De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 23 februari pagina 12

23 februari 1918 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

UI; AMSTU K'n A M M l- R, W l- !?: K B l. A I) VOOR N K [) T. R [. A X I) 2.'{ l-Ybr. 'IS. .- No. 2K.'L' T7IT IE T V .A. HST CT .A. IsT T J" "E GEZONDE LEVENSHUMOR Is er een karaktereigenschap te noemen welke meer wordt miskend, waarvan de moreele waarde minder wordt begrepen dan juist deze ? Hoe weinigen hebben de kracht begrepen die kan uitgaan van het kunnen lachen en schreien te gelijk, die weten dat omstandig heden en gebeurtenissen, hoe droevig deze soms ook mogen zijn, toch dikwijls juist door de biltere ernst een komische zijde hebben; die deze voor een oogenblik naar voren weten te halen en hierom weten te lachen, van zacht glimlachen, dat weldadig aandoet, tot zelfs schudden van het lachen toe, hetgeen vooral onder droeve omstan digheden een zeer gezonde beweging is. Te benijden zijn zij die de weldadige uit werking kennen van dit brouwsel van spot ternij en levensernst. Ongelijk verdeeld is deze gave, zoo zelfs, dat zij een der rneest karakteristieke eigen schappen vormt waardoor zich volkeren van elkander doen onderscheiden. Zoo is den Noord Duitscher deze karak tertrek zoo goed als geheel vreemd, en weet deze ook niet in anderen te waardeeren, zelfs niet in het kleine alledaagsche gebeuren. Hij zal bij voorbeeld nitt inzien, het heerlijk lachwekkende gedoe van zijn stu dentenleven, te beginnen bij de komische stijve ernst waarmede twee Vereinsbiüder" elkaar begroeten, te eindigen bij het duel, waarbij de meest toegetakelde niet een zeker aantal Nadeln" als Zweiter Sieger" verloren heeft en waardoor beidereer is hersteld, welke ernstig was bedreigd doordat de ander den toegetakelden voor een domme jongen had gehouden, hetgeen nu bewezen wasén mis verstand te zijn geweest; zoo is ook de allergrappigste houding van een waardige Eheman, die zich boos op zijn vrouw maakt omdat de kelner hem zoo slecht bedient, in 't geheel niet aan hem besteed. Ook de Nederlander bezit deze eigenschap niet. Och wij zijn hiertoe niet in de wieg gelegd" zoo heet het, onze geschiedenis noch ons klimaat zijn er naar ons karakter in deze richting te ontwikkelen. En toch kan ons verleden, noch de gesteld heid van ons vlakke landje, de mist, de motregen en de Noordenwind aansprakelijk worden gesteld voor te groote, overdreven levensernst. De oorzaak is niet zoo diep te zoeken, dat hier het non possumus dient te worden gesproken, en dit te meer niet, aangezien wij Nederlanders wel degelrjk^evof/fg'kunnen NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP MotordienstvanTetenburg DAGELIJKSCHE MOTORDIENST UTRECHT LEIDEN DEN HAAG DELFT Vleutenscheweg. Utrechtscheveer2E. FynjékadeB. Kouttmnen5 VICE-VERSA S^V/*;^ LIEDEN III. MELIS STOKE stelt den lezer voor: den heer A. Neeme (een Oberkellner") Bij de voedering zyn alle dieren gelijk. Arabisch spreekwoord. Ge vraagt mij eenige beschouwingen ? Ziehier: Allereerst dan mijne excuses, dat ik mij door u onder een Duitschen titel moest laten introduceeren. Maar, helaas, voor ons bestaat geen goed Nederlandsche beroepsnaam. Wel zijn er in zekere Haagsche bar's quasi-mondaine jongelieden, die luid en bevelend Waiter!" roepen, of Bel gen, die Gdurcon" kermen, en officieren, die bediendèl" commandeeren, zelfs ge schiedt het, dat baldadige studenten mij met woorden als: knaap, aannemer, koop man, handelaar of drankdrager" tot zich trachten te roepen... maar geen dezer termen zoude ik verkiezen op mijn visitiekaarije of briefpapier. zijn voor uitingen van gezonde levenshumor daar wij deze dikwijls weten te waardeeren in anderen. Het is deze eigenschap welke zoo te apprecieeren is in het Engtlsche volk; in den Engelschman meer nog dan in den Amerikaan en wel omdat zich hier in de eerste plaats kwaliteit voor kwantiteit doet gelden. Speciale raseigenschappen worden dikwijls zeer teekenend weergegeven door de onver taalbare uitdrukkingen welke in de volks taal voorkomen. Zoo trachte men eens zonder sygnifische omschrijving uit het Engelsch een vertaling te geven van een degelijk jongmensch van deftige familie, en evenmin lukt het in korte Hollandsche woorden weer te geven, wat de Engelschman bedoelt wanneer hij zich op waardeerende wij ze over een persoon uitlaat, door van hem te getuigen "hèis alright, hèsees the joke". Deze uitdrukking is ons vreemd en toch wat een heerlijk gezonde levensopvatting. Hoe getuigt dit niet van frisschen moed, van een rondborstig karakter, een veer krachtig gemoed onder alle omstandigheden in staat te zijn to see the joke". Komt hierbij vergeleken onze onvertaalDF. NIET-ONTI'LOFTE GRANAAT ,,Geef em d'r een Bert! Je hoort ze toch meestal eerst zoo'n beetje suizen, vóór ze ontploffen" bare degelijke [dejtigheid niet een beetje in het gedrang ? Menig Nederlander zal deze gemoedsuitirg niet verstaan, haar verkeerdelijk ver warren met oppervlakkigheid, gevoelloos heid, op zijn minst genomen gebrek aan fijn gevoel; geheel ten onrechte echter, in wer kelijkheid is dit de hoogste uiting van een "balanced mind" welke tot weerstandsverZoo blijve het dus Oberkellner", zoolang 't niet dienheer is. Volgens de zér wereldsche medewerkster van 't rose weekblad, roept men den dienheer (vergun mij dfze uitdrukking) niet, noch tikt men hem. Men wenkt hem met het ooglid nader. Dit is wellicht in 't buitenland mogelijk, maar wij, Nederlandsche dienheeren, benutten gaarne onze ledige oogenblikksn met scherts of aangenamen kout onderling. Maar ik zoude U spreken van ons beroep. Welaan, dan, wij zijn menschenverachters. Ja, waarlijk! Geen man is groot voor zijn va!et-de-chambre, en geen mensch is be langrijk voor ons, die hem slechts zien in de meest dierlijke der menschelijke occupa ties: voedsel tot zich nemend! In gemoede: wat zoudt gij zeggen, van een wereld, waarin de menschen zich slechts tot u wenden met praatjes over voedsel en drank? Gi ziet hen wijfelen tusschen dezen en genen drank, gretig van de schotels nemen, wat hen de beste brokken toeschijnen, en ieder intellectueel gesprek afbreken, door 't gebaar van mijn beladen arm. Ik heb groote beurs- en staatslieden be diend, die haastig-smakkend, déjeuneerden, en alombekende mannen, die hun diner rekten tot eene ergerlijk lange zinnestreeling van zeven tot elf uur in den avond. Wanneer wij, dienheeren, haastig ons middagmaal hebben genomen, keeren wij terug tot dien gastreerenden wereld. Dan helpen wij, glimlachend, de ministerieele voorschriften omtrent spijslijstbeperking, ontduiken, terwijl wij ons afvragen, wat het verband is tusschen instandhouding des lichaams en deze verscheidenheid van voedsel. Wanneer wij fooien ontvangen, ontgaat ons zoomin de rjdelhetd des nonchalanten grootmoedigen, als de vrees des gierigaards ondanks hemzelf. Het schijnt wel of een geheimzinnig waas onze zwijgende persoonlijkheid omgeeft; onze kracht ligt in ons zwijgen, en, hoogstens kunnen wij rondgaan, zacht fluisterend van oor tot oor: demi-sec ou sec...?" * * * Wij kelners woeden slecht begrepen. Een enkele groote geest, als Shaw bij voor beeld, heeft geweten hoe partij te trekken van de figuur des wereldwijzen dienaars. In 't algemeen is het Nederlandsche publiek slecht ingelicht; wel publiceert in dezen zelfden tijd de heer Quérido het een en ander omtrent kelners... maar hij heeft ook hier weer een milieu gekozen, waaraan, m.i., mogen staalt, welke strekt tot frischheid van geest. Dit leert ons de Engelschman in zijn dagelijkfche omgang, in zijn lectuur in zijn geheele optreden. Wij treffen dit aan bij die vroolijke jongens the Timbertown Follies" achter wier geestig gedoe op het tooneel men geen driejarige SPANNEND OOOENBLIK *-> Wat is dat, Bil ?" loopgraaf- rommel!" Van ons of van hun?" ballingschap [zoekt, vierde en laatste seizoen heet hel op hun programma van dit jaar; is er daarin plaats voor T bittere gedachte, n hard woord, n sarkastische hatelJjkheid tegen het vele dat zij moesten ondervinden ? Neen, zij verstaan de kunst to see the joke" slechts met de hier zoo dikwijls gegeven welkomsgroet, ?ood bye'' wordt het publiek voor de mal gehouden. Zulk Is de geest van den man door Temple Thurston geschilderd in diens geestige ka rakterschets The city of beautiful nonsense" hij, die zijn geheele veerkracht vindt in een keen tensc of humor maakt zich boos als hem in den vreemde onder diep droevige omstandigheden door een bedelaar een penny als een zeer zeldzame munt tegen hooge prijs te koop wordt aangeboden. Onmid dellijk daarna voelt hij dat hij verloren is h failed to see the joke"; was werkelijk deze penny geen zeldzame munt, was dit geld stuk niet de directe aanleiding geweest dat hij de vrouw leerde kennen die hij nu be minde? Vol deemoed betaalt hijide bedongen prijs, de zeldzame munt is zijn eigendom, en hij voelt zich weer waardig het leven te leven. Het is ook vooral drze geest welke op zoo welsprekende wijze vertolkt wordt in de Engelsche oorlogshumor, welke zoo wel zijn groote gaven verslingerd zijn Hij kiest een paar kelners uit... fi donc l uit De Kroon", ge weet wel, dat lokaal, waar slecht gewasschen, doch indrukwekkend versierde lieden op een houten vloer verkeeren en grocjes drinken. En de taal, dien hij deze beide collega's in de mond legt is weinig beschaafder dan die waarin hij Aron Lagma'sadellijke bloed verwanten laat kijven. Nog eens: fi denc ! Zal men dan nimmer begrijpen, dat er kelners zijn en kelners, en dat die zich onderling verhouden als aapjeskoetsiers tot stalhoudersknechten, en als deze tot bestuurders van particuliere-, ja, van hof-equipages! Napoleon noemde zich gaarne soldaat, en keizer Wilhelm spreekt zijn Turksche krijgs knechten toe als: kameraden." Maar wie denkt er aan, hen met deze lieden op n lijn te plaatsen. Dat men dit, met ons kelners doet, is rnijn groote grief. Onze kracht ik zeide het u reeds ligt in ons isolement. Voorzeker, er zijn er die een toon van zekere gemeenzaamheid met het publiek onderhouden; dat genre kent ge, en ge weet dat het publiek zelve daartoe aanleiding geeft. Dat zijn zij, die werkzaam zijn in bar's, waar zij beschonken jongelieden onder steunen, geld leenen, of in rijtuigen helpen; die als raadsman, onderwerp van onhebbe lijke grappen, geldschieter of postillon d'amour fungeeren, die steeds een snedig antwoord en een noodzakelijke informatie gereed hebben ... kortom zij, die zich encanailleeren met het publiek. Van deze soort bestaat ook een goedaardiger variatie: de kelner, die in een koffiehuis werkt, waar 't standsverschil tusschen hem en de bezoe kers niet bestaat, doch hoogstens een mo menteel niveau-verschil in financiüelen zin. Daar spreekt de kelner luid, of roept zijne bestellingen over de hoofden dei bezoekers heen, naar 't buffet. Dezulken echter reken ik tot de werklieden in ons vak, en van lieden, die kartonnen of gummi linnengoed dragen gewaag ik ongaarne. Liever spreek ik u van den dienheer par droit de naissance. , ? Deze, de kelner in hetere eethuizen, ver schilt in niets van den bezoeker: gedurende de werkuren althans. Hij moge, in zijn eigen tijd, in hemdsmouwen dineeren, Boesmet-bandjes rooken, of met een geruiten dadig afsteekt bij de niets-ontzienende bitterscherpe Hetzwitztoon" ons van Duitsche zijde zoo wel bekend, waarin alleen de haat en zucht tot kwetsen spreekt, doch die zich niet verheffen kan tot een poging om van het diep droevige de keerzijde even te be lichten, uitsluitend met het doel om door een oogenblik van gezonde lach en scherts verademing te brengen. Zoo treffend spreekt dit uit een serie illustraties getiteld Fragments from France by Capt Bruc<; Bairnsfather, dat ik niet na laten kan hieruit een greep te doen en enkele hier weer te geven: De zedelijke moed, de oogenblikken van eigen angst voor den vijand te schilderen, hoe echt eerlijk is deze voorstelling van What it really feels like met deze rij van Duitsche gezichten zoo goed getypeerd zonder eenige uiting van haat. Dan deze twee Tommies die half begraven door een explosie, in de meest kritieke omstandigheden zich het allereerst afvragen of dit te danken is aan het eigen of net vijandelijke geschut. De lakonieke onverschilligheid sprekende uit de philosofUche beschouwing omtrent d ud sh«lls", de tantaluskwelling die de Duitsche \VAT VOOR GEVOEL HET WEL IS... p.Nachlpatrouille... pet opwekt, het sarcasme van het oogenblik waarop onder een hevig bombardement de kolonel aan inventariseeren van de provisie kamer wordt gezet, de inkwartieiing in een boerderij, en zoo gaat het door, alle getuigend van een fiissche geestigheid gegeven met het doel om van droeve omstandigheden het lachwekkende naar voren te halen en zoo door scherts ontspanning te geven. pet in stede van een huit-reflets op de courses verschijnen; hij moge, op rijperen leeftijd een voortrtffdijk huisvader of een tyran voor zijn dochters zijn .. in zijn werkuren is hij alleen, en voor alles, uiterlijk een geblaseerd en zwijgend man. Begrijpt ge, lezer, het tragische van zulk een bestaan ? Gevoelt ge, hoe het uitsluitend slreven naar onpersoonlijkheid, het ver dringen, van moment tot moment, van iedere menschelijke impuls, een wreede zelftucht geheeten mag worden? Geen glimlach, geen vroolijke uitroep, geen woord van bewondering of verbazing, ja, geen on-noodzakelijk gebaar rnag hi| zich veroorlooven hij mag slechts dienen, aandachtig en opmerkzaam bedienen... ieder, die daar eenige geldstukken voor over heef!... want hij behoort tot 't meubilair. Ik wil geen drastische colportage-roman voorbeelden geven : van een vader, die zijn verstooten dochter een omelette sibérienne voorhoudt, of van den jongeman die de ge liefde van voor enkele weken een bontmantel om het geurig décolletélegt... foei, neen, dit ware valsch gevoel. Het zijn ook meer de vele, pijnlijke kleinig heden: het uitblijven van eenig woord van dank bij 't aangeven van een lucifer, het nauwelijks beantwoorden van een eerbie digen groet... Ik heb collega's gekend, die zich wisten te wreken. Zij hadden, in de jaren hunner dienstbaarheid, de eigenschap van den blik ontwikkeld. De blik is een machtig wapen, maar de behandeling ervan is uiterst gecompliceerd, want jegens ieder individu noodzakelijk varieerend. Er zijn lieden, wien het meesterschap van den blik is aangeboren; speciaal voor hen bestond, tot voor eenige jaren, de militaire strafbepaling op de insubordinatie door den blik." Want de blik van den mindere kan ver schrikkelijk zijn. Niet slechts door den aard ervan, maar evenzeer, en wel innoghooger mate, door het oogenblik van den worp. Ik zie twee menschen aan een tafeltje, ik bedien ze, doch ze hebben mf] niet opgemerkt. Hij is een jonge man, zij een mooie vrouw van dertig jaar; hij doet zijn best onder houdend te zijn, en spreekt haar, half over tafel gebogen, toe. Zij glimlacht welwillend... Totdat op een gegeven moment ik voel dit in de situatie - hij een onhandigheid heeft gezegd; ze kijkt hem zwijgend, ver wachtend en verbaasd aan. Voorwaar dit te kunnen niet alleen, doch hierin door zijn geheele volk begrepen te worden, is een benijdenswaardige eigenschap van onschatbare waarde; een karaktertrek welke de moeite wel waard is bij ons Nederlanders aan te kweeken, een eigen schap welke ons volk als regel niet eigen is doch desniettegenstaande onzen volksaard niet zoo geheel vreemd is dat in dit opzicht geen aanpassing denkbaar ware De echt Oud-Hollandsche deftige degelijkhied is op den afmarsch, zou de leegte die hierdoor ontstaat geen plaats laten voor wat gezonden levenshumor zooals de Engelschman die kent? " W. L u L o i s De Tuin van de Dooden De tuin van de dooden is zoo kil, Al de dooden slapen stil En hooren niet. De bloemen van de dooden, De geele en fel roode Zingen een lied. Zij zingen van 't genaken, Van weder ontwaken En wederzien. De tuin van de dooden is verlicht, Voor elk een doode brandt een licht. Ik kan 't zien ! Zien, alles hooren en verslaan, En alles heel stil gadeslaan Wat er geschied. En zoo dan ga ik weder heen, En ik zucht en ik schrei en ik ween Van vreugd en verdriet. GIZA KITSCH L AGENDA NED. OPERA. ir. G. H. KOOPMAN. Zondag 24 Februari, Holl. Schouwburg (2 uur) BOHÈME. ( '. 8 uur) Paleis v. Volksvlijt. MIGNON, Maandag 25 Februari, Paleis v. Volksvlijt, TOOVERFLUIT. Dinsdag 26 Februari, Stads Schouwburg, WALKURE. Woensdag 27 Februari, Den Haag, TOOVERFLUIT. Donderdag 28 Febr., Paleis v. Volksvlijt, TOSCA. Vrijdag 1 Maart, Leiden, TOSCA. Haarlem, MIGNON. Zaterdag 2 Maart, Rotterdam, (Gr. Sch.) FIDELIO. Op dat oogenblik sta ik achter haar, en, een kort oogenblik, ontmoet, toevallig, mijn blik den zijne... Ach, en zoo zijn er honderden gevallen... nouveauriches, die niet weten hoe kreeft te eten, mondainposeerende jongelui, die zich voor hunne waarlijk eerbiedwaardige, doch provinciale bloed ver wanten meenen te moeten schamen, vrouwen die valsche parels dragen, heeren wier overhemdknoopje is losgesprongen, burgerlieden, die niet naar prijzen durven te vragen die niet op mijn kaart staan, heusch hél nette menschen, die niet weten dat tripes ,i la mode de Caen" ge kookte darmen zijn, en niet durven te be kennen, dat ze niet weten wat 't verschil is lusschen aubergines en bécassines ... hen allen treft, verschrikkelijk, de blik van den wrekenden dienaar. Want hij speculeert op n menschelijke eigenschap, de valsche schaamte. De dwaze valsche schaamte van den wereldsch doenden, doch overigens respeo tabelen mensch. De valsche schaamte, die, als een verlam mende ziekte, de groote massa der maat schappelijk bevoordeelden aantast, en ze, hulpeloos en minderwaardig, ten prooi werpt aan de straffende en wrekende blikken van den zwijgenden dienaar! * * Zoodat ik, eindigend, geen beter slot weet te geven dan dezen humanen raad: Welgestelde of welgesteld geworden bur ger ! Laat u nimmer verontrusten door het feit, dat ge niet weet wat hutspot in het Fransen is, of dat ge er onkundig van zijt dat ge u niet bedienen moogt van een ter inspectie aangeboden kunstschotel... want eten is uw vak immers niet "' En, al behoeft gij ons, uwe dienheeren, niet met kameraadschappelijke bonhommie op schouders of rokspanden te slaan ... negeer ons niet geheel en al. Of, zoo ge wilt, negeer ons wél. Wanneer ge ons maar blijk geeft, van uwe waarachtige genegenheid, en van uw menschelijk billijkheldsgevoel door een .., honorarium (fooi zegt men soms tactloos).., van iets boven die vervloekte tien-procent..,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl