Historisch Archief 1877-1940
16 Febr'. '18. No. 2121
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
JPIIEUIK JilHIHI
lorden iiuginoieo in belunil dooi
t. M M Azn. & ZOHE»
JlHSTEIOJi:lloiniiKhvigwal70
ROTTERDAM: Naord-Blaak
ARNHEM: Nieuwe Plein 6
UTRECHT: Wittenouwenslraal 38
LEEUWARDEN: Eebuuit 10
DE AMSTERDAMMER
Weakblad voor Nederland
kost slechte f 2.25 par kwartaal
Laat Uwe Kinderen fotogra
feeren in eigen omgeving
doorC.R.GOEOEUEE.Kunsl-Fotogiaal
ARNHEM - TEL. 2364
Modellen op aanvrage
Reiskosten worden niet berekend
guiiimHimiinimiiirniiffliiniimnimininnimiiiiiiniinimiiiinnmiiiuj
l MEEREN MODE-ARTIKELEN
- HEERENSTRAAT 12, GRONINGEN
S TELEFOON 1083 =
SS 53
iiiiniiiiiniiniiiiiiiiiiiiiniiiuiiiiini minimin n 1111111111115
N. V. Maas- en Waterweg
Maatschappij tot_berordering van de vestiging van
Industrieën te SCHIEDAM EN OMSTREKEN
Lange Haven 3 Tel. 93 Schiedam
Verleent haar bemiddeling bf den Aan- en Verkoop van Panden en
Industrieterreinen en het verschaffen van Bedr|iskapltaal.
B.Y.D.HEIDB
'8-QraTêl.weg. - Tel. 1150
ARTISTIEKE
MEUBILEERING
SPECIAM ONTWIBPJ5N
100 gulden PREMIE
betaalt H. G. THIEME voor
wetenschappelijke diagnose
van blindheid aan een oog
van de geboorte dateerend
LIB?RTY
CORDUriSTOrF?M
STA! CM FRANCO
OP AAMVk>AAG
MADRAS MUSLIM
TAPeSTRY
DAMAST
EK
295
6.50
.. 8.75
vooP.HAnnf n in
AMSTERDAM
GTTAJEtKIS
'OXYDOL'
(CHLORAS KALICUS TANDPASTA)
45 cent p. Tube.
luol. hu, mil ft Ei.
Chemische Fabriek '
's-QRAVENHAQE.
HET ADRES
VOOR
HEERENKLEEDINS
H,J.LOOR,Utrecht
limiUlMimunimiMIIIMMIimiUIM
De
P. heeft
kamers 3038-3318
Malieliaan * Noord
Jaarbeurs - Utrecht
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiMMiiiiiiiiiitniiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiHMii
VIERDE PRIJS
In onzon Novelle n-Wedstrijd
DE EERSTE VIJAND
DOOR
BLANCHET EMERSON
(M. L. GRAETER)
Hij was een kleine soldaat uit het Zuiden,
een sous-lieutenant, negentien jaren oud.
Natuurlijk was
hij eerzuchtig. Hij
mocht niet ver
wachten, dat een
voorbeeldeloos
geluk hem zou
begunstigen, hem
in een minimum
van tijd tot kolo
nel, tot generaal,
tot opperbevel
hebber zou ver
heffen, en hij ver
wachtte dat ook
niet. Maar hij ver
gat nooit, dat de
mogelijkheid, die
rangentebereiken,
bestond. Eigenlijk dacht hij altijd aan die mo
gelijkheid, en die gedachte verrukte zijn ziel.
In het vuur was hij nog nooit geweest.
Van den oorlog wist hij niets, niets dan
hetgeen men hoort in de hooge,
zon-doorschitterde lokalen der krijgsschool, maar hij
dacht, dat dit veel was. Zijn examens
waren uitstekend geweest. Hij kende al de
beroemde veldslagen der geschiedenis, maar
hij had nog nimmer een veldslag gezien.
HQ hing aan de lippen van zijn leeraars, als
zij spraken met een stem trillend van geest
drift, want hij wist niet, dat zij, misschien
onbewust, de woorden herhaalden die
veldheeren en krijgsoversten door alle eeuwen
heen gebezigd hebben. Hij aanbad zijn
uniform, en hij knielde voor zijn vaandel...
omdat men het hem geleerd had, dat iets anders
heiligschennis beteekende en verachtelijk
heid van ziel.
Nooit had hij daaraan getwijfeld, nooit
?over de mogelijkheid zelfs gedacht van
twijfel. Toen men hem opriep, en hem naar
M. L. QRAETER
het front zond, was er in hem niets dan
geestdrift, heilige geestdrift.
Men had hem een taak opgedragen, die
gewichtig was en zeer gevaarlijk. Het was
slechts zes maanden geleden, dat hij de
krijgsschool verlaten had; uit dat oogpunt
beschouwd, was de hem opgedragen last
eene groote onderscheiding.
Hij gevoelde dat echter niet. Het spreekt
vanzelf, dat hij gehoorzaamde, voor hem
was gehoorzamen even natuurlijk als ademen.
Maar hij voelde niet de onderscheiding, die
hem bewezen, noch de gelegenheid, die hem
geboden werd. Hfj gevoelde eigenlijk niets.
Alsof de ontzetting der verloopen zes maan
den zich in zijne hersenen had opgehoopt,
en elk ander gevoel daar het zich-uiten be
lette, zelfs het eigenbelang en het zelfbehoud
en de verwondering.
Men had hem twee soldaten medegegeven,
en zij kropen tezamen voort over den
vochtigen bodem, dien zij niet zagen en waarvan
zij slechts den reuk bespeurden der dorre
bladeren. Als zij opzagen, bespeurden zij
boven zich de bladerlooze boomtakken, stil
en zwart afstekend tegen de sterrenleoze
bleekheid van den nachtelijken hemel, waar
langs soms, als een weerlicht, de weerschijn
trilde eener verre ontploffing. Een enkele
maal hoorden zij vlak bij hen den zwaren
slag eener losbranding, en het snerpend
scheuren van verbrijzelend hout... maar
wanneer de stilte weder was ingetreden,
niets dan hun eigen snelle ademhaling, en de
duizend naamlooze geluiden van het win
terwoud.
De luitenant bemerkte, aan het schaarscher
worden van het kreupelhout, dat hij den
rand van het woud naderde. Zijn taak was
hiermede niet afgeloopen, het zwaarste ge
deelte ervan begon thans eerst. Hij wendde
zich om naar de beide soldaten, die hQ
achter zich veronderstelde... zij waren er
niet meer.
HQ was geheel alleen in de vochtige stilte
van den nacht. In den killen schrik over
deze ontdekking, dook snelle herinnering in
hem op aan een kreunenden zucht, een
onbestemden kreet, gehoord daar straks, te
midden van het splijten en scheuren van
het hout. Zij waren getroffen zonder twijfel,
gewond, misschien dood. En hij was hier
alleen, als spion in de onmiddellijke
nabijheid van den vijand.
Hij had zich opgericht en siond nu over
eind, zoekend naar klaarheid. En tegenover
hem, op eenige meters afstand, half omneveld
door den nacht, ontwaarde hij de gestalte
van een man. HQ stond onbeweeglijk, ach
teloos leunend op zijn geweer, een stille
gegeven, Intracellulare Pangenesis" genaamd,
waarin de hypothese wordt uitgewerkt, dat
de eigenschappen der levende wezens
gebondei zijn aan inwendige, stoffelijke dragers,
de pangemn; op dit werk is feitelijk zijn
latere groote Mutalionslheorie" gegrondvest.
De mogelijkheid, dat nieuwe soorten niet
geleidelijk, door langzame selectie van kleine,
individueele variaties, maar plotseling, door
mutatie zouden ontstaan, was oorspronkelijk
ook door D a r w i n niet over 't hoofd ge
zien ; maar later heeft hij die meening, vooral
door toedoen van zijn critici, laten varen.
De Vries echter meent hierin juist de
gewone wijze van soortvorming te moeten
zien, daar tal van bezwaren, die tegen de
werking der selectie kunnen worden inge
bracht, tegen de mutatietheorie niet gelden.
Hij nam dus een groot aantal planten in
cultuur, in de hoop, aanwijzingen te vinden
voor het verwachte verschijnsel. Langen tijd
zocht hy tevergeefs, totdat hjj eindelijk
meende te vinden, wat hij zocht, in een bij
Hilversum verwilderde Amerikaansche plant,
de Oenothera Lamarckuma (Lamarek's
Teunisbloetn). Hiermede begon hij nu een bui
tengewoon omvangrijke stamboomcultuur,
waarbij van alle verschijnselen op het nauw
keurigst boek werd gehouden, en dio nog
steeds wordt voortgezet. Duizenden
Ocnothera's worden jaarlijks opgekweekt en on
derzocht, zoodat er een in waarheid reus
achtig feitenmateriaal is verzameld, waaruil
iiiiiiiiiimMiMiiiii
donkere silhouet tegen den bleeken achter
grond van den hemel. Hij bewoog zich zelfs
nauwelijks, een enkele maal slechts boog
hij het hoofd langzaam voorover, als iemand,
die droomt of bidt... Het was de vijand.
De kleine luitenant staarde naar hem. Het
was de eerste maal, dat hij hem zag...den
vijand, tot nog toe had hij diens aanwezig
heid slechts geweten, zonder hem te zien...
Het scheen zoo wonderlijk, dat het gelaat,
van den vijand niets buitengewoons en niets
weerzinwekkends had, dat het hem zoo
gemeenzaam voorkwam, volkomen gelijk
aan al de andere gezichten, die hem
in het leven voorbij gegaan waren, op straat,
op school, overal. Het scheen ook zoo won
derlijk, dat hij niet gewoon naar dezen man
kon toegaan, niet met hem spreken kon;
verbrekend de droeve stilte van den regen
nacht door een vroolijk woord, een scherts,
een lach ... Eindeloos vreemd scheen het.
Hij bewoog zich even, de vijand hief plot
seling het hoofd op, luisterde, wendde zich
toen in zijn richting, een weinig
vooroverloopend.het geweer gereed, de oogen speurend
door de duisternis...
De luitenant wist niet, of de vijand, hem
ontdekkend, den aanval was begonnen, dan
wel of hijzelf zich op dezen had gestort.
Maar zij bevonden zich plotseling bij elk
ander, hij voelde de harige ruwheid van de
jas van den vijand, de snelle aanraking
eener koude hand, daarop de warme
gladheld van zijn kloppende keel, zijn uit fe
stoeten adem... Zij hadden zich aan elk
ander vastgeklemd en vochten razend, eng
aaneengesloten, elkander nauwelijks onder
scheidend, met geen ander geluid dan het
ritselen der gevallen bladeren, en het zuch
ten van het dorre gras. Zij hadden beiden
slechts een enkele gedachte, elkander het
overwicht van het gebruik van een wapen
te betwisten, tot eiken prijs. Zij meenden
beiden ook, dat de strijd zeer lang duurde
ofschoon die in werkelijkheid nauwelijks
een minuut aanhield...
De luitenant bleef overwinnaar, hij slaagde
er in, een mes te trekken. Het gaf hem
vluchtig een gevoel van verbazing, want
in het bleeke halflicht scheen zijn tegen
stander grooter en breeder dan hij... Door
zijn hersens bliksemde de gedachte, dat hij
nu snel en krachtig moest toestooten, en
hQ stiet toe, met al de kracht van zijn
armen... Hij voelde het lemmet splijten
door de stof der uniform, verder doordringen,
tot het plotseling snel verdween, en de
punt knarste op iets hard s... Zijn bloed
verstijfde van afgrijzen, maar hij kon niet
ophouden. De Vijand staakte een seconde
zijn worsteling, toen, als tangen klemden
hoogst belangrijke gevolgtrekkingen kunnen
worden afgeleid.
Sedert het vorig jaar reeds heeft D e V r i es
zich te Lunteren gevestigd en daar eengeheel
nieuwen, grooten proeftuin met bijbehoorende
kweekkassen, labaratoriurn, enz. gesticht;
hierin worden de proeven voorlgezet en uit
gebreid, ook tot andere plantensoorten. Voor
de wetenschap en de praktijk is hotte hopen,
dat hij hieraan nog vele jaren zal kunnen
besteden!
Men meene intussdien niet, dat alleen de
studie der erfelijkheidsverschijnselen onzen
landgenoot beroemd heeft gemaakt; reeds
vóórdat hij daaraan begon, had hij een groote
vermaardheid verworven door zijn onder
zoekingen op liet gebied der osmose bij
plantencellen, waaruit ook een geheel nieuwe
methode is voortgekomen tot bepaling van
het moleculairgpwirhl van sommige stoffen;
door zijn studiën over landbouwgewassen,
over stoftransport en waterbeweging, en nog
tal van andere onderwerpen.
BÜal zijn zuiver wetenschappelijk werk,
heeft De Vries ook nog tijd gevonden lot
het houden van tal van min of meer popu
laire voordrachten en tot het schrijven van
verscheidene, voor wijder kring verstaanbare
hoeken en nog veel meer tijdschriftartikelen.
/ijn drie doelen Reisherinneringen" uit
Amerika, om maar iets te noemen, zullen
stellig aan vele lezers van dit weekblad be
kend zijn.
zijn armen zich om zijn tegenstander.
Deluitenant trok het mes weer uit, in waanzin
stak hij weer, hij wist niet waar, hij voelde
het staal splijten, met sijpelend geluid, door
weerstrevend vleesch, voelde de klevende
lauwheid spatten tegen zijn hand, tegen
zijn gezicht... De aimen van den Vijand
lieten los...
De luitenant hield hem nog omvat, met
den linkerarm. Als in ijlkoorts zag hij neer
op het achteroverhangend hoofd, het ver
wrongen gezicht, de zich niet sluiten wil
lende oogen, den mond, hijgende in den
doodsstrijd... Er was niets dat hem ontging,
hij bleef staren op die stuiptrekkingen, die
machtelooze worsteling, dat sprakeloos
bidden, tot het ophield. Toen liet hij den
doode vallen, hij hoorde den doffen slag op
de natte aarde, en hij nam het geweer van
den Vijand, dat op den grond lag, en hij
ging den weg terug, dien hij gekomen was.
Hij wist niet, hoe hfj de zijnen v/eer
bereikte. Hij wist alleen, dat er warme
handdrukken waren, die hij beantwoordde,
en waardeerende woorden die hQ aanhoorde,
met verwezen glimlach. l;,r waren onder
zijn kameraden, die hem benijdden. Hij liet
dat alles over zich heengaan, met vaag
gevoel van verwondering over het doode
in zijn hersenen.
Toen dacht hij aan hel croix de guerre,
dat hem ten deel zou vallen, thans. Het
was zijn droom geweest, vanaf het uur,
dat hij tot het leger had behoord, en de
gedachte eraan had menigmaal zijn hart
onstuimig doen kloppen. F.n thans scheen
het hem toe, alsof hij het voor zich /ag
in felle duidelijkheid, als een klein, schit
terend voorwerp, waarvan stralen uitgingen,
wier vurig licht hem de oogeti pijnlijk ver
blindde. En plotseling kwam er een doods
angst in hem, wilde, razende, waanzinnig
makende doodsangst, voor het onafwendbare
oogenbllk, waarin het heni uitgereikt zou
worden, en het als een rots van wttgloeienden
steen voor eeuwig op zijn borst zou drukken.
Er was niemand, die hem hoorde kreunen
want zijn kameraden sliepen om hem heen.
Maar hij kreunde, omdat hij zich zoo dul
delijk de messteken herinnerde, die hij den
Vijand had toegebracht. Hij herrlnnerde
zich, hoe hij het mes had hooren knarsen
tegen dat onbekende, met zijn landen poogde
hij het na te bootsen, maar het ging niet,
hij kon het het nooit 200 Iretten, en hij
kreunde weer, van woede en uitputting.
En toen dacht hij plotseling aan de witte
landwegen van het Zuiden, en rijpende
druiven tegen bruine berghellingen, en aan
de gele zonnehoeden en blauwgekielde
schouders der gaardeniers, die zich boven
Het zal het Amsterdamsche gemeente bestuur
steeds tot groote eer verstrekken, reeds in
1878, kort na de stichting der Universiteit,
te hebben ingezien, dat de botanische weten
schap, om behoorlijk tot haar recht" te ko
men, niet door n hoogleeraar kan worden
gedoceerd ; toen werd n.l., naast Prol'. C. A.
J. A. Oudemans, die hoofdzakelijk de
systematische plantkunde beoefende, H u go
de Vries benoemd tot hoogleeraar in de
planlenphysiologie, nadat hem reeds in 't vorig
jaar het lectoraat in dit vak was opgedragen.
Sedert ontving onze beroemde landgenoot
onderscheidene malen, ook uit het buitenland,
soms zeer aanlokkelijke aanbiedingen om
zich elders te vestigen, maar steeds is hij
de Amsterdamsche Universiteit getrouw ge
bleven. Om hem hiertoe in staat te stellen,
heeft het gemeentebestuur hem nog vóór
enkele jaren de gelegenheid verschaft,zijn zoo
hooggewaardeerd onderwijs te geven en weten
schappelijk onderzoek met de daartoe nood
zakelijke hulpmiddelen te verrichten in een
modem laboratorium, dat een sieraad is van
de Universiteit. En thans zal hij, wegens het
bereiken van den 7Ü-jarigen leeftijd, aan
't einde van den cursus moeten aftreden.
Maar, wij hebben 't reeds gezien, hij is niet
voornemens, dan zijn tijd in rust door te
brengen. Moge zijn gezondheid hem tot neg
veel vruchtbaren arbeid in slaat stellen !
Dr. H. W. HEI.NSIUS
iiiiiiiMMiiiiin iiiiiiiiitii
de bloeiende hopakkers bewegen. Hij dacht
ook aan twee meisjes, met glanzende zwarte
krullen en roode mondjes, en aan een vrouw
met onverwoestbare schoonheid in tiaar
donkere oogen en de gratievolle lijnen van
haar lichaam, al mengden zich enkele
zilveren glimpen door de zwarte weelde
van heur haar. Het waren zijn moeder en
zijn zusters, zij leefden en waren welvarend.
Maar hij dacht plotseling aan haar met die
kaime droefheid, waarmede men denkt aan
hen, die men zeer heeft liefgehad, maar die
reeds lang geleden gestorven zijn...
En toen men hem, na de eervolle ver
melding, het eerekruis bracht, toen gebeurde
het, datgene dat zonder twijfel ongehoord
zou zijn geweest, als men niet onmiddellijk
zijn ontoerekenbaarheid had begrepen.
De reglmenlsmuziek speelde, en de vaan
dels wapperden. De generaal, die een zeer
bekenden naam droeg, naderde met zijn adju
danten zeer waardig en zeer ernstig Hij
hield een toespraak, waarvan de klanken in
den wind verwoeien, maar waarinde woorden
honneur" en patrie" zeer duidelijk hoorbaar
waren. En daarna wilde hij het kruis op de
borst van den kleinen luitenant hechten.
En toen gebeurde het onverwachte. De
kleine luitenant deinsde achteruit, en zijn
kreet was als die van een dier, dat de
doodswonde ontvangt. En toen begon hij te spreken,
snel en toonloos.
Want ziet ge generaal", zeide hij ik wist
niet dat hfl een vijand was. Hij had het
gezicht van een mensch, generaal ... en nu
ligt hij daar in het bosch en de regen druipt
op zijn gezicht en ik moet hem zeggen ... hem
/.eggen ... hera zeggen ... En het «es, gene
raal, dat mes... ik moet hem dadelijk gaan
begraven, zoodat de regen niet meer op zijn
gezicht valt, want eerder kan ik niet slapen.
Ik wist niet, dat hij een vijand was. Ik ver
zoek l J dadelijk verlof, generaal... Wat,
wilt U niet! Wilt U dien gloeienden steen
up mijn borst leggen, jij moordenaar, jii
liegende hond, jij leugenaar... leugenaar..."
Hij had zich op den generaal gestort. En
hel kostte aeer veel moeite, dezen uit zijn
handen te redden ...
Het is een voorval, dat nooit in eenig
othciee! bericht is opgenomen. De kleine
luitenant is thans een zachtaardige, schuwe,
ofschoon ongeneeslijke patiënt in de vriende
lijke zalen en het bloemrijke park der Charitë.
O <>