De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 2 maart pagina 7

2 maart 1918 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

2 Maart '18. No. 2123 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP MotordienstvanTetenbiirg DAGELIJKSCHE MOTORDIENST UTRECHT LEIDEN DEN HMG DELFT Vltirtanschewsi. Utrechtschaveer 26. FynjékadeS. Houttuhiiii VICE. VERSA ?iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiifiii DE VOGELS Comoedie van Aristophanes Opgevoerd door de Amst. Letterkundige Gymnasiasten-Vereeniging Disciplina Vitae Scipio" Naar de bewerking van dr. CHR DEKNATEL met muziek van A. DIEPENBROCK, door prof. K. KUIPER Kan een antiek spel komedie of tragedie op ons modern tooneel opgevoerd worden met eenige kans dat het bij den toeschouwer aandoeningen wekt, gelijk ef althans gelijk waardig aan die welke eens de Atheners boeiden aan hun theater? Voor velen is die vraag ten opzichte van de tragedie, na Bouwmeester'sofMouenet-Sully'spraestaties nauwelijks meer eene vraag»?van Reinhardt's effectbejag .worde hier gezwegen. Maar het blijspel? Ea door zijne gegevens, met vasten wortel gehecht in den bodem van het Atheensche staatsleven, n door zijne dictie, wemelend van toespelingen op onbekende zaken en personen, en bovenal door zijne lucathartige obsceniteit, geeft Aristophanes aan de meesten van hen die als vakgeleerden zijn werken kennen en bestudeeren de vaste overtuiging dat men hem niet meer spelen kan." De Amsterdamsche Gymnasiasten min der zwaartillend dan de meerderheid der klassieke litteratoren zijn door de daad tegen die overtuiging opgekomen. Aristo phanes niet speelbaar??Wacht eensl" hebben zij gezegd; en zij hebben DeVogels" gespeeld. Eigenlijk ging ik met een zwaar hart ge bruik maken van de uitnoodiging om dat spel bij te wonen. Wel wist ik, dat de uit voering onder de gunstigste omstandigheden zou plaats hebben; ik kende de congeniale overzetting van dr. Deknatel, die, heenglijdende over het scabreuze en weglatend hetgeen voor hedendaagsche toeschouwers onbegrij pelijk was, den oolijken geest van Aristophanes zoo uitnemend weergaf, al moest dan ook van des dichters heerlijke lyriek veel ver loren gaan, ik bedacht hoe de muziek van den Marsyascomponist het geheel zou dragen en steunen; maar toch was ik hevig onge rust, angstig voor den naam van Aristo phanes, die zich al zijne^zonden doet ver geven door zijne onweerstaanbare geestig heid, en angstig voor de Amsterdamsche gymnasiasten. De voorstelling is mij eene onthulling ge weest. Ik wil niet beweren dat ik sinds Vrijdag 15 Februari de Vogels van Aristo phanes beter begrijp, of zelfs dat ik mij van eene antieke blijspelopvoering eenduidelijker voorstelling kan maken dan te voren. Antiek was de opvoering maar tot op zekere hoogte. Daar gelaten nog de vervanging der burleske sprongen van de antieke comedie door het vreemde dansspel van eenige, wegens hare kle dij en gebaren sterk tegenover het vogelenkoor detoneerende nymfen, waar van de aesthetische verklaring buiten mijne macht ligt, hadden componist, dichter en regisseur zich beijverd om de geheele ver tooning zoo weinig mogelijk op eene ge llustreerde les in de Grieksche antiquitei ten te doen gelijken; zij hadden aan de muzikale begaafdheid van dr. Diepenbrock eene paraphrase van de grondgedachten dezer luchtige komedie te danken die zich ver buiten de grenzen der antieke muziekbegelelding begaf. Het vogelkoor uitge dost in de geestigste verscheidenheid van pluimage die studie en ervaring aan eene kundige regie kon verstrekken, was ge oefend tot eene trippelende, tsjilpende, kwinkeleerende bewegelijkheid, en versterkt tot eene talrijke' verscheidenheid, van welke zeker de oude Atheners die de choregie moesten betalen, verschrikt zouden hebben opgekeken, kortom men had er zich op toegelegd, om slechts zooveel van het antieke te bewaren als noodig was em de kleur niet te loor te doen gaan, en aan al de accessoria" eene zorg besteed als door de Atheners, niet, door onzen modernen smaak wel wordt vereischt. Volkomen terecht, naar mij voor komt. Zou niet de opvoering, die nu een uitnemend succes had, grootendeels mislukt zijn, indien men op grond van geleerd onder zoek, en naar aanleiding van zeer onvolledige gegevens, aan het luister-grage (enkijk-grage) publiek, zoo goed ingelicht omtrent het geen gebeuren ging door dr. Deknatels knappe inleiding tot het programma, wer kelijk eene aniieke komedie had te zien gege ven, en tevens den jongen spelers de gelegen heid had ontnomen om hun brio en hun frissche mimiek te toonen, door hun maskers voor te binden, of door de zeer waardeerbare vrouwelijke medespeelsters te weren omdat het Attische tooneel geen vrouwen toelaat l" Juist aan deze taktvolle vereeniging van antiek en modern dankte de gymnasiastenopvoering, die reeds een belangrijke beteekenis voor de spelers heeft omdat zij hun de herinnering aan Aristophanes' schalkschen geest .voor hun geheele volgend leven mee geeft, ^haar,, opmerkelijk en wél-verdiend DE VOGELS" Derde bedrijf. ;Eerste tafreel: Samenspraak tusschen Peithetaerus (E. J. Korthals Altes) en Iris (Moj. Jos. Visser) Links: Vogel-koorleidster (Mej. Phine Vigeveno) N. V. HET HOFSTAD-TOONEEL : Monsieur Ie Directeur, door Betsy Ranunccl Beekman. Het is nooit voordeelig voor een stuk wanneer zich daar in onze herinnering onmiddellijk soortgelijk, doch van veel fijner en sterker visie op het onderwerp blijk gevend werk naast stelt. Op het, door de buitenlandsche tooneelschrijvers ye,el betreden terrein, dat mevrouw Ranuncci voor boven genoemd stuk nog eens bewandelt, behoeven we slechts te denken aan Hermann Bahrs' charmant Concert", aan Frank Wedekind's onmeedoogend klein meesterwerk: Der Kammersanger", om vast te stellen, dat er in deze richting belangrijker geesten aan den arbeid zijn geweest dan mevrouw Ra nuncci. En willen we het lager zoeken, ons beperken tot de regionen der theaterklatsch, dan vinden we in het dikke boek van Frekssa: Erwin Bernsteln's theatralische Sendung", alles en gros" wat de Hollandsche schrijfster ons en petlt" chroniqueert. De classieke verhouding tusschen een be roemd man en de vrouwen, die elkander om dezen roem verdringen, is echter niet gebonden aan eenig milieu, en het gehalte van een stuk wordt nimmer beïnvloed door de stof op zichzelf; het is altijd het gehalte van de auteur, welke beslist over den ver heven of laag-bij-den-grondsehen geest. Deze geest nu wordt ons in Monsieur Ie Directeur" duidelijk kenbaar gemaakt, als het ware verpersoonlijkt in een nevenfi guurtje, de onafhankelijke actrice Wies van den Werff, door de schrijfster met opvajlende voorliefde geteekend. Twee bedrij ven I, en III, worden door deze Wies, we dachten aanvankelijk frlsch, maar op den duur werd het wel erg ordinair, volgesnapt met bohème-moraal, die tusschen de bur gerlijke (van de domlné's familie harer ver loofde) en de artistieke (van den kunstenaar Louis Verbrugge) naar schrijfsters opvatting de superieure zou zijn. Aan deze superioriteit zouden we nu moeten, en ook gaarne willen gelooven, want daarmee staat of valt deze soort kunst, indien wij in de gedragingen van de quasi franke, ruime, gevoelige Wies, de vertegenwoordigster der schrijfster, de eenige vrouw die Louis Verbrugge weer staai", een greintje superioriteit, een greintje wijze en lieve menschelijkheid vermochten te ontdekken. Wij ervaren het tegendeel Zoodra het op daden aankomt, blijkt Wiesje de benepenste, de botste van allen, een vei kapte filister, Nietwaar, een aankomende artieste, die weigert mee te doen aan een krans voor een groot kunstenaar, omdat de mensch in deren kunstenaar zich in haar oogen nlet-netjes gedraagt, burgerlijker kan het al niet. En hos weinig begreep mevrouw Ranunccl de waarde van haar schepping waar ze Wies, als kameraad, de meest ele mentaire eigenschappen van goedheid en trouw onthoudt; de camaraderie, die er toch óók is, in de tooneelwereld, zoodra het er op aankomt. Voor Mary van Wijk, Wies kleedkamergenootje, kwam het er op dien bedroefden avond waarop ze ontdekken moest, dat het haar, zoomin als Charlotte von Stein en nog vele andere aanhankelijke berekenende of hysterische vrouwen gege ven was, een kunstenaar voor eeuwig te boeien, op aan. Om dit meisje te beletten uit dëpit een, haar heele bestaan bedreigende dolle streek te doen, belooft Wies na afloop der voorstelling met haar naar huis te zullen gaan. En na een flauw spelletje van coquetterie met haar eigen man (den acteur-dominé's zoon) is deze getrouwde vrouw zóó harte loos egoïst de heele Mary in den steek te laten, om fideel samen met haar man te gaan pronken in een restaurant. Allicht zou Miry toch gevallen" zijn. De verarmde wees van goede familie, lui, labile en talentloos, die in haar doorschijnends blousje bij een vreemden man van grondig besproken levenswandel haar hart kom uitstorten" en tegen den traditioneelen aan hef: Ik heb u altijd bewonderd, maar u moe heusch niet denken dat ik verliefd op u ben,' niet opziet, is tot vallen voorbestemd. Boven dien zijn wij den bankier met hoogen hoed en succes. Toch legt mij die uitnemende inLleeding en aankleeding van Aristophanes' /ogelenspel ne aarzelende vraag op de ippen. Geboeid en bekoord als ik werd door al den vroolijken scherts der vertooning, had ik toch desniettemin een gevoel, alsof k minder van Aristophanes zelf bemerkte, dan wanneer ik thuis óf het Grieksche origi neel, óf Dr. Deknatels aardige vertaling las. (an het zijn, dat ten slotte de al te groote rijkdom der omkleeding de litteraire kern e zeer verborg? Misschien is dat een philologisch" be zwaar. Intusschen verhindert het niet, dat de kloeke en wei-voorbereide daad van D.V.S. en hare leiders in mijne oogen de evensvatbaarheid der Oude Attische comedie op ons tooneel heeft bewezen. Over de muzikale beteekenls van Diepenjrock's compositie hopen wij binnenkort een afzonderlijke bespreking te publiceeren. ...IS DIT GEEN LIEFDRIJK WONDER!" Teekening voor De Amsterdammer" van George van Kaemdonck SCHILDERKUNST-KRONIEK Notities. PULCHRI STUDIO. DEN HAAG. In het ar tikel, in de bespreking, die ik in der tijd in Onze Kunst over Walter Vaes publi ceerde, schreef ik, dat de etsen en het por tret het belangrijkste waren, wat hij tijdens zijn verblijf in Holland gemaakt had. Ik moet daar nu aan toevoegen, dat sinds-dlen n hier, in Holland, n tijdens zij n afwezig heid te Antwerpen, hij een aantal bloem stukken, stillevens, gemaakt heeft, die de aandacht van den minnaar, en van den ver zamelaar van schilderijen evsnzeer verdie nen. Vaes is In deze bloemen, zorgvuldig wat stof en vorm aangaat; soms innerlijk in meer dan gewone mate, in een beschaafde, nu en dan zeer sterke kleur (zie zijn dahlia's etc.). Hij is op Pulchri het zuiverst ia het Bloemstuk de Rozen", witte, gele, roode, voor een effen achtergrond. De bloemen staan in een bak, op een tafel, en een van de bekeringen van het werk (ik noem het altijd de Rozen en de Schaduw) is juist de schaduw, die van de bloemen valt op het witte kleed. Sterker bij den eersten aanblik is het andere werk, een vrouw, met rood haar, in een blauw kleed. Toch zou ik, hoewel In den laatsten tijd het werk ver beterd is, als kamer-sier de Rozen verkie zen: om hun rustiger beschaafdheid. Een jchilderes van bloemen is Anna Abrahams. Zij is een tegenstelling in haar werk met het werk van Vaes. Vaes geeft het gedegene, Anna Abrahams d e zwier eener herinnering aan bloe men. Zij geeft niet de stof, maar ten eerste een yeifijnüe kleur, en daar-in, en daar-om, schrijft ze vlot en lenig haar aanduidingen van den vorm. En deze, haar kleur is soms haast immaterieel; op het doek trillend neergezweemd. Dat is een moderne bekoring, maar die haar natuurlijk is. In deze twee stillevens treft dan nog n kleur in 't ge heel: het zijn de gelen: teeder en zuiver. Bij Lizzy Ansingh worden de poppen ietwat tot menschen, en de menschen worden eenigszins tot poppen, in haar kleine en toch beste portretten. En misschien is dit inzicht eenvoudig genoeg van uit den aard dezer schilderes te verdedigen.... Iets van poppen hebben de vier personen van het gezin van Simon Maris; het meest de rapa. Q^ vindt hier de kracht dezer romantische schilderes; haar zelfbehoud. En dat is bij romantici altijd de iron'.e. En ik zou ook dit portret, deze groep van Lizzy Ansingh niet durven zien eerst, en dan zeggen, dat de beschou wing, van waaruit ze dit werk gaf, gansch eene was zonder die ironie. Want deze is, met de schildershoedanigheden (zie een achter grond), wat het werk maakt tot een aardig genieten. * * * iiiiiiiiiiiiiiiiiimmmiiHiiimmiiMiMiiiiiui iMnniimimim zoeten grijns, zijn teedere prooi opwachtend in de donkere catacomben waar men gemeenlijk slechts de uitverkoren brandweer aantreft, in een stuk, dat zich niet bepaald als melo drama heeft aangekondigd, te lang ontgroeid. En dat een liaison met een vermaard gezins vader al zijn daaraan uit den aard der zaak schaduwzijden verbonden niet tot dit uiterste behoeft te leiden, bewijst ons immers ook Mary's voorgangster, de ver smade Suze, die uit haar avontuur alvast n levens waarde won: dat het in de liefde aankomt op wat wij kunnen geven, meer dan op wat wij mogen ontvangen. Doch aangezien noch deze philosophe, noch de lusten en lasten van haar man's roem deelende echtgenoote van den directeur, noch een der andere handelende personen in dit stuk eenig menschelijk relief kreeg, wordt onze aandacht telkens weer afgeleid en gevestigd op de raisonneuse", welke ons het dramatisch geroddel in den spiegel harer moraal toont. Door haar oogen zien wij dan ook den held om wiens deugd htt gaat, en daarbij blijkt ons, dat zoomin Wiesje als de schrijfster de gave bezat zich in de psyche van een kunstenaar in het algemeen, en van Louis Verbrugge in het bijzonder, dieper in te leven dan haar neus lang was. De eenige kant dien zij van zijn gecompliceerde natuur belich ten, zou ons geboeid hebben wanneer deze gedragingen ons in zijn kunstenaars wezen ingrijpend waren gebleken. Zonder dit verband boezemen ons zijn zonden niet meer belang in dan de deugden van den bakker-om-den-hoek. Mevrouw Ranucci laat ons geloof in Verbrugge's kunstenaars schap onaangetast en dit verplichtte haar tot meer dan het onnoozel signalement, dat op eiken rentenier van toepassing kon zijn. Uit de vrouwen, welke deze revue passeeren, hadden we den kunstenaar moeten leeren kennen, uit den kunstenaar den minnaar. Of de eene zich de porternonnaie van een bankier op het hart drukt, een tweede zich tot den marteldood bereidt en een derde wellicht uit haar spijt een sonnet of tooneelstuk puurt, het heeft voor den toe schouwer altijd minder beteekenis dan de vraag hoe Louis Verbrugge op den avond van Fieljc's begrafenis of Mielje's première, e-o-a JAARBEURS. UTRECHT. Het is inderdaad logisch bij esn Jaarbeurs" n of meer ten toonstellingen van schilderijen te vinden. Dit logische is nu in Utrecht; een tentoonstelling van Tholen, en een gemengde, die ik nu in 't kort zal bespreken, zijn er aan te treffen. Of deze gemengde een overzicht geeft van ons geheele kunnen in de plastische en In andere vakken is geen onderwerp voor deze korte notitie. Twee schilders, Lizzy AnsinghenJanSluyters lijken mij hier, te midden der anderen, het levendigst en het meest rijk aan wezen te zijn. Jan Sluyters geeft een naakt, gezien op den rug. ik hoop altijd, dat een rijke soberheid het einde van zijn woelend werken zal zijn, en dat, na al de onrust, deze schilder, begaafd ge noeg, maar ongewis en ongedurig, zich zal keeren tot een vrij eenvoudige verfijning. Zoo vindt ge, ongeveer, hem hier. Lizzy Ansingh's Genoveva" heeft de eigenschap pen, die ik bij haar gaarne zoek. De achter grond is rijk van phantaisie, en inderdaad geestig met het penseel genoteerd; de dieren, en de figuren zijn in de stemming; het schilderij is romantisch, en echt... Over de anderen zal ik niet uitweiden. Van den Berg is romantisch, onder Van Konijnenburg's invloed in den aard en in de voorstelling. Birnie's gezicht op Rhenen" (met de ietwat te levenlooze schaduw) is fcht en eigentlijk sterk; Mevrouw Suze Robertson in haar interieur, zwaar en tragisch. Bleckmann, geen held in het schilderen, is ia den Veluwzoom" bewogener dan dikwijls, Jules Brouwers wat te schraal in zijn Stilleven. De Familie" van Thérèse is Inderdaad bekend; Grauss' Modelstudie, vaardig en kleurig. Germ. de Jong's Rozen met blauwe doek" een tegenstelling tot de den Romeo speelt, en hoe de ossenhaas smaakt door mevrouw Verbrugge met de lauweren eener nieuwste bewonderaarster gekruid. Mensch l" roept in Schnitzler's Komödie der Worte" de op heeterdaad betrapte tooneelspeler op het oogenblik, dat hij voor de groote scène" van zijn eigen leven staat, het oogenblik waarop zijn vrouw hem voor altijd verlaat: mensch" hoe krijg je 't verzonnen, net vlak vóór den Hamlet!" Zijn glansrol... Voor den grooten kunstenaar is de vrouw, in al haar schakeeringen, middel, nooit doel. Springt in des Lebens Wüste mir ein Quel"... Onvoorwaardelijk dankbaar is hij, vurig bij gelegenheid, teeder als hij tijd heeft. Aan allen geeft hij het beste wat hij heeft: zijn fantasie.En zijn armen omvaiten.n'endéplalse Suze en Pietje, de verzwindende Heiena, Hier zijn we aan de tragische grens. Illusie, vervulling, uitputting... ze volgen elkaar snel in der Wüste, en de grijze Romeo wordt het op eenmaal gewaar, dat hij zijn heele gelauwerde leven armer was dan de kleine Suze, die haar schamele weelde hoog hield onder het scborije van haar meidenrol. Omdat in zQn menschelijk hart geen enkele affectie wortel schoot, omdat daar onverbiddelijk troonde die eene jaloersche geliefde", aan wie Mary, Suze en Sophle met al haar nakomelingen het bloempje harer deugd offeren. Had mevrouw Ranuncci, geestig, lieflijk of wreed, al naar haar temperament, het publiek een stapje nader gebracht tot dezen vollevenden kunstenaar, ze zou haar tooneel een beter dienst hebben bewezen dan met Het lot van de verleide Wees" of Wie^je's f atsoensleer." Door haar ouder werk Sirocco" woei de wind, een zuidelijke wind van harts tocht en verzenging, haar jongste herinnert aan kleine stadjes. De vertooning stond mede niet op het peil van vorige opvoeringen door het Hofitadtooneel dezen winter gebracht. De zwakste rollen het zwakst bezet, daardoor weinig evenwicht, en het burgerlijk ongegeneerde der verhoudingen wat te gretig onderstreept. Een dominé's zoon, die tooneelspeler wordt, behoeft zich aan het tooneel toch niet zoo veel minder beschaafd te gedragen dan thuis. T J zucht naar het klare en innige in Mankel's stilleven (de kruik er in is te zwaar). Monnickendam, krachtig als altijd, is pik-zwart in het buitenlicht; Mension minder, van der Nat beter dan meestal. Van Oerder noem ik zijn Slapen"; van Oldewelt een Naakt", van Peizel Mevr. Ansingh?Schwartze, een portret, dat de omgeving, waarin hij leeft, duidelijk maakt. Poortenaar's Brug te Londen" is krachtig (op de te verbrokkelde lucht na) Rens' Portret, kan inderdaad.er mee door. Albert Roelofs pastei vermeld ik tegelijk met Betsy Osieck's Porselein". Mej. Wichers Wierdsma begint haar kracht te kunnen formuleeren, zooals Pieter de Zwart leniger wordt, en opener, en meer ruim. Naast deze zou ik de gewone namen der tentoonstellingen kunnen noemen, maar zij geven geen aanleiding hier te herhalen, of hier te herzien, wat ik veel keer betoogde of pancis verbis" gezegd in hen meende te vinden PLASSCHAERT Sigaren,CigarettenenTabak H. STINIS, KRUISWEG 23, HAARLEM. Speciale veertiendaagsche exportzending naar het Belgisch-Engelsche front. HIllllllMIMIIIllllllllllllllllltHMIIIIIIIIIIH yillllHliimn Cor Ruys, schoon geenszins een middelpuntfiguur, wist in dit opzicht zich boven het milieu te houden. Hij gaf knap het vaag aplomb van den onder al deze aandoeningen nochtans weinig geïnteresseerden geest. Annie van Ees was een pittige Wiesje, of liever Wiesje was een pittige Annie van Ees. Een mensch kon zij, trots haar be koorlijke intonaties, van dit moolpratende maar leelijk-doende vrouwtje niet maken. En zoo kreeg ook Tilly Lus'gevoelig talent slechts kans haar Mary voor algeheelen melo-dramatischen ondergang te behoeden. Levendig spel van beiden boeide, in het fleurig opgezet eerste, en bont verloopend derde bedrijf, de aandacht. TOP NAEFF AGENDA NED. OPERA. Dir. G. H. KOOPMAN. Zondag 3 Maart, Paleis v. Volksvlijt, Matinee, TOOVERFLUIT. den Haag, Avond, TOSCA. Maandag 4 Maart, Paleis v. Volksvlijt. Avond, TOSCA. Dinsdag 5 Maart, Stads Schouwburg, Avond, FIDELIO. Woensdag 6 Maart, Utrecht. FAUST Donderdag 7 Maart, Paleis v. Volksvlijt, TOOVERFLUIT. Vrijdag 8 Maart, Utrecht, PALJAS CAVALLERIA RUSTICANA Zaterdag 9 Maart, Rotterdam, (Gr. Sch.) FIDELIO

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl