De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 16 maart pagina 2

16 maart 1918 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 16 Maart '18. No. 2125 afvallig te maken van hun vaderland en van hunne vroegere eigen regeering. Hier wordt de eerwaardige Kardinaal Mercier, de man die juist de Belgische een heid zoo kloek heeft weten te verdedigen, verdacht gemaakt en gesmaad. Zoo wordt gepoogd, de Vlamingen het vertrouwen in zulk eenen. Belgischen voorman te doen verliezen. Daar wordt op vrede, vrede" aangedrongen, en de honger" gebruikt, om het volk op te hitsen tegen zijne vertrouwensmannen en bestuurders, die den strijd willen blijven voortzetten. Wie de biljetten nauwkeurig leest, vindt daarop telkens dezen toeleg terug. De Vlamingen moeten hun vertrouwen in het oude koninkrijk Belgiëverliezen en zich vrijwillig in de armen der Duitschers werpen. Is in het licht van de tegenwoordige feiten in bet Oosten, de verdere loop van deze stook-politiek niet duidelijk genoeg ? Zoodra er tweespalt en ontevredenheid ge noeg is, roept vervolgens de Raad" van het zelfstandige Vlaanderen, hoezeer ook een minderheid vertegenwoordigend, de Duit sche regeering te hulp, biedt desnoods den Keizer de heerschappij over Vlaanderen aan, gelijk men dit met de heitogelijke waardig heid van Koerland schijnt te willen vertoonen, en.... de truc is geschied. Zonder annexatie heeft Duitschland zich toch van het grootste deel van Belgiëmeester ge maakt Alles wijst er op, dat eene zekere Duitsche politiek in die richting stuurt. De .Raad van Vlaanderen" is onlangs door den GouverneurGeneraal officieel erkend geworden als behoorend bij het Duitsche bestuur. Ook drukken wij hier de Regels" af, welke lederen Duitschen soldaat in Vlaanderen worden medegeeeven en waar de stille inlijving in het Rijksbelang, dik op ligt. Een typisch staaltje van (bewerking"! De propaganda met de aanplakbiljetten enz. spreekt boekdeelen. En al worden de Vlaamsche activisten in hun eigen land verafschuwd, naar buiten maken zij den indruk van de vertegenwoor digers der nationale zaak, die eenmaal het lot van hun land in de handen van Duittchland zullen leggen, geluk tal van wie weet hoe geconstrueerde, rada's en raden in het Oosten moeten doen. Laat dit streven tenminste in Noord-Ne derland geen steun of sympathie vinden. Moeten wij Belgiëhelpen vergiftigen? Ook in Duitschland zelf vindt de on zuivere Vlamingen politiek gelukkig geen aigemeene instemming. Er zijn tal van tee kenen, die erop wijzen dat menige Duitscher in dat mengelmoes van macchiavellisme, taaiprofessorenenthousiame, volksverleidin g en misrekening, geen behagen schept. De Gentsche socialist Anseele heeft met kracht onder zijne Duitsche partij genooten protest tegen de activistische politiek weten te wekken. Eene delegatie van Rijksdagleden is de toestanden ter plaatse komen opnemen, en kan niet anders dan met weerzin voor 't valsche activisme vervuld geworden zijn. Trouwens, dat de Rijkskanselier zelf on langs 't denkbeeld geopperd heeft, met de regeering te Havre te onderhandelen, kan den voorstanders van het activisme niet aangenaam zijn l Maar toch is te vreezen, dat ook hierin de militaire partij hare oogmerken zal weten vol te houden en door te zetten. Laat dan tenminste ons Noord-Nederlanders, nooit verweten kunnen worden, bij te heb ben gedragen tot de ontzieling van het arme Vlaanderen en van België. v. H. ? MIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII GEDRAGREGELS VOOR INDIVIDUEELE DUITSCHERS IN VLAANDEREN" 1. Het Duitsche samangaan met de Vlaam sche beweging is door zijne Majesteit den Duitschen Keizer goedgekeurd en bevolen. Het is daarom de plicht van lederen Duit scher dit zoo krachtig mogelijk te bevorderen. 