Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
9 Maart '18. No. 2124
RUSSISCHE LITERATUUR
door ARM. SAALBORN
I. LEONID ANDREJEF
Van Andrejef is thans een tweede boek
in Nederlandsche vertaling verschenen. Of
hij de nederlandsche aandacht zal binden,
blflft twijfelachtig. In zijn beste weik is hij
te zeer Rus en Russen zullen hier nooit
begrepen worden. Maar in dit laatst ver
schenen boekje, dat De Gedachte werd be
titeld, is Andrejef weinig oorspronkelijk.
Ook schijnt het mij geen kunstwerk, omdat
het patho-psychologische gegeven alleen
maar medisch-weter.schappelijk behandeld
is, zonder dat de auteur het geval verheft
tot kunst, dat is tot een geheel van schoon
heiden innerlijkewaarachtigheid.Dostojefski's
Raskolnikof verzoek ik te vergelijken met
dezen Kergjentsef. Beiden begaan een moord,
opzettelijk, gedreven door een of anderen
waan, maar hoe grootsch-vizioenair, uit de
diepte van menschelijk lijden rij k-opbloeiend
openbaart zich aan onze nederige bewon
dering het tragische levensloop van dezen
armzaligen Raskolnikof, hoe schraal en
oppervlakkig, kwasi-wetenschappelijk, hoe
onecht, gewild, bèdacbt-zonder-meer zijn
deze bladen van dit ptycho-modieuze
literatuur-product.
De man heeft den echtgenoot van de
vrouw, die hij liefhad vermoord, kalm-bewust
met een presse papier op een December
middag vóór het middagmaal. En om de
gevangenis of de katorga te ontloopen, heeft
hij reeds van te voren krankzinnigheid ge
simuleerd. Maar na de daad weet hij niet
meer' of hij normaal is of niet. De toeleg
gelukt: men bergt hem in een gesticht op.
En hij vertelt nu zijn vuig bedrog. En
spltsvoudig redeneerend, moet hij zich en
zijn rechters ten slotte de vraag voorleggen:
Wendde ik krankzinnigheid voor om te
moorden of moordde ik, omdat ik krank
zinnig was ?"
Ik geloof, dat de literatuur een grove
fout begaat, wanneer zij meent dat de
psycho-analyse dermate uitgebuit kan wor
den, als bier weer, zoo zonder meer, ge
beurd Is.
De IQeeuwsche llterair-wetensehappelijke
critiek heeft een goed werk gedaan, toen
zij bij S'iakespeare, De Grieken, de onster
felijke Franschen abnormale karakters aan
toonde en bewees, van hoeveel gewicht de
groote kunst pok voor de psychoanalyse was.
Maar nu mógen wij niet omgekeerd maar
een of andere abnormiteit gaan beschrijven.
Htt zijn niet de minsten, die ons min of
meer in de/e richting hebben geleld. Ibsen,
Strindberg, Dostojcfsky. Maar dezen geven
altijd meer dan het pathologische geval.
Andrejef in deze schets echter niet.
Op veel hooger pau staat de andere no
velle in deze uitgave: het verhaal van een
anarchist, wien de politie op het spoor is
en die zich ten einde raad in een bordeel
verbergt.
Hij sluit zich op met n der meisjes,
ofschoon hij een afkeer heeft van het leven
der vreugde en zelfs nog nooit met een
vrouw in relatie is geweest. Ook hier doet
de opzet en de verhaaltrant voorloopignog
al gewild en zwak aan. Langzamerhand
echter, wanneer de vrouw dien man en de
man die vrouw leert kennen, wanneer zij
elkanders zielen pijlen, nadat zij den trots
op haar slechtheid", hij de kracht van zijn
goedheid" heeft afgelegd, nadat hij heeft
begrepen, dat men ook slecht moet zijn om
een rnensch te heeten en zij tot de over
tuiging gekomen is, dat het c ff e r voor een
ideaal een grootscher daad is dan zich aan
EEN EN ANDER OVER
HERALDIEK
door C. W. H. VER STER
III
De Heraldiek is niet slechts een
wetenschap, maar ook een kunst, die
even als alle andere kunsten moet wor
den aangeleerd en waarin men het
alleen door studie en oefening tot zekere
hoogte kan brengen."
J. A. KOOPMANS
Dat de Heraldiek zich uitmuntend laat
toepassen op glasschilderkunst, daarvan
mogen de hierbij gevoegde afbeeldingen
getuigenis afleggen , zij zijn door mij
geteekend naar de Engelsche ontwerpen van
Pugin, John Powell, Burgess e. a., die dienden
tot versiering der vensters in de Royal
Gallery" en Houses of Parliament". Uit
deze schetsen voor versiering van
gebrandglas-in-lood blijkt overtuigend het meester
schap der ontwerpers.
Men dient bij de beschouwing der hier
gegeven dier-vormen, wél in 't oog te hou
den, dat men hier niet te doen heeft met
b.v. een zwaan of paard in de natuur,
maar dat de dier-vormen op heraldische
wijze zijn gestiliseerd, evenals dit met
mannen geven voor geld, naderen zQ tot
elkander met die diepe teederheid, die het
vuil, waarin zij wentelen reinigt. En wanneer
des morgens de veile commissaris met zijn
mannen in de kamer komt en zij beiden
in hun hemden met bloote voeten, zonder
schaamte en, o wonder, zonder zonden de
scheldwoorden zwijgend over zich laten
gaan, dan gevoelen wij de kracht en
waarheld dezer uitbeelding.
Andrcjef is mij lief, omdat hij den hopeloos
gebroken, ontredderden rnensch van zijn tijd
manifesteert. Als alle fijngevoelige geesten
van zijn land (en ia West-Europa zijn de
zusterzielen talrijk) is hij de
mensch-metden-nevel, voor wien de zon niet zon meer
is, en onrust, haat, disharmonie de eenige
drieklank. Mijn hemel, als ik nu aan Rusland
denk, wordt het donker, hol en stil in mij.
Ik weet, hoe daar de zielen liven en hoe zjj
ondergaan in machteloosheid, ik weet, dat
de Russische ziel een Sturm-und-Drang ziel
is, die nooit tot hooge, rustige klaarheid op
zal stijgen.
Nergens als bij de Russen besefte men zoo
diep de noodwendige, tragische schoonheid
van leed en ontreddering. Nergens zóó dat
prachtige, nederige, aan alles wanhopende
en nog smartelijk glimlachende gebaar van
berusting:
Broeder, het kan niet anders.
Wat doet het ertoe...
Dit onderscheidt Russische kunst van alle
andere ter wereld. En dat is een teeder-stille
vereeniging van den eeuwigen droom der
menschheid, en haar mystisch verlangen naar
zaligheid. Dit is religieusheid.
Kinderlijke vroomheid en tevens het
bewustzijn dat God toch nooit de geluk
zaligheid schenkt, ziedaar de trillingen in
het Russische geestesleven.
De vroomheid schonk schoonheid, het
andere nihilisme en geestelijke verschrik
kingen op leder gebied.
Behalve Poesjkin, de zangerige grondlegger
van eigen Russisch llteratuurleven is geheel
die rij van groote mannen gedrenkt in pes
simisme, angst en onoverbrugbaa leed.
En waardoor? Omdat de keizerlijke censuur
als een heihond waakte en iedere vrije ge
dachte in 't geheim verbreid moest worden.
Maar werd!
De literatuur in Rusland werd het orgaan
voor het maatschappelijk en geestelijk leven.
Al wat er leefde onder fijngevoelige en
daarom neergedrukte en vervolgde zielen,
uitte zich dikwijls indirect, maar vaker nog
direct in de daden en woorden der roman
helden.
Daden? Och, aan overmaat van activiteit
lijdt de Russische geest al heel weinig. De
Oblomofs zijn nog niet uitgestorven! Praten
en droomen. Tot het te laat is. En dan:
Weer praten en weer droomen... Het is of
de daad vervaagt, te loor gaat in de einde
loosheid der Russische landen. Het is, of de
Rus de betrekkelijke nutteloosheid van de
daad inziet, en de gedachte veel belang
wekkender vindt.
Den tsaar heeft men naar Siberiëgezonden.
Maar waar is het alles-omverwerpend
enthousiasme, dat de bevolking van Parijs
in 1792 tot de overwinning voerde op half
Europa ? Zie toch, hoe het fransche volk en
hoe het russische hun revoluties hanteeren.
Hieruit valt veel te leeren voor beider
geestelijke gesteldheid.
* * *
. Lermontofs romantisch pessimisme,
Gontsjarofs apathische karakterloosheid,
Toergenefs eindeloos getheoretizeer, Tolstoi's
bittere vervloekingen aan een rot geworden
samenleving, Dostojefski's demonen en ont
aarden, de ontwrichte abnormale verbeeldin
gen ten slotte van een Ssologoeb, Andrejef,
een bloem of blad kan worden gedaan (men
denke o. a. aan de heraldieke roos en lelie,
het acanthusblad e. d.)
Fig. 23 en 24.
In de bloeiperiode van de wapenkunst
trachtte men ook zooveel als mogelijk was,
de gegeven ruimte te vullen, en, als in dit
opzicht bizonder geslaagd, kan b.v. op fig. 26,
het hollend paardje, worden gewezen. Ook
de militante zwaan met de opgeheven vleu
gels is een prachtig specimen van den vogel,
zooals die als helmteeken bij ons ook voor
komt o. a. bij Bloys van Treslong.
De hier afgebeelde eenhoorn (fig. 23) is
niet het type zooals dit algemeen bij wapens
wordt aangetroff n, en heeft de hier
gegevene meer overeenkomst met een gehoornde
geit, dan met den eigenlijken eenhoorn,
waarvan het paar d el ij f van hertepooten is
voorzien, terwijl dan dikwijls een
leeuwestaart hem sieit. Ook bij deze dieren is]veel
Arlsibatsjef, zij allen zfjn de nauwverwante
hyper-nerveuze waanvoorstellingen van een
vervolgd, in angsten en pijnen opgegroeid
volk.
Maar laten wfj vreemden in die wereld
ons wachten voor een
verstandelijk-wetenschappelijk oordeel, want juist de woord
voerders van dit volk zijn het, die ons
bewezen hebben en nog dagelijks bewijzen,
hoe vol waarheid en vreemde, ontroerende
schoonheid deze waanvoorstellingen zijn.
En we behoeven werkelijk niet tot de Russen
te gaan, om te leeren, dat de waarheid een
waan, en de droom een werkelijkheid moet
zijn.
Over Andrejef nog een enkel woord. In
een autobiografietje, dat overigens niet zeer
belangwekkend is, bekend hij de volgende
feiten: op het gymnasium was ik altijd een
van de slechtste leerlingen, in de vijfde
klasse zelfs de slechtste. Mijn aangenaamste
uren op school waren de rustpooze.i en de
uren, dat ik uit de klas werd gejaagd en op
de gangen rondzwierf".
Als student in mijn eerste studiejaar,
schaam ik mij nog heden bij de gedachte,
dat ik soms twee dagen na elkaar honger
leed, terwijl ik toch twee broeken, twee
jassen en nog wat ander goed bezat".
In het jaar 1894 (hij was toen 23 jaar,)
deed ik een poging tot zelfmoord, die echter
mislukte. Ik begon in dien tijd eveneens
mijn letterkundige loopbaan. In 1897 werd
ik advokaat en rechtzaal-w rslaggever voor
een dagblad. In 1898 verscheen mijn eerste
novelle in hetzelfde blad. Het eenige proces,
dat ik voerde, verloor Ik in alle instanties".
Het eerste werk van Andrejef, waarmede
ik kennis maakte, was het subliene Tak
bilo, tak boedjet (Zoo was het, zoo zal het
zijn) een schets van de Fransche revolutiie,
zoo navrant-levend, als geen
historischrijver mij de dagen vóór den dood van
Lodewijk XVI ooit heeft kunnen beschrijven.
Het mysterie rondom de Bastille-vesting,
de sombere verschrikkingen, die rood op
groeien en luider, luider worden onder de
scharen van het volk, de tragi-comische,
potsierlijke onbeduidendheid van het koning
poppetje, dat daar op het schavot zijn
handjes uitstrekt om nog wat te zeggen,
maar zijn stemmetje wordt niet gehoord en
zijn hoofdje valt en het is uit. En de
klokken van Parijs in de donkere,
verraderlijk-loerende revolutienachten bimbammen
gestaag:
Tak bilo.takbü3jer,takbilo,takboèijet...
Zoo was ('t zoo zal 't zijn.. .*).
Later kende ik Wasili Fifeeski's leven, zag,
hoe hij telkens zijn mierenhoop weer op
bouwde aan den straatweg des levers en
hoe de rampen over hem kwamen, einde
loos, tot hij zelf krankzinnig wegvluchtte
van de aarde en het leven, uitgeput en neer
geveld. Ik wist, dat die Fifeeski het Russi
sche volk verbeeldde, geloovig, dom, goed
en hopeioos...
Een andere Rus, Garsjin, heeft eens een
verhaal geschreven: De roode bloem,waar
van de held een krankzinnige is, de plaats
der handeling een krankzinnigengesticht,
waarvan de badkamer aldus beschreven
wordt:
Het vertrek zou ook op een gezond menseh
een luguberen indruk maken: een groot ge
welf met een glibberigen, steenen vloer,
waarop het daglicht viel door een enkel
hoekvenster. Muren en zoldering waren don
kerrood beschilderd. In den door 't vuil zwart
geworden vloer waren twee bassins gemet
seld, welker rand niet boven den vloer
uit
*) In vertaling voor eenige jaren in De
Amsterdammer verschenen.
ruimte aan de fantaisie van den artiest
gelaten.
Zoo heeft de heraldische panther, (die
o. a. in het wapen van Stiermarken voor
komt), al hél weinig van de ons zoo be
kende tijgersoort, want al doen lichaam
en staart aan den leeuwvorm denken,
zijn kop is die van een vuurspuwend paard,
waarop twee hoornen prijken, terwijl zijn
voorpooten als adelaars-of griffioenklauwen
worden afgebeeld.
Wordt derhalve aan een teekenaar opge
geven een wapen met een Stiermarkschen
panther te vervaardigen,?dan kan hij zijn
model overal elders beter vinden, dan in
Artis'.
Uit dit voorbeeld blijkt alweer de juist
heid van de stelling, dat men de regelen
der heraldiek goed moet kennen, alvorens
zich op het glibberig gebied der wapenkunst
te mogen wagen.
Zooals ik reeds mededeelde komen dieren
veelmaals als schildhouders voor. Over den
oorsprong is veel getwist.
Toch schaar ik mij aan de zijde van
Rietstap, waar hij beweert, dat het gebruik
eerst uit de 14e eeuw dagteekent, en dat zij
Fig. 25.
ABM.ABM,ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM
A
B
M
A
B
M
A
B
M
A
8
on
rche
A
B
M
A de
M EERE.N-ARTI KE.LE.N,
UITRUSTINGEN.
ABMABMABM.ABM.ABttABMABMABM^BMAflMABM.ABM
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
staken en die gevuld waren met een zwart
water. In den hoek tegenover het raam stond
een groote koperen stoomketel en een inge
wikkeld systeem kranen en buizen. Het ge
heel zag er vreemd somber en fantastisch
uit en de badknechr, een kort-gezette, altijd
zwijgende klcin-russische boer versomberde
nog de stemming door zijn zwartgallige
tronie.
Toen men den zieke in dit vreeselijke
vertrek bracht, kreeg hij een aanval..."
Op de wandelplaats van dit gesticht bloeit
een roode bloem. De krankzinnige ziet die
en rust niet, alvorens hij de bloem's nachts
is gaan stelen: al het onschuldig vergoten
bloed, al de ten onnutte vergoten tranen dr
menschheid had dit bloempje opgezogen.
Die bloera was hem de incarnatie van het
Booze En daarom moebt die bloem ver
nietigd worden. En iederen nacht vecht hij
met zijn kettingen, bevrijdt zich, buigt ijzeren
staven om en plukt, plukt, tot de geheele
plant met wortel en al vernield is. Dan vindt
men hem op een morgen dood, in zijn hand
de laatste roode bloesem, krampachtig vast
geklemd ...
Een ander verhaal van dezen Garsjin ver
telt van een gewond soldaat, die na den
slag ontwaakt, vier dagen lang terwijl dood
en honger hem half krankzinnig maken, toe
ziet, hoe het lijk van zrjn tegenstander naast
hem in ontbinding overgaat: daar op de
uniform dat groote gat, en bloed er om
heen, dat heb ik gedaan ... Zijn haren be
gonnen uit te vallen. Zijn huid we»d vaal
en geel. Het gezicht zwol zoodanig op, dat
de huid barstte achter het oor. Daar krioelde
het van wurmen. De voeten, in slobkousen,
zwollen, en tusschen de haakjes der slob
kousen builden groote blazen. Het geheele
lichaam zwol en zwol. En de zon brandde...
toen ik de oogen opende, had hij geen ge
zicht meer, het was van de beenderen afge
gleden... dat is de oorlog, dacht ik...
IK deelde dit mede, omdat Andrejef be
halve van Dostojef-iki, ook sterk onder
Garsjins invloed staat. Als jongere echter
staat hij meer op het pathopsychologisch
standpunt. In zijn Roode Lach gaat hij nog
verder dan Garsjin wat het aanvoelen betreft
van de gruwelen des oorlogs. Wie dat boek
gelezen heeft, zonder zijn vuist te ballen
legen het Monster Militairisme, verdient
twee maanden loopgraaf... Krankzinnigheid
is hem het eenige gevolg van oorlog en
in welk een vorm l
Een symbolische verbeelding van groote
kracht, is ongetwijfeld Andn jefs Sawa of
Ignis sanat (Het vuur geneest).
Sawa (we zijn in een klooster) zweert de
maatschappij wraak en vernietiging, want
hij heeft gezien, hoeveel bordeelen er zijn
tegen n hoogeschool, hoeveel mestvaalten
tegen n paleis, hoeveel tuchtscholen tegen
i museum. Eerst wil hij God onttronen,
vervolgens Rafael, Shakespeare en al de
andere kleinere Goden. Dan zullen ouden
en zieken verbrand worden, om plaats te
maken voor de nieuwe wereld. Hang jullie
hoogst vermoedelijk hun ontstaan te danken
hebben aan de gewoonte der graveurs om
de ruimten, die het driehoekig schild op de
Fig. 20.
ridderzegels overliet, aan te vullen. Vooreerst
komt men, bij de beschouwing van oude
zegels tot die gevolgtrekking door den ge
dwongen stand der schildhouders (zie fi?. 27),
en ten tweede trekt het de aandacht, dat
zoovele geslachten gelijksoortige dieren tut
schildhouders bezigen.
Wat nu de steunpunten dier beesten be
treft, bij een meer moderne wapenvoorstel
ling, ook daarover zijn de meeningcn
verdeeld. Met mijn leermeester, den heer
J. A. Koopmans heb ik het altijd onzinnig
gevonden die dieren op een fladderend lint
te plaatsen. Hij was er vóór, een arabesk
ornament te kiezen; waarop zij met hun
achterpcoten rustten, terwijl zich het lint
met devies daardoor heen slingerde.
Jhr. mr. Victor de S'uers, die ook tot
onze knapste heraldici behonrde, was een
andere meening toegedaan. Hij schreef mij
eens, toen ik hem om zijn opinie vroeg:
Maak met uw nagel een kras in 't per
kament en zet ze daarop." Voor zijn advies
zou dus de afbeelding pleiten zooals wij
die in fig. 27 aantreffen en waar langs het
schild een draak en wolf in de lucht zweven.
Maar zeker is het, dat bij zér oude wapens
oud-gothiek) bijna geen schildhouders wor
den aangetroffen.
Bij dergelijke voorstellingen late men ze
derhalve weg.
Het blijft te betreuren, dat nog niet genoeg
aandacht wordt geschonken aan hè} belang
eigen lijken op, zegt hij tot de menschen,
en ziet, wat jullie waarheid is zoodra het
vleesch gaat wegrotten. (Hier is ongetwijfeld
ontleend aan zijn vriend Gorki, wiens inter
view van de Beheerschers des Leverfs het
zelfde onderwerp op nagenoeg dezelfde wijs
behandelt).
Sawa gelooft alleen nog aan dynamiet en
besluit een wonderdadig beeld, een afgod
der menigte, met dynamiet te vernietigen
en zoo ook het wonder en het geloof. Edoch,
verraad brengt het beeld in veiligheid, de
ontploffing is doelloos en de menigte lyncht
den srooden onheilstichter, terwijl dus geloof
en wonder blijven bewaard, Christus is op
gestaan, het laatste woord is.
In het Kaïnsteeken of Gij zult niet dooden,
betoont Andrejef zich eensdeels een scherp
psycholoog (in de teekening van den vrek
Kalaboechof, zijn hulshoudster en den
bestlalen boer Jakob, anderdeels een Cynischer
spotter dan Gogel in de groteske figuren
van den altijd beschonken excellentie, zijn
sluwen impressario en het zoodje parasieten
om hem heen. Hierover en over het Russisch
drama een volgend maal meer.
* * *
Over de vertaling van het boekDe Gedachte,
zwijg ik maar liever. Die is ergerlijk. Behalve
taal- en stijlakeligheden en domheden als:
een rei stoelen hij betaste de me watten
doorstikte deken ik heb gebommeld
het meisje fronsde met de wenkbrauwen
hij droeg een neiging met zich om ik
bemin het leven zeer ik brulde met ver
draaide oogen, enz., is er vergeten dat ver
talen nog iets anders beduidt dan klank-en
rhythmeloos vertaalde woorden naast elkaar
te zetten. En hoe!
Van het veel-zeggende, weemoedige van
Andrejefs stijl is niets over.
IIIIIMIIII UIMIMIIIMIIMMJIII IIIMIHIIMMIlllllllllmlflMlllmilllllII
Poenitentia
O, wel heb ik het leed verstaan,
dat woordeloos ons heeft gescheiden,
maar nimmer kan ik tot u schrijden,
uw reir.e woning binnengaan.
Ik moet uw milde gaven derven,
met stille zeeg'ning mij gewijd.
Zoo zal in turend' eenzaamheid
het droef verlangen in u sterven.
Ik ben 't niet waard, ik b?n 't niet waard,
de handen naar uw brood te strekken;
mij is 't, als kon ik slechts bevlekken,
wat ge op uw disch mij hebt vergaard.
Zoo zal in turend' eenzaamheid
het droef verlangen in u sterven;
ik echter zal weer verder zwerven
in vreed'loozer verlorenheid.
Dit is de vloek, van wien in duister
begeeren diep in 't stof zich boog:
nimmer kan hij het lichtschuw oog
weer opwaarts slaan ten hoog'ren luister.
J. W. VAN ClTTERT
der heraldiek op decoratief gebied en men
ergert zich dikwijls aan de wanstaltigheden
die ons voor heraldische emblemen worden
opgedrongen. Want op onze munten, post
zegels en briefkaarten, op onze dagbladen,
uithangborden en tiquetten, op diploma's,
oorkonden en dergelijken, op tooneel en bij
feesten, overal treft men wapens aan, en
hoe weinigen zijn er, die den toets der
kritiek waarlijk kunnen doorstaan.
Toch bezit ons land tal van mannen, die
na 1879, (het jaar dat Koopmans het initiatief
nam) aan de goede bronnen zijn gaan
studeertn, en die ook werkelijk wat beters zijn
gaan voortbrengen. Zoo behoorden tot hen,
o. a. de overledenen: Lion, Sassen, Lens en
Kuyper. En op den huldigen dag kunnen
de namen worden genoemd van prof.
Sluyterman, Van der Laars, Wienecke, Wenning,
Madlener, Köffler, Thürer, Van der Waals e.a.
Doch een eerste vereischte is dat het publek,
de l<stgever tot hen kome.
Voor het afzetten van een arm of been
zal men allicht niet naar den kruidenier
loopen.
Maar schering rn inslag is het dat Jan
Publiek voor een wapen eer overal elders
terecht wil komen dan juist bij sen
heraldicus. Ouk deze aatste heeft echter studie
van zijn vak moeten maken... Een kruide
nier kan geen been afzetten, doch evenmin
een heraldisch-juist blazoen leveren!
ONTWERPEN VOOR GEBRAND GLAS
Fig. 22. Witte zwaan va" de Bohun's (een
<_,r badges" van Henry IV).
Fig. 23 en 24, eenhoorn en draak.
Fig. <5. Wapen van Engeland.
Fig. 26. Springend paard.
Fip. 27. Wap^n van Jaspar Tudor, eraaf
van Pembroke en heros van B^dford (pi.m.
1485).
'VA, **mw^w
<£