De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 9 maart pagina 7

9 maart 1918 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

9 Maart '18. No. 2124 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND MEMORIE-BOEK van PakhuUmeesteren van de thee te Amsterdam,1818?1918 en de Nederlandsche theehandel in den r loop der tijden. Amst., J. H. de Bussy. Er Is stellig geen tijd geweest, dat de thee zoo schaarsch was in Amsterdam als tegenwoordig. Daarom is het een misschien schrale, maar toch deugdelijke troost te vernemen van tijden van overvloed van dezen haast onmisbaren drank. Hier is thee in overvloed", zoo begint een versje in het oude Letterkransje, waardoor de leergierige jeugd door het gezicht van een theewinkel tevens tot het kennen van de letter T werd gebracht. Van Amsterdam kon dat eigenlijk wel altijd worden gezegd; hier was een der groote theemarkten der wereld; Amsterdam voorzag vele theedrinkende geslachten van het begeerde blad. Dat is altijd zeo geweest, sedert de O astIndische Compagnie de eerste thee in Hol land importeerde. Dat was in 1667. Wel had de Compagnie er reeds vroeger aan gedacht thee naar patria te zenden, maar er was niets van gekomen, totdat de hooge regeering te Batavia in genoemd jaar 75 korven thee, waarmede zij in figuurlijken zin in de maag zat, opzond. Het gebruik van thee nam snel toe en werd door geneesheeren en apothekers die trouwens ook thee verkochten warm aanbevolen. Bekend is gebleven de befaamde theedoctor Bontekoe, de lijfarts van den keurvorst van Branden burg, die in zijn Tractaat van het exelenste kruyd thee" neerschreef, dat de thee ver drijft zware droomen, verligt de hersenen van zware dampen, verligt en geneest alle duizelingen en pijnen des hoof is" - wij sparen den lezer het overige. Aangezien de heilzams kracht van de thee in onmiddellijk verband werd gebracht met de hoeveelheden, die men van het edele vocht verzwolg, werd er reeds in de zeventiende, maar vooral in de achttiende eeuw zooveel thee gedronken als man zich thans nauwelijks kan voor stellen. Hoe dickmals dat ze op een dach oock genomen wordt, sy noeyt iemand schade doet", schreef Bontekoe en zijn geloovigen volgden zijn raad. Het minste ge bruik was acht of tien kopjes daags; maar in een genot van vijftig, ook honderd, zelfs tweehonderd kopjes vond men geen zwa righeid. Geen wonder dat er veel thee door de Oost-Indische Compagnie werd aangevoerd om aan de steeds stijgende vraag te vol doen. Die vraag kwam niet alleen uit Neder land, maar uit de geheele beschaafde wereld. De thee kwam oudtijds uitsluitend uit China; Java begon eerst in de eerste helft der negentiende eeuw thee te produceeren. De Chineesche thee werd door Chineezen naar Batavia gebracht, daar door de Com pagnie ingekocht en zoo naar Nederland ver scheept. Deze wij ze van doen was e ven wel om slachtig en zoo kwam de kamer Amsterdam *er in 1723 toe om zelf den theeaanvoer ter hand te nemen. Tegen den zin der regeering te Batavia zond Amsterdam een schip in bal last uit naar Kanton met de opdracht zoo veel doenlijk thee aan tekoopen. Men richtte een factorij op te Kanton; vandaar uit werd het Amsterdamsche schip bevracht; in 1730 kwam het rijkbeladen op de reede van Texel terug. Sedert nam deze handel hand over hand toe; hij werd de voordeelig*te handel, dien de Compagnie in de achttiende eeuw dreef; de theehandel was feitelijk ten K. V. HET NEDERLANDSCH TOONEEL: Willem van Oranje. Historisch tooneelspel door H. Laman Trip -de Beaufort ? What is in a name ? In dit geval: de liefde en den roem van een klein volk. Willem van Oranje... onder dien titel, vroom als een gebtd en flonkerend als een schild, het ft een jonge schrijfster haar eerste tooneelwerk in het licht gegeven. Een historisch stuk, met tot hoofdpersoon: deze figuur. Meent niet, dat wij een meesterwerk ver wachtten. Auteurs, die voor het schrijven van meesterwerken in aanmerking komen, zulten zich nog wel eens t» denken eer ze zich wagen aan deze stof. Maar er was zoo iets verblijdends in den tite'.klank en in het feit, dat een Nederlandsche, zij het met den overmoed der jeugd, zich voor het schrijven van haar eerste stuk dezen onalledaagschen eisch stelde. Ook zonder het door de Vereeniging Ons leger" voorgestaan doel, en den bij val van het Huis van Oranj-,zou dezepremière belangstelling hebben getrokken. Marjorie Bowen behoeven we er niet bij te halen, een reeks van Hollandscheschrijfsters, mevrouw Bosboom?Toussaint, (Aöle) Opzoomer, Johanna Naber, dienden met eere onze historie. En nu deze jongere, een aristocrate, die niet was teruggedeinsd voor de voet angels en klemmen onzer beste verbeelding, voor de verantwoordelijkheid haar door dit Wilhelmus van Nassauwe opgelegd. In den meest letterlijken zin hebben we ons afge vraagd: Zal de vlag de lading dekken, zal het mevrouw Laman Trip gegeven zijn, wellicht juist door onbevangen liefde en spontanen zin, ons den Vader des Vaderlands nabij te brengen, op een wijze die, voor het minst, zijn nagedachtenis onaangetast laat? Een vijftal los-samenhangende tableaux, vivants", zoo men wil, hebben deze vraag beantwoord. Een kijkje in een herberg, een kamer in den St. Joris Doelen te Rotterdam, iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiii tiiiiniiiiiiiiiiii iiiiiiiiiniiiiiii NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP MotordienstvanTetenburg DAGELIJKSCHE MOTORDIENST UTRECHT LEIDEN OEN HUG DELFT Vleutensdieweg. Utrechtscheveer2S. FyniékadeG. Houttuinen5 VICC- VERS A slotte de eenige winstgevende, toen de Compagnie in het laatst der achttiende eeuw hoe langer hoe meer in deconfiture geraakte. Vandaar dan ook dat de theehandel en zijn eigenaardige organisatie bleef bestaan, toen d: Compagnie zelf werd opgeheven. Het is van belang daarop te wijzin, omdat door deze omstandigheid het nog bestaande col lege van pakhuismeesteren van de thee feitelijk het laatste overblijfsel is van de loflycke" Compagnie. Dat feit schijnt niet algemeen bekend te zijn; althans in de ge wone historische litteratuur wordt het niet vermeld; zelfs in speciale boeken over Indi en de Oost-Indische Compagnie wordt er in den regel weinig aandacht aan gegeven. Het komt mij voor, dat ook in het Memofieboek van pakhuismeesteren van de thee dit belangrijke feit niet voldoende tot zijn recht komt. Evenmii komt voldoende naar voren, wat de belangrijke verandering van 1818 is geweest, waarvan pakhuismeesteren hun bestaan of althans hun vervorming dateeren en die hun het recht geeft hun eeuwfeest te herdenken. Deze opmerkingen hebben een. meer aigemeene strekking; zij gelden in het algemeen den vorm van het boek. Want met alle waardeering voor veel belangwekkends, dat door pakhuismeesteren wordt medegedeeld, moet toch worden ge constateerd, dat de compositie van het memorieboek niet geheel geslaagd is. Een memorieboek of memoriaal, zooals men later zelde, is een koopmansboek, dat bestemd is om voorloopig de meest verschillende zaken vast te leggen; de vorm is daar natuur lijkgeheel bijkomstig. Met een aardige vinding hebben pakhuismeesteren hun gedenkboek een memorieboek genoemd Maar het heeft hier en daar den schijn, alsof de vormloos heid van het oude memoriaal zich ook aan de nieuwe publicatie heeft medegedeeld. Er ontbreekt wel een en ander aan de compo sitie van het geheel. Is dat verschijnsel misschien daaraan toe te schrijven, dat het boek niet van n hand is ? Het titelblad vermeldt geen naam van den auteur. Het voorwoord is niet onderteekend. Alleen het daarop volgende inleidende woord 1818-1918" is onderteekend door Pakhuismeesteren van de thee, Bierens de Haan." Wij mogen dus aannemen, dat de heeren A., C. F. en L. L. Bierens de Haan te zamen en in vereeniging dit memorieboek hebben geschreven. Daarom zal dan ook wel moeten worden toege schreven, dat de strakke, stevige lijn ont breekt, die de onderdeden van een historisch werk behoort bijeen te houden. Ook in historische dingen mag de vorm nooit boven den inhoud gaan. En die inhoud is in dit geval belangwekkend genoeg. De geschiedenis van een zeer gewichtig onder deel van den Amsterdamschen har del wordt hier in bijzonderheden uiiteengezet, en dat wel van de oudste tijden tot heden. Er zijn in dit memorieboek zeer veel bijzonderheden te vinden, die een helder licht werpen op de ontwikkeling van den Amsterdamschen handel in het algemeen. Statistische ge gevens zijn er in overvloed in te vinden. Ook feitelijke gegevens over handelsgebruiken, handelsbetrekkingen, handelsomzet kan men hier vele aantn ffen. Al wie over de geschiedenis van onzen handel zal hebben te schrijven, zal van dit werk kennis moeten nemen; hij zal er stof in overvloed kunnen vinden. Te meer zal hij dat waardeeren, omdat zij hem wordt verschaft door manr en van het vak, die dus veel kunnen duidelijk maken wat den buitenstaander oppervlakkig gezien vreemd moet schijnen. Daarom ook kan men dankbaar zijn voor de ontvangst van dit memorieboek. Met den ouden secre taris der Staten van Holland zeggen wij: Gedenkt de memorie." H. BRUGMANS een straat te Leiden, de Raadzaal aldaar en het vijfde, niet wat wij, ook om het dramatisch effect, verwacht hadden, de. kerk te Delft waar het bericht van Leiden's Ontzet den Prins van Oranje gewerd, maar een kamp buiten de Leldsche poorten. Een oud man, op sterven na dood, stelde in II den 41 jarigen Oranje voor op een oogenblik van radicale inzinking, tusschen den slag bij Mook en het 2e beleg van Leiden, en aan dezen invalide was niets dat ons herinnerde aan den edelen, tintelenden, taaien geest-van-veraet, waarvan het saaiste school-geschledenisboek nog met een zekere animo getuigt. Was dat de schouder waarop Karel V sttunde? Was dit de oogopslag van eer Zwijger?" Dat de Prins van Oranji soms aan menschelijke hoofdpijn lf«d, wat openbaart ons dat? Dat de man, die zijn bezittingen verkocht om den Staat te helpen, ook in het kleine mild was, gelooven we graag. Een voudlg?Niemand,die er ooit aan twijfelde. Hield hij werkelijk in zijn huis het decorum zoo weinig strak, dat men voor zijn Excel lentie, bij het komen en gaan, de deur nog niet opende, zijn brieven overreikte zonder blad, en hem een dokter op den hals schoof aan wien slechts het berucht instrument uit Krelis Louwen ontbrak? Het Interesseert ons eigenlijk alleen uit een oogpunt van regie. Onvoorwaardelijk toegegeven dat Willem van Oranje voor zijn kamerdienaar een gewoon mensch was, en dat n van de vijf bedrijven aan de demonstratie daarvan moest worden gewijd, dan blijven er toch altijd nog vier bedrijven, waarin we den vorst eens gaarne ongewoon menschelijk, in het licht eener machtige en schoone verbeelding, hadden gezien. Het is mogelijk, dat een eerste-rangstoonetlspeler, met hart en ziel opgaande in den luister der historische figuur en het tijdperk dat hem relief geeft, en daarbij begaafd met een sterk intuïtief beeldend vermogen, van deze rol, ondanks de schrijf ster, een Willem van Oranje zou hebben gemaakt, zooals ee t goed Fransch acteur met een gebaar, met een blik zich Napoleon voelt en doet gevoelen, en zooals ook Hermann Schwab het noblesse oblige van den naam Adriaan van der Wei ff gestand wist te doen. De ongeschreven" rol had in dit geval nog veel kunnen dekken en in zoover heef t mevr. Laman Trip met de rolverdeeling niet geboft. Maar waar zQ zelf zoo weinig geestdrift voor dat verleden toonde, kun nen wij toch niet zeggen dat haar bepaald tekort is gedaan, te minder waar de aanklee dingen groepeering der omslachtige tafereelen te loven viel. In het bijzonderde Raadszaal", het best geslaagd bedrijf, waarin ook door de schrijfster eenige levendigheid was verkregen, en het duistere Leidschesteegjeop den achter grond van IV. Met het noemen van n naam kunnen wij voor het overige volstaan: Rotmeester Jan Eyloff, door Hissink goedSCHILDERKUNST-KRONIEK Notities Suze Robertson geeft me geen aanleiding tot nieuwe bespreking; noch Hetty Broedelet. Thérèse Schwartze vertoont een visschestllleven, dat in het onderste van het schilderij, forsch aandoet. Vrouwelijk is ten eenenmale het portretje van Me j. van Hasselt (een nieuw lid). Het werk stelt een oud heer voor, drie kwart, met een kalotje op; met een bril voor de oude oogen. Het werkje Is een van nauwkeurige waarneming, in den Vetschen trant, zoo ge een analogie wilt. Maar terwijl Veth tegenwoordig op zoek is naar fijnheid (het gemiste wordt altijd ge zocht), is in dit pretentielooze voorsteliinkje een vrouwelijk observeerende fijnheid, die het in zijn eenvoud toch wat afzonderlijk zet. Krachtiger van houding is freule M. de Jonge, vooral in haar impressie: zwarte flesch met tinnen bord. Kamerlingh O n n e s is met een stilleven, en een portret, te midden der anderen, een eigenaardige. Hij is dat eigentlijk steeds geweest, en steeds gebleven - hfl is dat hier. Het portret is niet het sterkste der twee werken. BQ Onnes zijn de beeltenissen dat niet dikwijls, maar dikwijls hebben zij in de oogen een koortsig leven. Hier is het kijken aandachtiger; meer naar binnen; stiller. Het stilleven is, ken merkend, Onnes. Het heeft zijn gele brui nen" en zijn bruine gelen", vereenigd tot een accoord vol deftigheid. Ge vindt dit zelfde in zijn aquarellen, en overal daar. waar hty niet enkel is wat ik den arrangeut" genoemd heb, enkel een smaakvol schikker, met meer zwier dan indringend vermogen. P. C. Kramer is deze keer minder frisch en eigen, dan een vorige keer; de Vries Lam heeft zijn reeds besproken Feestdag" hier (het feestelijke" mis ik te dikwijls nog in dit oorspronkelijk werk, het feest der zinnen en van de aandoening). Ook Van der Maarel heeft elektriseering, vernieuwing, opjagen, opwekking noodig. Zwak en leeg is het schilderij van Van Meegeren: Schapen; bijna klankrijk Melis' Maas". Van Pabst ben ik zoo weinig gewend dat zijn Inte rieur" me verrast. Dit worde juist verstaan. Het is niet mijn bedoeling te schrijven, dat deze Binnenkamer" van den gemiddeld zeer zwakken schilder Pabst iets bizonders is, maar zij is dat te midden van wat hij anders maakt, zeker (een fout in het schilde: ij is de voorste lichte rand van het tapijt). Marie Robert Janssen heeft een schilderij van groote afmetingen Moeder en kind"; Willem Roelofs een schilderij van groote afmetingen Bloemen." De Rouville is te vlug in de Molen"; gecompliceerder in zijn Stemming." Een Rustende vrouwenfiguur" als die van Seckel verdraagt geen langdurige beschouwing. De kleur is meer ruw dan sterk. Wol te r is tegenwoordig een der meest levendige tentoonstellers. Zijn wei k is, vooral technisch, niet altijd lustig ge noeg; fladderend nu en dan, maar er is toch steeds spanning; steeds drift, en steeds een kleur, die een aandoening, een visuede aan doening aanduidt. Op een andere wijze levend is de Zwart. Boven zijn melfcbocht" staat de lucht in een sterk en zuiver blauw; zijn Stationsplein treft altijd door de figuur, die de boomen er vormen tegen de lucht. ROTTERDAM BREITNER. (Unger en van Mens). Na'uurlijk is het grootste Mevrouw Manu?Bouwmeester," een der meest be langrijke stukken hier, en niet alleen hier. De psychologische Vrouwen in de sneeuw" zijn op deze tentoonstelling niet op het sterkst te zien, maar hartstocht en psychologie vindt ge in de staande beelten'S van deze actrice, die deze Bouwmeester is. Het geheel is vol drift en vol kleur. Drift vindt ge in romantisch vertolkt. De verdere namen waren er maar voor de leus. En welk een namen! Marnix van St. Aldegonde, jonker Jan van der Does, en tot slot: Johan van Oldenbarnevdt! Met ineengeslagen han den," lezen wij bij Jorlssen, treden deze twee mannen (Willem van Oranje en Johan van Oldenbarnevelt), de grondleggers van onzen staat, voor het nageslacht op." Inder daad, daar stonden ze, in het vijfje bedrijf, hand in hand... twee costuums naar gege vens verzameld door jonkvrouwe Repelaer van Driel. En de Koningin, Prinses van Oranje, die nut poëzie en piëteit haar kind den naam Juliana gaf, zag uit mede aan... We mogen me vruu w Laman Trip r iet hard vallen, dat ze te goeder trouw, zonder begrip van dramatische stiuctuur, in een Nederlandsch, ontleend aan archieven en ver taalde Walter Scott, meende een tooneehtuk te kunnen scheppen, maar men had haar, voor vaderland en vorst, niet bloot mogen stellen aan de opvoering daarvan. N. V. HET HOFSTAD-TOONEEL: Een goed humeur, door Herman Ruelvink. Roelvink heeft het tooneel liever dan het leven. Maar voor dit tooneel gloeit hij dan ook. Elke vondst omkoestert hij met bijkans amoureuse zorgen en zijn genegen verbeel ding sleept rusteloos aan, alle litflijkheden van verleden, heden en totkomst, Amazonen, lavendel en rozemarijn, lente wolken, bergen en daken, om er zijn tooneel mee te tooien. En deze toewijding tot in het geringste, is het die voor ons zijn werk, ook al staat het op geen levensplan van beteekenis en al grijpt het nergens in, bewogen en bekoorlijk maakt. Het tooneel heeft nu eenmaal óók die toe wijding noodig. Eén goedgevat juweel kan daar een geheelen avond louter met zijn licht een rol vervullen, en het genie dat op zijn modderlaarzen het tooneel oploopt blijft in zekeren zin de mindere van den kleinen lakei, die meent dat het succes der voor stelling van den glans zijner neet-ge poetste knoopen sfnangt, en dere stille voldoening in fierheid over de planken draagt. Iets van diens grootheid is in het kleinste tooneel van Roelvink, inden goeden vorm, in den fijnen, stijlvollen dialoog. Zijn knappe, wat men zoo noemt smakelijke décortjes zijn geen looze getimmerten, zij getuigen, in harmorie met den inhoud van M spel, van de liefde van den maker voor tiet werk zijner handen. Wat Roelvink te zeggen had, was tot deden weinig, men vraagt zich soms af hoe zulke eenvoudige aandoeningen een mensen iot schrijven kunnen bewegen ? Maar altijd weer vinden wij het antwoord in de wijze waarop het ons geboden wordt: zóó arge loos gul, zóó af, zoo verblijdend hct-llnhet halve. Wij voor ons, wezoiHenaan Mrf. O., aan Adèle Prunard, aan het Geldtrsche ALLES GAAT NAAR WENSCH ,,Dat het Du i t se h e bloed en de m ij e e n e bijiondere v o l d o e n i mttmiHiiitifiiiiiitiiiiifmtifffiiiiiiffiffffifififfiifiitniffiMiirfifffiHiMtiffftffM den middentijd en nog later, volop in Breitner: schildersdrift in kleur, en in actie. Als gebaar" noem ik De Hei werkers (No. 20), als nu gestelde kleur vol activiteit de Ruiters, de Artiilerist, de Huzaren in de stille duinen, het oudere, Vrouw in 'tattlier. en een Rij dende Artillerie (14, 15, 16, 24, 10i. Als groepeering de Rijdende Artillerie (5) en de Huzaren in rust (4). Frisch is De Dame in den tuin. Het stadsgezicht is gegeven in zijn Doorbraak van de Raadhuisstraat, en in zijn Kalverstraat bij Avend... VAN KOSSUM pu CHATTEL (Protector, R'dam). Van Breitner gaan naar deze ten toonstelling van Du Chattel is het leven en den hartstocht gezien te hebben, en alle rijke en zware schakeeringen daarvan, en dan te belanden in een kunst, zonder inner lijkheid, zonder kleine bekoringen, met hier en d;iar zelfs geen gratie maar voor den burgerman, naar het gemakkelijk te begrijpen is, een zeer bevatbaar ideaal. Du Chattel verdraagt g«-en serie van zijn eigen werken, noch verdraagt een ander feitelijk dit werk. Zeker is daarom, dat deze tentoonstelling beter niet gehouden was evenals die van Boot, Roggeveen en Scheltema (Den Haag D u i t s c h e cultuur gered z ij n, verschaft n g" (de Keizer aan den R i) k s k a n s e l i e r) IIMIIIIIMIIIIIIIIMII imnifiiHtfttfmnff cifiniiift(«iiiifiifi[in(iifiiiiiiiiiii Bazarstraat). Van dr ze drie is Boot, akademisch, de meest ervarene in het hanteeren van veif, maar wat bewoog de anderen nu tentoon te stellen, en ik zou vragen: wat zal hen ooit bewegen dit te doen? Want wat is hier, dat is? PLASSCHAERT Freulcken niets vinden, stond niet de schrijver, gelijk een verloofd jonkman die zijn meisje in den familie-kring presenteert, getrouwelijk achter haar, met oogen die, al de haar minder voordeelige eigenschappen ten spijt niet af laten te stralen: Is ze geen schat!" En wij zijn, schoon wat kitteloorigophet onbeduidend kind, onder deze verteedering inderdaad telkens weer geneigd den auteur bij te vallen in zijn jongste keuze. Adèle Prunard, de hoedenmaakster, al smokkelt ze een beetje met de kostbare waar, waarmede een rechtschapen vrouw smokkelen mag, haar leeftijd en haar verleden, is ontegen zeggelijk de zonde van een tooneelstuk waard. Ook al overtuigt ze ons naar aard en wezen niet van haar merschelijke waar- j schijnlijkheid, zij wijst den weg naar het > ideaal van vlotte opgeruimdheid onder alle omstandigheden, dat op onzen bijval rekenen ' mag, en past met haar formidabele hoeden- '. doozen, haar roosjes, ruches en bouillon- j reetjes, ook juist in onzen ernstigen, van dien kant reactie behoevenden, tijd. j Geen moeite heeft Roelvink ontzien om i voor dit ideaal van vrouwelijke veerkracht ? het pied-de-stal (een platvorm tusschen twee dakkamers) op te richten, waarop zij ook in onze oogen een schat" kan zijn. Getuigen a charge en décharge vond hij in den klokkenmaker Tobias en zijn kor nuiten, een mede- minnaar in den dansmeester monsieur Xévert, het bevallig entente-Hollandsch van 1814 legde hij haar in den lachenden mond, en om haar heen schiep hij de antiquarische sfeer waarin ons elk theekopje zonder oortje als ren preciosa temnteert. En het is hem gelukt, dank aan deze apotheose, onze aandacht te winnen voor een tooneelfiguur, welke op den beganen grond en zonder al deze huldeblijken, het aankijken niet waard zou zijn geweest. Doch niet alleen in het weergaloos humeur zijrer Adèle vinden wij de innerlijke behoef te van den auteur: te ijveren voor een mensen tf ding op het tooneel, belichaamd. Sterker dan zij, pleit voor hem Adèle's tegenhanger, de gansch-en-al fantastisch belichte on gure meesterknecht, Knies. Want die Knies kent de waarde van denarbeid20ofel.dat hem het leve>n binnenin de horloges die hij geneest" belangrijker toeschijnt dan het groote raderwerk van onze wereld zeif. En ip het eenige wankele oogenblik in Adèle Pmnard's, door milde verbeelding rijk be staan, toont hij haar in de geopende horlogejast de stille kracht van het schier onzicht baar geringe, dat onder rijn teedere vingers leven en sterven kan. Wij hebben Knies' literaire analyse over dit onderwerp niet aldoor kunnen volgen op het tooneel, en welbeschouwd was die cok het doel van onze aandacht niet. De schoonheid was in het verinnigd-samenbuigen, over een ontzag wekkend kostbaar werkstuk, door twee mismoedigen, in i vereering (du vereering i 005TER5EEK MEUBllEERlNaEN iiniiiimiiiiiiiiiii u immuun n M, iiiiiiiiiiiiiiiiii voor den gewetensvollen arbeid) opgeheven en getroost. En in dat oogenblik bij de lamp" is de pcëzie, die Roelvink zelf voor zijn tooreelweik voelt, over ons gekomen en heeft ook ons getroost over rut tekort aan levensernst en waarachtigheid in al dit tooneel". Het zou mij eigenlijk spijten wanneer de tooneelman Roelvink zich in den stukkenschrijver terugtrok. Kunstenaars, die het tooneel dienen om het tooneel, zijn schaarser! in ons land en onderde weinigen die, eenigszirs thuis in de wonderbaarlijke arsenalen der verbeelding, kans zien daarvan iets te verwezenlijken op het tooneel, neemt hij, door de atmosfeer die hij met een ietsje en een niebje weet te scheppen, een plaats in. Onder leiding van Chrispijn Jr., die met fantas'e den meester-knecht speelde, is Een goed humeur", vriendelijk als een Christmascaiol, vertoond. De taal was nog wat op gelegd. Vooral mevrouw Schmidt-Crans, een aardige Adèle Prunard, sprak dit Hollandsen te veel als een les. En Ko Arnoldi, die in kleine pittige rollen dikwijls verrast, blijkt voor den man om wien het gaat nooit een boeiende figuur. Dat twee vrouwen zich voor dezen Tohjas moeite gaven, was niet waarschijnlijk Ook in de rol van Jans zou, hoe verdienstelijk ook Louise Chrispfln debuteerde, een geestiger straatmadeliefje het stuk ten goede zijn gekomen. TOP N A E F F AGENDA NED. OPERA. Dir. G. H. KOOPMAN. Zondag 10 Maart, Hoil. Schouwburg Matinee, MIGNON. Zondag 10 Maart, den Haag, TOOVERFLUIT. Maandag 11 Maart, Paleis v. Volksvlijt. CARMEN. Dinsdag 12 Maart, Stads Schouwburg, FIDELIO. Woensdag 13 Maart, den Haag. FIDELIO Donderdag 14 Maart, Paleis v. Volksvlijt, TOOVERFLUIT. Donderdag 14 Maart, Haarlem. TOSCA. Vrijdag 15 Maart, Utrecht, FIDELIO. Zaterdag 16 Maart, Rotterdam FIDELIO.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl