De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 2 maart pagina 1

2 maart 1918 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N8. 2123 Zaterdag 2 Maart A°1918 DE AMSTERDAM WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ER ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON (Prijs per No. f 0.20. Per 3 mnd. 2.25. Abonn. loopen per jaar | [ UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENÜOKF, AMSTERDAA\ | [ Advertentiën omslag f 0.35 p. regel, binnenpag. f 0.40 p. regel BERICHT Het voorlaatste nummer met de bijlage De Drooglegging der Zuiderzee" is totaal uitverkocht. Van deze bijlage aijn echter een aantal exemplaren in zwaar omslag overgedrukt, die a 60 cent verkrijg baar zijn. Het telefoonnummer van redactie en administratie is voortaan C. 3131. De Uitgevers VAN HOLKEMA & WARENDORF A m s t. iiiiiiiiiiiiiiimiimiiiiiiiiM INHOUD: Blz. l: De twee kwade spoken der democratie, door v. H. De zaak de Jong, door v. H. Buitenlandsch Overzicht, door G. W. Kernkamp.?2: De Vogelverschrikker, teekening van Jordaan. Engeland en de Joden in Palestina, door C. Eitje, met teekening van Martin Monnickendam. Krekelzang, door J. H, Speenhoff. Feuilleton: De wraak van den Lombokker", door H. J. Smid. 5: Voor Vrouwen, (redactrice Elis. M. Rogge), door Joh. de Haan-van Maarseveen, Marie Berdenis van Berlekom en Hanna van Lingen. Uit de Natuur, doorjac. P. Thijsse. 7: De Vogels, door prof. K. Kuiper. Is dit geen liefdrijk won der? teekening van George van Raetndonck. Kunsttentoonstellingen, door Plasschaert. Dramatische Kroniek, door Top Naeff. 9 : De Nederlandsche Jaar beurs, door H. J. Holgen, met teekeningen van Is. van Mens. Wa'.cheren als Handelscentrum in de Vijftiende Eeuw, door L. Lasonder. 10 : De Collectieve Arbeidsovereenkomst (II), door jhr. mr. H. Smissaert. Muziek in de Hoofdstad, door mr. H. M. van Leeuwen. Boek bespreking, door dr. F. van Eeden. Dure Tabak, door Jan van Riemsdijk. Spreekzaal: Experimental Legislation. 12: Sport Regeeringszaak, door Friso. Uit het Kladschrift van Jantje. 'tSchietgat, door Melis Stoke. 13 : Amerika heft het embargo op voor velerlei nuttige zaken, teekening van Joh. Braakensiek. Bridge en Royal Auction Bridge, door Bridger. Bijvoegsel: De Poolsche Witte Adelaar, ten vierden male verdeeld, teekening van joh. Braakensiek. . .. DE TWEE KWADE SPOKtN DER DEMOCRATIE Aan de wieg der democratie hebben steeds vele goede feeën gestaan, van welke zij vele goede gaven mede ge kregen heeft. Aan hen is alles te danken, wat de democratische instellingen voor goeds in de wereld kunnen wrochten: ont wikkeling; welstand; menschwaardigheid; loon naar werken; en fut. Maar daarnevens ontbraken ook de booze geesten niet! Gelijk in de sprookjes, hebben zij in hunne sluwheid aan de Prinses der De mocratie de leelijkste toegiften medege geven, die voor haar leven gevaarlijk zijn. Zoo sleept zij hare zwakke plekken mede, waartegen ieder, die het wel met haar meent, haar immer moet zoeken te beschermen en te behoeden. En nademaal ook ten onzent de democratische geest steeds sterker door werkt, rust ook op ons steeds meer de plicht, het gevaar dier booze voorbeschik kingen zooveel mogelijk tegen te gaan. Van hen zijn de twee voornaamste: Corruptie. En: Wantrouwen. Zóó listig zijn deze beide door elkaar gevlochten, dat de eene kanker de andere als van zelve bevorderen kan. Beide gevaren gevoelen wij thans in dezen fel bewogen tijd, scherper dan ooit om ons heen. Het onheilspellende spook der corruptie heeft zich in ons midden en overal om ons heen vastgezet. Het kleeft, neen, zeker niet, allén in het gevolg der democratie! Een tzaristisch staatsbestuur als het Russische heeft het welig gevoed. Een patricisch