Historisch Archief 1877-1940
?Ir
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
9 Maart '18. No. 2124
VREDE IN HET OOSTEN
Teekening voor De Amsterdammer" van Jordaan
f
Na, und jetzt; Frleden Musz Sein I"
itiiiiiinmiimiiiiHiHiiniuiiiiiiHiiiiii
imiiiiiilllMimiHiliillHiiMiiiHiiiiiHHiiiiiitiitiiilmiiiiiiim
mlsche wassoherijen, rubberfabrieken) ver
bruiken benzol. Bovendien wordt een deel
van het hier verkregen teer en juist van di
teersoort, die het meeste benzol bevat
(vertikaaloven-teer) als brandstof voor
Dieselmotoren verbruikt. Er blijkt in ieder
geval dat de verwerkte hoeveelheid gasteer
geen benzol genoeg levert om in de behoeften
te voorzien; aan het gebruik van benzol
voor motoi brandstof is men niet toe.
We hebben boven gezien dat uit het gas
een veel grootere hoeveelheid benzol ware
te verkrijgen, dan die welke het teer oplevert.
Nemen we als voorbeeld eens de 8 grootste
gasfabrieken, namelijk die van Amsterdam,
Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Haarlem,
iiiiiiimimiimiiiiiiii iiiiiiiiiiiniiii iiinim n iiiniii
taimiu«miii«iitiiiuu!«tti!ii«uii
ZESDE PRIJS
van onzon Novellen,Prijsvraag
HENK
DOOR
HERMAN POORT
Achter de neergelaten lancasters lag de
groote voorkamer in schemerig licht; er was
iets angstigs in de stilte rondom zoovele
menschen, die fluisterden met weinig woor
den en voorzichtig zich bewogen om elk
geluid te vermijden.
Van de straat hoorde Henk het behoed
zaam gestap van paarden en het knerpend
wenden van wagenwielen. Door de gang
schuifelden nu langzaam de donkere mannen
naar Moeders kamer
Bewegingloos bleef Henk zitten. Een droge
hardheid voelde hij kroppen in zijn keel en
onrustig sloeg zijn hart, maar strak van
gelaat, bijna onverschillig staarde hij voor
zich uit. Hij hoorde tante Marie met smarte
lijke schokjes stikken en hij wist, dat ook
mevrouw Terlaat en tante Mien schreiden;
de witte zakdoeken bewogen heimelijk en
soms was er een zacht neus gesnuit. En
op-eens zag Henk het weer allemaal als
comediesptl. 't Was hem, alsof ze met elkaar
op het tooneel stonden en er iets treurigs
vertoond moest worden, dat de moeder
gestorven was bijvoorbeeld...: tante Marie,
die daar droef stilletjes te huilen zat, en de
ooms defiig in hun zwaite pakken en vader,
die, even gebogen, zoo ernstig met dominee
te fluisteren stond; enöchij-zelf, vóó;al
hij-zelf, de eenige zoon, droevig ter zijde
Duidelijk zag hij zich-zelf op het tooneel,
zooals hij daar zat bij de kachel, een beetje
gebukt, zijn ellebogen bijna op de knieën
en de pet tusschen beide handen. Toen gin g
hij rechtop zitten, lei zijn eene arm op de
tafel, verplaatste zijn voeten, en elk zijner
bewegingen leek hem tooneel matig, gemaakt,
niet werkelijk een uiting van zijn gevoel.
Hij zag zichzelf tooneelspelen; hij gevoelde,
dat hij het deed en hij wilde het toch niet,
want niets leek hem rümér ongepast. En
fel sloeg plotseling weer het zelfverwijt in
hem omhoog: m'n God, dat hij op ditoogen
blik, nu moeder begraven werd, zich zoo
vervloekt comedie-achtig aanstelde. Wat was
nij voor een Jongen, dat n j| na niet a nders deed
niet anders dacht ook, dat hij niet wezenlijk
rg bedroef i was en niet huilen moest
Een wanhoop aan eigen gewoon-
menscheJijk gevoel vervulde hem en hij had slechts
n wensch: dat dit alles, die geheele
beLeiden, Groningen en Arnhem. De ze fabrieken
verbruikten in 1915 rond 600000 ton steen
kolen voor de steenkolen-gasbereiding. Uit
die hoeveelheid zeu naar ruwe schatting
pl.m. 6500 ton ruwe benzol verkregen kunnen
worden, terwijl het uit die steenkolen ver
kregen teer circa 540 ton benzol zou opleveren.
Hierbij moge echter opgemerkt zijn dat deze
berekening gebaseerd is op resultaten welke
door St. Cldire Deville en door Bunte ver
kregen werden met goede gaskolen. Bij de
slechte qualiteit der gaskolen, die tegen
woordig verwerkt moeten worden, zullen
deze cijfers wat lager uitvallen. Het is
echter slechts te doen om een indruk te
geven welke hoeveelheden benzol op deze
grafenis en al die treurigheid maar spoedig
gedaan mocht zijn.
De ooms, groot en vierkant in hun zwarte
jassen, stonden reeds bij vader en dominee;
streelend wreven ze voorzichtig de hooge
hoeden glad Henk ging nu ook maar
staan; 't was afgesproken, dat hij meeging;
maar nauwelijks durf Je hij zich bij de
ande>en voegen, 200 klein en armoedig ge
voelde hij zich met zijn nog-korte broek
en zijn pet naast hunne volwassen
dtftigheid.
Vader kwam bij hem.
Nu moet het zijn, jongen," zei hij met
zijn diepe, even trillende stem en hij lei
zacht een hand op Henk's schouder, als om
steun. Maar stug schudde Henk de hand
van zich en scho-.f achteruit.
Als je toch nog liever thuis blGft?"
Nee, ik zal meegaan; ik heb tut immers
beloofd l"
Zijn stem klonk harder dan hij bedoelde.
Even keek hij vader aan; de lange, volle
baard beefde zachtjes en om de oogen trok
droefheid. Henk zag het plotseling. Vader
meende het cht, die speelde geen
comedie. Maar wat was het dan in hèm,
dat hij aldoor anders J dan hij wilde,
dat hij zich aansnellen moest en dat hij
juist aan niets dacht dan aan belachelijke
klein'g^ieden: hoe hij zijn handen hield en
hoe hij opstond en zijn korte bro:k en zijn
pet; hoe kwam het, dat hij dat alles
niet vergat in zijn droefheid om M ieder?
Hij gevoelde het ais een schromelijke
tekort-koming; het schrijnde in zijn hart,
een angstige pijn. Had hij dan niet veel
van Moeder gehouden? O, de jongens
van het gym hadden hem wel uit
gelachen en hem moeders jongere" ge
noemd, toch, ieder^n mldda<j om vier
uur als ze hem voor de school wachtte,
was hij steeds weer alleen
vooruitgerend de straat op, haar tegemoet. Of hij
van haar hield! ET toch... nu... op haar
begrafenis.... Hoor tante Marie nog huilen,
het mensch, dat hij rooit had mogen lijden....
En met wat een plechtigheid trok oom Piet
zijn zwarte glacé's aan Was het wel
neijes, dat hij, Henk, gén handschoenen
droeg ? Wat stak hij als een kwajongen bij
de anderen af. Als maar niemand het zag.
Zou de koetsier straks om hem lachen?
Of de mensch.n, die altijd te kijken ston
den ? Zoo'n jongen in een korte broek, zonder
handschoenen, mee op een begrafenis.
Dat varter dit ook gewild had!
Haastig, ei bang om gezien te worden,
sloop hij even later achter oom Piet aan,
het tweede rijtuig in. Hij kreeg slechts een
vage gewaarwording van een dubbele rij
kijkende kinderen en bij het portier een
magere man in het zwart, toen zat hij.
Gelukkig waren de gordij.tjes half neer
gelaten ; niemanó kon hem nu nog zien.
Tergend langzaam ging het voorwaarts.
In het hoekje, schuin tegenover h«ai, vtijde
oom Piet het zware lijf in de kussens. Henk
hoorde, hoe hij behagelijk zuchtte en iets
vijandigs tegen de dikke man stond in hem
N.V. PAERELS
Meubileering MIJ.
COMPLETE MEÜBILEERING
-: BETIMMERINGEN
:
Rokin 128 Telef. 4541 N
imiiiimiHiiiimiiiuiiiiiiiliiiiiiiüimiii
wijze beschikbaar zouden komen.
De benzolfabrikage zou niet tot deze 8
willekeurig grnoemde fabrieken behoeven
te worden beperkt. Indien het bij deze mo
gelijk was, zouden ook vele der kleinere
fabrieken dit nevenbedrijf ter hand kunnen
nemen; de verdere zuivering van het ruwe
benzol zou in eenige centrale installaties
kunnen geschieden.
In hoeverre deze benzol-winning in ons
land in de gegeven omstandigheden tech
nisch uitvoerbaar zou zijn, hoe het met de
rentabiliteit zou staan en wat de financieele
kant van de zaak zou zijn dat alles kan
in dit artikel niet aangevoerd worden.
Amsterdam.
HET ZUIDERZEEVRAAGSTUK EN
DE DRANKBESTRIJDING
Aan prof. R. H. Saltet
Elk vaderlander is aan de Redactie van
dit Weekblad voor de uitgave van het
Zuiderzee-Numraer en aan de medewerkers
daaraan zoo dankbaar, dat hij niet zonder
schroorr. het woord neemt om in verband
daarmede eenige bedenking in het midden
te brengen.Wanneer ik dan toch dien schroom
overwin, dan meen ik dit te moeten doen,
omdat door een gedeelte van uw artikel
belangen kunnen geschaad worden, die ik
voor gewichtig hou i. Ik bedoel dat gedeelte
van uw opstel, dat over het alcoholgebruik
bij het weik handelt. Gij schrijft: Naar ik
hoop, zal de beslissing niet zijn dat alle
drankgebruik verboden wordt. Menschen die
in modder en andere nattigheid werken
hebben aan een borrel nu en dan behoefte
en noch uit praktische, noch uit theoretische
overwegingen behooren zij tot totale ont
houding gedwongen te worden." Het vraag
stuk der alcoholdistributie bij het werk nu
mlllllllllllllllMMMIIM
. JU \T
HO I, L, 4 N U'S
KHNTK
10
SI6.4.AR
op. Hij zag nu, dat de hooge hoed weer
zorgvuldig gestreeld werd met het strak
getrokken onder-eind van de jas-mouw;
toen begonnen de dikke vingers de glacë's
los te peuteren, en, even opkijkend, zei de
man, die zijn oom was: 't Is hier warm,
'k doe ze maar zoolang uit!"
Haastig wendde Henk het hoof d en onver
schillig keek hij door het onderste deel van
het rij uigraampje neer op de straat; lang
zaam zag hij de keien achter elkaar
weeschuiven. Hij antwoordde niet, maar wél
had hij het verstaan. Hij doet ze zoolang/
uit, dacht-ie zoolang",... kijk de gor
dijnen zijn nu neer, maar straks begint de
comedie opnieuw en dan trekt hij ze weer
aan
Het werd een wonderlijke warreling van
gedachten in zijn hoofd. Even was hij bij),
dat hij gén gacé's droeg; aan dat stukje
tooneel deed hij dan toch niet mee; maar
onmiddellijk daarna schaamde hij zich op
nieuw voor zijn bloote handen, zoo sjofd
op een begrafenis, en mét duwde hij
ze in zijn broekzakken. Maar toen rees ook
dadelijk weer het ze'f-verwijt: waaraan
dacht hij nu, aan zijn bloote handen,
ióbftert, alsof Cat nu van belang was
rit, r.ii, nu Moeder begraven werd.... En
aigstig-duidelijk zag hij plotfeling, hoe ze
daar, veer, in de eerste wagen liggen
moest, lang uitgestrekt, bleek en roerloos.
Moeder! Moeder!" kermde het in
hem?O, God, nu dacht hij te gaan huilen.
Maar niét doen! Ais oom het zag!
Heb je ve< l van je moeder gehouden?",
hoorde hij opeens de stern van oom.
Dtdelij< herstelde hij zich; alle ontroering
dreef hij terug en zijn gelaat verstrakte.
Och ja,?ik geloof het wel", antwoordde
hij, en hij schrok van zijn eigen
s'emgHuid, 706 vreemd-hard en onverschillig.
Hij wendde niet zijn hoofd, maar bleef hard
nekkig het stukje raam uiikijken; de keien
dansten weg.
De dikke man tegenover hem verlegde
zijn lichaam, verplaatste zijn voeten en
kuchte een paar keeren.
Toen kwam er:
Zoo ik dacht, dat je nog al van
haar hield''.
Met stugge ergernis keerde Henk zijn
hoofd nog meer af. Wat moest dat gevraag?
Wat wilde oom? Langen tijd antwoordde
hij niet; eindelijk zei hij, kort en hard:
Je houdt altijd van je moeder".
Oom kuchte weer, keek toen op zijn hor
loge en kuchte opnieuw.
