De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 9 maart pagina 2

9 maart 1918 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

?Ir DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 9 Maart '18. No. 2124 VREDE IN HET OOSTEN Teekening voor De Amsterdammer" van Jordaan f Na, und jetzt; Frleden Musz Sein I" itiiiiiinmiimiiiiHiHiiniuiiiiiiHiiiiii imiiiiiilllMimiHiliillHiiMiiiHiiiiiHHiiiiiitiitiiilmiiiiiiim mlsche wassoherijen, rubberfabrieken) ver bruiken benzol. Bovendien wordt een deel van het hier verkregen teer en juist van di teersoort, die het meeste benzol bevat (vertikaaloven-teer) als brandstof voor Dieselmotoren verbruikt. Er blijkt in ieder geval dat de verwerkte hoeveelheid gasteer geen benzol genoeg levert om in de behoeften te voorzien; aan het gebruik van benzol voor motoi brandstof is men niet toe. We hebben boven gezien dat uit het gas een veel grootere hoeveelheid benzol ware te verkrijgen, dan die welke het teer oplevert. Nemen we als voorbeeld eens de 8 grootste gasfabrieken, namelijk die van Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Haarlem, iiiiiiimimiimiiiiiiii iiiiiiiiiiiniiii iiinim n iiiniii taimiu«miii«iitiiiuu!«tti!ii«uii ZESDE PRIJS van onzon Novellen,Prijsvraag HENK DOOR HERMAN POORT Achter de neergelaten lancasters lag de groote voorkamer in schemerig licht; er was iets angstigs in de stilte rondom zoovele menschen, die fluisterden met weinig woor den en voorzichtig zich bewogen om elk geluid te vermijden. Van de straat hoorde Henk het behoed zaam gestap van paarden en het knerpend wenden van wagenwielen. Door de gang schuifelden nu langzaam de donkere mannen naar Moeders kamer Bewegingloos bleef Henk zitten. Een droge hardheid voelde hij kroppen in zijn keel en onrustig sloeg zijn hart, maar strak van gelaat, bijna onverschillig staarde hij voor zich uit. Hij hoorde tante Marie met smarte lijke schokjes stikken en hij wist, dat ook mevrouw Terlaat en tante Mien schreiden; de witte zakdoeken bewogen heimelijk en soms was er een zacht neus gesnuit. En op-eens zag Henk het weer allemaal als comediesptl. 't Was hem, alsof ze met elkaar op het tooneel stonden en er iets treurigs vertoond moest worden, dat de moeder gestorven was bijvoorbeeld...: tante Marie, die daar droef stilletjes te huilen zat, en de ooms defiig in hun zwaite pakken en vader, die, even gebogen, zoo ernstig met dominee te fluisteren stond; enöchij-zelf, vóó;al hij-zelf, de eenige zoon, droevig ter zijde Duidelijk zag hij zich-zelf op het tooneel, zooals hij daar zat bij de kachel, een beetje gebukt, zijn ellebogen bijna op de knieën en de pet tusschen beide handen. Toen gin g hij rechtop zitten, lei zijn eene arm op de tafel, verplaatste zijn voeten, en elk zijner bewegingen leek hem tooneel matig, gemaakt, niet werkelijk een uiting van zijn gevoel. Hij zag zichzelf tooneelspelen; hij gevoelde, dat hij het deed en hij wilde het toch niet, want niets leek hem rümér ongepast. En fel sloeg plotseling weer het zelfverwijt in hem omhoog: m'n God, dat hij op ditoogen blik, nu moeder begraven werd, zich zoo vervloekt comedie-achtig aanstelde. Wat was nij voor een Jongen, dat n j| na niet a nders deed niet anders dacht ook, dat hij niet wezenlijk rg bedroef i was en niet huilen moest Een wanhoop aan eigen gewoon- menscheJijk gevoel vervulde hem en hij had slechts n wensch: dat dit alles, die geheele beLeiden, Groningen en Arnhem. De ze fabrieken verbruikten in 1915 rond 600000 ton steen kolen voor de steenkolen-gasbereiding. Uit die hoeveelheid zeu naar ruwe schatting pl.m. 6500 ton ruwe benzol verkregen kunnen worden, terwijl het uit die steenkolen ver kregen teer circa 540 ton benzol zou opleveren. Hierbij moge echter opgemerkt zijn dat deze berekening gebaseerd is op resultaten welke door St. Cldire Deville en door Bunte ver kregen werden met goede gaskolen. Bij de slechte qualiteit der gaskolen, die tegen woordig verwerkt moeten worden, zullen deze cijfers wat lager uitvallen. Het is echter slechts te doen om een indruk te geven welke hoeveelheden benzol op deze grafenis en al die treurigheid maar spoedig gedaan mocht zijn. De ooms, groot en vierkant in hun zwarte jassen, stonden reeds bij vader en dominee; streelend wreven ze voorzichtig de hooge hoeden glad Henk ging nu ook maar staan; 't was afgesproken, dat hij meeging; maar nauwelijks durf Je hij zich bij de ande>en voegen, 200 klein en armoedig ge voelde hij zich met zijn nog-korte broek en zijn pet naast hunne volwassen dtftigheid. Vader kwam bij hem. Nu moet het zijn, jongen," zei hij met zijn diepe, even trillende stem en hij lei zacht een hand op Henk's schouder, als om steun. Maar stug schudde Henk de hand van zich en scho-.f achteruit. Als je toch nog liever thuis blGft?" Nee, ik zal meegaan; ik heb tut immers beloofd l" Zijn stem klonk harder dan hij bedoelde. Even keek hij vader aan; de lange, volle baard beefde zachtjes en om de oogen trok droefheid. Henk zag het plotseling. Vader meende het cht, die speelde geen comedie. Maar wat was het dan in hèm, dat hij aldoor anders J dan hij wilde, dat hij zich aansnellen moest en dat hij juist aan niets dacht dan aan belachelijke klein'g^ieden: hoe hij zijn handen hield en hoe hij opstond en zijn korte bro:k en zijn pet; hoe kwam het, dat hij dat alles niet vergat in zijn droefheid om M ieder? Hij gevoelde het ais een schromelijke tekort-koming; het schrijnde in zijn hart, een angstige pijn. Had hij dan niet veel van Moeder gehouden? O, de jongens van het gym hadden hem wel uit gelachen en hem moeders jongere" ge noemd, toch, ieder^n mldda<j om vier uur als ze hem voor de school wachtte, was hij steeds weer alleen vooruitgerend de straat op, haar tegemoet. Of hij van haar hield! ET toch... nu... op haar begrafenis.... Hoor tante Marie nog huilen, het mensch, dat hij rooit had mogen lijden.... En met wat een plechtigheid trok oom Piet zijn zwarte glacé's aan Was het wel neijes, dat hij, Henk, gén handschoenen droeg ? Wat stak hij als een kwajongen bij de anderen af. Als maar niemand het zag. Zou de koetsier straks om hem lachen? Of de mensch.n, die altijd te kijken ston den ? Zoo'n jongen in een korte broek, zonder handschoenen, mee op een begrafenis. Dat varter dit ook gewild had! Haastig, ei bang om gezien te worden, sloop hij even later achter oom Piet aan, het tweede rijtuig in. Hij kreeg slechts een vage gewaarwording van een dubbele rij kijkende kinderen en bij het portier een magere man in het zwart, toen zat hij. Gelukkig waren de gordij.tjes half neer gelaten ; niemanó kon hem nu nog zien. Tergend langzaam ging het voorwaarts. In het hoekje, schuin tegenover h«ai, vtijde oom Piet het zware lijf in de kussens. Henk hoorde, hoe hij behagelijk zuchtte en iets vijandigs tegen de dikke man stond in hem N.V. PAERELS Meubileering MIJ. COMPLETE MEÜBILEERING -: BETIMMERINGEN : Rokin 128 Telef. 4541 N imiiiimiHiiiimiiiuiiiiiiiliiiiiiiüimiii wijze beschikbaar zouden komen. De benzolfabrikage zou niet tot deze 8 willekeurig grnoemde fabrieken behoeven te worden beperkt. Indien het bij deze mo gelijk was, zouden ook vele der kleinere fabrieken dit nevenbedrijf ter hand kunnen nemen; de verdere zuivering van het ruwe benzol zou in eenige centrale installaties kunnen geschieden. In hoeverre deze benzol-winning in ons land in de gegeven omstandigheden tech nisch uitvoerbaar zou zijn, hoe het met de rentabiliteit zou staan en wat de financieele kant van de zaak zou zijn dat alles kan in dit artikel niet aangevoerd worden. Amsterdam. HET ZUIDERZEEVRAAGSTUK EN DE DRANKBESTRIJDING Aan prof. R. H. Saltet Elk vaderlander is aan de Redactie van dit Weekblad voor de uitgave van het Zuiderzee-Numraer en aan de medewerkers daaraan zoo dankbaar, dat hij niet zonder schroorr. het woord neemt om in verband daarmede eenige bedenking in het midden te brengen.Wanneer ik dan toch dien schroom overwin, dan meen ik dit te moeten doen, omdat door een gedeelte van uw artikel belangen kunnen geschaad worden, die ik voor gewichtig hou i. Ik bedoel dat gedeelte van uw opstel, dat over het alcoholgebruik bij het weik handelt. Gij schrijft: Naar ik hoop, zal de beslissing niet zijn dat alle drankgebruik verboden wordt. Menschen die in modder en andere nattigheid werken hebben aan een borrel nu en dan behoefte en noch uit praktische, noch uit theoretische overwegingen behooren zij tot totale ont houding gedwongen te worden." Het vraag stuk der alcoholdistributie bij het werk nu mlllllllllllllllMMMIIM . JU \T HO I, L, 4 N U'S KHNTK 10 SI6.4.AR op. Hij zag nu, dat de hooge hoed weer zorgvuldig gestreeld werd met het strak getrokken onder-eind van de jas-mouw; toen begonnen de dikke vingers de glacë's los te peuteren, en, even opkijkend, zei de man, die zijn oom was: 't Is hier warm, 'k doe ze maar zoolang uit!" Haastig wendde Henk het hoof d en onver schillig keek hij door het onderste deel van het rij uigraampje neer op de straat; lang zaam zag hij de keien achter elkaar weeschuiven. Hij antwoordde niet, maar wél had hij het verstaan. Hij doet ze zoolang/ uit, dacht-ie zoolang",... kijk de gor dijnen zijn nu neer, maar straks begint de comedie opnieuw en dan trekt hij ze weer aan Het werd een wonderlijke warreling van gedachten in zijn hoofd. Even was hij bij), dat hij gén gacé's droeg; aan dat stukje tooneel deed hij dan toch niet mee; maar onmiddellijk daarna schaamde hij zich op nieuw voor zijn bloote handen, zoo sjofd op een begrafenis, en mét duwde hij ze in zijn broekzakken. Maar toen rees ook dadelijk weer het ze'f-verwijt: waaraan dacht hij nu, aan zijn bloote handen, ióbftert, alsof Cat nu van belang was rit, r.ii, nu Moeder begraven werd.... En aigstig-duidelijk zag hij plotfeling, hoe ze daar, veer, in de eerste wagen liggen moest, lang uitgestrekt, bleek en roerloos. Moeder! Moeder!" kermde het in hem?O, God, nu dacht hij te gaan huilen. Maar niét doen! Ais oom het zag! Heb je ve< l van je moeder gehouden?", hoorde hij opeens de stern van oom. Dtdelij< herstelde hij zich; alle ontroering dreef hij terug en zijn gelaat verstrakte. Och ja,?ik geloof het wel", antwoordde hij, en hij schrok van zijn eigen s'emgHuid, 706 vreemd-hard en onverschillig. Hij wendde niet zijn hoofd, maar bleef hard nekkig het stukje raam uiikijken; de keien dansten weg. De dikke man tegenover hem verlegde zijn lichaam, verplaatste zijn voeten en kuchte een paar keeren. Toen kwam er: Zoo ik dacht, dat je nog al van haar hield''. Met stugge ergernis keerde Henk zijn hoofd nog meer af. Wat moest dat gevraag? Wat wilde oom? Langen tijd antwoordde hij niet; eindelijk zei hij, kort en hard: Je houdt altijd van je moeder". Oom kuchte weer, keek toen op zijn hor loge en kuchte opnieuw. Heel langzaam reden zij verder. Van rondom hoorde Henk het gerucht van de groote stad; een venter schreeuwde; uit een zijstraat kwam het getingel van de tram. 0;>m vroeg gelukkig niet meer; ze zaten zwijgend tegenover elkaar. Hoe iang zou het nog duren? 't Was een heel eind naar het tiJeuwe kerkhof Ats daarstraks maar geen kennissen stonden, jongens van zijn klas, die hem zouden zien. Daar had je 't weer. Smartelijk vertrok willens latende rusten, wil ik er hier alleen op wijzen, dat uw woorden tot verkeerde besluiten moeten aanleiding geven. In het verband van het artikel toch en in den mond van een hoogleeraar in de gezondheidsleer kan er geen andere conclusie getrokken worden dan deze: aan mijn gezondheid is die borrel bevorderlijk. En dat moet met den meesten nadruk bestreden worden. Nogmaals, ik weet het wel, gij zegt dit niet letterlijk, maar gij stelt het intellect van den polderjongen te hoog, als gij meent, dat hij die gevolgtrekking niet zal maken. Elke polderjongen en nlet-polderjongen behoort te weten, dat dit niet zoo is. Als gewoon ervaringsfeit mede te deelen, datin de nattigheid" behoefte" aan een borrel bestaat, heeft weinig zin. Wij weten toch allen heel goed, dat de drogigheid" niet minder werkzaam is, ja dat er geen enkele graad op den hygrometer bekend is, waarbij die behoefte" niet bestaat Maar wij, radi cale drankbestrijders, willen den polder jongen en den Dr. Ir. ook duidelijk maken, dat die behoefte" een schtjnbehoefte en een gekweekte behoefte is, en dat het een groot voordeel voor hem is om die be hoefte voor een poos te overwinnen en dan te ontdekken, dat hij in vele opzichten verder is gekomen. Als straks het groote werk aanvaard Is en de polderjongen gereed staat, den borrel in de rechterhand, uw artikel in de linker, en het avroe f'^Y' op de zoo dadelijk te bejeneveren lippen, dan zullen wij, drankbestrflders, hem trachten te naderen met de spreuk der Royal Society Nullius in Verba", voor deze gelegenheid met een geaccentueerd Ne Saltetii quidem" aan gevuld. Wij zullen hem de hand op den schouder leggen en hem vermanen de gronden voor zijn behoefte" te herzien. Wij zullen hem trachten duidelijk te maken, dat, wan neer hij die behoefte op haar rechte waarde of liever onwaarde weet te schatten,zij n welvaart, zijn gezondheid, zijn menschenwaarde, zijn geluk, zijn vrijheid gebaat wordt?de zijne en die der zijnen, zijn vrouw, zijn kin deren, zijn genooten. Wij zullen dat met te meer vrijmoedigheid doen, ook omdat wQ meenen, dat de n i etborrelende polderjongen voor de uitvoering van alle hygiënische maatregelen een be langrijke steun zal zijn. En mocht ooit door veler arbeid de drooglegging tot stand ge komen zijn, de vrijwillige garde der drank bestrijders volgt ingenieur en polderjongen op den voet en zal niet rusten voor die drooglegging ook in den door haar bedoelden zin zal zijn tot stand gekomen. O. C. VAN WALSEM Santpoort-Station De Afsluiting en Droogmaking der Zuiderzee Het Regeringsontwerp half werk Het weekblad De Amsterdammer" heeft zeer verdienstelijk werk verricht met zijnen bundel opstellen, doch het gaf uitsluitend pro", geen enkele contra" redeneering. Ik wil hier een zeer betrekkelijk contra' te doen hooren, of meer nog de toepassing van het spreekwoord Bezint eer gij begint." Reeds in 1899 deelde ik mijn bezwaren in deze mede, later uitvoeriger geformuleerd in het Tijdschuft van het Koninkl. Nederl. Aardrijk«k. Genootschap, afleveringen 2 en 3 van. 1917. De gedachtengang is als volgt. Op Vlieland bestond vroeger een tweede zijn gelaat. Hij, met zijn kleine gedachten van schaamte op dézen dag Als ze straks terugreden, zou moeder begraven zijn; dan was ze daarginds alleen gebleven, onder de grond Stil, nu niet denken En pas op, dat j* niet huilt Weer borrelde de droefheid in hem op. Heimelijk slikte hij twee, drie keeren tegen de droogheid in zijn keel Moeder Toen opeens hoorde hij weer oom's stem. Wat was er? Wat zei oom? Moest hij ant woorden? Hij zweeg en keek in verwarring oom's kant uit. Wat zegt u?", vroeg hij toen fluisterend. Dat je nu wel eerst een moeilijke tijd zult hebben, Henk". Hij hoorde het aan de stem: Oom deed zijn best om vriendelijk te zijn. Maar on willig keerde Henk zich weer tot het raampje; 't was alsof hij iets van zijn schouders schudde en hard-onverschillig vroeg hij: Waarom?" Oom smakte even misprijzend met zijn lippen, verplaatste behoedzaam zijn hooge hoed van de eene knie op de andere en keek toen over zijn gouden lorgnet Henk aan, zooals ook de rector kijken kon. Waarom? Hoe kun je 't vragen! Je zult nu ja moeder eerst recht waardeeren, denk ik... nu je haar niet meer hebt". Henk liet zich plots zoover mogelijk achterover vallen in de donkere hoek van het rijtuig. Hij voelde zijn hart ruflig kloppen; zijn hoofd suisde als in koorts; pijnlijk ver strakte zijn gelaat. De traoen kwamen in zijn oogen, maar hij beet op zijn lippen en balde achter lijn rut» de handen tot vuisten; hij wilde r.iet, hij wilde niet.... Oom dacht natuurlijk allerlei slechts van hem: een on gevoelige, ondankbare pngen, die niet gaf om zijn moeder.... Goed, dan was hij dat maar. Wat kon het hem schelen Als hij maar mtt rust gelaten werd. Als hij rruar niet aldoor antwoorden moest. Hij gevoelde de man tegenover hem als zijn vijand, iemand, die htm plagen wilde en die hem in ver warring bracht. Je zult nu pas ondervinden, wat je moeder voor je geweest is. Ze was een vrouw, zooals er niet vele zijn". Was het nog niet gedaan ? Moest het nog langer duren ? Pas op nu weer, dat hij niet huilen ging. O God, hij ging huilen en hij wilde niet.... Vooral nu niet, nou oom toch dacht En plotseling over wonnen de stugheid en de wrevel alle andere gevoelens in hem; even dook hij op uit zijn donkere hoek, weer schudde hij met zijn schouders alsof hij er iets afgooide en met smalende onverschilligheid zei hij haastig en heesch: Ach wat! Hou toch op,... dat geklets!" Even zag hij nog, hoe oom schrok; toen ZOIlk J1" W*^r aphiArnyAr e»n clnnt Tlin nntyptl En zwögenti, in een soori vertiutmiig, accu hij verder de begrafenis mee. Na de maaltnd bevrijdde Vader hem door te zeggen, dat hij maar naar boven moest gaan om zijn schoolwerk te maken. Op zijn ARIE KLEIN de Tweede-Kamer-weduwnaar Sinds mijn vrouw 't Land ging dienen, Ben ik, uit respect voor haar, En voor 't welzijn van de Natie, Tweede-Kamer-weduwnaar. Zaterdags dan wipt ze over, Met haar dikke actentasch, Om een motie uit te werken, En een beetje schoone wasch. Zeer welwillend en bescheiden, Haal Ik haar dan van den trein. En dan zegt ze niet: ,Dag Arte l" Maar: Hoe vaar je, beste Klein?" Ernstig pratend gaan we huiswaarts, Net alsof ik haar niet ken, Of ik met een vreemde dame, Op een avontuurtje ben. Al de vrinden en bekenden, Groeten deftig langs de straat, En ik voel me als een jongen, Die met Ma naar huis toe gaat. Zondags komt ze, na den arbeid, Soms een uurtje naar benee, En dan zit ik op visite, Als een keurige logee. Als ze dan gaat debatteeren, Zit ik er armzielig bij, Want ik heb wel eens vergeten, Wat ze in de Kamer zei. Maandags blijf ik weer alleenig, In een soort van hechtenis, Met een juffrouw van gezelschap, Die voor mij gewaarschuwd is. In 't begin vond ik 't aardig, Vroolijk trok ik naar de soos, Als ik dan wat laat naar huis kwam, Was er niemand op me boos. Maar nu dat zoo lang gaat duren, Krijg ik heimwee naar mijn vrouw, Waar ik, zonder 't te weten, Eigenlijk zooveel van hou! Maar ik ben en blijf voor haar, 'n Politieke-weduwnaar. J. H, SPEENHOFF H. VAN DOOREN & Cie. DEN HAAG - AMSTERDAM - UTRECHT DAMES-HOEDEN en BONIWERKEN dorp, dat, nog in 1 632, goed bevolkt was. Na 1688 nam de beschermende duinreeks in bretdte af, brak op twee plaatsen door, het dorp ging te gronde en werd in 1736 verlaten. In 1756 was er geen spoor meer van te zien, de plek was geheel verzwolgen en de westelijke helft van het eiland is tegenwoordig eene kale zandplaat. kamertje zat hij de geheele avond met al zijn verwarde gedachten en gevoelens. Hij dacht aan de begrafenis en aan het kerkhof met Moeder, aan oom Piet en aan zijn stugge woorden in het rijtuig. Hij gevoelde droefheid, schaamte, spijt en wrevel, alles door elkaar en niets kwam tot klaarheid in hem. Urenlang bleef hij staren over zijn thema-boek en dan schrok hij plotseling op als uit een droom. Vroeg ging hij naar beneden en wenschte wel-te-rusten en ook oom Piet, die nog bleef tot morgen, was vriendelijk tegen hem en gaf hem als een man een stevige hand druk ; dat deed hem toch goed. Miar toen hij, even later, alleen in het donker op zijn bed lag, stortte de droef heid zich als een vloedgolf over hem uit. De vorige week nog was Moeder hier bij hem geweest en had hem goeden-nacht gewenscht met een zoen op zijn voorhoofd, toen even zijn rug toegestopt... Nacht vent", hij hoorde haar het duidelijk zeggen, even kef k hij angstig zij waarts; maar er was niemand. lederen avond kwam Moeder bij zijn bed ; Vader had er wel eens om gelachen : zoo'n groote jongen al, tweede klas van 't gymnasium. En hij was het in de enkele dagen van haar ziekte al bijna ontwend, maar huiverend besefte hij nu plotseling, dat het nooit, nooit weer gebeuren zou, dat Moeder weg was, voor goed. . . Toch, schreien derd hij niet. Hij lag, lang uitgestrekt enonbewegelijk.met groote oogen recht voor zich uit in de duisternis te staren. Zijn gelaat gloeide, zijn keel was pijnlijk droog en hij voelde zweet pikkelen op zijn voorhoofd en achter zijn ooren... Toen plotseling hoorde hij geschuifel in de gang, de deur werd behoedzaam geopend en daar stond Vader. HU droeg een blaker met bevend-brandende kaars in de hand ; zijn bleeke baard-gezicht was geel van de schijn, in zijn andere hand, waarmee hij de deur weer sloot, had hij een handdoek stijfvastgeklemd. Ben je nog wakker?" vroeg Vader fluis terend en met-een liet hij, als ter veront schuldiging, de handdoek zien, ik was bang, dat Mina misschien niet alles in ordi ge maakt had. Heb je wel een handdoek?" Langzaam zag Henk hem naar de waschtafel gaan. Daar lei Vader de handdoek bij de anderen, die er altijd waren. De doek lag daar nu als een ding, dat zün dienst gedaan had ---- En nóg draalde Vader ---Henk zag niets dan de zwarte silhouet van zijn droef gebogen rug;... het kaarslicht trilde rondom van het beven zijner hand.... En plotseling begreep Henk; plotseling ook hield hij het niet langer uit, maar met een hevige schok zich keerend op bed, hoofd in de kussens, «nikte hij het uit. Vrijelijk liet hij zSti iaöcii gaa», a?» eer» VëiivjSingj, Toen stond Vader naast hem en lei zijn hand streelend op de schokkende rag. Stil, jongen,... stü...", maar zijn stem beefde al te zeer en, zachtjes in zijn baard, schreide hij mee. ? . .

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl