvruchtenhandel, den veeuitvoer enz., neergeschreven in den open brief van den heer De Goede tegen den heer De Jong. De tijd is zwaar van ernstige aan klachten. Zwaar ook naar het schijnt van verkeerde insluipsels en misstanden. Men krijgt een gevoel, als voeren wij op een lekkend schip, waar het water door allerlei voegen begint te sijpelen. Hier wordt een pluimveecontroleur eer vol ontslagen, hoewel de man zich voort durend heeft laten befooien. Een vierkant inzicht wordt aan 't publiek onthouden. Daar bemoeit zich een Kamerlid met consenten en handelsinlichtingen, uit welk motief dan ook, in elk geval een zeer bedenkelijke gedragslijn. Een rijkscommissie van bouwmateriaal wordt openlijk beticht, ten eigen bate de prijzen te hebben opgevoerd. Nog steeds hangen de bedenkingen tegen het riiksgraanbediijf. Op de Beurs worden over allerlei bureaudiensten meest openlijke knoeierijen verteld. Een contract voor het Goudsche Belgenkamp lijkt een leelijke snijerij". Er wordt waarschijnlijk hier en daar ook wel gepraat, overdreven en gelas terd. Niemand mag oppervlakkig weg veroordeeld. Maar er zijn dingen, waarvan ieder op het eerste gezicht kan zeggen, dat zij niet in orde zijn! En 't gaat zijn gang. Welken gang? Den gang naar wantrouwen en cor ruptie. Er is maar n middel, om den goeden geest te handhaven, het wantrouwen te voorkomen en er den schrik onder te brengen. Ingrijpen met de ijzeren hand! Wij zien geen andere mogelijkheid of plicht, dan dat al het geknoei of de bewe ringen van geknoei, door de oorlogsbedrijven over ons land gebracht, officieel aan een onverbiddelijk, onpartijdig en scherpziend onderzoek worden onder worpen. Het schip moet gezond blijven en vrij van invreetsel. ? v. H. NATIONAAL APOTHEKERS BEDRIJF Wij zullen na den oorlog zeker tot veel concentratie van bedrijven komen, waar men voordien niet zoo gemakkelijk toe overging. Monopolie's van staatswege of onder staatstoezicht, zullen allicht meer in de lijn vallen. Het nut van geconcentreerde organisatie is duidelijker gevoeld. De bezwaren van bestaande particuliere belangen staan minder in den weg. En ook uit een financieel oogpunt zullen staat of gemeente wel naar de inkomsten of winstgedeelten uit monopolie-bedrijven kijken. Zeer zeker krijgt de overheiddeelneming in bedrijven voor de bestrijding va« de geldelijke lasten mede een beteekenis. De heer Van Kol schreef over deze stof zoo juist een brochure. De heer Treub heeft zelfs reeds een, min der gelukkig, voorbeeld bij den kop gevat: de monopoliseering der verzekeringsbe drijven. In het Pharmaceutlsch weekblad bepleit de heer R. Feenstra een Monopolietrust in 't Apotheekwezen, een soort Nederlandsche Bank voor de productie en den verkoop van geneesmiddelen. Een centrale instelling, met het uitsluitend recht van verkoop in den lande, onder overheidstoezicht, waarvan alle apotheken, hulpapotheken enz. afdeelingen zullen zijn. Over de beteekenis van zulk een plan, en deszelfs uitvoerbaarheid aanstonds een afdoend oordeel uit te spreken, is niet wel mogelijk. Daarvoor hangt teveel van bij zonderheden af. Natuurlijk zijn er ook voor de hand liggende be_zwaren, en andere, die alleen den inge wijde opvallen. De eerstgenoemde komen ons niet overwegend voor. De andere zouden ons nader moeten overtuigen. Maar in beginsel lijkt dit plan veel nuttigs en aantrekkelijks te hebben. Het zou veel spilling in 't bedrijfswezen tegen gaan. Het zou de volksgezondheid dienen door nheidsverzorging van goede geneesmiddelen. In het stelsel van ziekteverzekering, be strijding der volksziekten, dat toch eenmaal ingevoerd worden moet, zou het goed passen. De redelijke individueele belangen zullen natuurlijk onder de oogen moeten worden gezien. Wanneer in het geheele plan werkelijk wat zit, ligt het zeker op den weg van een krachtige regeering in deze iets tot stand te brengen. De heer Feenstra vraagt om te beginnen eene staatscommissie, om te onderzoeken: onder welke voorwaarden het monopolie voorde artsenij-aflevering zou kunnen worden verleend aan een met staatshnlp op te richten maatschappij Nederlandsche Pharmacie". Wij zouden een stap willen noemen, die nog kordater tot het doel leiden kan: laten in den betrokken apothekerskring eenige voorstanders van het plan zich aaneensluiten, medewerkers zoeken voor 't juridische en het financieele gebied, belanghebbenden hooren, en met een schema voor den dag te komen, dat de wetgever aanvatten kan. Dit geeft de spoedigste kans op verwezen lijking indien deze mogelijk is. Op de onderdeden willen wij thans niet ingaan. Zooals gezegd: de grondgedachte komt ons wel vruchtbaar voor, vruchtbaar ook uit het oogpunt der volkshygiëne. Alleen zij, wat de uitwerking betreft, de opmerking gemaakt, dat het aanbeveling kan verdienen, ook de gemeenten in de organi satie deel te laten nemen. Er ligt in het apotheekwezen zeker een onderwerp voor gemeentepolitiek. v. H. Trotzky de slimme Trotzky heeft den Centralen een leelijken poets gespeeld. . Het stond er juist zoo goed voor hen voor. Zij hadden vrede gesloten met de Oekrainische volksrepubliek. Dat was een mooi ding, voor de Centralen gezamenlijk, en voor Oostenrijk en Bulgarije nog zeer in het bizonder. Voor de Centralen gezamenlijk, omdat zij nu aan de wereld eens getoond hadden, hoe vredelievend zij waren. In den aanhef van het vredesverdrag wordt daar de noodige nadruk op gelegd. Deze afzonderlijke vrede was een eerste stap op den weg naar een duurzamen en voor alle partijen eervolle» wereldvrede, die niet alleen een einde zal maken aan de verschrikkingen vaa den oorlog, maar ook moet leiden tot herstel van de vriendschappelpe betrekkingen tusschen de volkeren op politiek, justitieel, economisch en geestelijk gebied. Zoo deden de centralen hun voordeel met de suggestie, die voor millioenen menschen thans van hel woord vrede" uitgaat. En ook hiermee: dat zij het v aren, die het eerste vredesverdrag in deze lorlog sloten. Niet door de Eutente, maa 'oor hen was de eerste slap" tot den were! de gedaan. Ook dit kwam aan de re 'ie van de Centralen ten goede: de met de Oekrainische volksrepubliek v en vrede zonder annexatie en schad 'elling," heelenmaal volgens het progr van de Rijksdagmeerderheid in Duitsci Nu kon iedereen zien, dat zij menscr n hun woord waren. Aan annexatie 3\\ en de Centralen niet ten minsten g annexatie naar den kant van ' Aan onze Medewerkers De redactie acht het gewenscht, haren medewerkers en inzenders nadrukkelijk te verzoeken, voor hunne bijdragen zoo veel mogelijk rekening te houden met den voor het Weekblad meestgeschikten om vang. Te lange artikelen leveren ver schillende bezwaren op, zijn ook voor de lezers veel minder aantrekkelijk. De normale afmeting van artikelen moet op ten hoogste 1500 woorden, en, die van Feuilletons op ten hoogste 2000 woorden worden gesteld. Van met potlood geschreven bijdragen kan de redactie geen kennis nemen; evenmin van die bijdragen waarvan het papier aan beide zijden is beschreven. Zoo mogelijk, gelieven de inzenders ge typte copie in te zenden. Alle inzendingen moeten geadresseerd worden: Aan het Secretariaat der Redactie van De Amsterdammer", Week blad voor Nederland, Keizers gracht 333, Amsterdam, zonder vermelding van persoonsnamen. Eventueele vragen over drukproeven, overdrukken, tijdstip van plaatsing e. d. eveneens en uitsluitend te rkhten tot het Secretariaat". imiuuumiiiimitmiiiiimitiiinintiimiinmimtiimiiiiimiititimnnti Daar zoeken zij hun oorlogswinst in het Oosten niet. Wel in Polen en Lithauen en de Oostzeeprovincies; maar ook die zullen niet ingelijfd" worden; niemand denkt daat aan" in denzelfden zin als niemand aan een inlijving van Belgiëdenkt." Van het verdrag met de Oekranische volks republiek ging nog een andere suggestie uit dan er op dit oogenblik van eiken vrede" zou uitgaan, onverschillig met welken staat. Een vrede met de Oekraine wekt bij de menschen in Duitschland en Oost en rij kHongarije ook een vizioen van reusachtige hoeveelheden koren, die daar ginds opge stapeld zijn en straks naar de landen der centralen zullen worden overgebracht. Deze boterham in het verschiet stilt alvast den ergsten honger van het oogenblik. Misschien zal straks blijken, dat de weg van een lading tarwe, die uit de Oekraine naar Berlijn moet worden getransporteerd, lang is, vooral wanneer die weg hier en daar is opgebroken door maximalistische Oekraniërs of door manschappen van de roode garde"; maar als die teleurstelling komt, komt zij eerst over eenige maanden; in dien tusschentijd is het volk alweer een beetje aangesterkt door al die denkbeeldige boterhammen, die het heeft gegeten, Voor Oostenrijk en Bulgarije heeft de vrede met de Oekraine nog een aparte beteekenis. Toen de vorige maand de arbeiders in Oostenrijk-Hongarije het werk staakten, deden zij dat mede om te protesteeren tegen de wijze, waarop in Brest-Litovsk werd onderhandeld, tegen de manier van argu menteeren van generaal Hofmann, die met zijn vuist op de tafel sloeg en van onze machtspositie sprak". De regeerir g suste de stakers toen met het vooruitzicht op een spoed igen vrede. Zij heeft haar woord kun nen houden. Aan het front, dat voor Oostenrijk-Hongarije altijd het voornaamste is ge weest, heerscht nu vrede. De monarchie is aan hare oostgrens voortaan gedekt. Alleen aan het Italiaansche front moet nog verder worden gestreden; misschien moeten Oosten rijkers en Hongaren ook nog een handje mee helpen bij het offensief in het Westen. Maar het ergste is geleden; vergeleken bij den last, dien het volk in de eerste jaren van den oorlog heeft moeten dragen, is wat het nu nog op de schouders wordt gelegd maar een klein vrachtje. De Boelgaren zullen zich ook in de handen wrijven over den vrede met de Oekraine. Sinds 30 December 11. was de oorlogstoestand tusschen Rusland en Boelgarije reeds opge heven ; maar Roemeniëhad alleen nog maar een wapenstilstand gesloten. Roemeniëzal nu ook de definitieve keus moeten doen tusschen oorlog of vrede; Mackensen heeft reeds tot de Roemeensche regeering een ultimatum gericht neen, een ultimatum was het niet, hebben wij dezer dagen ver nomen ; maar wat het dan wél was, lijkt toch bedenkelijk veel op een ultimatum, want de Centralen hebben, volgens het ver beterde bericht, de Roemeensche regeering verzocht mede te deelen, of zij vredes onderhandelingen wil aanknoopen, ja dan neen ; tot van avond, Woensdagavond, mag zij daarover nadenken. Het antwoord kan men wel raden. Het Roemeensche leger staat nu alleen tegenover de centralen; de Russische troepen, die vroeger met de Roemeniërs meestreden, zijn voor een groot deel maximalisten, die in de laatsten weken gevochten hebben tegen de Roemeniërs, omdat deze in Bessarablëaan de burgerlijke partijen hulp verleenden tegen de maximalisten; van die Russische man schappen aan het Roemeensche front zijn er reeds heel wat naar de centralen overgeloopen. De Roemeensche regeering zal dus wel bereid zijn tot onderhandelen, vooral nu er kans bestaat, dat Bessarabiëweer bij Roemeniëkomt; in dat gevaj zal zij niet lang aarzelen om de Dobroedsja en het ge bied, dat zij bij den vrede van Boekarest aan Boelgarije heeft ontfutseld, aan dit rijk af te staan. Dat zal dan voor de Boel garen de vrucht van den vrede met de Oekraïne zijn. Deze oorlogst winst hebben zij dan al vast binnengehaald; zij hopen nog op meer; in Macedoniëzulien de Grieken en de Ser

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl