De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 9 maart pagina 8

9 maart 1918 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 9 Maart '18. No. 2124 RUSSISCHE LITERATUUR door ARM. SAALBORN I. LEONID ANDREJEF Van Andrejef is thans een tweede boek in Nederlandsche vertaling verschenen. Of hij de nederlandsche aandacht zal binden, blflft twijfelachtig. In zijn beste weik is hij te zeer Rus en Russen zullen hier nooit begrepen worden. Maar in dit laatst ver schenen boekje, dat De Gedachte werd be titeld, is Andrejef weinig oorspronkelijk. Ook schijnt het mij geen kunstwerk, omdat het patho-psychologische gegeven alleen maar medisch-weter.schappelijk behandeld is, zonder dat de auteur het geval verheft tot kunst, dat is tot een geheel van schoon heiden innerlijkewaarachtigheid.Dostojefski's Raskolnikof verzoek ik te vergelijken met dezen Kergjentsef. Beiden begaan een moord, opzettelijk, gedreven door een of anderen waan, maar hoe grootsch-vizioenair, uit de diepte van menschelijk lijden rij k-opbloeiend openbaart zich aan onze nederige bewon dering het tragische levensloop van dezen armzaligen Raskolnikof, hoe schraal en oppervlakkig, kwasi-wetenschappelijk, hoe onecht, gewild, bèdacbt-zonder-meer zijn deze bladen van dit ptycho-modieuze literatuur-product. De man heeft den echtgenoot van de vrouw, die hij liefhad vermoord, kalm-bewust met een presse papier op een December middag vóór het middagmaal. En om de gevangenis of de katorga te ontloopen, heeft hij reeds van te voren krankzinnigheid ge simuleerd. Maar na de daad weet hij niet meer' of hij normaal is of niet. De toeleg gelukt: men bergt hem in een gesticht op. En hij vertelt nu zijn vuig bedrog. En spltsvoudig redeneerend, moet hij zich en zijn rechters ten slotte de vraag voorleggen: Wendde ik krankzinnigheid voor om te moorden of moordde ik, omdat ik krank zinnig was ?" Ik geloof, dat de literatuur een grove fout begaat, wanneer zij meent dat de psycho-analyse dermate uitgebuit kan wor den, als bier weer, zoo zonder meer, ge beurd Is. De IQeeuwsche llterair-wetensehappelijke critiek heeft een goed werk gedaan, toen zij bij S'iakespeare, De Grieken, de onster felijke Franschen abnormale karakters aan toonde en bewees, van hoeveel gewicht de groote kunst pok voor de psychoanalyse was. Maar nu mógen wij niet omgekeerd maar een of andere abnormiteit gaan beschrijven. Htt zijn niet de minsten, die ons min of meer in de/e richting hebben geleld. Ibsen, Strindberg, Dostojcfsky. Maar dezen geven altijd meer dan het pathologische geval. Andrejef in deze schets echter niet. Op veel hooger pau staat de andere no velle in deze uitgave: het verhaal van een anarchist, wien de politie op het spoor is en die zich ten einde raad in een bordeel verbergt. Hij sluit zich op met n der meisjes, ofschoon hij een afkeer heeft van het leven der vreugde en zelfs nog nooit met een vrouw in relatie is geweest. Ook hier doet de opzet en de verhaaltrant voorloopignog al gewild en zwak aan. Langzamerhand echter, wanneer de vrouw dien man en de man die vrouw leert kennen, wanneer zij elkanders zielen pijlen, nadat zij den trots op haar slechtheid", hij de kracht van zijn goedheid" heeft afgelegd, nadat hij heeft begrepen, dat men ook slecht moet zijn om een rnensch te heeten en zij tot de over tuiging gekomen is, dat het c ff e r voor een ideaal een grootscher daad is dan zich aan EEN EN ANDER OVER HERALDIEK door C. W. H. VER STER III De Heraldiek is niet slechts een wetenschap, maar ook een kunst, die even als alle andere kunsten moet wor den aangeleerd en waarin men het alleen door studie en oefening tot zekere hoogte kan brengen." J. A. KOOPMANS Dat de Heraldiek zich uitmuntend laat toepassen op glasschilderkunst, daarvan mogen de hierbij gevoegde afbeeldingen getuigenis afleggen , zij zijn door mij geteekend naar de Engelsche ontwerpen van Pugin, John Powell, Burgess e. a., die dienden tot versiering der vensters in de Royal Gallery" en Houses of Parliament". Uit deze schetsen voor versiering van gebrandglas-in-lood blijkt overtuigend het meester schap der ontwerpers. Men dient bij de beschouwing der hier gegeven dier-vormen, wél in 't oog te hou den, dat men hier niet te doen heeft met b.v. een zwaan of paard in de natuur, maar dat de dier-vormen op heraldische wijze zijn gestiliseerd, evenals dit met mannen geven voor geld, naderen zQ tot elkander met die diepe teederheid, die het vuil, waarin zij wentelen reinigt. En wanneer des morgens de veile commissaris met zijn mannen in de kamer komt en zij beiden in hun hemden met bloote voeten, zonder schaamte en, o wonder, zonder zonden de scheldwoorden zwijgend over zich laten gaan, dan gevoelen wij de kracht en waarheld dezer uitbeelding. Andrcjef is mij lief, omdat hij den hopeloos gebroken, ontredderden rnensch van zijn tijd manifesteert. Als alle fijngevoelige geesten van zijn land (en ia West-Europa zijn de zusterzielen talrijk) is hij de mensch-metden-nevel, voor wien de zon niet zon meer is, en onrust, haat, disharmonie de eenige drieklank. Mijn hemel, als ik nu aan Rusland denk, wordt het donker, hol en stil in mij. Ik weet, hoe daar de zielen liven en hoe zjj ondergaan in machteloosheid, ik weet, dat de Russische ziel een Sturm-und-Drang ziel is, die nooit tot hooge, rustige klaarheid op zal stijgen. Nergens als bij de Russen besefte men zoo diep de noodwendige, tragische schoonheid van leed en ontreddering. Nergens zóó dat prachtige, nederige, aan alles wanhopende en nog smartelijk glimlachende gebaar van berusting: Broeder, het kan niet anders. Wat doet het ertoe... Dit onderscheidt Russische kunst van alle andere ter wereld. En dat is een teeder-stille vereeniging van den eeuwigen droom der menschheid, en haar mystisch verlangen naar zaligheid. Dit is religieusheid. Kinderlijke vroomheid en tevens het bewustzijn dat God toch nooit de geluk zaligheid schenkt, ziedaar de trillingen in het Russische geestesleven. De vroomheid schonk schoonheid, het andere nihilisme en geestelijke verschrik kingen op leder gebied. Behalve Poesjkin, de zangerige grondlegger van eigen Russisch llteratuurleven is geheel die rij van groote mannen gedrenkt in pes simisme, angst en onoverbrugbaa leed. En waardoor? Omdat de keizerlijke censuur als een heihond waakte en iedere vrije ge dachte in 't geheim verbreid moest worden. Maar werd! De literatuur in Rusland werd het orgaan voor het maatschappelijk en geestelijk leven. Al wat er leefde onder fijngevoelige en daarom neergedrukte en vervolgde zielen, uitte zich dikwijls indirect, maar vaker nog direct in de daden en woorden der roman helden. Daden? Och, aan overmaat van activiteit lijdt de Russische geest al heel weinig. De Oblomofs zijn nog niet uitgestorven! Praten en droomen. Tot het te laat is. En dan: Weer praten en weer droomen... Het is of de daad vervaagt, te loor gaat in de einde loosheid der Russische landen. Het is, of de Rus de betrekkelijke nutteloosheid van de daad inziet, en de gedachte veel belang wekkender vindt. Den tsaar heeft men naar Siberiëgezonden. Maar waar is het alles-omverwerpend enthousiasme, dat de bevolking van Parijs in 1792 tot de overwinning voerde op half Europa ? Zie toch, hoe het fransche volk en hoe het russische hun revoluties hanteeren. Hieruit valt veel te leeren voor beider geestelijke gesteldheid. * * * . Lermontofs romantisch pessimisme, Gontsjarofs apathische karakterloosheid, Toergenefs eindeloos getheoretizeer, Tolstoi's bittere vervloekingen aan een rot geworden samenleving, Dostojefski's demonen en ont aarden, de ontwrichte abnormale verbeeldin gen ten slotte van een Ssologoeb, Andrejef, een bloem of blad kan worden gedaan (men denke o. a. aan de heraldieke roos en lelie, het acanthusblad e. d.) Fig. 23 en 24. In de bloeiperiode van de wapenkunst trachtte men ook zooveel als mogelijk was, de gegeven ruimte te vullen, en, als in dit opzicht bizonder geslaagd, kan b.v. op fig. 26, het hollend paardje, worden gewezen. Ook de militante zwaan met de opgeheven vleu gels is een prachtig specimen van den vogel, zooals die als helmteeken bij ons ook voor komt o. a. bij Bloys van Treslong. De hier afgebeelde eenhoorn (fig. 23) is niet het type zooals dit algemeen bij wapens wordt aangetroff n, en heeft de hier gegevene meer overeenkomst met een gehoornde geit, dan met den eigenlijken eenhoorn, waarvan het paar d el ij f van hertepooten is voorzien, terwijl dan dikwijls een leeuwestaart hem sieit. Ook bij deze dieren is]veel Arlsibatsjef, zij allen zfjn de nauwverwante hyper-nerveuze waanvoorstellingen van een vervolgd, in angsten en pijnen opgegroeid volk. Maar laten wfj vreemden in die wereld ons wachten voor een verstandelijk-wetenschappelijk oordeel, want juist de woord voerders van dit volk zijn het, die ons bewezen hebben en nog dagelijks bewijzen, hoe vol waarheid en vreemde, ontroerende schoonheid deze waanvoorstellingen zijn. En we behoeven werkelijk niet tot de Russen te gaan, om te leeren, dat de waarheid een waan, en de droom een werkelijkheid moet zijn. Over Andrejef nog een enkel woord. In een autobiografietje, dat overigens niet zeer belangwekkend is, bekend hij de volgende feiten: op het gymnasium was ik altijd een van de slechtste leerlingen, in de vijfde klasse zelfs de slechtste. Mijn aangenaamste uren op school waren de rustpooze.i en de uren, dat ik uit de klas werd gejaagd en op de gangen rondzwierf". Als student in mijn eerste studiejaar, schaam ik mij nog heden bij de gedachte, dat ik soms twee dagen na elkaar honger leed, terwijl ik toch twee broeken, twee jassen en nog wat ander goed bezat". In het jaar 1894 (hij was toen 23 jaar,) deed ik een poging tot zelfmoord, die echter mislukte. Ik begon in dien tijd eveneens mijn letterkundige loopbaan. In 1897 werd ik advokaat en rechtzaal-w rslaggever voor een dagblad. In 1898 verscheen mijn eerste novelle in hetzelfde blad. Het eenige proces, dat ik voerde, verloor Ik in alle instanties". Het eerste werk van Andrejef, waarmede ik kennis maakte, was het subliene Tak bilo, tak boedjet (Zoo was het, zoo zal het zijn) een schets van de Fransche revolutiie, zoo navrant-levend, als geen historischrijver mij de dagen vóór den dood van Lodewijk XVI ooit heeft kunnen beschrijven. Het mysterie rondom de Bastille-vesting, de sombere verschrikkingen, die rood op groeien en luider, luider worden onder de scharen van het volk, de tragi-comische, potsierlijke onbeduidendheid van het koning poppetje, dat daar op het schavot zijn handjes uitstrekt om nog wat te zeggen, maar zijn stemmetje wordt niet gehoord en zijn hoofdje valt en het is uit. En de klokken van Parijs in de donkere, verraderlijk-loerende revolutienachten bimbammen gestaag: Tak bilo.takbü3jer,takbilo,takboèijet... Zoo was ('t zoo zal 't zijn.. .*). Later kende ik Wasili Fifeeski's leven, zag, hoe hij telkens zijn mierenhoop weer op bouwde aan den straatweg des levers en hoe de rampen over hem kwamen, einde loos, tot hij zelf krankzinnig wegvluchtte van de aarde en het leven, uitgeput en neer geveld. Ik wist, dat die Fifeeski het Russi sche volk verbeeldde, geloovig, dom, goed en hopeioos... Een andere Rus, Garsjin, heeft eens een verhaal geschreven: De roode bloem,waar van de held een krankzinnige is, de plaats der handeling een krankzinnigengesticht, waarvan de badkamer aldus beschreven wordt: Het vertrek zou ook op een gezond menseh een luguberen indruk maken: een groot ge welf met een glibberigen, steenen vloer, waarop het daglicht viel door een enkel hoekvenster. Muren en zoldering waren don kerrood beschilderd. In den door 't vuil zwart geworden vloer waren twee bassins gemet seld, welker rand niet boven den vloer uit *) In vertaling voor eenige jaren in De Amsterdammer verschenen. ruimte aan de fantaisie van den artiest gelaten. Zoo heeft de heraldische panther, (die o. a. in het wapen van Stiermarken voor komt), al hél weinig van de ons zoo be kende tijgersoort, want al doen lichaam en staart aan den leeuwvorm denken, zijn kop is die van een vuurspuwend paard, waarop twee hoornen prijken, terwijl zijn voorpooten als adelaars-of griffioenklauwen worden afgebeeld. Wordt derhalve aan een teekenaar opge geven een wapen met een Stiermarkschen panther te vervaardigen,?dan kan hij zijn model overal elders beter vinden, dan in Artis'. Uit dit voorbeeld blijkt alweer de juist heid van de stelling, dat men de regelen der heraldiek goed moet kennen, alvorens zich op het glibberig gebied der wapenkunst te mogen wagen. Zooals ik reeds mededeelde komen dieren veelmaals als schildhouders voor. Over den oorsprong is veel getwist. Toch schaar ik mij aan de zijde van Rietstap, waar hij beweert, dat het gebruik eerst uit de 14e eeuw dagteekent, en dat zij Fig. 25. ABM.ABM,ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM A B M A B M A B M A 8 on rche A B M A de M EERE.N-ARTI KE.LE.N, UITRUSTINGEN. ABMABMABM.ABM.ABttABMABMABM^BMAflMABM.ABM llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMllllllllllllllllllllllllllllllllllllll staken en die gevuld waren met een zwart water. In den hoek tegenover het raam stond een groote koperen stoomketel en een inge wikkeld systeem kranen en buizen. Het ge heel zag er vreemd somber en fantastisch uit en de badknechr, een kort-gezette, altijd zwijgende klcin-russische boer versomberde nog de stemming door zijn zwartgallige tronie. Toen men den zieke in dit vreeselijke vertrek bracht, kreeg hij een aanval..." Op de wandelplaats van dit gesticht bloeit een roode bloem. De krankzinnige ziet die en rust niet, alvorens hij de bloem's nachts is gaan stelen: al het onschuldig vergoten bloed, al de ten onnutte vergoten tranen dr menschheid had dit bloempje opgezogen. Die bloera was hem de incarnatie van het Booze En daarom moebt die bloem ver nietigd worden. En iederen nacht vecht hij met zijn kettingen, bevrijdt zich, buigt ijzeren staven om en plukt, plukt, tot de geheele plant met wortel en al vernield is. Dan vindt men hem op een morgen dood, in zijn hand de laatste roode bloesem, krampachtig vast geklemd ... Een ander verhaal van dezen Garsjin ver telt van een gewond soldaat, die na den slag ontwaakt, vier dagen lang terwijl dood en honger hem half krankzinnig maken, toe ziet, hoe het lijk van zrjn tegenstander naast hem in ontbinding overgaat: daar op de uniform dat groote gat, en bloed er om heen, dat heb ik gedaan ... Zijn haren be gonnen uit te vallen. Zijn huid we»d vaal en geel. Het gezicht zwol zoodanig op, dat de huid barstte achter het oor. Daar krioelde het van wurmen. De voeten, in slobkousen, zwollen, en tusschen de haakjes der slob kousen builden groote blazen. Het geheele lichaam zwol en zwol. En de zon brandde... toen ik de oogen opende, had hij geen ge zicht meer, het was van de beenderen afge gleden... dat is de oorlog, dacht ik... IK deelde dit mede, omdat Andrejef be halve van Dostojef-iki, ook sterk onder Garsjins invloed staat. Als jongere echter staat hij meer op het pathopsychologisch standpunt. In zijn Roode Lach gaat hij nog verder dan Garsjin wat het aanvoelen betreft van de gruwelen des oorlogs. Wie dat boek gelezen heeft, zonder zijn vuist te ballen legen het Monster Militairisme, verdient twee maanden loopgraaf... Krankzinnigheid is hem het eenige gevolg van oorlog en in welk een vorm l Een symbolische verbeelding van groote kracht, is ongetwijfeld Andn jefs Sawa of Ignis sanat (Het vuur geneest). Sawa (we zijn in een klooster) zweert de maatschappij wraak en vernietiging, want hij heeft gezien, hoeveel bordeelen er zijn tegen n hoogeschool, hoeveel mestvaalten tegen n paleis, hoeveel tuchtscholen tegen i museum. Eerst wil hij God onttronen, vervolgens Rafael, Shakespeare en al de andere kleinere Goden. Dan zullen ouden en zieken verbrand worden, om plaats te maken voor de nieuwe wereld. Hang jullie hoogst vermoedelijk hun ontstaan te danken hebben aan de gewoonte der graveurs om de ruimten, die het driehoekig schild op de Fig. 20. ridderzegels overliet, aan te vullen. Vooreerst komt men, bij de beschouwing van oude zegels tot die gevolgtrekking door den ge dwongen stand der schildhouders (zie fi?. 27), en ten tweede trekt het de aandacht, dat zoovele geslachten gelijksoortige dieren tut schildhouders bezigen. Wat nu de steunpunten dier beesten be treft, bij een meer moderne wapenvoorstel ling, ook daarover zijn de meeningcn verdeeld. Met mijn leermeester, den heer J. A. Koopmans heb ik het altijd onzinnig gevonden die dieren op een fladderend lint te plaatsen. Hij was er vóór, een arabesk ornament te kiezen; waarop zij met hun achterpcoten rustten, terwijl zich het lint met devies daardoor heen slingerde. Jhr. mr. Victor de S'uers, die ook tot onze knapste heraldici behonrde, was een andere meening toegedaan. Hij schreef mij eens, toen ik hem om zijn opinie vroeg: Maak met uw nagel een kras in 't per kament en zet ze daarop." Voor zijn advies zou dus de afbeelding pleiten zooals wij die in fig. 27 aantreffen en waar langs het schild een draak en wolf in de lucht zweven. Maar zeker is het, dat bij zér oude wapens oud-gothiek) bijna geen schildhouders wor den aangetroffen. Bij dergelijke voorstellingen late men ze derhalve weg. Het blijft te betreuren, dat nog niet genoeg aandacht wordt geschonken aan hè} belang eigen lijken op, zegt hij tot de menschen, en ziet, wat jullie waarheid is zoodra het vleesch gaat wegrotten. (Hier is ongetwijfeld ontleend aan zijn vriend Gorki, wiens inter view van de Beheerschers des Leverfs het zelfde onderwerp op nagenoeg dezelfde wijs behandelt). Sawa gelooft alleen nog aan dynamiet en besluit een wonderdadig beeld, een afgod der menigte, met dynamiet te vernietigen en zoo ook het wonder en het geloof. Edoch, verraad brengt het beeld in veiligheid, de ontploffing is doelloos en de menigte lyncht den srooden onheilstichter, terwijl dus geloof en wonder blijven bewaard, Christus is op gestaan, het laatste woord is. In het Kaïnsteeken of Gij zult niet dooden, betoont Andrejef zich eensdeels een scherp psycholoog (in de teekening van den vrek Kalaboechof, zijn hulshoudster en den bestlalen boer Jakob, anderdeels een Cynischer spotter dan Gogel in de groteske figuren van den altijd beschonken excellentie, zijn sluwen impressario en het zoodje parasieten om hem heen. Hierover en over het Russisch drama een volgend maal meer. * * * Over de vertaling van het boekDe Gedachte, zwijg ik maar liever. Die is ergerlijk. Behalve taal- en stijlakeligheden en domheden als: een rei stoelen hij betaste de me watten doorstikte deken ik heb gebommeld het meisje fronsde met de wenkbrauwen hij droeg een neiging met zich om ik bemin het leven zeer ik brulde met ver draaide oogen, enz., is er vergeten dat ver talen nog iets anders beduidt dan klank-en rhythmeloos vertaalde woorden naast elkaar te zetten. En hoe! Van het veel-zeggende, weemoedige van Andrejefs stijl is niets over. IIIIIMIIII UIMIMIIIMIIMMJIII IIIMIHIIMMIlllllllllmlflMlllmilllllII Poenitentia O, wel heb ik het leed verstaan, dat woordeloos ons heeft gescheiden, maar nimmer kan ik tot u schrijden, uw reir.e woning binnengaan. Ik moet uw milde gaven derven, met stille zeeg'ning mij gewijd. Zoo zal in turend' eenzaamheid het droef verlangen in u sterven. Ik ben 't niet waard, ik b?n 't niet waard, de handen naar uw brood te strekken; mij is 't, als kon ik slechts bevlekken, wat ge op uw disch mij hebt vergaard. Zoo zal in turend' eenzaamheid het droef verlangen in u sterven; ik echter zal weer verder zwerven in vreed'loozer verlorenheid. Dit is de vloek, van wien in duister begeeren diep in 't stof zich boog: nimmer kan hij het lichtschuw oog weer opwaarts slaan ten hoog'ren luister. J. W. VAN ClTTERT der heraldiek op decoratief gebied en men ergert zich dikwijls aan de wanstaltigheden die ons voor heraldische emblemen worden opgedrongen. Want op onze munten, post zegels en briefkaarten, op onze dagbladen, uithangborden en tiquetten, op diploma's, oorkonden en dergelijken, op tooneel en bij feesten, overal treft men wapens aan, en hoe weinigen zijn er, die den toets der kritiek waarlijk kunnen doorstaan. Toch bezit ons land tal van mannen, die na 1879, (het jaar dat Koopmans het initiatief nam) aan de goede bronnen zijn gaan studeertn, en die ook werkelijk wat beters zijn gaan voortbrengen. Zoo behoorden tot hen, o. a. de overledenen: Lion, Sassen, Lens en Kuyper. En op den huldigen dag kunnen de namen worden genoemd van prof. Sluyterman, Van der Laars, Wienecke, Wenning, Madlener, Köffler, Thürer, Van der Waals e.a. Doch een eerste vereischte is dat het publek, de l<stgever tot hen kome. Voor het afzetten van een arm of been zal men allicht niet naar den kruidenier loopen. Maar schering rn inslag is het dat Jan Publiek voor een wapen eer overal elders terecht wil komen dan juist bij sen heraldicus. Ouk deze aatste heeft echter studie van zijn vak moeten maken... Een kruide nier kan geen been afzetten, doch evenmin een heraldisch-juist blazoen leveren! ONTWERPEN VOOR GEBRAND GLAS Fig. 22. Witte zwaan va" de Bohun's (een <_,r badges" van Henry IV). Fig. 23 en 24, eenhoorn en draak. Fig. <5. Wapen van Engeland. Fig. 26. Springend paard. Fip. 27. Wap^n van Jaspar Tudor, eraaf van Pembroke en heros van B^dford (pi.m. 1485). 'VA, **mw^w <£

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl