De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 16 maart pagina 6

16 maart 1918 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

l'' 6. DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 16 Maart '18. No. 2125 W. J. THIEME & CIJ TE ZUTPHEN geven uit: DE MYTHEN EN LE6ENDEN-SERIE I. H GOEIIEI. Mylbtn en legenden uil de Middel eeuw. Haar oorsprong en invloed op letterkunde en kunst. Bewerkt door Dr. H. W. PH. E. VAN DEN BERGH VAN EYSINGA. 3e druk, met 64 fraaie platen. Ing. ? 4.25, geb. f 5. H, A, GUERBER. Mythen van Griekenland en Rome. Bewerkt door Dr. B. C. GOUDSMIT. 3e druk, met 64 fraaie platen. Ing. f 4.25, geb. ? 5. H. A GUERBER. Wie Mythen uit de Edda's en de Sagen. Bewerkt door Dr. H. W. PH. VAN DEN BERGH VAN EYSINGA, 2e druk, met 64 fraaie platen. Ing. / 4.25, geb. f 5.?. T. ADLAND DAVIS. Mythen en Legenden van Japan Bewerkt door Dr. B. C. GOUDSMIT, met 32 prachtige gekleurde platen. 2e druk. Ing. f4.25, geb. ?5. W. M. FETINIICI. Heldensagen en Legenden van de Serviërs Bewerkt door J. P. WESSELINK-VAN ROSSUM, met 32 prachtige platen in kleur. Ing. f4.25, geb. ?5. T. W. ROLLESTON. Keltische Mythen en Legenden. Bewerkt door Dr. B. C. GOUDSMIT, met 65 prachtige platen. Ing. ?4.25, geb. ?5.?. Dr. H.l. W.SALOMONS. Gewijde Verhalen en Legenden van Hindoes en Boeddhisten met een voorwoord van Prof. Dr. W. CALAND, met 32 prachtige platen in kleur. Ing. ?4.25, geb. f5.l M. TAPPAN. De Geschiedenis van het Romeinsche Bewerkt door Dr. B. C. GOUDSMIT, met vele illustratiën. Ing. f 2.25, geb. ?2.90. E. M. TAPPAN. De Geschiedenis van het Grieksche Volk. Bewerkt door Dr. B. C. GOUDSMIT, met vele illustratiën. Ing. ?2.25, geb. / 2.90. Dr. C. TE LIHTUM. De Geschiedenis van het Amerikaansche Volk. Geografisch Historisch, met vele illustraties en kaarten. Ing. /2.25, geb. ?2.90. H J. COTTERILL M. A. Oud Hellas. Zijn kunst, letterkunde en wijsbegeerte in ver band met zijne staatkundige geschiede»is, van de oudste tijden tot aan ALEXANDER DEN GROOTE. Bewerkt door Dr. B. C. GOUDSMIT en met een inleiding van Prof. Dr. A. E. J. HOLWERDA te Leiden, met ca. 150 illustraties in halftoon en tusschen den tekst en 5 prachtige platen in kleuren druk. Ing. / 4.50, geb. / 5.10. H. B. COTTERILL. M. A. Italiëin de Middeleeuwen gedurende duizend jaar (303 1313). Een kort historisch overzicht met hoofdstukken over belangrijke gebeurtenissen en personen in verband met godsdienst, kunst en litteratuur. bewerkt door Dr. P. A. v. D. LAAN en met een voorrede van Prof. Jhr. Dr. J. S1X, met 65 fraaie platen. Ing. ?4.50, geb. / 5.10. L M. en Mr. Dr. C. H. BAAIE. Handboek van Vreemde Woorden en Uitdrukkingen, Citaten, Technische Termen enz. Nieuwe goedkoope uitgave. Ing. f3.75, geb. ?4.90. Dr. F. A. STOETÏ. Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden. naar hun oorsprong en beteekenis verklaard en in het Fransch, Duitsch en Engelsch vertaald. DERDE DRUK. Compleet in 2 deelen. Ing. ? 11 50, geb. / 13.70, in leer f 15.20. BEKNOPTE UITGAVE. Derde druk. Ing. f2.50, geb. / 3.10. G. KNOP. Handelstechniek. Leiddraad bij de studie der algemeene handels kennis. Ing. 2 deelen / 11.40. geb. 2 13.45. H. A. ROMEIJN. Gronden der Gelijkstroomtechniek. Leerboek ten dienste van het onderwijs in de electrotechniek. Eerste deel. 2e druk. Ing. f240, geb. ?2.95. Tweede deel. 2e druk. Ing. / 1.90, geb. / 2.35. H. A. ROMEIJH. Gronden der Wisselstroomtechniek. Leerboek ten dienste van het onderwijs in de electrotechniek. Ing. /' 3.90, geb. '/ 4.70. H. N. BRAILSFORD. De Oorlog van Staal en Goud. Een studie omtrent den gewapenden vrede. Vertaling van Dr. W. VAN RAVESTEYN Jr. Ing. ?2.40, geb. ?3.10. Dr. IÖS. SCHRIJNEN. Nederlandsche Volkskunde. w. G. C. BYVANCK. Bewopen Tijden. JOSEF COHEN. Nederlandsche Sagen en Legenden C. HUYGENS' Trijntje Cornelis Dr. met 32 platen in kleurendruk en zwart van POL DOM. Ing. ?4.25, geb. ?5.?. Compleet in 2 deelen. Per deel ing. / 3 75, geb. / 4.45. Dr, A. A. BEEKMAN. Nederland als Polderland. Beschrijving van den eigenaardigen toestand der belangrijkste helft van ons land, tevens be vattende de topografie van dat gedeelte met de voornaamste détails, toegelicht door kaarten en teekeningen. TWEEDE DRUK. Ing. ?6. , geb. ?7.10. KLUCHT. Uitgegeven en van een inleiding e.i aanteekeningen voorzien door Dr. H. J. EYMAEL. Ing. / 1.50, geb. /2.- . Eerste bundel. KRONIEKEN EN BEELDEN 1915-1916. Tweede bundel. Ing. / 390, geb. / 4.85. KRONIEKEN EN BEELDEN 1916-1917. Ing. / 3.90, geb. ?4.85. W. G. C. BYVANCK. Bataafsch Verleden (Dorus' Droefheid). Ing. ?1.95, geb. / 2.50. Dr. W. VAN RAVESTEYN. Wereldoorlog. Met een voorwoord van HENRIETTE ROLAND % HOLST. Ing. /1.95, geb. / 260. Dr. THOMAS CARTER. Verhalen uit Shakespeare. Nederlandsch van Dr. EDWARD B. KOSTER, met 16 fraaie gekleurde platen. Ing. ?2.50, geb. ?3.10. Dr. B. E. SCHELTEMA. Herinneringen van een Ing. ?1.95, geb. ?2.50. TH. M. KETELAAR. Wet tot Regeling van het Lager Onderwijs, zooals die bekend gemaakt is volgens K. B. van 26 Juni 1905 (Staatsblad No. 219), voor de praktijk bewerkt en van aanleekeningen voorzien. Volledige uitgave. Deel I ing. ? 6.90, geb. ?7.60. II /8.80, ?9.50. Dr. A. RIEHL Inleiding tot de Hedendaagsche WijsAcht voordrachten, naar den vierden druk, ver taald door Dr. M. KREUNEN. Ing. ?2.25, geb. ?2.75. E. P. W. VAN SCHAIK. Leerboek van het Landbouwboekhouden. Boekhouden naar de Enkele- en Dubbele methode in Land-, Tuin-en Boschbouwbedrijven; Taxatie van Landerijen, Ontginningen en Bosschen; Bosch-aanwas; Bedrijfsstatistiek; Bijdrage Ge schiedenis; met een voorrede van Dr. A. H. BERKHOUT. Ing. ? 4.25, geb. ? 4.75. Dr. P. G. BUEKERS. Plantenboek. Bewerkt naar CHRISTIANSEN Taschenbuch einheimischer Pflanzen. Met 48 fraaie gekleurde platen. Geb. ?2.15 KERST ZWART. Het Vogelboek. Zangers en krassers bij huis en schuur, in tuin en park, langs weg en gracht, in veld en bosch, aan plas en strand, met 103 fraaie gekleurde af beeldingen van vogels. Ing. ?2.40, geb. ?3.10. [Bovenstaande werken zjn In lederen Boekhandel verkrijgbaar. UITGAVEN VAN W. J. THIEME & CIE., ZUTPHEN. iiimiiiitHijiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiJiiiiiiiiimiiKiii iitMiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiHi imiiiiunmmiiii SCHILDERKUNST-KRONIEK THOLEN VOOR DE KUNST, UTRECHT. Tholen is een schilder van de Haagsche School, maar met hier en daar een Amsterdamsche Intonatie (van een leerling van Allebé). Hij Is voornamentlijk bekend als een schilder van landschap met figuur; van stadsgezicht en zee- en watergezicht. Dikwflls geeft hij het stadje, en het Zuiderzeesche water, waarvan dat stadje leeft, of waarvan het zich herinnert dat het leefde; of hij geeft de Kaag, het water en de landouw. Hij heeft deze dingen echter niet alleen ge schilderd. Binnenkamers, intérieurs heeft hij gemaakt en stillevens (ik herzie een vlag van hem, een rood-wit blauwe vlag in een kajuit; en aan den oever van een water bij een grijze lucht, een stellage met emmers, etc.). Hij heeft poitrHten geschilderd: een heele serie, van de nog niet genoeg ge waardeerde beeltenissen der kinderen Arntzenius in een vroegere periode, tot nu toe. Hij heeft ze geteekend, kinderen, in een losse, nieuwe lijn en hij heeft menschen, mannen geschilderd (de Rouville etc.) Als schilder van stadsgezichten, en van landschap; als een schilder van avonden, van schepen, van figuren vondt ge hem te Utrecht; niet als poitrettlst, en niet als stil leven-schilder. Het meeste werk was uit den laatsten tijd (zie b.v. Rhenen, en Heelsum van zomer 1917 etc); enkele waren ouder. Oe vondt deze vroegere tusschen de etsen (Doesburg ?etc.); ge vondt ze bij de schil derijen zeldzaam. Uit 1895 was de curieuse Bouwerij". Dit werk is eigenaardig om 't bewijs hoe een onderwerp, nuchter van aard, en in een nuchter licht staande, dus niet met de poëzie van de lichtvlaag over en rond zich, Tholen kon trekken. Het is niet het een i ge wat hij in deze richting ge maakt heeft. Hij maakte meer dan eens de bekoringlooze Haagsche huizen der nieuwere straten, met de gevels en daken zonder werkelijken vorm en zonder de patin e" van den tijd, als gegeven voor aquarellen, etc. Een zekere of een lichte hand, die ook zeker was, kon dit alles alleen redden. Licht is Tholen's hand maar zeker in den «Winter" (No. 9). Het is het kanaal, vlak bij zijn huis, dat hij onder allerlei verlichting en met allerlei stoffeering meer dan vele malen geschilderd heeft. Hier is de fijnheid te vinden van een haast witte lucht, van boomen, die iel wierden, van een schuit met gele kleur, en de kracht van een paar don kerder figuurtjes. Figuren, in kantelende actie, vindt ge in No. 31, een schuit onder een brug te Rotterdam. Dit is een der meest groot gehouden werken van de verzameling. In de sobere kleur, in de juistheid der no teering van de lichaamstanden trof het me nu, en steeds. Gewoonlijk echter is de «melodie" der lijnen van Tholen's werk langer-golvend, meer deinend dan ze hier-in is. Een type daarvan was de Zeekant te Enkhuyzen", het gewijzigde schilderij van de Vierjaarlijksche. Enkhulzen is een der stadjes van Tholen's voorkeur. (Zie 2, 16, 17, 18, 19, 20, 25, 26, 30, 32, 35, 36). Maar hij geeft in de Zeekant" nu de stad zelf niet, maar de Zuiderzeekant er-bij. Het is een landschap met water, en het avendt er. En dat .laten avenden" kan deze schilder. Uit den tijd der schemeringen het weggaan van de zon zijn vele zijner zeer goede werken een voorstelling. En het is logisch. Tholen Is een romanticus der natuur. En de avend, de schemering, is, naar de definitie van het Romantische, het uur, het romantisch getij. Tholen moest naar zijn aard daar ge troffen worden, en op zijn best zijn, want hij kon zich daar niet te veel vermtyen (tot sct^e van het geheel) in te veel détails. En hij houdt ook van het détail, en van het typische". Hij begeert de ouerwetsche dingen; de kleine werven, de kleine am bachten, die ge in hun ouderwetsch we. en in de stilgeworden stadjes nog vindt. Ge vindt geen voorbeeld van de uitmuntende werfjes" die hij in zijn leven geschilderd heeft, te Utrecht. Maar wel van etn am bachtsman de Steenhouwerij te Enk huyzen", (No. 25), te waardeeren om het licht dat overal zwevende er is. In deze plaatsjes met de verstilde ambachten, en met de eigenzinnige werklui, vindt ge ook de oude poorten, waar-door ge, soms, als een voor jaar-kit u r, een zee ziet, of een rivier. Ik schretf hierboven, dat Tholen de schemeringen gaarne schilderde. Hij schil derde ook, bij of niet bij de Poorten, de verlichting van de donkerte door een lan taarn. Hij heeft dat gekund en kan dat nog, en kan dat goed. Het is maar een paar jaar geleden, dat hij die door een licht wat duidelijker geworden avenden maakte, en ik herinner me te wel, hoe deze schilder van het grauwe maanlicht over zandwegen, of van de bloeyende maan over een stad bij een rivier (en daar stond op den oever een blauwe kar), het geel- en geelroode van de lantaarn kon weergeven, en hoe onder zijn vingers de vormen der dingen dommelend oprezen. Deze poorten bij a v e n d vindt ge hier niet, wel 't kanaal, twee keer (3 en 6). Ge vindt te Utrecht de poort met het Candide et constanter" in Tholei's molligen toets, (30) en die van Delfzijl. Ge vindt er, om met het schilderwerk te ein digen, nog de Dromedaris met het schip er voor (36) teeder van kleur; de Gracht te Enkhuyzen met het gele huis (uit 1916) No. 35; het door vormen, en alles, zeer geschakeerde, en aantrekkelijke kanaal bij winterdag (22) en het vlotte, krach ige Havenkom met Schuit (groene) te Enk huyzen," zoowel als de wat zwakker Canntnburgh De aquarellen gaven Tholen niet compleet. Hij is daar verwant met Mauve, en met Weissenbruch; de Teekeningen (40, 41) de Schaatsenrijders en het Sleetje glijden", gaven hem daarentegen duidelijk als iemand, die de beweging kan uitdrukken, fel aan gezien (de teeken ing was beter dan het schilderij van het Schaatsenrijden). Als etser is Tholen, langzamerhand, ge waardeerd. Hij veikeeit in hetzelfde geval als schilder. Hij begint hier tot de waie bekendheid geraken, waarop zijn verdiensten hem recht geven. Vroeger was dat voor velen lastig; het werk ging meest naar Engeland. Dit is nu veranderd. Gelukkig. Tholen is een schilder vol zekerheid in zijn eenvoud. Hij heeft een kunnen dat grooter is dan dat van menig meer-gezien Hollander; hij is niet gevaarlijk door zijn wijze van schilderen (h(J schildert dun, en zet dadelijk, van het palet af, op); hij heeft slechts kri tisch tegenover het eigen werk zich te handhaven, of zich te stellen, om deze groeiende bekendheid, en reeds bestaande waardeering durende zekerheid te geven. En dit is, ten slottf, alleen deze quaestie: hij moet alleen die werken vertoonen, die hij onder vollen drang of op de melodie van zijn weemoed" hetft gemaakt. PLASSCHAERT EEN OOS TERSCH WIJSGEER OVER DEN OORLOG Een merkwaardige lezing over den oorlog ligt vóór mij. Zij ts den 7en Juli 1916 ge houden in Kensington Town Hall te Londen door den Oosterschen wijsgeer en schrijver C. Jinarajadasa, van wien ik reeds eenige werken in dit Weekblad heb besproken. Het kan zijn groote nut hebben eens te hooren, van welk een geheel ander stand punt dan het Westersche, Intellectueel-materialibtische deze fijne Oostersche geest den oorlog en de toekomst beziet, en daarom zal ik hier in 't kort rèsumeeren wat in deze lezing gezegd is. Allereerst wijst Jinarajadasa er op, dat de meeste menschen,- als men hun naar het waarom van den oorlog vraagt, met be schouwingen over wereld suprematie, kap!talisien-belangen enz. aankomen, maar het ware antwoord is een veel dieper, want mystieker ding, dan men in het Westen wel bestft. Hij brengt den oorlog terug tot het feit, dat de mensch een lichaam heeft maar een ziel is, dat de wereld van stof is maar ook van geest, en zoolang dit zoo is zal er strijd zijn. In het mysterieuze Heelal, waarin wij leven, is het Leven voortdurend stre vende naar zelf-verwerkelij kingen datstreven is de geschiedenis der gansene beschaving. In den oer-tijd was de wilde een bruut, nau welijks hooger dan een beest; hij versloeg het beest omdat het hem aanviel of om het op te eten, en dat was een eerste stadium van vooruitgang. Later werd hij hoofd van een familie, en vocht dus al voor anderen, zoodat er al iets onzeifzuchtigs kwam, dat zijn indivHueele vrijheid beperkte, nog later kwamen er stammen met wetten, enz. en zóó werden de eerste s'appan tot bescha ving gedaan. Iedere reorganisatie beteekende limiteering in zekere mate van de individueele vrijheid, en daardoor ontstond juist vrijheid voor den geest, daar de mensch vaag begon te beseffen dat door het op offeren van zijn kteinere ikheid hij in de gebieden treedt van den geest in gods dienst, In kunst, in alle dingen die schoon zijn en inspireerend in het leven. Jinarajadasa slaat dan honderdduizenden jaren over tot hij komt aan den dageraad van den modernen tijd, die begon met de moderne wetenschap. Toen verscheen een nieuw type van kennis op het tooneel, een kennis, die niet als in de oude tijden heilig was en voorzichtig in handen van een klein aantal uitverkoren, wijze priesters werd gehouden, maar een kennis, die voor iedereen open lag. Deze kennis was niet gericht naar den Hemel, zooals de oude, maar zij gaf macht over de rots en over het water, en de lucht, zij gaf macht over d! gansche natuur. Maar", zoo zegt Jinarajadasa, en hier) ligt de kern der kwestie, ofs< hoon de macht kwam, er kwam niet de wijsheid". Er zijn vele oorlogen geweest in het verleden, en iedere oorlog was in den grond tot op zekere hoogte het middel om de banden te breken van een innerlijk leven, strevende naar zelfverwerkelijking, maar de menschen begrepen dit niet. De mensch identificeerde zich met de brute zijde van de oorlogvoering, niet beseffende dat oor logen alleen uitbreken als de dingen ver keerd gaan voor de beschaving en de WereldGeest onderdrukt en begrensd wordt. Wij zeggen in Europa altijd dat oorlog lijden voortbrengt, maar het is juist omgekeerd: het is het lijden, dat oorlog voortbrengt. Het kreupel maken van den menschelijken Geest brengt ontaarding voort en dan^worden oorlogen onvermijdelijk. Maar oorlog komt alleen als er een breeder, hooger leven in een volk uitweg zoekt om op te bloeien; als de mysterieuze Wereld-Qeest tot zelf verwerkelijking wil komen, en die Geest zal desnoods de geheele sociale structuur omver gooien als die zich niet aan Hem wil adapteeren. Altijd oorlogen, maar altijd vooruit gang, stap voor stap, naar de volle ver werkelijking toe van den Geest. Het is een wonder ik mag dit wel even aan Jinarajadasa's beschouwingen toevoegen'? dat men, na ruim 3/4 jaar oorlog, nog maar steeds in Europa aan het redekavelen is over wie begonnen is en wie niet, wie gelijk heeft, en wie niet, en dat men zich maar steeds blind blijft staren op stoff-ltjke feiten, zonder vaag besef van de geestelijke macht, die achter de stoffelijke feiten stuwt. Wie gelijk heeft, dat is, en dat Is altijd geweest de Wereld-Geest, die tot zelf realisatie wil komen. Met de Wetenschap, zoo zegt Jinarajidasa, werd ons de gelegenheid gegeven om van den Boom des Levens te eten, en van de kennis van Goed en Kwaad; en wij kozen r. iet het Goede maar het Kwade, niet het Leven maar den Dood. Door de wetenschap kregen wij de ma chinerie, en het resultaat was dat de man, die de machinerie had, begon te heersenen over de mannen, die voor hun levens onderhoud deze machinerie dreven, zonder zich om hun lot te bekommeren. Wij kregen economische ontwikkeling" en kapitaiisme, wij kregen de huidige magnificent civilisa'ion of material (let wel: material!) achievement," wij kregen, naast welvaart en luxe en geluk, armoede van de meest degradeerende soort. Wij hebben het voor de natuurlijke orde der dingen in deze beschaving gehouden dat, naast welvaart, armoede bestond, en dat een groot aantal van de unfit" onder moeten gaan of in ellende leven. Hij wijdt dan uit over de ellendige sociale toestanden en zegt: There is a ghastly tragedy going on all around us, so ghastly iliat no single ont of us can separate ourselves ? ram tt now. Suppose you are horror struck at all the conditions that you read of in sweating-dens, suppose you have plenty of money and say l will have nothing to do with it. I will go to the most expensive shops for what I want, for surely then I shall be free of thiscurse of sweating and of responsabiliby for all the slum con ditions yet you can purchase nothing which has not the taint of some miserable room where a woman or child has not been sweated to do some piece of the work. These are the conditions to day." Verder is er, zegt hij, een onzuiverheid In onze beschaving, niet zoozeer een moreele onzuiverheid but a material impurity of adulteration", zóó erg, dat we nooit weten of we echte of valsche dingen krijgen als we iets kOLipen. Het is niet zoozeer de schuld van een of ander land, maar de schuld van onze geheele beschaving, die op zulk eene wijze ontstaan is dat de menschen de macht over de natuur in hun handen zagen gelegd, of zij er al moreel geschikt voor waren of niet. De wetenschap heeft stellig heel veel gegeven, zij heeft zelfs heel veel ziekten bijna geheel uitgeroeid, maar om nieuwe onder onze aandacht te brengen, zij heeft ons de saniteitswetten doen kennen, maar aan den anderen kant heeft de wetenschap zulk een kracht gegeven aan de concurrentie en de competitie dat, roept hij uit de Schoon heid, waar is zij thans gebleven ?" En hij wijst o.a. op de advertentie-borden, die onze velden ontsieren en op de uiterste verleelijking (?uglifkation") die onze beschaving overal hetft aangebracht. Nu luidt een Oostersche spreekwijze van lang vervlogen eeuwen dat de tranen van de armen de tronen der koningen onder mijnen" Want wij leven niet in twee werelden n van stof en n van geest maar in n wereld, er is n Wil aan 't werk. de Wil van God, de Geest van God, en die is tevens de Geest van den mensch. En als dergelijke afschuwelijke toestanden van beschaving" verschijnen, dan breekt de Wereld-Geest in zijn opgaande beweging die torstanden, en dat breken noemen wij menschen, die er echter slechts de stoffelijke catastriphes van zien: Oorlog. En men moge deze woorden van jtnarajadasa in de ooren knoopen: We have such a war now, shaking a hundredthronef, because that which we have called civilisatiori' ts the most uncivil thins that we have in fe; and also, further, because the great WorldSpirit is being reborn, and there is excess of Life, so that the Life within bursts the outer forms. That is War." Wij mogen dar kbaar zijn dat deze oorlog is uitgebarsten, meent Jinarajadasa, deze oorlog, die de b schaving" tot in haar grondvesten doet schudden. En toch, zegt hij profetisch, zal, als deze oorlog over is, nog niet de echte, volle beschaving beginnen, en wel om een eenvoudige reden. Wij hebben nu door dezen oorlog de gevaren leeren kennen van de moderne bewapeningen, en ook de tragedie die het gevolg is van de eerzucht van groote volken, maar is ons geweten wakker geworden voor de tragedie der armoede? Ziet iedereen niet den verschrikkelijken oorlog, die moet uitgevochten worden tusschen kapitaal en arbeid? En er is nog een begin geweest van een anderen oorlog, die tusschen de vrouwen en de mannen om het kiesrecht. Ook déze oorlog dient uitgevochten te worden, want, zoo zegt hij in statig woord: how can you have a great civilisation so long as there is any restriction of the spirit of God that works equally in the woman as in the man?" Er zal nog menige oorlog komen, profeteert hij, bijvoorbeeld een tusschen de gekleurde en de blanke volken, maar laten wij niet vreezen: als er oorlog is streeft de WereldGeest naar grooteren vooruitgang en it is because there is a brighter dawn for all men that we go through a night of heil". Indien wij de macht, ons door de weten schap gegeven, hadden gebruikt zooals het behoorde, zou deze nacht van ellende niet noodig zijn geweest, m&Ai wij hebben Handel boven Lief de gesteld, Economie boven Schoonhfid, en ddardoor is het, dat wij nu maaien wat wij gezaaid hebben. In een volgend artikel zal ik behandelen, wat Jinarajadasa de redding denkt te zijn van onze op hare grondvesten wankelende beschaving. HENRI BOREL

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl