Historisch Archief 1877-1940
l''
6.
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
16 Maart '18. No. 2125
W. J. THIEME & CIJ TE ZUTPHEN geven uit:
DE MYTHEN EN LE6ENDEN-SERIE
I. H GOEIIEI. Mylbtn en legenden uil de Middel
eeuw.
Haar oorsprong en invloed op letterkunde en
kunst. Bewerkt door Dr. H. W. PH. E. VAN
DEN BERGH VAN EYSINGA. 3e druk, met
64 fraaie platen. Ing. ? 4.25, geb. f 5.
H, A, GUERBER. Mythen van Griekenland en Rome.
Bewerkt door Dr. B. C. GOUDSMIT. 3e druk,
met 64 fraaie platen. Ing. f 4.25, geb. ? 5.
H. A GUERBER. Wie Mythen
uit de Edda's en de Sagen. Bewerkt door Dr. H.
W. PH. VAN DEN BERGH VAN EYSINGA,
2e druk, met 64 fraaie platen.
Ing. / 4.25, geb. f 5.?.
T. ADLAND DAVIS. Mythen en Legenden van Japan
Bewerkt door Dr. B. C. GOUDSMIT, met 32
prachtige gekleurde platen. 2e druk.
Ing. f4.25, geb.
?5.
W. M. FETINIICI. Heldensagen en Legenden van
de Serviërs
Bewerkt door J. P. WESSELINK-VAN ROSSUM,
met 32 prachtige platen in kleur.
Ing. f4.25, geb.
?5.
T. W. ROLLESTON. Keltische Mythen en Legenden.
Bewerkt door Dr. B. C. GOUDSMIT, met 65
prachtige platen. Ing. ?4.25, geb. ?5.?.
Dr. H.l. W.SALOMONS. Gewijde Verhalen en Legenden
van Hindoes en Boeddhisten
met een voorwoord van Prof. Dr. W. CALAND,
met 32 prachtige platen in kleur.
Ing. ?4.25, geb.
f5.l M. TAPPAN. De Geschiedenis van het Romeinsche
Bewerkt door Dr. B. C. GOUDSMIT, met vele
illustratiën. Ing. f 2.25, geb. ?2.90.
E. M. TAPPAN. De Geschiedenis van het Grieksche
Volk.
Bewerkt door Dr. B. C. GOUDSMIT, met vele
illustratiën. Ing. ?2.25, geb. / 2.90.
Dr. C. TE LIHTUM. De Geschiedenis van het
Amerikaansche Volk.
Geografisch Historisch, met vele illustraties en
kaarten. Ing. /2.25, geb. ?2.90.
H J. COTTERILL M. A. Oud Hellas.
Zijn kunst, letterkunde en wijsbegeerte in ver
band met zijne staatkundige geschiede»is, van
de oudste tijden tot aan ALEXANDER DEN GROOTE.
Bewerkt door Dr. B. C. GOUDSMIT en met een
inleiding van Prof. Dr. A. E. J. HOLWERDA te
Leiden, met ca. 150 illustraties in halftoon en
tusschen den tekst en 5 prachtige platen in kleuren
druk. Ing. / 4.50, geb. / 5.10.
H. B. COTTERILL. M. A. Italiëin de Middeleeuwen
gedurende duizend jaar (303 1313).
Een kort historisch overzicht met hoofdstukken
over belangrijke gebeurtenissen en personen in
verband met godsdienst, kunst en litteratuur.
bewerkt door Dr. P. A. v. D. LAAN en met een
voorrede van Prof. Jhr. Dr. J. S1X, met 65 fraaie
platen. Ing. ?4.50, geb. / 5.10.
L M. en Mr. Dr. C. H. BAAIE. Handboek van Vreemde
Woorden en Uitdrukkingen, Citaten, Technische
Termen enz.
Nieuwe goedkoope uitgave.
Ing. f3.75, geb. ?4.90.
Dr. F. A. STOETÏ. Nederlandsche Spreekwoorden,
Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden.
naar hun oorsprong en beteekenis verklaard en
in het Fransch, Duitsch en Engelsch vertaald.
DERDE DRUK. Compleet in 2 deelen.
Ing. ? 11 50, geb. / 13.70, in leer f 15.20.
BEKNOPTE UITGAVE. Derde druk.
Ing. f2.50, geb. / 3.10.
G. KNOP. Handelstechniek.
Leiddraad bij de studie der algemeene handels
kennis. Ing. 2 deelen / 11.40.
geb. 2 13.45.
H. A. ROMEIJN. Gronden der Gelijkstroomtechniek.
Leerboek ten dienste van het onderwijs in de
electrotechniek.
Eerste deel. 2e druk. Ing. f240, geb. ?2.95.
Tweede deel. 2e druk. Ing. / 1.90, geb. / 2.35.
H. A. ROMEIJH. Gronden der Wisselstroomtechniek.
Leerboek ten dienste van het onderwijs in de
electrotechniek. Ing. /' 3.90, geb. '/ 4.70.
H. N. BRAILSFORD. De Oorlog van Staal en Goud.
Een studie omtrent den gewapenden vrede.
Vertaling van Dr. W. VAN RAVESTEYN Jr.
Ing. ?2.40, geb. ?3.10.
Dr. IÖS. SCHRIJNEN. Nederlandsche Volkskunde. w. G. C. BYVANCK. Bewopen Tijden.
JOSEF COHEN. Nederlandsche Sagen en Legenden C. HUYGENS' Trijntje Cornelis Dr.
met 32 platen in kleurendruk en zwart van
POL DOM. Ing. ?4.25, geb. ?5.?.
Compleet in 2 deelen.
Per deel ing. / 3 75, geb. / 4.45.
Dr, A. A. BEEKMAN. Nederland als Polderland.
Beschrijving van den eigenaardigen toestand
der belangrijkste helft van ons land, tevens be
vattende de topografie van dat gedeelte met de
voornaamste détails, toegelicht door kaarten en
teekeningen.
TWEEDE DRUK. Ing. ?6. , geb. ?7.10.
KLUCHT.
Uitgegeven en van een inleiding e.i
aanteekeningen voorzien door Dr. H. J. EYMAEL.
Ing. / 1.50, geb. /2.- .
Eerste bundel.
KRONIEKEN EN BEELDEN 1915-1916.
Tweede bundel. Ing. / 390, geb. / 4.85.
KRONIEKEN EN BEELDEN 1916-1917.
Ing. / 3.90, geb. ?4.85.
W. G. C. BYVANCK. Bataafsch Verleden (Dorus'
Droefheid).
Ing. ?1.95, geb. / 2.50.
Dr. W. VAN RAVESTEYN. Wereldoorlog.
Met een voorwoord van HENRIETTE ROLAND
% HOLST. Ing. /1.95, geb. / 260.
Dr. THOMAS CARTER. Verhalen uit Shakespeare.
Nederlandsch van Dr. EDWARD B. KOSTER,
met 16 fraaie gekleurde platen.
Ing. ?2.50, geb. ?3.10.
Dr. B. E. SCHELTEMA. Herinneringen van een
Ing. ?1.95, geb. ?2.50.
TH. M. KETELAAR. Wet tot Regeling van het Lager
Onderwijs,
zooals die bekend gemaakt is volgens K. B. van
26 Juni 1905 (Staatsblad No. 219), voor de
praktijk bewerkt en van aanleekeningen voorzien.
Volledige uitgave. Deel I ing. ? 6.90, geb. ?7.60.
II /8.80, ?9.50.
Dr. A. RIEHL Inleiding tot de Hedendaagsche
WijsAcht voordrachten, naar den vierden druk, ver
taald door Dr. M. KREUNEN.
Ing. ?2.25, geb. ?2.75.
E. P. W. VAN SCHAIK. Leerboek van het
Landbouwboekhouden.
Boekhouden naar de Enkele- en Dubbele methode
in Land-, Tuin-en Boschbouwbedrijven; Taxatie
van Landerijen, Ontginningen en Bosschen;
Bosch-aanwas; Bedrijfsstatistiek; Bijdrage Ge
schiedenis; met een voorrede van Dr. A. H.
BERKHOUT. Ing. ? 4.25, geb. ? 4.75.
Dr. P. G. BUEKERS. Plantenboek.
Bewerkt naar CHRISTIANSEN Taschenbuch
einheimischer Pflanzen. Met 48 fraaie gekleurde
platen. Geb. ?2.15
KERST ZWART. Het Vogelboek.
Zangers en krassers bij huis en schuur, in tuin
en park, langs weg en gracht, in veld en bosch,
aan plas en strand, met 103 fraaie gekleurde af
beeldingen van vogels. Ing. ?2.40, geb. ?3.10.
[Bovenstaande werken zjn In lederen Boekhandel verkrijgbaar.
UITGAVEN VAN
W. J. THIEME & CIE.,
ZUTPHEN.
iiimiiiitHijiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiJiiiiiiiiimiiKiii
iitMiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiHi imiiiiunmmiiii
SCHILDERKUNST-KRONIEK
THOLEN
VOOR DE KUNST, UTRECHT. Tholen is
een schilder van de Haagsche School, maar
met hier en daar een Amsterdamsche
Intonatie (van een leerling van Allebé).
Hij Is voornamentlijk bekend als een
schilder van landschap met figuur; van
stadsgezicht en zee- en watergezicht.
Dikwflls geeft hij het stadje, en het
Zuiderzeesche water, waarvan dat stadje leeft, of
waarvan het zich herinnert dat het leefde;
of hij geeft de Kaag, het water en de landouw.
Hij heeft deze dingen echter niet alleen ge
schilderd. Binnenkamers, intérieurs heeft hij
gemaakt en stillevens (ik herzie een vlag
van hem, een rood-wit blauwe vlag in een
kajuit; en aan den oever van een water bij
een grijze lucht, een stellage met emmers,
etc.). Hij heeft poitrHten geschilderd: een
heele serie, van de nog niet genoeg ge
waardeerde beeltenissen der kinderen
Arntzenius in een vroegere periode, tot nu toe.
Hij heeft ze geteekend, kinderen, in een
losse, nieuwe lijn en hij heeft menschen,
mannen geschilderd (de Rouville etc.)
Als schilder van stadsgezichten, en van
landschap; als een schilder van avonden,
van schepen, van figuren vondt ge hem te
Utrecht; niet als poitrettlst, en niet als stil
leven-schilder. Het meeste werk was uit den
laatsten tijd (zie b.v. Rhenen, en Heelsum
van zomer 1917 etc); enkele waren ouder.
Oe vondt deze vroegere tusschen de etsen
(Doesburg ?etc.); ge vondt ze bij de schil
derijen zeldzaam. Uit 1895 was de curieuse
Bouwerij". Dit werk is eigenaardig om
't bewijs hoe een onderwerp, nuchter van
aard, en in een nuchter licht staande, dus
niet met de poëzie van de lichtvlaag over
en rond zich, Tholen kon trekken. Het is
niet het een i ge wat hij in deze richting ge
maakt heeft. Hij maakte meer dan eens de
bekoringlooze Haagsche huizen der nieuwere
straten, met de gevels en daken zonder
werkelijken vorm en zonder de patin e"
van den tijd, als gegeven voor aquarellen,
etc. Een zekere of een lichte hand, die ook
zeker was, kon dit alles alleen redden. Licht
is Tholen's hand maar zeker in den «Winter"
(No. 9). Het is het kanaal, vlak bij zijn huis,
dat hij onder allerlei verlichting en met
allerlei stoffeering meer dan vele malen
geschilderd heeft. Hier is de fijnheid te
vinden van een haast witte lucht, van
boomen, die iel wierden, van een schuit met
gele kleur, en de kracht van een paar don
kerder figuurtjes. Figuren, in kantelende
actie, vindt ge in No. 31, een schuit onder
een brug te Rotterdam. Dit is een der meest
groot gehouden werken van de verzameling.
In de sobere kleur, in de juistheid der no
teering van de lichaamstanden trof het me
nu, en steeds. Gewoonlijk echter is de
«melodie" der lijnen van Tholen's werk
langer-golvend, meer deinend dan ze hier-in
is. Een type daarvan was de Zeekant te
Enkhuyzen", het gewijzigde schilderij van
de Vierjaarlijksche. Enkhulzen is een der
stadjes van Tholen's voorkeur. (Zie 2, 16,
17, 18, 19, 20, 25, 26, 30, 32, 35, 36). Maar
hij geeft in de Zeekant" nu de stad zelf
niet, maar de Zuiderzeekant er-bij. Het is
een landschap met water, en het avendt er.
En dat .laten avenden" kan deze schilder.
Uit den tijd der schemeringen het weggaan
van de zon zijn vele zijner zeer goede
werken een voorstelling. En het is logisch.
Tholen Is een romanticus der natuur. En
de avend, de schemering, is, naar de definitie
van het Romantische, het uur, het romantisch
getij. Tholen moest naar zijn aard daar ge
troffen worden, en op zijn best zijn, want
hij kon zich daar niet te veel vermtyen
(tot sct^e van het geheel) in te veel détails.
En hij houdt ook van het détail, en van het
typische". Hij begeert de ouerwetsche
dingen; de kleine werven, de kleine am
bachten, die ge in hun ouderwetsch we. en
in de stilgeworden stadjes nog vindt. Ge
vindt geen voorbeeld van de uitmuntende
werfjes" die hij in zijn leven geschilderd
heeft, te Utrecht. Maar wel van etn am
bachtsman de Steenhouwerij te Enk
huyzen", (No. 25), te waardeeren om het
licht dat overal zwevende er is. In deze
plaatsjes met de verstilde ambachten, en
met de eigenzinnige werklui, vindt ge ook
de oude poorten, waar-door ge, soms, als
een voor jaar-kit u r, een zee ziet, of een
rivier. Ik schretf hierboven, dat Tholen de
schemeringen gaarne schilderde. Hij schil
derde ook, bij of niet bij de Poorten, de
verlichting van de donkerte door een lan
taarn. Hij heeft dat gekund en kan dat
nog, en kan dat goed. Het is maar een
paar jaar geleden, dat hij die door een licht
wat duidelijker geworden avenden maakte,
en ik herinner me te wel, hoe deze schilder
van het grauwe maanlicht over zandwegen,
of van de bloeyende maan over een stad
bij een rivier (en daar stond op den oever
een blauwe kar), het geel- en geelroode
van de lantaarn kon weergeven, en hoe
onder zijn vingers de vormen der dingen
dommelend oprezen. Deze poorten bij a v e n d
vindt ge hier niet, wel 't kanaal, twee keer
(3 en 6). Ge vindt te Utrecht de poort met
het Candide et constanter" in Tholei's
molligen toets, (30) en die van Delfzijl. Ge
vindt er, om met het schilderwerk te ein
digen, nog de Dromedaris met het schip
er voor (36) teeder van kleur; de Gracht te
Enkhuyzen met het gele huis (uit 1916)
No. 35; het door vormen, en alles, zeer
geschakeerde, en aantrekkelijke kanaal bij
winterdag (22) en het vlotte, krach ige
Havenkom met Schuit (groene) te Enk
huyzen," zoowel als de wat zwakker
Canntnburgh
De aquarellen gaven Tholen niet compleet.
Hij is daar verwant met Mauve, en met
Weissenbruch; de Teekeningen (40, 41) de
Schaatsenrijders en het Sleetje glijden",
gaven hem daarentegen duidelijk als iemand,
die de beweging kan uitdrukken, fel aan
gezien (de teeken ing was beter dan het
schilderij van het Schaatsenrijden).
Als etser is Tholen, langzamerhand, ge
waardeerd. Hij veikeeit in hetzelfde geval
als schilder. Hij begint hier tot de waie
bekendheid geraken, waarop zijn verdiensten
hem recht geven. Vroeger was dat voor
velen lastig; het werk ging meest naar
Engeland. Dit is nu veranderd. Gelukkig.
Tholen is een schilder vol zekerheid in zijn
eenvoud. Hij heeft een kunnen dat grooter
is dan dat van menig meer-gezien Hollander;
hij is niet gevaarlijk door zijn wijze van
schilderen (h(J schildert dun, en zet dadelijk,
van het palet af, op); hij heeft slechts kri
tisch tegenover het eigen werk zich te
handhaven, of zich te stellen, om deze
groeiende bekendheid, en reeds bestaande
waardeering durende zekerheid te geven.
En dit is, ten slottf, alleen deze quaestie:
hij moet alleen die werken vertoonen, die
hij onder vollen drang of op de melodie
van zijn weemoed" hetft gemaakt.
PLASSCHAERT
EEN OOS TERSCH WIJSGEER OVER
DEN OORLOG
Een merkwaardige lezing over den oorlog
ligt vóór mij. Zij ts den 7en Juli 1916 ge
houden in Kensington Town Hall te Londen
door den Oosterschen wijsgeer en schrijver
C. Jinarajadasa, van wien ik reeds eenige
werken in dit Weekblad heb besproken.
Het kan zijn groote nut hebben eens te
hooren, van welk een geheel ander stand
punt dan het Westersche,
Intellectueel-materialibtische deze fijne Oostersche geest den
oorlog en de toekomst beziet, en daarom
zal ik hier in 't kort rèsumeeren wat in deze
lezing gezegd is.
Allereerst wijst Jinarajadasa er op, dat de
meeste menschen,- als men hun naar het
waarom van den oorlog vraagt, met be
schouwingen over wereld suprematie,
kap!talisien-belangen enz. aankomen, maar het
ware antwoord is een veel dieper, want
mystieker ding, dan men in het Westen wel
bestft. Hij brengt den oorlog terug tot het
feit, dat de mensch een lichaam heeft maar
een ziel is, dat de wereld van stof is maar
ook van geest, en zoolang dit zoo is zal er
strijd zijn. In het mysterieuze Heelal, waarin
wij leven, is het Leven voortdurend stre
vende naar zelf-verwerkelij kingen datstreven
is de geschiedenis der gansene beschaving.
In den oer-tijd was de wilde een bruut, nau
welijks hooger dan een beest; hij versloeg
het beest omdat het hem aanviel of om het
op te eten, en dat was een eerste stadium van
vooruitgang. Later werd hij hoofd van een
familie, en vocht dus al voor anderen,
zoodat er al iets onzeifzuchtigs kwam, dat zijn
indivHueele vrijheid beperkte, nog later
kwamen er stammen met wetten, enz. en
zóó werden de eerste s'appan tot bescha
ving gedaan. Iedere reorganisatie beteekende
limiteering in zekere mate van de
individueele vrijheid, en daardoor ontstond juist
vrijheid voor den geest, daar de mensch
vaag begon te beseffen dat door het op
offeren van zijn kteinere ikheid hij in de
gebieden treedt van den geest in gods
dienst, In kunst, in alle dingen die schoon
zijn en inspireerend in het leven.
Jinarajadasa slaat dan honderdduizenden
jaren over tot hij komt aan den dageraad
van den modernen tijd, die begon met de
moderne wetenschap. Toen verscheen een
nieuw type van kennis op het tooneel, een
kennis, die niet als in de oude tijden
heilig was en voorzichtig in handen
van een klein aantal uitverkoren, wijze
priesters werd gehouden, maar een kennis,
die voor iedereen open lag. Deze kennis
was niet gericht naar den Hemel, zooals de
oude, maar zij gaf macht over de rots en
over het water, en de lucht, zij gaf macht
over d! gansche natuur. Maar", zoo zegt
Jinarajadasa, en hier) ligt de kern der
kwestie, ofs< hoon de macht kwam, er kwam
niet de wijsheid".
Er zijn vele oorlogen geweest in het
verleden, en iedere oorlog was in den grond
tot op zekere hoogte het middel om de
banden te breken van een innerlijk leven,
strevende naar zelfverwerkelijking, maar de
menschen begrepen dit niet. De mensch
identificeerde zich met de brute zijde van
de oorlogvoering, niet beseffende dat oor
logen alleen uitbreken als de dingen ver
keerd gaan voor de beschaving en de
WereldGeest onderdrukt en begrensd wordt. Wij
zeggen in Europa altijd dat oorlog lijden
voortbrengt, maar het is juist omgekeerd:
het is het lijden, dat oorlog voortbrengt.
Het kreupel maken van den menschelijken
Geest brengt ontaarding voort en dan^worden
oorlogen onvermijdelijk. Maar oorlog komt
alleen als er een breeder, hooger leven in
een volk uitweg zoekt om op te bloeien;
als de mysterieuze Wereld-Qeest tot zelf
verwerkelijking wil komen, en die Geest zal
desnoods de geheele sociale structuur omver
gooien als die zich niet aan Hem wil
adapteeren. Altijd oorlogen, maar altijd vooruit
gang, stap voor stap, naar de volle ver
werkelijking toe van den Geest.
Het is een wonder ik mag dit wel
even aan Jinarajadasa's beschouwingen
toevoegen'? dat men, na ruim 3/4 jaar
oorlog, nog maar steeds in Europa aan het
redekavelen is over wie begonnen is en wie
niet, wie gelijk heeft, en wie niet, en dat
men zich maar steeds blind blijft staren
op stoff-ltjke feiten, zonder vaag besef van
de geestelijke macht, die achter de stoffelijke
feiten stuwt. Wie gelijk heeft, dat is, en
dat Is altijd geweest de Wereld-Geest, die
tot zelf realisatie wil komen.
Met de Wetenschap, zoo zegt Jinarajidasa,
werd ons de gelegenheid gegeven om van
den Boom des Levens te eten, en van de
kennis van Goed en Kwaad; en wij kozen
r. iet het Goede maar het Kwade, niet het
Leven maar den Dood.
Door de wetenschap kregen wij de ma
chinerie, en het resultaat was dat de man,
die de machinerie had, begon te heersenen
over de mannen, die voor hun levens
onderhoud deze machinerie dreven, zonder
zich om hun lot te bekommeren. Wij
kregen economische ontwikkeling" en
kapitaiisme, wij kregen de huidige
magnificent civilisa'ion of material (let wel:
material!) achievement," wij kregen, naast
welvaart en luxe en geluk, armoede van de
meest degradeerende soort. Wij hebben het
voor de natuurlijke orde der dingen in deze
beschaving gehouden dat, naast welvaart,
armoede bestond, en dat een groot aantal
van de unfit" onder moeten gaan of in
ellende leven.
Hij wijdt dan uit over de ellendige sociale
toestanden en zegt: There is a ghastly
tragedy going on all around us, so ghastly
iliat no single ont of us can separate
ourselves ? ram tt now. Suppose you are horror
struck at all the conditions that you read
of in sweating-dens, suppose you have
plenty of money and say l will have
nothing to do with it. I will go to the most
expensive shops for what I want, for surely
then I shall be free of thiscurse of sweating
and of responsabiliby for all the slum con
ditions yet you can purchase nothing which
has not the taint of some miserable room
where a woman or child has not been
sweated to do some piece of the work. These
are the conditions to day."
Verder is er, zegt hij, een onzuiverheid
In onze beschaving, niet zoozeer een moreele
onzuiverheid but a material impurity of
adulteration", zóó erg, dat we nooit weten
of we echte of valsche dingen krijgen als
we iets kOLipen. Het is niet zoozeer de schuld
van een of ander land, maar de schuld van
onze geheele beschaving, die op zulk eene
wijze ontstaan is dat de menschen de macht
over de natuur in hun handen zagen gelegd,
of zij er al moreel geschikt voor waren of
niet. De wetenschap heeft stellig heel veel
gegeven, zij heeft zelfs heel veel ziekten
bijna geheel uitgeroeid, maar om nieuwe
onder onze aandacht te brengen, zij heeft
ons de saniteitswetten doen kennen, maar
aan den anderen kant heeft de wetenschap
zulk een kracht gegeven aan de concurrentie
en de competitie dat, roept hij uit de Schoon
heid, waar is zij thans gebleven ?" En hij
wijst o.a. op de advertentie-borden, die onze
velden ontsieren en op de uiterste
verleelijking (?uglifkation") die onze beschaving
overal hetft aangebracht.
Nu luidt een Oostersche spreekwijze van
lang vervlogen eeuwen dat de tranen van
de armen de tronen der koningen onder
mijnen" Want wij leven niet in twee
werelden n van stof en n van geest
maar in n wereld, er is n Wil aan 't
werk. de Wil van God, de Geest van God,
en die is tevens de Geest van den mensch.
En als dergelijke afschuwelijke toestanden
van beschaving" verschijnen, dan breekt
de Wereld-Geest in zijn opgaande beweging
die torstanden, en dat breken noemen wij
menschen, die er echter slechts de stoffelijke
catastriphes van zien: Oorlog.
En men moge deze woorden van
jtnarajadasa in de ooren knoopen: We have such a
war now, shaking a hundredthronef, because
that which we have called civilisatiori' ts
the most uncivil thins that we have in fe;
and also, further, because the great
WorldSpirit is being reborn, and there is excess
of Life, so that the Life within bursts the
outer forms. That is War."
Wij mogen dar kbaar zijn dat deze oorlog
is uitgebarsten, meent Jinarajadasa, deze
oorlog, die de b schaving" tot in haar
grondvesten doet schudden. En toch, zegt
hij profetisch, zal, als deze oorlog over is,
nog niet de echte, volle beschaving beginnen,
en wel om een eenvoudige reden. Wij hebben
nu door dezen oorlog de gevaren leeren
kennen van de moderne bewapeningen, en
ook de tragedie die het gevolg is van de
eerzucht van groote volken, maar is ons
geweten wakker geworden voor de tragedie
der armoede? Ziet iedereen niet den
verschrikkelijken oorlog, die moet uitgevochten
worden tusschen kapitaal en arbeid? En er
is nog een begin geweest van een anderen
oorlog, die tusschen de vrouwen en de
mannen om het kiesrecht. Ook déze oorlog
dient uitgevochten te worden, want, zoo
zegt hij in statig woord: how can you
have a great civilisation so long as there is
any restriction of the spirit of God that
works equally in the woman as in the man?"
Er zal nog menige oorlog komen, profeteert
hij, bijvoorbeeld een tusschen de gekleurde
en de blanke volken, maar laten wij niet
vreezen: als er oorlog is streeft de
WereldGeest naar grooteren vooruitgang en it is
because there is a brighter dawn for all
men that we go through a night of heil".
Indien wij de macht, ons door de weten
schap gegeven, hadden gebruikt zooals het
behoorde, zou deze nacht van ellende niet
noodig zijn geweest, m&Ai wij hebben Handel
boven Lief de gesteld, Economie boven
Schoonhfid, en ddardoor is het, dat wij nu maaien
wat wij gezaaid hebben.
In een volgend artikel zal ik behandelen,
wat Jinarajadasa de redding denkt te zijn
van onze op hare grondvesten wankelende
beschaving.
HENRI BOREL