2. De Duitsche politiek In het bezette gebied Is van voorbereidenden aard. Over de definitieve staatsrechtelijke inrichting van Vlaanderen en Waloniëkan eerst de toekomst beslissen. Daarom moet iedere Duitscher bulten eventueele meeningsverschillen der Vlamingen over het eigenlijke doel der bestuurlijke scheiding en der poli tiek blijven en zich houden aan de beloften van de Ryksregeering. 3. De voor hunne nationaliteit strijdende Vlamen zijn in hun eigen land door talrijke IIIIIIIIIIIIIIIIHtlllllllHHIIHIIIIIItlllllllllllHIIIIIIIIHIIIIIIIIHIIIIIIIIIMIIIII ZEVEHDE PRIJS in onzen Novellen-Wedstrijd DE DOOD DOOR MARIE SCHMITZ Het was haar jongste kind, zoo veel jonger dan de vier anderen, die nu welhaast geen kin deren meer waren, dit jongske van nog geen tien en ver twijfeld vroeg ze zich af waarom het sterven moest, dit, het meest haar eigen nog. Er ging geen ge luid in de stille kamer, waar het kind bewegingloos lag Uitgestrekt in het witte bed, broos in de koele blankheid der lakens, en waar de moeder in donkere gebrokenheid zat weg gedoken in haar stoel. Maar de ramen stonden open, want het was zomer, en daarbuiten, waar de avond kwam, een bleekgrijze avond als! na een vroegen najaarsdag, glipte de wind door de blaren met ritselend gerucht. Soms schoof iets als een zucht naar binnen en verstierf in|de zware rust: Somwijlen boog de moeder zich over het bed en luisterde, dan zette zij zich weer neder in dezelfde strakke rust van voorheen. En in de werkeloosheid van haar lichaam en verbitterde vijanden omgeven. In den omgang met hen wordt daarom tact, geduld en terughoudendheid ten zeerste aanbevolen. Men mag niet van hen verlansen, dat zij overal den Duitschers goed gezind zijn, hun hoofddoel in dezen oorlogstijd is de nood zakelijke propaganda voor hunne nationale gedachte en voor het winnen van nu nog angstvallig aarzelende aanhangers door te voeren. 4. ledere Duitscher in Vlaanderen, die de Vlaamsche taal leert, bevordert indirect de Rijkspolitiek. Ieder onnoodig gebruik van het Fransch benadeelt ze en moet bovendien bij de Vlamingen de gedachte opwekken, dat het Duitsche volk tegenover den Waalschen vijand toegevend en zwak is. Wie dus in Vlaanderen zonder noodzaak Fransch spreekt, zondigt ten zwaarste tegen zone plicht als Duitscher en als soldaat. Om dezelfde redenen moet ieder Duitscher nooit de Fransche maar steeds de oude Vlaamsche plaatsnamen en straatnamen gebruiken (even als in het Hoogduitsche taalgebied de Duitsche). 5. De Duitsche belangen eischen het be houden der Vlaamsche taal en niet hare verdringing door het Hoogduitsch. De eco nomische en politieke strijd der Vlamingen wortelt in den strijd om de moedertaal. Daarom, terwijl van Fransche zijde eeuwen lang het Vlaamsch als de taal der onbeschaafden, van het mindere volk, van keuken en stal veracht en onderdrukt is geworden, is het de plicht van de Duitsche stamverwanten, deze germaansche taal als de gelijk waardige aan en dezelfde rechten hebbende als de overige kultuurtalen te achten en te beschermen. Het nederlandsch echter ver dient ook om zich zelf door zijne nauwe verwantschap aan de nederduitsche dialecten in het Rijk en in het Hoogduitsch, van Duitsche zijde bevorderd te worden en het heeft er met het oog op zijn schitterend verleden en de rijke schatten der nederlandsche literatuur vollen aanspraak op ge lijkwaardig aan de Duitsche zustertaai be handeld te worden. Dezelfde waarde toe te kennen aan de nederlandsche schrijftaal is van het stand punt der Duitsche belangen in het geheel niet gewenscht. 6. De toenadering tusschen Duitschers en Vlamingen berust op de erkenning van ge meenschappelijke belangen. Iedere Duitscher in Vlaanaeren moet dit feit voor oogen houden en bedenken, dat zulk een belangen gemeenschap dikwijls een vasteren band tusschen de volken vormt, dan de sterkste militaire dwang. Wie zijn gedrag tegenover de Vlamingen door deze gedachte laat lelden, zal ertoe bij dragen, dat door een voor het Germanendom teruggewonnen en op Duitschland aangewezen Vlaanderen de west flank van het RIjk In de toekomst beveiligd blijft. (Uit het officieele Merkblatt für deutsche Müitare In Flandern.) DE AFSLUITING EN DROOG MAKING DER ZUIDERZEE Antwoord aan den heer dr. J. Lori (Zie het vorige nummer) De heer Loriégaat uit van de onderstel ling, dat er thans evenwicht is tusschen onze tegenwoordige zeegaten (vermeerderd met het stormvloedsprofiel) en de bergruimte der Zuiderzee. Door de afsluiting der Zui derzee zal de bergruimte aanmerkelijk wor den verkleind en het evenwicht worden verbroken. De natuur zal zich weder een nieuw evenwicht scheppen en dit zal volgens den heer Loriégeschieden doordat de water massa over de Wadden oostwaarts zal gaan vloeien; hier zal een nieuw stormvloeds profiel worden geschapen, de Wadden en ook de binnenkant van Terschelling en Ameland zullen dieper worden en de oever langs de Friesche dijken zal worden aan getast. Gelukkig ben ik in de gelegenheid een wat gunstiger toekomstbeeld af te schilderen. Ik zal daarbij, hoewel dit nog geenszins met voldoende argumenten is aangetoond, de onderstelling van het thans bestaande evenwicht tusschen de zeegaten en de bergschreden haar gedachten in stagen zwaren gang. Wel bleef durend in haar het schrijnend bewustzijn van dit, wat nu gebeurde, maar onder den vloed van haar heftig-werkelijke gedachten werd het dof en zwaar, zooals door droomen van felle bewogenheid heen vaag en toch kwellend drukken blijft het besef van een groot verdriet. Nu zag zij deze laatste tien jaren als een afzonderlijk brok van haar leven, zij zag ze als een afgesloten geheel, omdat zij dézen dag wist het einde er van. O, die zonnige prille Meimorgen, toen dit nieuws en laatst geluk haar huis was binnengekomen! Hoe had het van alle dingen, die de tijd had dof en vaal gemaakt, het wezen vernieuwd! Al wat ze zich door het leven al half ont futseld voelde, was haar heerlijk en rijk hergeven. Een glimlach glipte als een flauw licht over haar pijn-verstrakte trekken. Wat was ze jong geweest met dit nieuw geluk! Hoe had haar wezen zich gelaafd aan deze versche vreugde, die al het oude stelde in een nieuw licht, die was als een nieuw begin. De groote tuinkamer, die de kinderkamer was, stond vol van een sterk zonlicht. Het kaatste neer van zoldering en wanden, op van den blanken vloer. Welk hoekje was er niet van vervuld ? En waar was niet dat andere licht, dat van binnenuit de dingen bestraalde ? Als herkreeg zij eensklaps het naakt be wustzijn van de werkelijkheid, zoo rees zij plotseling omhoog om zich over het witte bed te buigen. Maar er was niets bizonders. Flauw, als een reeks zachte zuchtjes, ging de ademhaling en in de grjjzig-overschemerde witheid van het kussen lag, bloemteeder, het stille gezichtje. Dus zette zij zich weer neder en haar handen, als twee gebro ken witte bloemen, lagen in haar schoot. Het was gaan regenen nu; de monotone muziek van de vallende druppels op het zware zomerloof doorzong de stilte van de N.V. PAERELS Meubileering M". COMPLETE MEUBILEERING -: BETIMMERINGEN : Rokin 128 Telef. 4541 N ruimte voorloopig als juist aannemen. Door de afsluiting der Zuiderzee wordt dan dus het evenwicht verbroken, d.w.z. het stormvloedsprofiel der zeegaten wordt grooter dan noodig is om de bergruimte te vullen. Laten wij dus ook dit punt als juist aannemen, dan volgt thans te beantwoorden de vraag: Wat zal als gevolg hiervan de natuur doen"; de bergruimte vergrooten, de zeegaten ver kleinen of den toestand ongeveer zoo laten en zich tevreden stellen met een wat snellere vulling der bergruimte. De heer Loriémeent het eerste, laat de natuur voor het water een uitweg zoeken over de Wadden en beveelt, om dien uitweg af te sluiten, het leggen van een z waren dijk over het Terschellinger Wad aan. Ik kan deze meening van den heer Lori niet deelen en acht dezen gang van zaken vrijwel onmogelijk. In de eerste plaats dient toch te worden onderzocht of het water, dat over de Wadden een uit weg zou zoeken, ook werkelijk dien uitweg zal kunnen vinden en of het leggen van den zwaren dijk over het Terschellinger Wad, om dien uitweg af te sluiten, eigenlijk wel noodig zou zijn. Al moge er in de toekomstige waterbeweging in de Waddenzee wellicht nog veel duisters zijn, dit staat gelukkig vast, dat het water, als het werkelijk een uitweg noodig heeft, dezen uitweg alleen naar een lager niveau zal kunnen vinden. Het komt mij voor, dat de heer Loriéaan dit feit bij zijn beschou wingen geen voldoende aandacht heeft ge schonken, want wat toch is in werkelijkheid het geval. Juist tusschen Ameland, Schiermonnikoog en de Friesche kust en verder oostwaarts langs de Groninger kust bereikt het water, zoowel bij gewonen vloed als bij stormvloed, een veel grootere hoogte dan in de Waddenzee tusschen Vlieland, Terschelling en de Friesche kust. Nu zal wel iswaar langs de kust bij Harlingen de wa terstand tengevolge van de afsluiting worden verhoogd, daarover is wel iedereen het eens, doch deze verhooging zal zelfs volgens de meest pessimistische opvattingen nog niet toereikend zijn, om een voldoende verhang in oostelijke richting te doen ontstaan, waardoor het water uit de Waddenzee in die richting een uitweg zal kunnen vinden. Om met enkele cijfers een indruk te geven van den thans bestaanden toestand, heb ik uit de gegevens voorkomende op blz. 20 e. v. van het verslag over den stormvloed van 13/14 Januari 1916, van de daarin op gegeven 10 belangrijke stormvloeden van 1889 tot 1916 voorgekomen, de volgende gemiddelde stormvloedshoogten, in cM. boven N.A.P., opgemaakt: Vlieland 217 Harlingen 246 Terschelling 222 Roptazijl 265 Ameland 277 Nieuw Bildt 239 Schiermonnikoog 335 Ezumazijl 317 Getn. in de Itjn VI.?Harl. 232 Tersch.-Ropt. 244 , Am.-N. Bildt 258 Schierm.-Ezum 326 Volgt men de gemiddelden voor de lijnen Vlieland-Harlingen, Terschelling-Rogtazijl, Ameland-Nieuw Bildt en SchiermonnikoogEiumazijl, dan blijkt duidelijk de stijging in oostelijke richting, zoodat in de lijn Schierm.-Ézumazijl de stormvloed gemid deld ongeveer l M. hooger reikt dan in de lijn Vlieland-Harlingen. Indien de natuur dus een uitweg in ooste lijke richting zou willen zoeken, dan zou de natuur er eerst voor moeten zorgen, dat op de Wadden benoorden Friesland en Groningen de stormvloedstanden belang rijk werden verlaagd, hetgeen zeer zeker door een ieder zou worden toegejuicht. Voor deze verlaging is m. 1. echter geen gegronde reden denkbaar, doch dan ook evenmin voor dien gevreesden nieuwen oostelij ken uitweg. De natuur vormt als het ware hier zelf een waterkeering, die den uitweg afsluit en het leggen van den zwaren dijk over het Terschellingerwad niet noodig maakt. Als dus de onderstelling dat er thans evenwicht is tusschen het stormvloedsprofiel der zeegaten en de bergruimte juist is en dit door de afsluiting verbroken evenwicht weer door de natuur zal moeten worden hersteld, dan zal dit op andere wijze dan door een uitweg in oostelQke richting moeten geschieden. Is er bepaald een uitweg noodig, hetgeen ik evenwel nog niet kan inzien, dan zal deze uitweg alleen in zuidelijke richting naar den Helder kunnen worden gevo. den. Ik zou hiermede Kunnen volstaan, doch wil tenslotte dengenen, die de vrees van den heer Loriédeelen, eens in over weging geven, niet alleen de waterbe weging bij stormvloed in de Zuiderzee, doch ook die in de geheele Noordzee te willen beschouwen. Wat beteekent dan de hoeveelheid water die in de Zuiderzee geborgen wordt ten opzichte van de watermassa in de geheele Noordzee? Ik zou zoo denken een druppel in een emmer. Waarom moet nu, als de bergruimte voor dien druppel wordt ver kleind, daarvoor een andere uitweg worden gezocht ? Ik kan niet inzien waarvoor het noodig is, dat het water ook bij een kleinere berg ruimte toch in dezelfde mate zal blijven toestroomen en dam zal trachten zich langs een anderen uitweg te verplaatsen. 's-Gravenhage C. W. LELY MILITAIRE BOUTADE De schrijver is actief officier. Hij meent, dat vele verkeerdheden in ons leger te wijten zijn aan het feit, dat de tekortkomingen aan , hoogerhand" niet of slechts ten deele bekend zijn. Het komt voor, dat slechts die fouten aan den dag treden, die door hoo gere chefs voorden gerapporteerd. Hoewel die hoogere chefs over een ruimen gezichts kring en vele geeevens beschikken, ontgaan, hun belangrijke zaken van z.g. ondergeschikt belang. Ditter v er klaring dezer Militaire Boutade"'. \\ De nieuwe vereeniging van verlofsofficieren Sedert korten tijd is een nieuwe ver eeniging van verlof sol ficieren opgericht. Een vereeniging van militairen, anders dan tot onderlinge verbetering, voorlichting of steun, acht ik (het is nu eenmaal mijn ouderwetsche opvatting) eigenlijk niet vereenigbaar met de krijgstucht. In Griekenland en thans in Spanje ziet men de ellendige gevolgen. De Matrozenbond heeft evenzeer narigheid ver oorzaakt en de vereeniging Ons Belang en de O'ficieren-vereeniging hebben ook weieens een heel klein stormpje in een klein glaasje veroorzaakt. Dat Nederland geen Griekenland of Spanje is, weet ik. Ook is het mij bekend, dat vele leden van de Officlers-vereeniging van plan zijn, als de vereeniging den weg van die in imiiiittliiiiiiiimiiiiiii OELOF niTROEN Kalverstraat 1 l Paarlen, Briüanten = Opgericht 1850 = H_l Goud, Zilver en Horloges TELEFOON 658 N Uitsluitend eerste kwaliteit kamer. Er was niets droevigs in, alleen een warme innigheid, doordat het zoo zoet en ruischelend zong. Het verkilde wezen der moeder was het als een koestering. Weer zonk Voor haar de wezenlqkheid van het oogenbiik in een don kere diepte weg en verloor zij zich, onbe wust, in die nu scherper wezenlijkheid van haar gedachten. Wat was er, toen hij wat grooter begon te worden, een innigheid geweest tusschen hun beider zielen, wanneer ze hem vertelde al die kleine kleu ige, al die lange schoone vertelsels, waarom hij bedelde, altijd weer. Had ze wel ooit aan eenig ander wezen zoo volledig zich gegeven? Want heel haar wezen had immer uitgestort gelegen in al die ver tellingen. En wanneer hij dan luisterde, zijn stil gezichtje wat omlaag gebogen, zijn grijze blikken zoo ver, dat ze soms meende, dat hij heel niet geluisterd had, dan beleefde ze haar zuiverst en rijkst geluk, wanneer hij, in een onbewust herkennen van haar wezen in het aangehoord verhaal, in een spontane innig heid zich aan, haar vleide en murmelde: 't Is zoo mooi! Al wat uzelf vertelt is altijd zoo mooi. Veel mooier dan wat u uit mijn boekjes voorleest." En toen hij nog wat grooter werd en meer begrijpen ging, hoe werden alle dingen dagelijks kleuriger en rijker l En hoe vast en innig werd het durend contract tusschen zijn zieltjes, waarin schuchter het leven kwam aanbeven en haar ziel die zich overneigde in een nimmer verzadigd-zijn van dit allerbegeerlijkste. Een nieuw geluid, dat van buiten kwam, greep haar aandacht vast; de deur, waar door zij in het lichtend verleden hadteruggeschouwd, viel plotseling dicht. Zij hief h«t hoofd op en luisterde. In den tuin van het nonnengesticht knarste het grint en er was een klink-klank van kinderstemmen, korte heen- en weerroepen. Het waren brosse geluidjes, die even aanhielden, dan weer afknapten in de lucht, waardoor, heel flauw nu nog maar, het regengeruisch zoemde. Toen werden de stemmen stil, de schreden over het grint zwierven weg. Maar toen kwam er, zacht, dan sterker aanzwellend, het avondgezang der nonnen. De devute wijzen dreven langzaam den grijzen avond in. De moeder luisterde aandachtig, want dit stoorde niet. Het omvloeide haar als een zoete geur, waarin een weeke bedwelming was. Zij vroeg zich af of het kind deze klanken hooren kon en als een antwoord was 't haar, schokkend door zijn onver wachtheid, toen het kind langzaam de oogen opende. Zij hield den adem in en zich vastgrijpend aan den rand van het bed, voorzichtig, met zoo weinig mogelijk be weging, boog zij zich voorover. Roerloos lag daar het kind Geen trek van zijn masker-strak gezichtje bewoog. Er was geen poging in de lippen tot spreken, noch was er in de grijze oogappels het zachtste wenden of keeren. Zij staarden op in de oogen der moeder, rustig, als twee stille grijze lichten, en onafgewend. Een zoet-smartelijke vreugde doorvloeide geheel het wezen der moeder. Ook haar lippen bleven gesloten, geen beweging doortrilde haar, zelfs was daar niet de beving van een glimlach over haar trekken, maar heel haar ziel stortte zich in haar oogen. Al de innigheid, al de trillende liefde, die als een stage stroom hadden gevloeid van haar naar het kind, van het kind naar haar, waren in warme rijke golven in hun beider roerlooze blikken. Als een geur van herfst golfde over hen het trage gezang der nonnen; de rust in de kamer leek wijder en verklaard als de rust van weiden, die onder den avond liggen. Toen, zoeals ruisching van wind wegglijdt uit de boomkruinen, die plots verstillen, stierf, na een laatste aanzwelling, het vroom gezang. Een trilling van klanken bleef in de stilte nabeven. ROYAARDS UIT DE NEGOTIE Willem, kerel, moet je ruimen, Ben je dakloos, kameraad, Heeft je huisbaas je genomen" ? Sta je met je boel op straat ? Ben je om 'n handje centen Uit je rommeltje gesard ? Heeft 'n ander meer geboje", Lig je van de ramzers-marf" ? En wat moet je nu beginnen, Royaards, heb je soms nog hoop ? Mag je nu je Faust gaan spelen Ergens in een bioskoop? Heb je daarvoor al die jaren Zooveel wónder-groots gedaan ? Moet je op de Ruysdaeïkade Met een kermistent gaan staan ? Ga je zaken doen met Flora, Ga je werken" bij Carré, Moet je nu revue"s gaan geven, Kom je in de Variété? Roy aards heb je nu. begrepen Wat jij voor die lui beduidt, Mazzeltof" en 'n Lanfreddf, Trappen ze er zóó niet uit. Slik ze in, je idealen, Die beteekenen niet veel, Centen, centen, centen, centen, Zijn de baas van ons tooneell Wilde je geen feest gaan vieren, Tien jaar had je werk bestaan, Stakker, wil je jubileeren, Maling hebben ze er aan l Drukte zullen ze niet maken Voor zoo'n Kunst-mesjogge vent, Voor de geldpest moet je wijken Want ie bent hun concurrent. Hoe ze jou behandeld hebben Is unfair en immoreel, 't Is een schande voor ons Landje En een ramp voor ons tooneel. J. H. SPEENHOFF I1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIII1IIIHUIIIIIIIIIII1IIIIIIII H. VAN DOOREN & Cie. DEN HAAB - AMSTERDAM - UTRECHT DAMES-HOEDEN en DONTWERXEN Minimin iiiiillliliiiiiitiilliiiliiiiiiiiiii Griekenland zou opgaan, onmiddellijk de vereeniging te verlaten. Intusschen hebben in Nederland die vereenigingen een deel van het vakbelang standpunt prijs gegeven en zijn teruggebracht tot vereenigingen, die onderlinge steun als hoofdpunt op hun programma hebben, al wil zoo nu en dan de vakvereeniging wel eens om den hoek kijken. Het lijkt mij even wel een principiëele fout eene vereeniging van militairen op te richten, welke zal moeten werken, o.a. voor positie-verbetering. Zulk een vereeniging geeft al dadelijk geen hoogen dunk van het gehalte der leden. Immers wat wil men met de aaneensluiting beoo gen? Toch zeker niets anders dan dwang uitoefenen. Men kan wel trachten dit te ver bergen onder de bewering, dat het geluid van den eenling niet wordt gehoord en dat van de groote massa beter doordringt. Doch dat is slechts hetzelfde zeggen, met andere, mooier klinkende woorden. Ik wil volstrekt niet ontkennen, dat de militaire overheid vaak aanleiding geeft, dat men naar afkeuringswaardige middelen grijpt, en de schijn heeft aangenomen als zou de meening waarheid bevatten, dat men eerst na het massa optreden aan billijke klachten het oor leende. Intusschen is dwang uitoefe nen door minderen op meerderen nu eenmaal in strijd met een goed begrip van de krqgstucht. Dat de regeering dit ten slotte niet duldt is voldoende duidelijk geworden door het optreden tegen den Bond van minder Marine-personeel. Ik kan dan ook de nieuwe vereeniging niet anders dan een betrekkelijk gering succes voorspellen. III MIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllltllll Illllllllllt Diep en langzaam haalde de moeder adem. Haar ziel was vervuld van het allerhevigste: de donkere vertwijfeling om wat ze zich ontglippen voelde, zoo onweerhoudbaar, maar daarboven, en dit was wel het overheerschende, de vreugde, als een lichte extase, om de vervulling van het schoonste. Terwijl de moeder zich weer neerzinken liet in haar stoel, sloot het kind, langzaam, de oogen. Toen de nacht, zwartblauw, aan de ven sters stond geleund, was het kind, rustig als in slaap, gestorven. De tijd sleepte zijn dagen als een trage keten; de moeder torschte hun wicht als een last. Want toen zij, na de lichtende extase van dat laatst volledig zielscontact, zichzelf terugvond, verkild in haar alleen zijn, kon ze niet meer hervinden dit gehe ven zijn in vreugde; diep was deze korte feestelijke glorie weggezonken in de don kere woelingen der vertwijfeling. Wel was er in dezen eersten tijd een nauwere bin ding tusschen haar en de kinderen, die, volwassen al of in de kentering tusschen kindsheid en volwassen-zijn, hun eigen leven leefden, maar nu, om het haar ver eenzamend verdriet, overneigden naar de moeder, in iets van de oude teederheid. En de moeder, gretig en hunkerend, trachtte te grijpen wat ongrijpbaar is, trachtte te her winnen wat ze al zoo lang geleden verloren had en wat zoo nabij weer leek nu: dat mild en innig-vertrouwelijk overneigen van ziel tot ziel. Maar te diep was de kloof, die de vervreemdende jaren gegraven hadden, haar tasten bleek een grijpen in de ruimte, het zoeken naar die innige aanraking der zielen was niets dan een moeizaam zich opschroeven, tot zij, met bitterheid en schaamte het zich bewust wordend, zich afwendde van zichzelf met het gevoel, dat zij had trachten te bouwen waar geen grond was.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl