Historisch Archief 1877-1940
9 Maart '18. No. 2124
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
MEMORIE-BOEK van PakhuUmeesteren
van de thee te Amsterdam,1818?1918
en de Nederlandsche theehandel in den
r loop der tijden. Amst., J. H. de Bussy.
Er Is stellig geen tijd geweest, dat de
thee zoo schaarsch was in Amsterdam als
tegenwoordig. Daarom is het een misschien
schrale, maar toch deugdelijke troost te
vernemen van tijden van overvloed van dezen
haast onmisbaren drank. Hier is thee in
overvloed", zoo begint een versje in het
oude Letterkransje, waardoor de leergierige
jeugd door het gezicht van een theewinkel
tevens tot het kennen van de letter T werd
gebracht. Van Amsterdam kon dat eigenlijk
wel altijd worden gezegd; hier was een der
groote theemarkten der wereld; Amsterdam
voorzag vele theedrinkende geslachten van
het begeerde blad.
Dat is altijd zeo geweest, sedert de O
astIndische Compagnie de eerste thee in Hol
land importeerde. Dat was in 1667. Wel
had de Compagnie er reeds vroeger aan
gedacht thee naar patria te zenden, maar
er was niets van gekomen, totdat de hooge
regeering te Batavia in genoemd jaar 75
korven thee, waarmede zij in figuurlijken
zin in de maag zat, opzond. Het gebruik
van thee nam snel toe en werd door
geneesheeren en apothekers die trouwens ook
thee verkochten warm aanbevolen. Bekend
is gebleven de befaamde theedoctor Bontekoe,
de lijfarts van den keurvorst van Branden
burg, die in zijn Tractaat van het exelenste
kruyd thee" neerschreef, dat de thee ver
drijft zware droomen, verligt de hersenen
van zware dampen, verligt en geneest alle
duizelingen en pijnen des hoof is" - wij
sparen den lezer het overige. Aangezien de
heilzams kracht van de thee in onmiddellijk
verband werd gebracht met de hoeveelheden,
die men van het edele vocht verzwolg, werd
er reeds in de zeventiende, maar vooral in
de achttiende eeuw zooveel thee gedronken
als man zich thans nauwelijks kan voor
stellen. Hoe dickmals dat ze op een dach
oock genomen wordt, sy noeyt iemand
schade doet", schreef Bontekoe en zijn
geloovigen volgden zijn raad. Het minste ge
bruik was acht of tien kopjes daags; maar
in een genot van vijftig, ook honderd, zelfs
tweehonderd kopjes vond men geen zwa
righeid.
Geen wonder dat er veel thee door de
Oost-Indische Compagnie werd aangevoerd
om aan de steeds stijgende vraag te vol
doen. Die vraag kwam niet alleen uit Neder
land, maar uit de geheele beschaafde wereld.
De thee kwam oudtijds uitsluitend uit
China; Java begon eerst in de eerste helft
der negentiende eeuw thee te produceeren.
De Chineesche thee werd door Chineezen
naar Batavia gebracht, daar door de Com
pagnie ingekocht en zoo naar Nederland ver
scheept. Deze wij ze van doen was e ven wel om
slachtig en zoo kwam de kamer Amsterdam
*er in 1723 toe om zelf den theeaanvoer ter
hand te nemen. Tegen den zin der regeering
te Batavia zond Amsterdam een schip in bal
last uit naar Kanton met de opdracht zoo
veel doenlijk thee aan tekoopen. Men richtte
een factorij op te Kanton; vandaar uit werd
het Amsterdamsche schip bevracht; in 1730
kwam het rijkbeladen op de reede van
Texel terug. Sedert nam deze handel hand
over hand toe; hij werd de voordeelig*te
handel, dien de Compagnie in de achttiende
eeuw dreef; de theehandel was feitelijk ten
K. V. HET NEDERLANDSCH TOONEEL:
Willem van Oranje. Historisch
tooneelspel door H. Laman Trip -de Beaufort
?
What is in a name ? In dit geval: de liefde
en den roem van een klein volk. Willem
van Oranje... onder dien titel, vroom als
een gebtd en flonkerend als een schild,
het ft een jonge schrijfster haar eerste
tooneelwerk in het licht gegeven. Een historisch
stuk, met tot hoofdpersoon: deze figuur.
Meent niet, dat wij een meesterwerk ver
wachtten. Auteurs, die voor het schrijven van
meesterwerken in aanmerking komen, zulten
zich nog wel eens t» denken eer ze zich
wagen aan deze stof. Maar er was zoo iets
verblijdends in den tite'.klank en in het feit,
dat een Nederlandsche, zij het met den
overmoed der jeugd, zich voor het schrijven
van haar eerste stuk dezen onalledaagschen
eisch stelde. Ook zonder het door de
Vereeniging Ons leger" voorgestaan doel, en den bij
val van het Huis van Oranj-,zou dezepremière
belangstelling hebben getrokken. Marjorie
Bowen behoeven we er niet bij te halen, een
reeks van Hollandscheschrijfsters, mevrouw
Bosboom?Toussaint, (Aöle) Opzoomer,
Johanna Naber, dienden met eere onze
historie. En nu deze jongere, een aristocrate,
die niet was teruggedeinsd voor de voet
angels en klemmen onzer beste verbeelding,
voor de verantwoordelijkheid haar door dit
Wilhelmus van Nassauwe opgelegd. In den
meest letterlijken zin hebben we ons afge
vraagd: Zal de vlag de lading dekken, zal
het mevrouw Laman Trip gegeven zijn,
wellicht juist door onbevangen liefde en
spontanen zin, ons den Vader des Vaderlands
nabij te brengen, op een wijze die, voor het
minst, zijn nagedachtenis onaangetast laat?
Een vijftal los-samenhangende tableaux,
vivants", zoo men wil, hebben deze vraag
beantwoord. Een kijkje in een herberg, een
kamer in den St. Joris Doelen te Rotterdam,
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiii tiiiiniiiiiiiiiiii
iiiiiiiiiniiiiiii
NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP
MotordienstvanTetenburg
DAGELIJKSCHE MOTORDIENST
UTRECHT LEIDEN OEN HUG DELFT
Vleutensdieweg. Utrechtscheveer2S. FyniékadeG. Houttuinen5
VICC- VERS A
slotte de eenige winstgevende, toen de
Compagnie in het laatst der achttiende eeuw
hoe langer hoe meer in deconfiture geraakte.
Vandaar dan ook dat de theehandel en zijn
eigenaardige organisatie bleef bestaan, toen
d: Compagnie zelf werd opgeheven. Het is
van belang daarop te wijzin, omdat door
deze omstandigheid het nog bestaande col
lege van pakhuismeesteren van de thee
feitelijk het laatste overblijfsel is van de
loflycke" Compagnie. Dat feit schijnt niet
algemeen bekend te zijn; althans in de ge
wone historische litteratuur wordt het niet
vermeld; zelfs in speciale boeken over Indi
en de Oost-Indische Compagnie wordt er
in den regel weinig aandacht aan gegeven.
Het komt mij voor, dat ook in het
Memofieboek van pakhuismeesteren van de thee
dit belangrijke feit niet voldoende tot zijn
recht komt. Evenmii komt voldoende naar
voren, wat de belangrijke verandering van
1818 is geweest, waarvan pakhuismeesteren
hun bestaan of althans hun vervorming
dateeren en die hun het recht geeft hun
eeuwfeest te herdenken. Deze opmerkingen
hebben een. meer aigemeene strekking; zij
gelden in het algemeen den vorm van het
boek. Want met alle waardeering voor veel
belangwekkends, dat door pakhuismeesteren
wordt medegedeeld, moet toch worden ge
constateerd, dat de compositie van het
memorieboek niet geheel geslaagd is. Een
memorieboek of memoriaal, zooals men later
zelde, is een koopmansboek, dat bestemd
is om voorloopig de meest verschillende
zaken vast te leggen; de vorm is daar natuur
lijkgeheel bijkomstig. Met een aardige vinding
hebben pakhuismeesteren hun gedenkboek
een memorieboek genoemd Maar het heeft
hier en daar den schijn, alsof de vormloos
heid van het oude memoriaal zich ook aan
de nieuwe publicatie heeft medegedeeld. Er
ontbreekt wel een en ander aan de compo
sitie van het geheel. Is dat verschijnsel
misschien daaraan toe te schrijven, dat het
boek niet van n hand is ? Het titelblad
vermeldt geen naam van den auteur. Het
voorwoord is niet onderteekend. Alleen het
daarop volgende inleidende woord 1818-1918"
is onderteekend door Pakhuismeesteren van
de thee, Bierens de Haan." Wij mogen dus
aannemen, dat de heeren A., C. F. en L. L.
Bierens de Haan te zamen en in vereeniging
dit memorieboek hebben geschreven. Daarom
zal dan ook wel moeten worden toege
schreven, dat de strakke, stevige lijn ont
breekt, die de onderdeden van een historisch
werk behoort bijeen te houden.
Ook in historische dingen mag de vorm
nooit boven den inhoud gaan. En die inhoud
is in dit geval belangwekkend genoeg. De
geschiedenis van een zeer gewichtig onder
deel van den Amsterdamschen har del wordt
hier in bijzonderheden uiiteengezet, en dat
wel van de oudste tijden tot heden. Er zijn
in dit memorieboek zeer veel bijzonderheden
te vinden, die een helder licht werpen op
de ontwikkeling van den Amsterdamschen
handel in het algemeen. Statistische ge
gevens zijn er in overvloed in te vinden.
Ook feitelijke gegevens over
handelsgebruiken, handelsbetrekkingen, handelsomzet
kan men hier vele aantn ffen. Al wie over
de geschiedenis van onzen handel zal hebben
te schrijven, zal van dit werk kennis moeten
nemen; hij zal er stof in overvloed kunnen
vinden. Te meer zal hij dat waardeeren,
omdat zij hem wordt verschaft door manr en
van het vak, die dus veel kunnen duidelijk
maken wat den buitenstaander oppervlakkig
gezien vreemd moet schijnen. Daarom ook
kan men dankbaar zijn voor de ontvangst
van dit memorieboek. Met den ouden secre
taris der Staten van Holland zeggen wij:
Gedenkt de memorie."
H. BRUGMANS
een straat te Leiden, de Raadzaal aldaar
en het vijfde, niet wat wij, ook om het
dramatisch effect, verwacht hadden, de.
kerk te Delft waar het bericht van Leiden's
Ontzet den Prins van Oranje gewerd, maar
een kamp buiten de Leldsche poorten.
Een oud man, op sterven na dood,
stelde in II den 41 jarigen Oranje voor op
een oogenblik van radicale inzinking, tusschen
den slag bij Mook en het 2e beleg van Leiden,
en aan dezen invalide was niets dat ons
herinnerde aan den edelen, tintelenden,
taaien geest-van-veraet, waarvan het saaiste
school-geschledenisboek nog met een zekere
animo getuigt. Was dat de schouder waarop
Karel V sttunde? Was dit de oogopslag
van eer Zwijger?" Dat de Prins van Oranji
soms aan menschelijke hoofdpijn lf«d, wat
openbaart ons dat? Dat de man, die zijn
bezittingen verkocht om den Staat te helpen,
ook in het kleine mild was, gelooven we graag.
Een voudlg?Niemand,die er ooit aan twijfelde.
Hield hij werkelijk in zijn huis het decorum
zoo weinig strak, dat men voor zijn Excel
lentie, bij het komen en gaan, de deur nog
niet opende, zijn brieven overreikte zonder
blad, en hem een dokter op den hals schoof
aan wien slechts het berucht instrument
uit Krelis Louwen ontbrak? Het Interesseert
ons eigenlijk alleen uit een oogpunt van
regie. Onvoorwaardelijk toegegeven dat
Willem van Oranje voor zijn kamerdienaar
een gewoon mensch was, en dat n van
de vijf bedrijven aan de demonstratie
daarvan moest worden gewijd, dan blijven
er toch altijd nog vier bedrijven, waarin
we den vorst eens gaarne ongewoon
menschelijk, in het licht eener machtige en
schoone verbeelding, hadden gezien.
Het is mogelijk, dat een
eerste-rangstoonetlspeler, met hart en ziel opgaande in den
luister der historische figuur en het
tijdperk dat hem relief geeft, en daarbij
begaafd met een sterk intuïtief beeldend
vermogen, van deze rol, ondanks de schrijf
ster, een Willem van Oranje zou hebben
gemaakt, zooals ee t goed Fransch acteur
met een gebaar, met een blik zich Napoleon
voelt en doet gevoelen, en zooals ook
Hermann Schwab het noblesse oblige van den
naam Adriaan van der Wei ff gestand wist te
doen. De ongeschreven" rol had in dit geval
nog veel kunnen dekken en in zoover heef t
mevr. Laman Trip met de rolverdeeling
niet geboft. Maar waar zQ zelf zoo weinig
geestdrift voor dat verleden toonde, kun
nen wij toch niet zeggen dat haar bepaald
tekort is gedaan, te minder waar de aanklee
dingen groepeering der omslachtige tafereelen
te loven viel. In het bijzonderde Raadszaal",
het best geslaagd bedrijf, waarin ook door de
schrijfster eenige levendigheid was verkregen,
en het duistere Leidschesteegjeop den achter
grond van IV. Met het noemen van n
naam kunnen wij voor het overige volstaan:
Rotmeester Jan Eyloff, door Hissink
goedSCHILDERKUNST-KRONIEK
Notities
Suze Robertson geeft me geen aanleiding
tot nieuwe bespreking; noch Hetty Broedelet.
Thérèse Schwartze vertoont een
visschestllleven, dat in het onderste van het schilderij,
forsch aandoet. Vrouwelijk is ten eenenmale
het portretje van Me j. van Hasselt
(een nieuw lid). Het werk stelt een oud heer
voor, drie kwart, met een kalotje op; met
een bril voor de oude oogen. Het werkje
Is een van nauwkeurige waarneming, in den
Vetschen trant, zoo ge een analogie wilt.
Maar terwijl Veth tegenwoordig op zoek is
naar fijnheid (het gemiste wordt altijd ge
zocht), is in dit pretentielooze voorsteliinkje
een vrouwelijk observeerende fijnheid, die
het in zijn eenvoud toch wat afzonderlijk zet.
Krachtiger van houding is freule M. de
Jonge, vooral in haar impressie: zwarte
flesch met tinnen bord. Kamerlingh
O n n e s is met een stilleven, en een portret,
te midden der anderen, een eigenaardige.
Hij is dat eigentlijk steeds geweest, en steeds
gebleven - hfl is dat hier. Het portret is
niet het sterkste der twee werken. BQ Onnes
zijn de beeltenissen dat niet dikwijls, maar
dikwijls hebben zij in de oogen een koortsig
leven. Hier is het kijken aandachtiger; meer
naar binnen; stiller. Het stilleven is, ken
merkend, Onnes. Het heeft zijn gele brui
nen" en zijn bruine gelen", vereenigd tot
een accoord vol deftigheid. Ge vindt dit
zelfde in zijn aquarellen, en overal daar.
waar hty niet enkel is wat ik den arrangeut"
genoemd heb, enkel een smaakvol schikker,
met meer zwier dan indringend vermogen.
P. C. Kramer is deze keer minder frisch
en eigen, dan een vorige keer; de Vries
Lam heeft zijn reeds besproken Feestdag"
hier (het feestelijke" mis ik te dikwijls nog
in dit oorspronkelijk werk, het feest der
zinnen en van de aandoening). Ook Van
der Maarel heeft elektriseering, vernieuwing,
opjagen, opwekking noodig. Zwak en leeg
is het schilderij van Van Meegeren: Schapen;
bijna klankrijk Melis' Maas". Van Pabst
ben ik zoo weinig gewend dat zijn Inte
rieur" me verrast. Dit worde juist verstaan.
Het is niet mijn bedoeling te schrijven, dat
deze Binnenkamer" van den gemiddeld
zeer zwakken schilder Pabst iets bizonders
is, maar zij is dat te midden van wat hij
anders maakt, zeker (een fout in het schilde: ij
is de voorste lichte rand van het tapijt).
Marie Robert Janssen heeft een schilderij
van groote afmetingen Moeder en kind";
Willem Roelofs een schilderij van groote
afmetingen Bloemen." De Rouville is te
vlug in de Molen"; gecompliceerder in zijn
Stemming." Een Rustende vrouwenfiguur"
als die van Seckel verdraagt geen langdurige
beschouwing. De kleur is meer ruw dan
sterk. Wol te r is tegenwoordig een der
meest levendige tentoonstellers. Zijn wei k
is, vooral technisch, niet altijd lustig ge
noeg; fladderend nu en dan, maar er is toch
steeds spanning; steeds drift, en steeds een
kleur, die een aandoening, een visuede aan
doening aanduidt. Op een andere wijze
levend is de Zwart. Boven zijn melfcbocht"
staat de lucht in een sterk en zuiver blauw;
zijn Stationsplein treft altijd door de figuur,
die de boomen er vormen tegen de lucht.
ROTTERDAM BREITNER. (Unger en van
Mens). Na'uurlijk is het grootste Mevrouw
Manu?Bouwmeester," een der meest be
langrijke stukken hier, en niet alleen hier.
De psychologische Vrouwen in de sneeuw"
zijn op deze tentoonstelling niet op het sterkst
te zien, maar hartstocht en psychologie vindt
ge in de staande beelten'S van deze actrice,
die deze Bouwmeester is. Het geheel is
vol drift en vol kleur. Drift vindt ge in
romantisch vertolkt. De verdere namen
waren er maar voor de leus. En welk een
namen! Marnix van St. Aldegonde, jonker
Jan van der Does, en tot slot: Johan van
Oldenbarnevdt! Met ineengeslagen han
den," lezen wij bij Jorlssen, treden deze
twee mannen (Willem van Oranje en Johan
van Oldenbarnevelt), de grondleggers van
onzen staat, voor het nageslacht op." Inder
daad, daar stonden ze, in het vijfje bedrijf,
hand in hand... twee costuums naar gege
vens verzameld door jonkvrouwe Repelaer
van Driel. En de Koningin, Prinses van
Oranje, die nut poëzie en piëteit haar kind
den naam Juliana gaf, zag uit mede aan...
We mogen me vruu w Laman Trip r iet hard
vallen, dat ze te goeder trouw, zonder
begrip van dramatische stiuctuur, in een
Nederlandsch, ontleend aan archieven en ver
taalde Walter Scott, meende een tooneehtuk
te kunnen scheppen, maar men had haar,
voor vaderland en vorst, niet bloot mogen
stellen aan de opvoering daarvan.
N. V. HET HOFSTAD-TOONEEL: Een goed
humeur, door Herman Ruelvink.
Roelvink heeft het tooneel liever dan het
leven. Maar voor dit tooneel gloeit hij dan
ook. Elke vondst omkoestert hij met bijkans
amoureuse zorgen en zijn genegen verbeel
ding sleept rusteloos aan, alle litflijkheden
van verleden, heden en totkomst, Amazonen,
lavendel en rozemarijn, lente wolken, bergen
en daken, om er zijn tooneel mee te tooien. En
deze toewijding tot in het geringste, is het
die voor ons zijn werk, ook al staat het op
geen levensplan van beteekenis en al grijpt
het nergens in, bewogen en bekoorlijk maakt.
Het tooneel heeft nu eenmaal óók die toe
wijding noodig. Eén goedgevat juweel kan
daar een geheelen avond louter met zijn
licht een rol vervullen, en het genie dat op
zijn modderlaarzen het tooneel oploopt blijft
in zekeren zin de mindere van den kleinen
lakei, die meent dat het succes der voor
stelling van den glans zijner neet-ge
poetste knoopen sfnangt, en dere stille
voldoening in fierheid over de planken
draagt. Iets van diens grootheid is in het
kleinste tooneel van Roelvink, inden goeden
vorm, in den fijnen, stijlvollen dialoog. Zijn
knappe, wat men zoo noemt smakelijke
décortjes zijn geen looze getimmerten, zij
getuigen, in harmorie met den inhoud van
M spel, van de liefde van den maker voor
tiet werk zijner handen.
Wat Roelvink te zeggen had, was tot
deden weinig, men vraagt zich soms af hoe
zulke eenvoudige aandoeningen een mensen
iot schrijven kunnen bewegen ? Maar altijd
weer vinden wij het antwoord in de wijze
waarop het ons geboden wordt: zóó arge
loos gul, zóó af, zoo verblijdend hct-llnhet
halve. Wij voor ons, wezoiHenaan Mrf. O.,
aan Adèle Prunard, aan het Geldtrsche
ALLES GAAT NAAR WENSCH
,,Dat het Du i t se h e bloed en de
m ij e e n e bijiondere v o l d o e n i
mttmiHiiitifiiiiiitiiiiifmtifffiiiiiiffiffffifififfiifiitniffiMiirfifffiHiMtiffftffM
den middentijd en nog later, volop in
Breitner: schildersdrift in kleur, en in actie.
Als gebaar" noem ik De Hei werkers (No. 20),
als nu gestelde kleur vol activiteit de Ruiters,
de Artiilerist, de Huzaren in de stille duinen,
het oudere, Vrouw in 'tattlier. en een Rij
dende Artillerie (14, 15, 16, 24, 10i. Als
groepeering de Rijdende Artillerie (5) en
de Huzaren in rust (4). Frisch is De Dame
in den tuin. Het stadsgezicht is gegeven
in zijn Doorbraak van de Raadhuisstraat,
en in zijn Kalverstraat bij Avend...
VAN KOSSUM pu CHATTEL (Protector,
R'dam). Van Breitner gaan naar deze ten
toonstelling van Du Chattel is het leven
en den hartstocht gezien te hebben, en alle
rijke en zware schakeeringen daarvan, en
dan te belanden in een kunst, zonder inner
lijkheid, zonder kleine bekoringen, met hier
en d;iar zelfs geen gratie maar voor den
burgerman, naar het gemakkelijk te begrijpen
is, een zeer bevatbaar ideaal. Du Chattel
verdraagt g«-en serie van zijn eigen werken,
noch verdraagt een ander feitelijk dit werk.
Zeker is daarom, dat deze tentoonstelling
beter niet gehouden was evenals die van
Boot, Roggeveen en Scheltema (Den Haag
D u i t s c h e cultuur gered z ij n, verschaft
n g" (de Keizer aan den R i) k s k a n s e l i e r)
IIMIIIIIMIIIIIIIIMII imnifiiHtfttfmnff cifiniiift(«iiiifiifi[in(iifiiiiiiiiiii
Bazarstraat). Van dr ze drie is Boot,
akademisch, de meest ervarene in het hanteeren
van veif, maar wat bewoog de anderen nu
tentoon te stellen, en ik zou vragen: wat zal
hen ooit bewegen dit te doen? Want wat
is hier, dat is? PLASSCHAERT
Freulcken niets vinden, stond niet de schrijver,
gelijk een verloofd jonkman die zijn meisje
in den familie-kring presenteert, getrouwelijk
achter haar, met oogen die, al de haar minder
voordeelige eigenschappen ten spijt niet af
laten te stralen: Is ze geen schat!"
En wij zijn, schoon wat kitteloorigophet
onbeduidend kind, onder deze verteedering
inderdaad telkens weer geneigd den auteur
bij te vallen in zijn jongste keuze. Adèle
Prunard, de hoedenmaakster, al smokkelt ze
een beetje met de kostbare waar, waarmede
een rechtschapen vrouw smokkelen mag,
haar leeftijd en haar verleden, is ontegen
zeggelijk de zonde van een tooneelstuk
waard. Ook al overtuigt ze ons naar aard
en wezen niet van haar merschelijke waar- j
schijnlijkheid, zij wijst den weg naar het >
ideaal van vlotte opgeruimdheid onder alle
omstandigheden, dat op onzen bijval rekenen '
mag, en past met haar formidabele hoeden- '.
doozen, haar roosjes, ruches en bouillon- j
reetjes, ook juist in onzen ernstigen, van
dien kant reactie behoevenden, tijd. j
Geen moeite heeft Roelvink ontzien om i
voor dit ideaal van vrouwelijke veerkracht ?
het pied-de-stal (een platvorm tusschen
twee dakkamers) op te richten, waarop zij
ook in onze oogen een schat" kan zijn.
Getuigen a charge en décharge vond hij
in den klokkenmaker Tobias en zijn kor
nuiten, een mede- minnaar in den dansmeester
monsieur Xévert, het bevallig
entente-Hollandsch van 1814 legde hij haar in den
lachenden mond, en om haar heen schiep
hij de antiquarische sfeer waarin ons elk
theekopje zonder oortje als ren preciosa
temnteert. En het is hem gelukt, dank aan
deze apotheose, onze aandacht te winnen
voor een tooneelfiguur, welke op den
beganen grond en zonder al deze huldeblijken,
het aankijken niet waard zou zijn geweest.
Doch niet alleen in het weergaloos humeur
zijrer Adèle vinden wij de innerlijke behoef te
van den auteur: te ijveren voor een mensen
tf ding op het tooneel, belichaamd. Sterker
dan zij, pleit voor hem Adèle's tegenhanger,
de gansch-en-al fantastisch belichte on
gure meesterknecht, Knies. Want die Knies
kent de waarde van denarbeid20ofel.dat
hem het leve>n binnenin de horloges die hij
geneest" belangrijker toeschijnt dan het
groote raderwerk van onze wereld zeif. En
ip het eenige wankele oogenblik in Adèle
Pmnard's, door milde verbeelding rijk be
staan, toont hij haar in de geopende
horlogejast de stille kracht van het schier onzicht
baar geringe, dat onder rijn teedere vingers
leven en sterven kan. Wij hebben Knies'
literaire analyse over dit onderwerp niet
aldoor kunnen volgen op het tooneel, en
welbeschouwd was die cok het doel van
onze aandacht niet. De schoonheid was in
het verinnigd-samenbuigen, over een ontzag
wekkend kostbaar werkstuk, door twee
mismoedigen, in i vereering (du vereering
i
005TER5EEK
MEUBllEERlNaEN
iiniiiimiiiiiiiiiii u immuun n M, iiiiiiiiiiiiiiiiii
voor den gewetensvollen arbeid) opgeheven
en getroost. En in dat oogenblik bij de
lamp" is de pcëzie, die Roelvink zelf voor
zijn tooreelweik voelt, over ons gekomen
en heeft ook ons getroost over rut tekort
aan levensernst en waarachtigheid in al dit
tooneel".
Het zou mij eigenlijk spijten wanneer de
tooneelman Roelvink zich in den
stukkenschrijver terugtrok. Kunstenaars, die
het tooneel dienen om het tooneel, zijn
schaarser! in ons land en onderde weinigen
die, eenigszirs thuis in de wonderbaarlijke
arsenalen der verbeelding, kans zien daarvan
iets te verwezenlijken op het tooneel, neemt
hij, door de atmosfeer die hij met een ietsje
en een niebje weet te scheppen, een plaats in.
Onder leiding van Chrispijn Jr., die met
fantas'e den meester-knecht speelde, is Een
goed humeur", vriendelijk als een
Christmascaiol, vertoond. De taal was nog wat op
gelegd. Vooral mevrouw Schmidt-Crans, een
aardige Adèle Prunard, sprak dit Hollandsen
te veel als een les. En Ko Arnoldi, die in
kleine pittige rollen dikwijls verrast, blijkt
voor den man om wien het gaat nooit een
boeiende figuur. Dat twee vrouwen zich
voor dezen Tohjas moeite gaven, was niet
waarschijnlijk Ook in de rol van Jans zou,
hoe verdienstelijk ook Louise Chrispfln
debuteerde, een geestiger straatmadeliefje
het stuk ten goede zijn gekomen.
TOP N A E F F
AGENDA
NED. OPERA.
Dir. G. H. KOOPMAN.
Zondag 10 Maart, Hoil. Schouwburg
Matinee, MIGNON.
Zondag 10 Maart, den Haag,
TOOVERFLUIT.
Maandag 11 Maart, Paleis v. Volksvlijt.
CARMEN.
Dinsdag 12 Maart, Stads Schouwburg,
FIDELIO.
Woensdag 13 Maart, den Haag.
FIDELIO
Donderdag 14 Maart, Paleis v. Volksvlijt,
TOOVERFLUIT.
Donderdag 14 Maart, Haarlem.
TOSCA.
Vrijdag 15 Maart, Utrecht,
FIDELIO.
Zaterdag 16 Maart, Rotterdam
FIDELIO.