Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
16 Maart '18. No. 2125
afvallig te maken van hun vaderland en
van hunne vroegere eigen regeering.
Hier wordt de eerwaardige Kardinaal
Mercier, de man die juist de Belgische een
heid zoo kloek heeft weten te verdedigen,
verdacht gemaakt en gesmaad. Zoo wordt
gepoogd, de Vlamingen het vertrouwen in
zulk eenen. Belgischen voorman te doen
verliezen.
Daar wordt op vrede, vrede" aangedrongen,
en de honger" gebruikt, om het volk op te
hitsen tegen zijne vertrouwensmannen en
bestuurders, die den strijd willen blijven
voortzetten.
Wie de biljetten nauwkeurig leest, vindt
daarop telkens dezen toeleg terug.
De Vlamingen moeten hun vertrouwen
in het oude koninkrijk Belgiëverliezen en zich
vrijwillig in de armen der Duitschers werpen.
Is in het licht van de tegenwoordige feiten
in bet Oosten, de verdere loop van deze
stook-politiek niet duidelijk genoeg ?
Zoodra er tweespalt en ontevredenheid ge
noeg is, roept vervolgens de Raad" van het
zelfstandige Vlaanderen, hoezeer ook een
minderheid vertegenwoordigend, de Duit
sche regeering te hulp, biedt desnoods den
Keizer de heerschappij over Vlaanderen aan,
gelijk men dit met de heitogelijke waardig
heid van Koerland schijnt te willen
vertoonen, en.... de truc is geschied. Zonder
annexatie heeft Duitschland zich toch van
het grootste deel van Belgiëmeester ge
maakt
Alles wijst er op, dat eene zekere Duitsche
politiek in die richting stuurt. De .Raad van
Vlaanderen" is onlangs door den
GouverneurGeneraal officieel erkend geworden als
behoorend bij het Duitsche bestuur. Ook
drukken wij hier de Regels" af, welke
lederen Duitschen soldaat in Vlaanderen
worden medegeeeven en waar de stille
inlijving in het Rijksbelang, dik op ligt. Een
typisch staaltje van (bewerking"!
De propaganda met de aanplakbiljetten
enz. spreekt boekdeelen.
En al worden de Vlaamsche activisten in
hun eigen land verafschuwd, naar buiten
maken zij den indruk van de vertegenwoor
digers der nationale zaak, die eenmaal het
lot van hun land in de handen van
Duittchland zullen leggen, geluk tal van wie weet
hoe geconstrueerde, rada's en raden in het
Oosten moeten doen.
Laat dit streven tenminste in Noord-Ne
derland geen steun of sympathie vinden.
Moeten wij Belgiëhelpen vergiftigen?
Ook in Duitschland zelf vindt de on
zuivere Vlamingen politiek gelukkig geen
aigemeene instemming. Er zijn tal van tee
kenen, die erop wijzen dat menige Duitscher
in dat mengelmoes van macchiavellisme,
taaiprofessorenenthousiame, volksverleidin g
en misrekening, geen behagen schept.
De Gentsche socialist Anseele heeft met
kracht onder zijne Duitsche partij genooten
protest tegen de activistische politiek weten
te wekken. Eene delegatie van
Rijksdagleden is de toestanden ter plaatse komen
opnemen, en kan niet anders dan met weerzin
voor 't valsche activisme vervuld geworden
zijn.
Trouwens, dat de Rijkskanselier zelf on
langs 't denkbeeld geopperd heeft, met de
regeering te Havre te onderhandelen, kan
den voorstanders van het activisme niet
aangenaam zijn l
Maar toch is te vreezen, dat ook hierin de
militaire partij hare oogmerken zal weten
vol te houden en door te zetten.
Laat dan tenminste ons Noord-Nederlanders,
nooit verweten kunnen worden, bij te heb
ben gedragen tot de ontzieling van het
arme Vlaanderen en van België. v. H.
? MIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
GEDRAGREGELS VOOR
INDIVIDUEELE DUITSCHERS
IN VLAANDEREN"
1. Het Duitsche samangaan met de Vlaam
sche beweging is door zijne Majesteit den
Duitschen Keizer goedgekeurd en bevolen.
Het is daarom de plicht van lederen Duit
scher dit zoo krachtig mogelijk te bevorderen.
2. De Duitsche politiek In het bezette
gebied Is van voorbereidenden aard. Over
de definitieve staatsrechtelijke inrichting
van Vlaanderen en Waloniëkan eerst de
toekomst beslissen. Daarom moet iedere
Duitscher bulten eventueele
meeningsverschillen der Vlamingen over het eigenlijke
doel der bestuurlijke scheiding en der poli
tiek blijven en zich houden aan de beloften
van de Ryksregeering.
3. De voor hunne nationaliteit strijdende
Vlamen zijn in hun eigen land door talrijke
IIIIIIIIIIIIIIIIHtlllllllHHIIHIIIIIItlllllllllllHIIIIIIIIHIIIIIIIIHIIIIIIIIIMIIIII
ZEVEHDE PRIJS
in onzen Novellen-Wedstrijd
DE DOOD
DOOR
MARIE SCHMITZ
Het was haar
jongste kind, zoo
veel jonger dan de
vier anderen, die nu
welhaast geen kin
deren meer waren,
dit jongske van nog
geen tien en ver
twijfeld vroeg ze
zich af waarom het
sterven moest, dit,
het meest haar eigen
nog.
Er ging geen ge
luid in de stille
kamer, waar het kind bewegingloos lag
Uitgestrekt in het witte bed, broos in de
koele blankheid der lakens, en waar de
moeder in donkere gebrokenheid zat weg
gedoken in haar stoel. Maar de ramen stonden
open, want het was zomer, en daarbuiten,
waar de avond kwam, een bleekgrijze avond
als! na een vroegen najaarsdag, glipte de
wind door de blaren met ritselend gerucht.
Soms schoof iets als een zucht naar binnen
en verstierf in|de zware rust:
Somwijlen boog de moeder zich over het
bed en luisterde, dan zette zij zich weer
neder in dezelfde strakke rust van voorheen.
En in de werkeloosheid van haar lichaam
en verbitterde vijanden omgeven. In den
omgang met hen wordt daarom tact, geduld
en terughoudendheid ten zeerste aanbevolen.
Men mag niet van hen verlansen, dat zij
overal den Duitschers goed gezind zijn, hun
hoofddoel in dezen oorlogstijd is de nood
zakelijke propaganda voor hunne nationale
gedachte en voor het winnen van nu nog
angstvallig aarzelende aanhangers door te
voeren.
4. ledere Duitscher in Vlaanderen, die de
Vlaamsche taal leert, bevordert indirect de
Rijkspolitiek. Ieder onnoodig gebruik van
het Fransch benadeelt ze en moet bovendien
bij de Vlamingen de gedachte opwekken,
dat het Duitsche volk tegenover den
Waalschen vijand toegevend en zwak is. Wie dus
in Vlaanderen zonder noodzaak Fransch
spreekt, zondigt ten zwaarste tegen zone
plicht als Duitscher en als soldaat. Om
dezelfde redenen moet ieder Duitscher nooit
de Fransche maar steeds de oude Vlaamsche
plaatsnamen en straatnamen gebruiken (even
als in het Hoogduitsche taalgebied de
Duitsche).
5. De Duitsche belangen eischen het be
houden der Vlaamsche taal en niet hare
verdringing door het Hoogduitsch. De eco
nomische en politieke strijd der Vlamingen
wortelt in den strijd om de moedertaal.
Daarom, terwijl van Fransche zijde eeuwen
lang het Vlaamsch als de taal der
onbeschaafden, van het mindere volk, van keuken
en stal veracht en onderdrukt is geworden,
is het de plicht van de Duitsche
stamverwanten, deze germaansche taal als de gelijk
waardige aan en dezelfde rechten hebbende
als de overige kultuurtalen te achten en te
beschermen. Het nederlandsch echter ver
dient ook om zich zelf door zijne nauwe
verwantschap aan de nederduitsche dialecten
in het Rijk en in het Hoogduitsch, van
Duitsche zijde bevorderd te worden en het
heeft er met het oog op zijn schitterend
verleden en de rijke schatten der
nederlandsche literatuur vollen aanspraak op ge
lijkwaardig aan de Duitsche zustertaai be
handeld te worden.
Dezelfde waarde toe te kennen aan de
nederlandsche schrijftaal is van het stand
punt der Duitsche belangen in het geheel
niet gewenscht.
6. De toenadering tusschen Duitschers en
Vlamingen berust op de erkenning van ge
meenschappelijke belangen. Iedere Duitscher
in Vlaanaeren moet dit feit voor oogen
houden en bedenken, dat zulk een belangen
gemeenschap dikwijls een vasteren band
tusschen de volken vormt, dan de sterkste
militaire dwang.
Wie zijn gedrag tegenover de Vlamingen
door deze gedachte laat lelden, zal ertoe bij
dragen, dat door een voor het Germanendom
teruggewonnen en op Duitschland aangewezen
Vlaanderen de west flank van het RIjk In de
toekomst beveiligd blijft.
(Uit het officieele Merkblatt für
deutsche Müitare In Flandern.)
DE AFSLUITING EN DROOG
MAKING DER ZUIDERZEE
Antwoord aan den heer dr. J. Lori
(Zie het vorige nummer)
De heer Loriégaat uit van de onderstel
ling, dat er thans evenwicht is tusschen
onze tegenwoordige zeegaten (vermeerderd
met het stormvloedsprofiel) en de bergruimte
der Zuiderzee. Door de afsluiting der Zui
derzee zal de bergruimte aanmerkelijk wor
den verkleind en het evenwicht worden
verbroken. De natuur zal zich weder een
nieuw evenwicht scheppen en dit zal volgens
den heer Loriégeschieden doordat de water
massa over de Wadden oostwaarts zal gaan
vloeien; hier zal een nieuw stormvloeds
profiel worden geschapen, de Wadden en
ook de binnenkant van Terschelling en
Ameland zullen dieper worden en de oever
langs de Friesche dijken zal worden aan
getast.
Gelukkig ben ik in de gelegenheid een
wat gunstiger toekomstbeeld af te schilderen.
Ik zal daarbij, hoewel dit nog geenszins
met voldoende argumenten is aangetoond,
de onderstelling van het thans bestaande
evenwicht tusschen de zeegaten en de
bergschreden haar gedachten in stagen zwaren
gang. Wel bleef durend in haar het schrijnend
bewustzijn van dit, wat nu gebeurde, maar
onder den vloed van haar heftig-werkelijke
gedachten werd het dof en zwaar, zooals
door droomen van felle bewogenheid heen
vaag en toch kwellend drukken blijft het
besef van een groot verdriet.
Nu zag zij deze laatste tien jaren als een
afzonderlijk brok van haar leven, zij zag ze
als een afgesloten geheel, omdat zij dézen
dag wist het einde er van. O, die zonnige
prille Meimorgen, toen dit nieuws en laatst
geluk haar huis was binnengekomen! Hoe
had het van alle dingen, die de tijd had
dof en vaal gemaakt, het wezen vernieuwd!
Al wat ze zich door het leven al half ont
futseld voelde, was haar heerlijk en rijk
hergeven.
Een glimlach glipte als een flauw licht
over haar pijn-verstrakte trekken. Wat was
ze jong geweest met dit nieuw geluk! Hoe
had haar wezen zich gelaafd aan deze
versche vreugde, die al het oude stelde in een
nieuw licht, die was als een nieuw begin.
De groote tuinkamer, die de kinderkamer
was, stond vol van een sterk zonlicht. Het
kaatste neer van zoldering en wanden, op
van den blanken vloer. Welk hoekje was er
niet van vervuld ? En waar was niet dat
andere licht, dat van binnenuit de dingen
bestraalde ?
Als herkreeg zij eensklaps het naakt be
wustzijn van de werkelijkheid, zoo rees zij
plotseling omhoog om zich over het witte
bed te buigen. Maar er was niets bizonders.
Flauw, als een reeks zachte zuchtjes, ging
de ademhaling en in de
grjjzig-overschemerde witheid van het kussen lag,
bloemteeder, het stille gezichtje. Dus zette zij zich
weer neder en haar handen, als twee gebro
ken witte bloemen, lagen in haar schoot.
Het was gaan regenen nu; de monotone
muziek van de vallende druppels op het
zware zomerloof doorzong de stilte van de
N.V. PAERELS
Meubileering M".
COMPLETE MEUBILEERING
-: BETIMMERINGEN
:
Rokin 128 Telef. 4541 N
ruimte voorloopig als juist aannemen. Door
de afsluiting der Zuiderzee wordt dan dus
het evenwicht verbroken, d.w.z. het
stormvloedsprofiel der zeegaten wordt grooter dan
noodig is om de bergruimte te vullen. Laten
wij dus ook dit punt als juist aannemen,
dan volgt thans te beantwoorden de vraag:
Wat zal als gevolg hiervan de natuur doen";
de bergruimte vergrooten, de zeegaten ver
kleinen of den toestand ongeveer zoo laten
en zich tevreden stellen met een wat snellere
vulling der bergruimte.
De heer Loriémeent het eerste, laat de
natuur voor het water een uitweg zoeken
over de Wadden en beveelt, om dien uitweg
af te sluiten, het leggen van een z waren
dijk over het Terschellinger Wad aan.
Ik kan deze meening van den heer Lori
niet deelen en acht dezen gang van zaken
vrijwel onmogelijk. In de eerste plaats dient
toch te worden onderzocht of het water,
dat over de Wadden een uit weg zou zoeken,
ook werkelijk dien uitweg zal kunnen vinden
en of het leggen van den zwaren dijk over
het Terschellinger Wad, om dien uitweg af
te sluiten, eigenlijk wel noodig zou zijn. Al
moge er in de toekomstige waterbeweging
in de Waddenzee wellicht nog veel duisters
zijn, dit staat gelukkig vast, dat het water,
als het werkelijk een uitweg noodig heeft,
dezen uitweg alleen naar een lager niveau
zal kunnen vinden. Het komt mij voor, dat
de heer Loriéaan dit feit bij zijn beschou
wingen geen voldoende aandacht heeft ge
schonken, want wat toch is in werkelijkheid
het geval. Juist tusschen Ameland,
Schiermonnikoog en de Friesche kust en verder
oostwaarts langs de Groninger kust bereikt
het water, zoowel bij gewonen vloed als bij
stormvloed, een veel grootere hoogte dan
in de Waddenzee tusschen Vlieland,
Terschelling en de Friesche kust. Nu zal wel
iswaar langs de kust bij Harlingen de wa
terstand tengevolge van de afsluiting worden
verhoogd, daarover is wel iedereen het eens,
doch deze verhooging zal zelfs volgens de
meest pessimistische opvattingen nog niet
toereikend zijn, om een voldoende verhang
in oostelijke richting te doen ontstaan,
waardoor het water uit de Waddenzee in
die richting een uitweg zal kunnen vinden.
Om met enkele cijfers een indruk te geven
van den thans bestaanden toestand, heb ik
uit de gegevens voorkomende op blz. 20
e. v. van het verslag over den stormvloed
van 13/14 Januari 1916, van de daarin op
gegeven 10 belangrijke stormvloeden van
1889 tot 1916 voorgekomen, de volgende
gemiddelde stormvloedshoogten, in cM.
boven N.A.P., opgemaakt:
Vlieland 217 Harlingen 246
Terschelling 222 Roptazijl 265
Ameland 277 Nieuw Bildt 239
Schiermonnikoog 335 Ezumazijl 317
Getn. in de Itjn VI.?Harl. 232
Tersch.-Ropt. 244
, Am.-N. Bildt 258
Schierm.-Ezum 326
Volgt men de gemiddelden voor de lijnen
Vlieland-Harlingen, Terschelling-Rogtazijl,
Ameland-Nieuw Bildt en
SchiermonnikoogEiumazijl, dan blijkt duidelijk de stijging
in oostelijke richting, zoodat in de lijn
Schierm.-Ézumazijl de stormvloed gemid
deld ongeveer l M. hooger reikt dan in de
lijn Vlieland-Harlingen.
Indien de natuur dus een uitweg in ooste
lijke richting zou willen zoeken, dan zou
de natuur er eerst voor moeten zorgen, dat
op de Wadden benoorden Friesland en
Groningen de stormvloedstanden belang
rijk werden verlaagd, hetgeen zeer zeker
door een ieder zou worden toegejuicht.
Voor deze verlaging is m. 1. echter geen
gegronde reden denkbaar, doch dan ook
evenmin voor dien gevreesden nieuwen
oostelij ken uitweg.
De natuur vormt als het ware hier zelf
een waterkeering, die den uitweg afsluit en
het leggen van den zwaren dijk over het
Terschellingerwad niet noodig maakt.
Als dus de onderstelling dat er thans
evenwicht is tusschen het stormvloedsprofiel
der zeegaten en de bergruimte juist is en
dit door de afsluiting verbroken evenwicht
weer door de natuur zal moeten worden
hersteld, dan zal dit op andere wijze dan
door een uitweg in oostelQke richting moeten
geschieden. Is er bepaald een uitweg noodig,
hetgeen ik evenwel nog niet kan inzien,
dan zal deze uitweg alleen in zuidelijke
richting naar den Helder kunnen worden
gevo. den.
Ik zou hiermede Kunnen volstaan, doch
wil tenslotte dengenen, die de vrees
van den heer Loriédeelen, eens in over
weging geven, niet alleen de waterbe
weging bij stormvloed in de Zuiderzee, doch
ook die in de geheele Noordzee te willen
beschouwen.
Wat beteekent dan de hoeveelheid water
die in de Zuiderzee geborgen wordt ten
opzichte van de watermassa in de geheele
Noordzee? Ik zou zoo denken een druppel
in een emmer. Waarom moet nu, als de
bergruimte voor dien druppel wordt ver
kleind, daarvoor een andere uitweg worden
gezocht ?
Ik kan niet inzien waarvoor het noodig
is, dat het water ook bij een kleinere berg
ruimte toch in dezelfde mate zal blijven
toestroomen en dam zal trachten zich langs
een anderen uitweg te verplaatsen.
's-Gravenhage C. W. LELY
MILITAIRE BOUTADE
De schrijver is actief officier. Hij meent,
dat vele verkeerdheden in ons leger te wijten
zijn aan het feit, dat de tekortkomingen
aan , hoogerhand" niet of slechts ten deele
bekend zijn. Het komt voor, dat slechts die
fouten aan den dag treden, die door hoo
gere chefs voorden gerapporteerd. Hoewel
die hoogere chefs over een ruimen gezichts
kring en vele geeevens beschikken, ontgaan,
hun belangrijke zaken van z.g. ondergeschikt
belang.
Ditter v er klaring dezer Militaire Boutade"'.
\\
De nieuwe vereeniging van verlofsofficieren
Sedert korten tijd is een nieuwe ver
eeniging van verlof sol ficieren opgericht. Een
vereeniging van militairen, anders dan tot
onderlinge verbetering, voorlichting of steun,
acht ik (het is nu eenmaal mijn ouderwetsche
opvatting) eigenlijk niet vereenigbaar met
de krijgstucht. In Griekenland en thans in
Spanje ziet men de ellendige gevolgen. De
Matrozenbond heeft evenzeer narigheid ver
oorzaakt en de vereeniging Ons Belang en de
O'ficieren-vereeniging hebben ook weieens
een heel klein stormpje in een klein glaasje
veroorzaakt.
Dat Nederland geen Griekenland of Spanje
is, weet ik. Ook is het mij bekend, dat vele
leden van de Officlers-vereeniging van plan
zijn, als de vereeniging den weg van die in
imiiiittliiiiiiiimiiiiiii
OELOF niTROEN
Kalverstraat 1 l Paarlen, Briüanten
= Opgericht 1850 = H_l Goud, Zilver en Horloges
TELEFOON 658 N
Uitsluitend eerste kwaliteit
kamer. Er was niets droevigs in, alleen een
warme innigheid, doordat het zoo zoet en
ruischelend zong.
Het verkilde wezen der moeder was het
als een koestering. Weer zonk Voor haar de
wezenlqkheid van het oogenbiik in een don
kere diepte weg en verloor zij zich, onbe
wust, in die nu scherper wezenlijkheid van
haar gedachten.
Wat was er, toen hij wat grooter begon
te worden, een innigheid geweest tusschen
hun beider zielen, wanneer ze hem vertelde
al die kleine kleu ige, al die lange schoone
vertelsels, waarom hij bedelde, altijd weer.
Had ze wel ooit aan eenig ander wezen zoo
volledig zich gegeven? Want heel haar wezen
had immer uitgestort gelegen in al die ver
tellingen. En wanneer hij dan luisterde, zijn
stil gezichtje wat omlaag gebogen, zijn grijze
blikken zoo ver, dat ze soms meende, dat hij
heel niet geluisterd had, dan beleefde ze haar
zuiverst en rijkst geluk, wanneer hij, in een
onbewust herkennen van haar wezen in het
aangehoord verhaal, in een spontane innig
heid zich aan, haar vleide en murmelde:
't Is zoo mooi! Al wat uzelf vertelt is
altijd zoo mooi. Veel mooier dan wat u
uit mijn boekjes voorleest."
En toen hij nog wat grooter werd en
meer begrijpen ging, hoe werden alle dingen
dagelijks kleuriger en rijker l En hoe vast
en innig werd het durend contract tusschen
zijn zieltjes, waarin schuchter het leven kwam
aanbeven en haar ziel die zich overneigde
in een nimmer verzadigd-zijn van dit
allerbegeerlijkste.
Een nieuw geluid, dat van buiten kwam,
greep haar aandacht vast; de deur, waar
door zij in het lichtend verleden
hadteruggeschouwd, viel plotseling dicht. Zij hief
h«t hoofd op en luisterde. In den tuin van
het nonnengesticht knarste het grint en er
was een klink-klank van kinderstemmen,
korte heen- en weerroepen. Het waren brosse
geluidjes, die even aanhielden, dan weer
afknapten in de lucht, waardoor, heel flauw
nu nog maar, het regengeruisch zoemde.
Toen werden de stemmen stil, de schreden
over het grint zwierven weg. Maar toen
kwam er, zacht, dan sterker aanzwellend,
het avondgezang der nonnen. De devute
wijzen dreven langzaam den grijzen avond in.
De moeder luisterde aandachtig, want dit
stoorde niet. Het omvloeide haar als een
zoete geur, waarin een weeke bedwelming
was. Zij vroeg zich af of het kind deze
klanken hooren kon en als een antwoord
was 't haar, schokkend door zijn onver
wachtheid, toen het kind langzaam de oogen
opende. Zij hield den adem in en zich
vastgrijpend aan den rand van het bed,
voorzichtig, met zoo weinig mogelijk be
weging, boog zij zich voorover.
Roerloos lag daar het kind Geen trek van
zijn masker-strak gezichtje bewoog. Er was
geen poging in de lippen tot spreken, noch
was er in de grijze oogappels het zachtste
wenden of keeren. Zij staarden op in de
oogen der moeder, rustig, als twee stille
grijze lichten, en onafgewend.
Een zoet-smartelijke vreugde doorvloeide
geheel het wezen der moeder. Ook haar
lippen bleven gesloten, geen beweging
doortrilde haar, zelfs was daar niet de beving
van een glimlach over haar trekken, maar
heel haar ziel stortte zich in haar oogen.
Al de innigheid, al de trillende liefde, die
als een stage stroom hadden gevloeid van
haar naar het kind, van het kind naar haar,
waren in warme rijke golven in hun beider
roerlooze blikken.
Als een geur van herfst golfde over hen
het trage gezang der nonnen; de rust in
de kamer leek wijder en verklaard als de
rust van weiden, die onder den avond liggen.
Toen, zoeals ruisching van wind wegglijdt
uit de boomkruinen, die plots verstillen,
stierf, na een laatste aanzwelling, het vroom
gezang. Een trilling van klanken bleef in
de stilte nabeven.
ROYAARDS UIT DE NEGOTIE
Willem, kerel, moet je ruimen,
Ben je dakloos, kameraad,
Heeft je huisbaas je genomen" ?
Sta je met je boel op straat ?
Ben je om 'n handje centen
Uit je rommeltje gesard ?
Heeft 'n ander meer geboje",
Lig je van de ramzers-marf" ?
En wat moet je nu beginnen,
Royaards, heb je soms nog hoop ?
Mag je nu je Faust gaan spelen
Ergens in een bioskoop?
Heb je daarvoor al die jaren
Zooveel wónder-groots gedaan ?
Moet je op de Ruysdaeïkade
Met een kermistent gaan staan ?
Ga je zaken doen met Flora,
Ga je werken" bij Carré,
Moet je nu revue"s gaan geven,
Kom je in de Variété?
Roy aards heb je nu. begrepen
Wat jij voor die lui beduidt,
Mazzeltof" en 'n Lanfreddf,
Trappen ze er zóó niet uit.
Slik ze in, je idealen,
Die beteekenen niet veel,
Centen, centen, centen, centen,
Zijn de baas van ons tooneell
Wilde je geen feest gaan vieren,
Tien jaar had je werk bestaan,
Stakker, wil je jubileeren,
Maling hebben ze er aan l
Drukte zullen ze niet maken
Voor zoo'n Kunst-mesjogge vent,
Voor de geldpest moet je wijken
Want ie bent hun concurrent.
Hoe ze jou behandeld hebben
Is unfair en immoreel,
't Is een schande voor ons Landje
En een ramp voor ons tooneel.
J. H. SPEENHOFF
I1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIII1IIIHUIIIIIIIIIII1IIIIIIII
H. VAN DOOREN & Cie.
DEN HAAB - AMSTERDAM - UTRECHT
DAMES-HOEDEN en DONTWERXEN
Minimin iiiiillliliiiiiitiilliiiliiiiiiiiiii
Griekenland zou opgaan, onmiddellijk de
vereeniging te verlaten.
Intusschen hebben in Nederland die
vereenigingen een deel van het vakbelang
standpunt prijs gegeven en zijn teruggebracht
tot vereenigingen, die onderlinge steun als
hoofdpunt op hun programma hebben, al
wil zoo nu en dan de vakvereeniging wel
eens om den hoek kijken. Het lijkt mij even
wel een principiëele fout eene vereeniging
van militairen op te richten, welke zal moeten
werken, o.a. voor positie-verbetering. Zulk
een vereeniging geeft al dadelijk geen
hoogen dunk van het gehalte der leden. Immers
wat wil men met de aaneensluiting beoo
gen? Toch zeker niets anders dan dwang
uitoefenen. Men kan wel trachten dit te ver
bergen onder de bewering, dat het geluid
van den eenling niet wordt gehoord en dat
van de groote massa beter doordringt.
Doch dat is slechts hetzelfde zeggen, met
andere, mooier klinkende woorden. Ik wil
volstrekt niet ontkennen, dat de militaire
overheid vaak aanleiding geeft, dat men
naar afkeuringswaardige middelen grijpt,
en de schijn heeft aangenomen als zou de
meening waarheid bevatten, dat men eerst
na het massa optreden aan billijke klachten
het oor leende. Intusschen is dwang uitoefe
nen door minderen op meerderen nu eenmaal
in strijd met een goed begrip van de
krqgstucht. Dat de regeering dit ten slotte niet
duldt is voldoende duidelijk geworden door
het optreden tegen den Bond van minder
Marine-personeel. Ik kan dan ook de nieuwe
vereeniging niet anders dan een betrekkelijk
gering succes voorspellen.
III MIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllltllll Illllllllllt
Diep en langzaam haalde de moeder adem.
Haar ziel was vervuld van het allerhevigste:
de donkere vertwijfeling om wat ze zich
ontglippen voelde, zoo onweerhoudbaar,
maar daarboven, en dit was wel het
overheerschende, de vreugde, als een lichte
extase, om de vervulling van het schoonste.
Terwijl de moeder zich weer neerzinken
liet in haar stoel, sloot het kind, langzaam,
de oogen.
Toen de nacht, zwartblauw, aan de ven
sters stond geleund, was het kind, rustig
als in slaap, gestorven.
De tijd sleepte zijn dagen als een trage
keten; de moeder torschte hun wicht als
een last. Want toen zij, na de lichtende
extase van dat laatst volledig zielscontact,
zichzelf terugvond, verkild in haar alleen
zijn, kon ze niet meer hervinden dit gehe
ven zijn in vreugde; diep was deze korte
feestelijke glorie weggezonken in de don
kere woelingen der vertwijfeling. Wel was
er in dezen eersten tijd een nauwere bin
ding tusschen haar en de kinderen, die,
volwassen al of in de kentering tusschen
kindsheid en volwassen-zijn, hun eigen
leven leefden, maar nu, om het haar ver
eenzamend verdriet, overneigden naar de
moeder, in iets van de oude teederheid. En
de moeder, gretig en hunkerend, trachtte te
grijpen wat ongrijpbaar is, trachtte te her
winnen wat ze al zoo lang geleden verloren
had en wat zoo nabij weer leek nu: dat
mild en innig-vertrouwelijk overneigen van
ziel tot ziel. Maar te diep was de kloof,
die de vervreemdende jaren gegraven hadden,
haar tasten bleek een grijpen in de ruimte,
het zoeken naar die innige aanraking der
zielen was niets dan een moeizaam zich
opschroeven, tot zij, met bitterheid en
schaamte het zich bewust wordend, zich
afwendde van zichzelf met het gevoel, dat
zij had trachten te bouwen waar geen grond
was.