Heel langzaam reden zij verder. Van
rondom hoorde Henk het gerucht van de
groote stad; een venter schreeuwde;
uit een zijstraat kwam het getingel van de
tram.
0;>m vroeg gelukkig niet meer; ze zaten
zwijgend tegenover elkaar. Hoe iang zou
het nog duren? 't Was een heel eind naar
het tiJeuwe kerkhof Ats daarstraks maar
geen kennissen stonden, jongens van zijn
klas, die hem zouden zien.
Daar had je 't weer. Smartelijk vertrok
willens latende rusten, wil ik er hier alleen
op wijzen, dat uw woorden tot verkeerde
besluiten moeten aanleiding geven. In het
verband van het artikel toch en in den mond
van een hoogleeraar in de gezondheidsleer
kan er geen andere conclusie getrokken
worden dan deze: aan mijn gezondheid
is die borrel bevorderlijk. En dat moet met
den meesten nadruk bestreden worden.
Nogmaals, ik weet het wel, gij zegt dit niet
letterlijk, maar gij stelt het intellect van
den polderjongen te hoog, als gij meent,
dat hij die gevolgtrekking niet zal maken.
Elke polderjongen en nlet-polderjongen
behoort te weten, dat dit niet zoo is. Als
gewoon ervaringsfeit mede te deelen, datin
de nattigheid" behoefte" aan een borrel
bestaat, heeft weinig zin. Wij weten toch
allen heel goed, dat de drogigheid" niet
minder werkzaam is, ja dat er geen enkele
graad op den hygrometer bekend is, waarbij
die behoefte" niet bestaat Maar wij, radi
cale drankbestrijders, willen den polder
jongen en den Dr. Ir. ook duidelijk
maken, dat die behoefte" een schtjnbehoefte
en een gekweekte behoefte is, en dat het
een groot voordeel voor hem is om die be
hoefte voor een poos te overwinnen en dan
te ontdekken, dat hij in vele opzichten verder
is gekomen. Als straks het groote werk
aanvaard Is en de polderjongen gereed staat,
den borrel in de rechterhand, uw artikel in
de linker, en het avroe f'^Y' op de zoo
dadelijk te bejeneveren lippen, dan zullen
wij, drankbestrflders, hem trachten te naderen
met de spreuk der Royal Society Nullius
in Verba", voor deze gelegenheid met een
geaccentueerd Ne Saltetii quidem" aan
gevuld. Wij zullen hem de hand op den
schouder leggen en hem vermanen de gronden
voor zijn behoefte" te herzien. Wij zullen
hem trachten duidelijk te maken, dat, wan
neer hij die behoefte op haar rechte waarde of
liever onwaarde weet te schatten,zij n welvaart,
zijn gezondheid, zijn menschenwaarde, zijn
geluk, zijn vrijheid gebaat wordt?de zijne
en die der zijnen, zijn vrouw, zijn kin
deren, zijn genooten.
Wij zullen dat met te meer vrijmoedigheid
doen, ook omdat wQ meenen, dat de n i
etborrelende polderjongen voor de uitvoering
van alle hygiënische maatregelen een be
langrijke steun zal zijn. En mocht ooit door
veler arbeid de drooglegging tot stand ge
komen zijn, de vrijwillige garde der drank
bestrijders volgt ingenieur en polderjongen
op den voet en zal niet rusten voor die
drooglegging ook in den door haar bedoelden
zin zal zijn tot stand gekomen.
O. C. VAN WALSEM
Santpoort-Station
De Afsluiting en Droogmaking der
Zuiderzee
Het Regeringsontwerp half werk
Het weekblad De Amsterdammer" heeft
zeer verdienstelijk werk verricht met zijnen
bundel opstellen, doch het gaf uitsluitend
pro", geen enkele contra" redeneering. Ik
wil hier een zeer betrekkelijk contra' te
doen hooren, of meer nog de toepassing van
het spreekwoord Bezint eer gij begint."
Reeds in 1899 deelde ik mijn bezwaren in
deze mede, later uitvoeriger geformuleerd
in het Tijdschuft van het Koninkl. Nederl.
Aardrijk«k. Genootschap, afleveringen 2 en
3 van. 1917. De gedachtengang is als volgt.
Op Vlieland bestond vroeger een tweede
zijn gelaat. Hij, met zijn kleine gedachten
van schaamte op dézen dag Als ze straks
terugreden, zou moeder begraven zijn;
dan was ze daarginds alleen gebleven, onder
de grond Stil, nu niet denken En
pas op, dat j* niet huilt
Weer borrelde de droefheid in hem op.
Heimelijk slikte hij twee, drie keeren tegen
de droogheid in zijn keel Moeder
Toen opeens hoorde hij weer oom's stem.
Wat was er? Wat zei oom? Moest hij ant
woorden? Hij zweeg en keek in verwarring
oom's kant uit.
Wat zegt u?", vroeg hij toen fluisterend.
Dat je nu wel eerst een moeilijke tijd
zult hebben, Henk".
Hij hoorde het aan de stem: Oom deed
zijn best om vriendelijk te zijn. Maar on
willig keerde Henk zich weer tot het raampje;
't was alsof hij iets van zijn schouders
schudde en hard-onverschillig vroeg hij:
Waarom?"
Oom smakte even misprijzend met zijn
lippen, verplaatste behoedzaam zijn hooge
hoed van de eene knie op de andere en
keek toen over zijn gouden lorgnet Henk
aan, zooals ook de rector kijken kon.
Waarom? Hoe kun je 't vragen! Je zult
nu ja moeder eerst recht waardeeren, denk
ik... nu je haar niet meer hebt".
Henk liet zich plots zoover mogelijk
achterover vallen in de donkere hoek van
het rijtuig. Hij voelde zijn hart ruflig kloppen;
zijn hoofd suisde als in koorts; pijnlijk ver
strakte zijn gelaat. De traoen kwamen in
zijn oogen, maar hij beet op zijn lippen en
balde achter lijn rut» de handen tot vuisten;
hij wilde r.iet, hij wilde niet.... Oom dacht
natuurlijk allerlei slechts van hem: een on
gevoelige, ondankbare pngen, die niet gaf
om zijn moeder.... Goed, dan was hij dat
maar. Wat kon het hem schelen Als hij
maar mtt rust gelaten werd. Als hij rruar
niet aldoor antwoorden moest. Hij gevoelde
de man tegenover hem als zijn vijand, iemand,
die htm plagen wilde en die hem in ver
warring bracht.
Je zult nu pas ondervinden, wat je moeder
voor je geweest is. Ze was een vrouw,
zooals er niet vele zijn".
Was het nog niet gedaan ? Moest het
nog langer duren ? Pas op nu weer, dat
hij niet huilen ging. O God, hij ging huilen
en hij wilde niet.... Vooral nu niet, nou
oom toch dacht En plotseling over
wonnen de stugheid en de wrevel alle
andere gevoelens in hem; even dook hij
op uit zijn donkere hoek, weer schudde
hij met zijn schouders alsof hij er iets
afgooide en met smalende onverschilligheid
zei hij haastig en heesch:
Ach wat! Hou toch op,... dat geklets!"
Even zag hij nog, hoe oom schrok; toen
ZOIlk J1" W*^r aphiArnyAr e»n clnnt Tlin nntyptl
En zwögenti, in een soori vertiutmiig, accu
hij verder de begrafenis mee.
Na de maaltnd bevrijdde Vader hem door
te zeggen, dat hij maar naar boven moest
gaan om zijn schoolwerk te maken. Op zijn
ARIE KLEIN
de Tweede-Kamer-weduwnaar
Sinds mijn vrouw 't Land ging dienen,
Ben ik, uit respect voor haar,
En voor 't welzijn van de Natie,
Tweede-Kamer-weduwnaar.
Zaterdags dan wipt ze over,
Met haar dikke actentasch,
Om een motie uit te werken,
En een beetje schoone wasch.
Zeer welwillend en bescheiden,
Haal Ik haar dan van den trein.
En dan zegt ze niet: ,Dag Arte l"
Maar: Hoe vaar je, beste Klein?"
Ernstig pratend gaan we huiswaarts,
Net alsof ik haar niet ken,
Of ik met een vreemde dame,
Op een avontuurtje ben.
Al de vrinden en bekenden,
Groeten deftig langs de straat,
En ik voel me als een jongen,
Die met Ma naar huis toe gaat.
Zondags komt ze, na den arbeid,
Soms een uurtje naar benee,
En dan zit ik op visite,
Als een keurige logee.
Als ze dan gaat debatteeren,
Zit ik er armzielig bij,
Want ik heb wel eens vergeten,
Wat ze in de Kamer zei.
Maandags blijf ik weer alleenig,
In een soort van hechtenis,
Met een juffrouw van gezelschap,
Die voor mij gewaarschuwd is.
In 't begin vond ik 't aardig,
Vroolijk trok ik naar de soos,
Als ik dan wat laat naar huis kwam,
Was er niemand op me boos.
Maar nu dat zoo lang gaat duren,
Krijg ik heimwee naar mijn vrouw,
Waar ik, zonder 't te weten,
Eigenlijk zooveel van hou!
Maar ik ben en blijf voor haar,
'n Politieke-weduwnaar.
J. H, SPEENHOFF
H. VAN DOOREN & Cie.
DEN HAAG - AMSTERDAM - UTRECHT
DAMES-HOEDEN en BONIWERKEN
dorp, dat, nog in 1 632, goed bevolkt was.
Na 1688 nam de beschermende duinreeks
in bretdte af, brak op twee plaatsen door,
het dorp ging te gronde en werd in 1736
verlaten. In 1756 was er geen spoor meer
van te zien, de plek was geheel verzwolgen
en de westelijke helft van het eiland is
tegenwoordig eene kale zandplaat.
kamertje zat hij de geheele avond met al
zijn verwarde gedachten en gevoelens. Hij
dacht aan de begrafenis en aan het kerkhof
met Moeder, aan oom Piet en aan zijn
stugge woorden in het rijtuig. Hij gevoelde
droefheid, schaamte, spijt en wrevel, alles
door elkaar en niets kwam tot klaarheid in
hem. Urenlang bleef hij staren over zijn
thema-boek en dan schrok hij plotseling op
als uit een droom.
Vroeg ging hij naar beneden en wenschte
wel-te-rusten en ook oom Piet, die nog
bleef tot morgen, was vriendelijk tegen hem
en gaf hem als een man een stevige hand
druk ; dat deed hem toch goed.
Miar toen hij, even later, alleen in het
donker op zijn bed lag, stortte de droef
heid zich als een vloedgolf over hem uit.
De vorige week nog was Moeder hier bij
hem geweest en had hem goeden-nacht
gewenscht met een zoen op zijn voorhoofd,
toen even zijn rug toegestopt... Nacht
vent", hij hoorde haar het duidelijk
zeggen, even kef k hij angstig zij
waarts; maar er was niemand.
lederen avond kwam Moeder bij zijn
bed ; Vader had er wel eens om gelachen :
zoo'n groote jongen al, tweede klas van
't gymnasium. En hij was het in de enkele
dagen van haar ziekte al bijna ontwend,
maar huiverend besefte hij nu plotseling,
dat het nooit, nooit weer gebeuren zou,
dat Moeder weg was, voor goed. . .
Toch, schreien derd hij niet. Hij lag, lang
uitgestrekt enonbewegelijk.met groote oogen
recht voor zich uit in de duisternis te staren.
Zijn gelaat gloeide, zijn keel was pijnlijk
droog en hij voelde zweet pikkelen op
zijn voorhoofd en achter zijn ooren...
Toen plotseling hoorde hij geschuifel in
de gang, de deur werd behoedzaam geopend
en daar stond Vader. HU droeg een blaker
met bevend-brandende kaars in de hand ;
zijn bleeke baard-gezicht was geel van de
schijn, in zijn andere hand, waarmee hij de
deur weer sloot, had hij een handdoek
stijfvastgeklemd.
Ben je nog wakker?" vroeg Vader fluis
terend en met-een liet hij, als ter veront
schuldiging, de handdoek zien, ik was bang,
dat Mina misschien niet alles in ordi ge
maakt had. Heb je wel een handdoek?"
Langzaam zag Henk hem naar de
waschtafel gaan. Daar lei Vader de handdoek
bij de anderen, die er altijd waren. De doek
lag daar nu als een ding, dat zün dienst
gedaan had ---- En nóg draalde Vader
---Henk zag niets dan de zwarte silhouet van
zijn droef gebogen rug;... het kaarslicht
trilde rondom van het beven zijner hand....
En plotseling begreep Henk; plotseling ook
hield hij het niet langer uit, maar met een
hevige schok zich keerend op bed, hoofd in
de kussens, «nikte hij het uit. Vrijelijk liet
hij zSti iaöcii gaa», a?» eer» VëiivjSingj,
Toen stond Vader naast hem en lei zijn
hand streelend op de schokkende rag.
Stil, jongen,... stü...", maar zijn
stem beefde al te zeer en, zachtjes in zijn
baard, schreide hij mee. ? . .