bestuurswezen, als eertijds van ons eigen oude vaderland, heeft het evenzeer gekend. Corruptie dreigt overal, omdat overal de zwakke en hebzuchtige menschen zijn. Maar voor de gezonde democratische idealen is de corruptie doodelijker dan voor iets anders. En dit is des te erger, omdat ze des te hooger in waarde staan, en des te meer verdienen te leven. De gevaren die ons niet schelen kunnen wanneer zij slechts een leelijken bouwval bedreigen, gaan ons innig aan 't hart, wanneer een schoone en veelbelovende kathedraal hun slachtoffer worden zou. Daarom moet den leiders en den dienaren van den democratischen staat steeds en steeds deze waarschuwing in de ooren worden gedrongen, voor de oogen worden gesteld: hoedt u. hoedt ons, voor het verval in de corruptie. Hoevele volksstaten en democratien zijn daaraan te gronde gegaan of verteerd! * * * Het is de eigenaardigheid der demo cratie, dat zij vaak door toeval of door waardelooze omstandigheden lieden naar voren brengt, die de weelde niet kunnen dragen. Het is eene andere eigenaardigheid dat zij de gelegenheid geeft om met dikke bedriegelijke woorden de massa te misleiden en op haar rug haren gang te gaan. Prutsers en knoeiers, samenzweerders en kliekhanzen, slimmerikken en praatjesmakers, vinden, als zij maar handig genoeg zijn, in de democratische in stellingen een handvat voor hun anti democratisch gedoe. Hoezeer hebben de republieken van het oude Griekenland en het oude Rome daaronder niet geleden. Hoe is zelfs ook de groote Fransche Republiek onder de raddraaiers van het Directoire daardoor niet omlaag getuimeld. Hoe hebben in Noord-Amerika de burgerijen gezucht onder de voosheid van wat in de termen Tammany" en graft" wordt samengevat. Altijd listige eigen bevoordeeling en onderlinge samenspanning van groepen, die het heft in handen wisten te houden, het volk zand in de oogen te strooien en te benadeelen tegelijkertijd. Steeds hebben philosophen en staatslie den zich afgepijnigd, om den idealen vol kenstaat tegen dit spook der menschelijke zwakheid te beschermen. Daartoe heeft een Aristides, de onomkoopbare", zijn levensgeluk op het spel gezet, en een Cicero den strijd gevoerd ; een Montesquieu zijn evenwicht der staatsmachten ontwikkeld en een Robespierre den naam van L'incorruptible hoog gehouden. Daartegen hebben de volkeren, de democratie zelve ook, steeds meer dammen trachten op te werpen. Maar de sterkste dam zal ten slotte toch altijd zijn: die van den publieken geest en het publieke geweten. Het is daarmede ten onzent in de laatste tijden niet goed gegaan. De geheele politieke warrewinkel der laatste jaren, de distributierommel boven dien, zij hebben bederf en wantrouwen gezaaid. In menig opzicht is de indruk, dat het een kliekboel geworden is. Daardoor zijn er op verscheidene posten voor de verleiding bezweken. Van de hoogere, vooraanstaande, ver antwoordelijke leiders kan en mag men dit nog niet denken. Maar al is dit zoo, zoo kan hun in het algemeen nog een niet veel geringer ver wijt treffen: het verwijt van te groote lakschheid tegenover misstanden en moge lijkheden van misbruik. Het volk heeft juist in dezen tijd er recht op gehad, de ijzeren hand te zien, den onverbidddijken bezem, de hoog staande persoonlijkheden, aan wie niets kan knagen en wier invloed naar omlaag als vanzelf het spook van de corruptie verjaagt. Zelfs den schijn daarvan. Dit is gemist. Of de handen te vol waren, of de gedachten te klein: de forsche voorzorg tegen het spook is achterwege gebleven. Noch de regeering, noch de justitie of de administratie, noch de Kamers, noch de politieke partijen hebben daar van den aanvang af voor gestaan. Integendeel, men heeft bij de afhandeling van de grondwetsherziening nog zelfs den schijn van een onderonsje versterkt, en door de aardigheden van de commissie's van toezicht, het laat zitten wat zit", het terugwerkende pen sioen, enz. het vertrouwen der natie dat daar de krachten zitten, waar zij toch behooren te zitten, die zonder eenige bijoverweging voor de zuiver heid der toestanden en de wering van corruptie zorgen zullen, ontzenuwd. Het wreekt zich alles nu. Het publieke vertrouwen is voor een goed deel weg. Elke schijn van corruptie wordt ter stond als zoodanig aangezien. De onzedelijkheid heeft immers vrijwel nooit zoo maar rauwweg haren intocht gedaan, doch werd altijd door de laksch heid ingeleid. Zoo ligt daarin de groote oorzaak, waardoor wij op het oogenbiik niet meer leven in een atmosfeer van moreele gezondheid, maar in eene, het rnoet met schaamte gezegd, die ietwat aard naar Russische toestanden of naar Tammany Ha'l. Nog zien wij den afdoenden wil tot verbetering niet en nergens. Er wordt nog in menige zaak voortgegaan met konkelarijen geheimzinnigheid. Menigeen misbruikt zijn prestige" of zijne positie", om fouten te dekken of zijn eigen pro fijt te doen. Het is nog tijd om te veranderen, om aan te vatten! De schijn van het kwaad, wij hopen het tenminste, is op het oogenbiik nog erger dan het kwaad zelf. De lakschheid en belangzucht grooter dan de verwording. Maar als het niet anders gaat, zal het volk zelf op eenmaal naar een groote schoonmaak moeten dringen. * * * Het is niet om ietstevergoelijken.dat wij juist thans ook willen wijzen op het tweede spook, waardoor de demo cratie steeds wordt bedreigd. Ook weer en ten onzent. Dat is het teugellooze kruipende wan trouwen. De alles doodende verdachtmaking. Ook hieraan hebben democratieën haar levensbloed verloren. De massa is grenzeloos achterdochtig van nature; en domkoppen of slimmelingen maken daarvan gebruik, om de belangen der menigte ten slotte te bederven. Het is te begrijpen, dat het vermoeden van corruptie en van misstanden ver bittering wekt. Maar: la.it uw rustig oordeel niet schieten en houdt de dingen uit elkaar. Wat is het gevolg ervan, wanneer alle ver-trouwen prijs gegeven wordt, en elke verdachtmaking gevo'gd? De ervaring kan het u zeggen: het leidt of tot anarchie en ondergang, of tot de heerschappij van den groolsten bedrieger. De gezonde democratie sterft aan on matig wantrouwen. Dit leert de ge schiedenis, zoo goed van de grootste revolutie's als van eene simpele vakor ganisatie of coöperatieve vereeniging. De ergste misstanden mogen het oor deel en net vertrouwen niet ten^ gronde doen gaan. Typisch heeft ons bijvoorbeeld in dit opzicht eene opmerking getroffen, door een enkel blad gemaakt tegen het onlangs ingediende voorstel tot eene parlemen taire enquête tegen de corruptie: Dit is natuurlijk niet ernstig gemeend'. Wij nu kunnen te zeer uit eigen wetenschap van de volslagen ernstige bedoeling over tuigd zijn, om niet te gevoelen hoezeer door zulk mateloos en oordeelloos zaaien van achterdocht, elk vruchtbaar werk zou worden ineengetrapt. Zoo zijn er meet voorbeelden. Het is nu zoo gemakkelijk, sensatio neel alles omver te halen, en de alles omwoekerende plant van het wantrou wen te kweeken. Ook hier echter moet het volk, moet de menigte, voor zichzelve weten te zorgen. Evenals zij er krachtig mee de hand aan moet houden om het spook de cor ruptie te weren, evenzoo moet zij ver standig genoeg zijn, om het spook van het wantrouwen zijn plaats te wijzen. Anders jagen de beide kwaden, te zamen, arm in arm, ons de verwilde ring in. v. H. Naar aanleiding van dezaakDeJong Wat wij zouden willen zeggen over de zaak de Jong, na de kennisneming der ge publiceerde stukken en op grond van deze, gluit zich aan bij onze bovenstaande be schouwingen van algemeeneren aard. Hetgeen wij ook in den lo-p dezer zaak betreuren, is eene zekere onbewogenheid, ja lakschheid tegenover de mogelijkheid van misstanden, waaruit zooveel verder kwaad voortspruiten kan. Er is voorzoover wij kunnen zien, van eigen verrijking van het kamerlid, voorzitter der Commissie van de Peulvruchtenvereeniging, niet gebleken. Wanneer het woord corruptie" wordt uitgestrooid, vindt dit in de feiten geen grond. Zoo kon dus indertijd eene commissie van partijgenooten er toe komen, geen termen te vinden om haar medelid uit te stooten. Men behoeft toch iemand ook niet dood te slaan terwille van het boos gerucht! In zooverre is zacht moedigheid geen zonde. Mits de duidelijkheid dan maar niets te wenschen overlaat. Of een scherper onderzoek mogelijk ware en tot andere resultaten leiden moet, dit zal eerlang voor eene Enquêtecommissie kunnen blijken. Maar hoeveel beter en principieeler, ver trouwenwekkender ook tegenover de natie, j ware het in elk geval geweest, de bevonden j toedracht der zaak en het daarover gevormde i oordeel aanstonds in eenigerlei. vorm bekend te doen worden! Zulke z-.ken hooren immers in het dag licht thuis! Het oordeel over de hardeürgen van hut betrokken Karneilid ze u daMinede ook meer ernst en beteekenis hebben gekregen. Want a! behoefde dit dan niet verniel!- ( KRACHT- EN WARMTE-PRIJSVRAA Da bekroonde inzenders onder de motto's: De tijd zal 't leeren", Sintels"( Ernst" en Alle beetjes helpen" (isoleermanchet) worden nogmaals verzocht ten spoedigste machtiging te zenden tot opening der motto-enveloppen en tot publicatie hunner namen. Adres: Mr. K. Jansma, Keizersgracht 450, Amsterdam. Rectificatie: Het artikel voorkomende in het nummer van 23 Februari getiteld : Lessen uit de Kracht- en Warmte-Prijsvraag" was van de hand van den Voorzitter der Jury voor deze Prijsvraag: Dr. W. Lulofs B. A. gend te zijn, zoo had naar ons gevoel juist daarom over die handelingen toch een ern stiger afkeuring gepast. Er ligt daarin meer dan eene onvoorzichtigheid": n.I. eene manier van doen waardoor, een Kamer lid zijne waardigheid en functie heeft dooreengemengd met de bevordering van geldelijke belangen van particulieren, op eene wijze, die in elk geval als zeer onvoegzaam en onwenschelijk moet worden gekarakteriseerd. Hier zou zeker eene nota censoria op haren tijd, meer dan n onwelkom gevolg, ook voor den betrokkene, hebben kunnen ver mijden. En heel wat wantrouwen en ver denking hebben voorkómen, die men nu maar weer te gemakkelijk wortel schieten laat. Kostelijk ook voor exploitatie in den politieken strijd. v. H. De aan Rusland opgelegde Vrede Er moet in de laatste week hard gevoch ten zijn in Rusland niet tegen de D<-'itschers; die hebben een militaire wandeling kunnen maken door LijfUnd en Esthland, alleen in wat sneller ttmpo dan gij en ik plegen te wandelen. Ook niet tusschen de bolsjewiki en hunne tegenstanders van allerlei gading; het f t het u r.iet getrrffen, (lat de berichten daarover heelemsal zijn uitgebleven, sinds de Duitschers hun nieuwen opmarsch zijn begon nen? Dat men niet meer hoort van de gruwelen, die. de mannen van de rcode garde in Finland en Esthiand en Li fldnd zouden hebben bedreven, is wel te begrijpen; die berichten htbhen hun dienst reerês gedaan, nl. de noodzakelijkheid in het licht te stel len, dat de Duitschers daar een eind kwaden maken aan den jarbcel. Maar het schijnt wel, alsof ook in het overige Rusland de burgeroorlog opeens gestaakt is; van den strijd in en om Kiev verneem je niets met r; ever min van dien der Polen, die een paar wt-ken geledon geen dHg lieten voorbijgaan of zij maakten ?ich van een of andere stad meester: Mohilev, Smolensk of Witebsk, waf je ma:-r wou. VerrnotdeHik wordt er tusschen de bolsj^wiki en huMie vijanden geen zier m noer hevig gevochten, ook al berichten de cou ranten er 'is niets over. M^ar niet aan dien strijd dacht ik; wel aan dien, die er geleverd moet zijn tusschen de bols-j^iviki onderling, een strijd niet met wapenen, rnaar met woorden. Het is toch niet aan te nemen, dat Trotzty gemakkelijk zal hebben berust in het besluit om de vredesvoorwaarden te ondergaan, die Duitschland aan Rusland op'egt. Toen hij te Brest-Litovsk den oorlogs toestand voor geëindigd verklaarde, mo?t het hern juist erom te doen zijn geweest, het sluüen van een vrede te voorkomen. Hij zal zich niet de illusie gevormd hebben, dat hij door die eenzijdige verklaring kon beleiten, dat de Duitschers het bezette ge bied in hunne macht hielden en er misschien nog eenige gewcs'en bij zouden veroveren; maar zijne gedragslijn bespaarde aan de Rus sische regeering de vernedering, een vredes verdrag te cnderteekenen, wairbij eengroot deel van het land aan de Duitschers moest worden prijsgegeven. Deze gedrag-lijn heeft hij niet kunnen volg! n. Naar het schijnt, had Lenin die van den aanvang af niet goedgekeurd en was het zijne meening geweest, dat te BrestLi'ovsk de vrede moest worden geteekend. Zoo bericht althans een correspondent van de Dailv News te Petrograd ; volgers hem achtte Lenin het noodip, zoo spoedig moge lijk vrede te sluiten om de revolutie in Rus land te redden ; Trotzky zou zich over het lot van die revolutie nog niet ongerust ge maakt hebben en van een opmarsch der Duitschers juist een aanwakkering der (evo lutionaire beweging verwacht hebben. De meen ng van Lenin behield de overhand ; de Russische regeering veiklaarde zich be reid weder onderha' de!i"gen aan te knoopen; toen Duitschland te kennen gaf, dat het oogerb ik van onderhandtrien voorbij was en de Russische regterirg alleen de Duitsrhe vf orwaarden had te aanvaarden, heeft zij zich gehaast daarin toe t-- stemmen. Een var. de redenen, waarom l'uitschlard vrij tppi had nut de Russen, was het on verwachte van den opmarsch der Duitschc trorp'n. Niemand zai vermoeden, dat de Russische legers i o g ten portuur war» n voo' de Duit-cru'; rnsar ;d h,.-. d-k';i z;j hit vnortn-kVen der Duit"c!-.ers rik-1 kunnen s'in'cH, 7 ij xouflrn minder pc-vjingerui en minder geschut in handen van d*-n v ij rd heb'ien beh"e-/en te laten, indien d?ze zich gehouden had a.n de afspraak, dat ce wapenstilstand een week vooruit moest worden opgezegd. De Duitsche regeering hetft echter de spitsvoudigheid gebruikt, Trotzky's verklaring dat de oorlogstoestand geëindigd was, gelijk te stellen met een opzegging van den wapenstilstand, zoo gaf zij een week later aan hare troepen bevel de vijandelijkheden te hervatten op hetzelfde oogenbiik, waarop zij voor het eerst hare eigenaardige opratting bekend maakte, dat Trotzky's verklaring voor haar het opzeggen van den wapenstilstand betetkende. Over Polen, Lithauen en Koerland zal Duitschland nu beschikken zooals het wil; in Finland zal het de orde herstellen en als belooning daarvoor verwachten, dat dit land zich voortaan goedgezind jegens Duitschland betoont; in Lijfland en Esthland zal het zich niet nestelen", zooals Hertling in den Rijks dag verklaarde, maar ook deze landen zullen hunne bevrijding van Rusland aan Duitsch land hebben te danken en daarmede voor taan als bevriende buren" moeten leven. Dit alles btteekent niet minder dan dat het grootste deel van de Oostiee-landen in de machtssfeer van Duitschland wordt opge nomen. Daarbij komt dan nog, dat het Russische leger onmiddellijk woidt gedemobiliseerd, zoodat Rusland gten poging meer zal kunren doen om het transport van de voorraden uit de Oekraïne te verhinderen; dat de Rus sische vloot tot het einde van den oorlog moei worden opgelegd, dat Rusland met Duitschiandeen handelsverdrag moet sluiten, waarbij aan het laatste rijk allerlei voor rechten worden gewaarborgd. Ziedaar wat Duitschland verstaat onder een vrede zonder annexatie"! En dan zijn er nog naïeve menschen, die in de jongste redevoering van den Duitschen rijkskanselier lichtpunten" hebben gezien voor htt spoedig dagen van den vrede! Een van de lichtpunten" was dan, wat hij over Belgiëheeft gezegd, maar wat zei hij? Dat Duitschland er niet aan denkt het te behouden of het tot een bestanddeel van het Duitsche rijk te maken dat was niets nieuws, en Hertling zelf zei dan ook, dat het reeds herhaalde malen van deze plaats was verklaa rd". Evenmin was nieuw, wat hij daarop liet volgen:?datDuiisch!and beschermd moet blijven tegen het gevaar, dat zijn vijanden in Belgiëkuipen en het als opmarschgebied zullen gebruiken". Maar zoo min als een zijner voorgangers op de plaats, waarvan hij sprak, hetft hij te kennen ge geven, welke waarborgen Duitschlard zal ekcben; zoo min als een zijner voorgangers kwam hij op de gedachte, dat in de eerste plaats Bilgtëwaarborgen mag eisenen, dat het door Duilschland riet ais opmarschgebied zal worden gebruikt; zoo min als zij bracht hij de belofte over zijne lippen, dat Duitschland aan B-il^iëzal vergoeden wat h-;t er tegen misdreef. N et op de woorden trouwens van Hertling komt hei aan; wie nog naar de bedoelingen van Duitschland mocht gissen, hij zie naar de daden van dit rijk tegenover Rusland. Uit de voorwaarden van den vtede, waartoe het Rusland dwingt, leert men de bedoe lingen der Duitsche Staatslieden beter ken nen dan uit honderd redevoeringen van een Hertling of een Kühlmann. Polen, Liihauen, Koerland kan men nog duidelijker com mentaar verlangen op de woorden : verde digingsoorlog, beveiliging van onze grenzen, vrrde zonder annexatie, erkenning van het zelfbeschikkingsrecht der volken? Met Ojst-Europa hebben Duitschland en zijne bondgenooten nu de rekening opge maakt ; nu komt het Westen aan de beurt. Misschien morgen of overmorgen reeds kan de groote stormloop tegen het westelijke front beginnen; indien dat moest bezwijken, indien het den Duitschers en wie hun verder hulp zullen verleenen bij dezen geweld gen aanval, mocht gelukken zulk een overwin ning te behalen, dat de geallieerden, of zelfs maar Frankrijk alleen den strOd moest op geven meent gij, dat Duitschland dan gematigder zal zijn in zijne eischen, dan het zich tegenover Rusland heeft betoond? Toen in den vorigen zomer de meerder heid van den Rijksdag de bekende motie aannam, waarbij gebiedsverwerving door dwang en politieke, economische of financieele onderdrukking" onvereenigbaar werden genoemd met den door haar gewenschten vrede, hebben velen daarin een waarborg gezien tegen een poging van de Duitsche regjering om bij den vrede vergrooting van g. bied of macht voor Duitschland te be dingen. De vrede, dien Rusland zal moeten onder gaan, en vooral de houding van de meer derheid van den Rijksdag tegenover de voorwaarden van dien vrede, leert hoe gering de beteekpnis van een uitspraak als de zooeven genoemde is. indien Duitschland de gelegenheid krijgt bij een vrede zijne macht te ve;grooten, houd» God noch duivel laat staan een rpsd.-'pfsreso'utif htt daarvan terug. Dat is geb'eken aan Rusland; het zal ook aan Be'gi en Frarkrijk buiken, tenzij de gealiieercen aan het westelijk f'ont stand houden stand houden om Europa te beveiligen tegen het meer en meer dreigende gevaar van de Duitsche overheertching 27 Febr. 1918 G. W KERNKAMP

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl