De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 16 maart pagina 7

16 maart 1918 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

16 Maart '18. - No. 2125 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Oeneraal-Majoor A. R. OPHORST De scheidende Commandant der Stel ling van Amsterdam is, vooral in de jaren der mobilisatie, tot een bekende en populaire Amsterdamsche figuur ge worden. De Amsterdammer" geeft hierbij het portret van den Stelling-commandant. Voor de gegevens omtrent diens militairen loopbaan in het bijschrift, betuigt zij haren dank aan den MajoorL. Th.F. Vogel, Chef van den Staf der Stelling van Amsterdam, di: zoo bereidwillig was, haar die te verstrekken. Onder de vele dingen, waaraan deze mo bilisatie het besef heeft doen ontwaken, is ook dit: dat Amsterdam een Stelling-com mandant heeft. Vroeger, ja, toen wist men wel, dat er zulk een militaire functionaris moest zijn, en zij, die de rijks-aansluitingen in de tele foongids wilden raadplegen, konden wel ontdekken dat diens bureel ergens in de Hemonystraat gevestigd moest zijn... maar een bekende figuur was hij nimmer. En er was geen jongen op straat want dit is het kenmerk der Amsterdamsche populariteit die hem, zooals den burgemeester, kon nawijzen, en zeggen daar-gaat-ie-nou." Dit is in de mobilisatie-jaren veranderd. De Amsterdammer kent nu zijn" stel ling-commandant zoogoed als zijn" bur gemeester. En het was niet alleen de bekende auto met de stelling-vlag voorop, die dit bewerk stelligde, neen, het was zeer zekerlijk de sympathieke figuur van den functionaris, die in Augustus '14 plotseling het licht op zich zag vallen van den Generaal Ophorst. In de laatste weken is vooral de aandacht gevestigd op al hetgeen de stelling-com mandant gedaan heeft voor de sport onder zijne troepen, maar er zijn nog tallooze zaken van minder algemeene bekendheid, waarvoor hij zich verdienstelijk heeft ge maakt. Behalve de zuiver militaire aangelegen heden, die in rechtstreekser! verband staan met de voorbereiding en met de verdediging van de stelling van Amsterdam, heeft de generaal Ophorst nog tal van andere be moeienissen gehad, die hem in aanraking brachten met provinciale- en gemeente besturen, handelsinrichtingen, directeuren van spoorwegen, enz. enz. Hij heeft een groot deel van zijne popu lariteit te danken aan het feit, dat hij steeds welwillend en tegemoetkomend optrad tegen over de zeer velen, die zijn hulp en mede werking kwamen inroepen, en doordat hij altqd, voor zoover de belangen van de dienst zulks toelieten, zooveel als in zijn vermogen lag, de belangen zijner onder geschikten heeft behartigd. Zijne buitengewone werkkracht en hoope pllchtsopvatting hebben hem in staat gesteld gedurende de bijna 4Vss jaar, die hij stelling commandant is geweest, in dikwijls zeer moeilijke omstandigheden, zijn hoogst verSIGNIFICA I De moeyelijkheid van dit onderwerp ligt vooral daarin, dat men door middel van de taal moet aantoonen dat de taal als middel van verstandhouding niet deugt. Men moet dus de ondeugdelijkheid van een mldiel aantoonen door dat ondeugde lijke middel zelve. Dat kan natuurlijk niet. En toch hebben wij geen ander bewijsmiddel als juist dat gene waarvan men de ondeugdelijkheid be wijzen wil. Het is een opgaaf die doet denken aan het kunststuk van baron von Münchhausen die zichzelven bij de haren uit het moeras trok. Of wel aan die Cretenser, die verzeekerda dat alle Cretensers leugenaars waren. Hij zelf was het dus ook en zijn verzeekering een leugen. Dus waren ze weer géeVi leuge naars, en hij ook niet. Dus... en zoo voort. De menschen verwachten voor iedere be weering een logisch bewijs, door middel van de taal, en begrijpen niet dat die ver wachting op zich zelf reeds ongeoorloofd is. Dus dan maar zwijgen? Toch niet. Wat men kin trachten te bereiken is een verdieping van inzicht, een verandering in geest en ziel, die samenhangt met helderder besef van wat taal is, wat woorden zijn, wat men doet als men spreekt. Dit kan men niet bereiken door het leeveren van een logisch bewijs, door argu mentatie en taalkundig logische gevolg trekking. Maar men kan doen gevoelen, langs meer emotioneelen weg, dat onze taal iets geheel anders is dan wij tot nog toe meenden. Men meent dit argumentatie, logische redeneering, twee menschen zoodanig kan binden, dat zij voortaan oover het gesproo kene gelijk blijven denken. Dit nu is een Illuzie en wel om deeze reeden, dat taal kundig-logische bewijzen niet dwingend en de woorden en zinnen slechte werktuigen zijn en ongeschikt voor het werk dat zij heeten te doen. Dit kan men leeren inzien door eigen be zinning. Taalkritische bezinning, dit is het wat de meest onverwachte en ongekend-nieuwe verandering moet brengen in het zielsleeven en samenwerken der menschen. De menschheid heeft noodig: verstand houding, dat wil zeggen een verband waarantwoordelijke en moeilijke taakte verrullen... en dat, naar 't geen zij, die in zijne onmid dellijke omgeving werkten, getuigen kunnen, schier zonder n dag te verzuimen. Wanneer men de hier volgende beschrijving van generaal Ophorst's militairen loopbaan leest, zal men bemerken, dat hij reeds lange jaren in en voor de stelling van Amsterdam heeft gearbeid, zoodat deze geen geheimen voor hem heeft,.. en al niet meer had, toen hij, vóór deze mobilisatie, een minder be kende figuur was, dan nu. ??? Generaal-majoor A. R. Ophorst heeft zon opleiding tot officier gehad aan de K M. A. te B-eda en is op den 28 Juni 1877 benoemd tot 2e luitenant bij het wapen der artillerie. Nadat hij eenige jaren troependienst had verricht, werd hij benoemd tot leeraar aan den toenmaligen artillerjecursus te Delft. Na een aan de Hoogere Krijgsschool af gelegd examen, werd hij tot het volgen van een cursus aan die onderwijs-inrichting, aangewezen. Als kapitein werd hij réden verplichten dienst bij den troep, overgeplaa'st bij den generalen staf en benoemd tot chef van den staf van de landmacht in de stelling van den Helder, om van daar over te gaan naar het bureau van den chef van den generalen staf. Gedurende zijn te werkstelllng bij den chef van den generalen staf was hij tevens belast met de functie van leeraar aan de Hoogere Krijgsschool. Bij zijne benoeming tot majoor in Sept. 1903 werd h^ aangewezen tot chef van den staf in de stelling van Amsterdam en hij is in die functie ook in den rang van luit.kolonel werkzaam geweest, totdat hij belast werd met het bevel over een afleeling van het 2e regiment vesting-artillerie te Am sterdam. In Nov. 1909 wsrd de luit.-kolonel Ophorst benoemd tot kolonel, commandant van het 2e reg. vesting-artillerie, waarop in Mei 1912 zijn benoeming volgde tot gene raal-majoor-inspecfeur der vesting-artillerie. Ten slotte werd hij in Nov. 1913 benoemd tot comm. van de stelling van Amsterdam tevens bevelhebber in de Ie militaire afdeeling. Wanneer men nu in aanmerking neemt dat het 2e reg. vesting-artillerie was aange wezen voor de bezetting van de stelling van Amsterdam, dan is het duidelijk, dat de generaal Ophorst sedert Sept. 1903, be halve gedurende het tijdvak, dat hij inspec teur der vesting-artillerie was, in verschil lende hooge betrekkingen in het nauwste verband met genoemde stelling heeft gestaan. Reeds als kapitein verwierf de generaal het ridderkruis van de orde van OranjeNassau, terwijl hem als luitenant-kolonel de Nederlandsche Leeuw werd geschonken, een onderscheiding die slechts bij hooge uit zondering aan officieren beneden den kolo nelsrang gegeven wordt. Behalve dat de generaal de drager is van eenige bultenlandsche orden, werd hij door H. M. de Koningin begiftigd met de watersnoodmedaille in zilver, voor zijn optreden gedurende de watersnood in 1916. De Amsterdammer" roept haren schei denden stadgenoot een hartelijk afscheids woord toe. En de Aemstelstad verwicht een and ren Heer". S. Adolf Busch en Ilona Durigo in het Concertgebouw Een kunstenaar van buitengewone gaven mochten we in den Keulschen violist Adolf Busch begroeten. Zooals hij Brahms' op 77 (wel eens Con cert gegen die Violine genoemd, van wege door de menschen in staat zijn met elkandtr als n geheel samen te voelen, samen te denken en samen te werken. Die verstandhouding scheen uitsluitend bereikbaar door het woord, het logisch ar gument, het sluitend betoog, het dwingend bewijs. Men acht de Reede de groote eenheidsmacht die alle menschen kan leiden en verbinden. Het rationalisme*' beteekende het vertwouwen in de oppermacht van de Reede", de ratio", de logica. Maar met de woorden Reede", ratio", logica" en logos" zit men al midden in de schroomelijkste verwarring. Reede" wordt gebruikt voor spraak" en ook voor verhouding". In de laatste nuance bedoelt het iets leedigs, iets zonder inhoud, waaraan door emotie of gevoel een inhoud moet gegeeven worden. Terwijl het grieksche woord Logos" dat gewoonlijk als woord" wordt vertaald, een oneindig veel dieper en mach tiger beteekenis heeft. Het onderscheid tus schen hetgeen wij een woord" noemen en den Logos" van den evangelist Johannes is ontzachlijk. De twee dingen hebben bijna niets gemeen. Hoe kan men zich nu afdoend verstaan door middel van klanken die zulk een vage, onzeekere en onbepaalde uitwer king hebben ? Men kan in onzen tfld de menschen vrij wel verdeelen in dezulken die taai-kritisch inzicht hebben, die door de illuzie der reedekunst heenzien, en dezu ken die dit inzicht missen. Tot deeze laatsten kunnen menschen behooren met een reusachtig intellekt en groote geleerdheid. Maar de mensch, die tot taalkritisch inzicht is gekoomen.isook zonder de hulp van feitenkennis en redeneervermoogen een ander, wijzer en dieper mensch geworden. Wie dit taalkritisch inzicht mist, kan er niet door redeneering toe gebracht worden. Hij zal zich steeds vastklampen aan zijn taal- en wpord-vermoogen en er niet toe te brengen zijn die steun los te laten, en vrij en zelfstandig te denken en te voelen. Hij zal u zeggen dat hij het eeven goed weet als gij en u trachten te weerleggen door oovervloed van woorden, die toch niet an ders bewijzen dan zijneigen geestes-slavernij. Alle diep-wijze menschen hadden iets paradoxaals in hun uitingen. Zooals Emerson zeide: de wijze heeft met logische conse quentie niets te maken. Het credo quia absurdum" wijst op hetzelfde. Het gedachte de opeenstapeling van technische moeilijk heden) vertolkt heeft, mag men het waarlijk eene prestatie noemen, die hem in het voorste gelid der allergrootsten plaatst. Niet alleen, dat hij een volledfg dementi geeft van de reeds genoemde spottende qualificatie, maar, wat voor ons nog meer zegt, hij heeft uit dit aan nobele, diepe gevoelsuitingen zoo rijke werk, den rijkdom van den bijkans onafgebroken doorloopenden, melodischen stroom bovendien geheel in zich opgenomen, Raakt de reproductie van een Kreisler meer het monumentale en treft ons bij Carl Flesch de algeheele beheersching van het geheel door pen meer naar het klassieke geneigden geest, Busch' herschepping heeft voor ons nog het aantrekkelijke, dat zij het romantische karakter van dit werk meer naar voren brengt, zonder daarbij aan den breeden opzet iets te kort te doen. De nog jeugdige kunstenaar behaalde een waar succes, dat ten volle verdiend was. We hopen hem dan spoedig op het podium eens terug »e zien. Het orkest, dat in de begeleiding van het concert door gebrek aan homogeniteit van opvatting van dirigent en so ist, eenigszlns te leur stelde, gaf voorts eene we'geslaagde herhaling van Wagenaar's Sinfinletta, onder leiding van den componist. Geene nieuwe indrukken mocht deze herhaling ons schen ken ; daarom refereeren wij ons aan ons eerste oordeel. Als eene steeds welkome verschijning trad deze week mevrouw Ilona Durigo wederom in ons midden. Groote kunstenaars kunnen hun gehoor imponeeren, maar zij, die kunstenaar zijn bij Gods genade voor wie zelve kunst is eene cultus van het heilige", zij brengen iets van dien cultus over in het gemoed van den hoorder, iets dat eene snaar in ons binnenste tot trilling brengt, eene trilling, waarvan de naklank niet vervaagd wordt door de vele indrukken, die ons nerveus voorthaastend maatschappelijk en geestelijk leven telkens opnieuw te verwerken krijgt. ?V, Ilona Durigo Verweile doch, du bist so sdiön," zoo hadden wij deze vrouw willen toeroepen, in de behoefte, nu eens iets vast te willen houden, dat als herschapen uit het diepst innerlijk bewuste, ons de visie van puur, sereen schoonheldsgeluk bracht, zooals wij dat slechts uiterst zelden in de concertzaal smaken. Voorwaar: voor deze zangeres is kunst de vereering van het hoogste goed. Hoe zouden nu de hoorders niet dien in vloed ondergaan, dien alle in eerlijk ver trouwen gedreven cultus om zich heen moet doen opbloeien in daarvoor ontvan kelijke zielen l Hoe eenvoudig en waar sctupt deze zoo begaafde uit den rijken schat van haar vermogen het beste, wat zij in zich heeft, onzelfzuchtig, wars van uiterlijk succes, maar met een toch dankbaren blik voor de onstuimige bijvalsbetuigingen, met iitillimiiiiiiliiuiillillitumiiutlliiiiiiiiiimmiiiiiiimiiiiiiiiiittiiiiiiiiii en gevoelsleeven der wijzen is vrij van taaiverdoolingen en moet daardoor dwaas en absurd schijnen aan allen die in de taal en het logische woord een deugdelijk werktuig zien voor denken, voelen en doen. Er kan tusschen twee menschen een ver band ontstaan zonder dat zij door betoogen of argumenten elkanders zielvleeven hebben meedegedeeld. Men kan dat bevorderen door spreekm. Maar men verstaat elkaar soms veel beeter door daden, door mimiek door gebaren, zelfs door stilzwegen, dan door de spraak. En men heeft meestal jaren-lange omgang noodig, om tot echte en duurzame zielsverstandhouding te koomen. Om eikaar goed te begrijpen is allereerst noodig liefde." Dit klinkt den meesten menschen zeer vreemd. Men denkt dat het in wiskunde en natuurwetenschap, in handel, politiek en bedrijf, onnoodig is emotioneel aan elkaar verbonden te zijn, om tot eenheid te koomen. Dat twee geleerden elkaar eerst goed zouden begrijpen als ze van elkander hou den, lijkt den meesten menschen belachelijk. En toch is het zoo. Twee menschen die elkaar als mensch vreemd zijn kunnen nooit tot perfekte verstandshouding koomen. De gewoone, rationalistische, niet taaikritische mensch gelooft in het bestaan van een taal, die min of meer nauwkeurig be antwoordt aan een werkelijkheid, omdat ze bestaat uit woorden die een vaste beteekenls hebben, door gemeenschappelijk overleg, en die aldus vormen een vast solide geheel, waaraan ieder zich kan houden. Dit nu is een illuzie. Zulk een taal" be staat niet, zulke woorden zijn er niet, zulk een geheel is pnmoogelijk. Woorden zijn vlottende dingen, zonder vaste omtrekken, zonder duurzame waarde. Hetzelfde woord heeft nooit dezelfde beteekenis. Het is een ander ding, door een ander gesproken op anderen tijd, in ander verband. Hoe zal men een huis bouwen, als men leevende beesten tot bouwmateriaal krijgt? Woorden zijn leevende dingen, die steeds veranderen. Het is nu al bijna vijf en twintig jaar geleeden dat ik voor 't eerst in aanraking kwam met de wijze vrouw die het woord Significa" (Engelsch: Significs") ingang deed vinden, en wier gansene leeven gewijd klaarblijkelijk een ge voel van tevredenheid met de wetenschap, iets te hebben gedaan voor het geluk van anderen. Bezwaarlijk zouden wij uit het rijk samen gestelde programma bizondere momenten kunnen releveeren. Wat ons aangenaam trof, was het feit, dat ook aan het minder bekende werk der groote mees ters aandacht was ge schonken. We der ken even aan schubert's k o s t e l ij k Wiederscheln", waar de tweede strofe zoo prachtig con trasteert met het beeld van den, de geliefde wachtenden jongen man en het jubelend slot van deze kleine ballade; ook aan het weinig ge hoorde im F lling", waarin 's meesters" ge nialiteit in de behan deling der zuivere strofenvorm hoogtij viert. O jk de belangstelling, die de zangeres voor het werk van Othmar Schoeck koestert, kun nen wij begrijpelijk achten. De keuze der belde teksten van Qoethe (?Parabase" en Wie ich so ehrlich war") is zeker vour een componist merkwaardig; vooral het Parabase" komt op 't eerste gezicht vrij wel oncomponeerbaar voor. Meer heeft Schoeck ons dan ook gezegd in de voor treffelijke verklanking van de beide fijngevoelde gedichten van zijn landsman Karl Spitteler (beiden zijn Zwitser). Vooral in het ietwat herb-humoristische der Hufschmied" zal hij, die den Duitsch-Zwitserschen volksaard heeft leeren kennen, iets als een weerklank vinden. Te verwachten was het, dat op een avond, waarover eene atmosfeer van zoo intieme schoonheid lag, men niet zou rusten, voordat de zangeres nog tweemaal een toegift zou schenken: die Bekehrte" van Wolf en Ravenna" van Schoeck, welk laatste zij zich zelve begeleidde, de taak van Marcel van Qool overnemend, die zich met fijnen muzikalen zin aan de zangeres bleek aan te passen, maar daar, waar nog iets meer dan begeleiding verlangd wordt (de intrede van Schubert's An die Leyer") te onpersoonlijk bleef. Daags na dezen belangrijken avond gaf mevr. Durigo hare medewerking in een abonnements-concert en wist ook daar grooten indruk te maken in Brahms Rhapsodie fragment uit Goethe's Harzreise. Hare donkere, machtige alt is wel als uitver koren, om de somber zwaarmoedige stem ming van het gedicht te verklanken. De in alle opzichten te loven vertolking, waartoe het koor van Appllo" en het orkest rulmschots hun deel bijdroegen, kon men als het glanspunt van den avond beschouwen. Waar in dit opus zich in iedere maat eene krach tige inspiratie doet gevoelen, moest het werk na Reger's Mozart-variaties wel eene stijging geven. Al bevatten laatstgenoemden zeker veel, wat men tot Reger's gelukkige momenten mag rekenen, de wijze waarop Mozart's ongekunsteld frisch thema veelal wordt vervormd, is ons een bewijs te meer, dat in zijne grootere werken het cerebraal element bij den toondichter wel eens ongelijke tred houdt met de belangrijkheid der te verwerken gedachte. Eene uitzondering maken zeker de 3de, 6de en 7de variatie, benevens de traditioneel geworden dubbelfuga aan 't slot, diebuitenwoon licht en doorzichtig geschreven is, wat eene duidelijke expositie ten goede komt. De uitvoering van dit werk mocht goed verzorgd heeten. Waarom Mengelberg echter het thema (Andante graziozo!) tot een adagio verbreedt, VOOR HET ONTBIJT Teekening voor tde Amsterdammer" van George van Raemdonck Leur Prière: Lang leve Posthuma!" iiiiuiiiiititiiiiiiitiitiutiiiiiiiiiitiiiiuiiiiiiuutitiitiiiiiiititiiiiiiuiiiiiiuiiiitiiiiiiHiiiiiitiiiiiiniiiiiiiiiiiiiui Sigaren,CigarettenenTabak H. STINIS, KRUISWEG 23, HAARLEM. Speciale veertiendaagsche exportzending naar het Belgisch-Engelsche front. was aan het groote vraagstuk der verstand houding: Lady Victoria Welby. Zij was onder mijn gehoor bij een voordracht die ik te Londen hield oover hypnose en suggestie. Zonder dat ik een woord zeide oover taal of taalkritiek, herkende ze in mij den geest verwant en zocht toenadering. Lady Welby was in contact en corres pondentie met de beste denkers van Europa en Amerika. Toch vond zij zeer weinigen die haar bedoeling juist verstonden. Ik her inner mij dat sir Oliver Lodge, die ik toen bij haar aan huis ontmoette, mij onder vier oogen vroeg: «Gelooft ge dat er wat in zit?" Ik was toen oovertU'gd dat er wat in" zat, en sprak die oovertulging uit. Maar het heeft jaren geduurd eer ik door gedachte wisseling en persoonlijken omgang, goed begreep wat zij wilde. Persoonlijke sym pathie was daartoe onmisbaar, hoe vreemd dit ook onzen rationalisten zal klinken. Om haar bedoeling te begrijpen is meer noodig dan studie en geleerdheid. Alleen de dichterlijke mensch, de musische mensch is in staat het weezen der Significa te be grijpen, en het is dan ook geen toeval dat de eerste die hier in Amsterdam een leer stoel voor Significa heeft doen stichten, mr. I. I. de Haan zoowel dichter is als geleerde. Het woord Significs" of Significa is ge vormd op dezelfde wijze als Logica en Mathematica van het latijnsche Signum" teeken". Het is dus de leer der beteekenissen, of volgens de omschrijviag van de Haan: de stelselmatige leer van het verstandhoudinzs-vermoogen. Deeze dtfinitie is door de Haan gevormd met gebruik making van een geschrift van mij dat heet: grondslag van verstandhou ding, geschreven vóór dat ik de invloed van Lady Welby's gedachte onderging. Daarin kan men reeds het inzicht vinden van de ontoereikendheid van Reede en taal als middelen van verstandhouding. Nu vindt men in Lady Welby's werk steeds als hoofdgedachte, de noodzakelijk heid van de herschepping der taal. Haar kritiek voert niet tot pessimisme. Ze erkent de machteloosheid van de taal, maar ze berust er niet in. Inteegendeel, haar missie op aarde is hoofdzakelijk deeze geweest: de menschen er van te overtuigen dat zij in alle rich tingen op d waal weegen zijn geraakt door het kritiekloos gelooven in de macht van IIItllllllllIMMIIIHIIIIIH begrijpen wij niet. Noch bij Reger, noch bij Mozart is, naar onze meening, daarvan sprake. Voorts bracht deze avond werk van landgenooten: I. Wijdingsnacht" van Zagwijn, dat wel stemming verraadt, maar als geheel toch wat onsamenhangend geconstrueerd is en bovendien te zeer den wil tot klankenperiment vertoont, dan dat wij hier reeds van een vrij uit het gemoed voortkomend kunstwerk zouden kunnen spreken. Toch mag men van Zagwijn nog belangrijk werk te gemoet zien, daar uit deze muziek beslist persoonlijkheid blijkt. In mindere mate kan men dit zeggen van mevrouw Mesritz v. Velthuysen, van wie eene Fantaisie voor piano en orkest en een vocaal fragment de Stal" werden ten gehoore gebracht. Vooral de Fantaisie, alhoewel reeds met een zeker tech nisch meesterschap geschreven, is, wat ge dachten betreft, in hoofdzaak een rondgang door de bestaande litteratuur voor piano en orkest. Eene groote vooruitgang toont de com poniste in de Stal", waarin zij den toon van Scheltema's poësle met frissche, zij het ook wat uiterlijke, klanken heeft omspeeld. In de Fantaisie had de componiste gele genheid, zich als eene zeer talentvolle pianiste met elastischen, maar eveneens delicalen aanslag te openbaren. Aan mevrouw Durigo ten slotte een bizonder compliment voor de voortreffelijke Hollandsche vertolking van het genoemde vocale werk. Ze stond daar als beschamend voorbeeld voor nog enkelen onzer vocalisten, die hunne moedertaal ongeschikt voor zang verklaren! VAN LEEUWEN Na het schrijven dezer regelen vernemen wij, dat Adolf Busch het concert van Brahms wegens ongesteldheid zonder orkest-repetitie heeft gespeeld, terwijl hij tijdens de uit voering nog niet hersteld was, zoodat zijne medewerking op het Caecilia-concert te Arnhem den volgenden dag moest vervallen. Onze opmerking betreffende het samenspel wenschen wij onder deze omstandigheden dus als niet geschreven beschouwd te zien. Reede, taal en woorden, hen er toe te bren gen die Reede te onderwerpen aan de scherpste kritiek, en dan, als dit inzicht algemeen is geworden, zich ernstig en stel selmatig in te spannen tot het herscheppen van de taal, tot het vormen van een veel rijkere, veel dieper en machtiger taal, die tot onze tegenwoordige staat zooals deeze tot die der Hottentotten, of tot de taal van dieren. Er zijn in de laatste jaren belangrijke geschriften verscheenen van denkers, die zonder het woord Significa te beezigen, in taalkritiek werkzaam waren. Vooreerst het werk van Bréal Essay de Sémantique" en dan het lijvige boek, in drie deelen, van Fritz Mauihner: zur Kritik der Sprache" breedsprakig en wijdloopig.lmaar vol scherpe, revolutionaire ideeën. Eindelijk heeft in Holland het woord en begrip Significa officieele wijding gekreegen door de Haan, die de Significa toepaste op de rechtsgeleerdheid, zijn speciaal vak. Geen enkel vak kan het buiten significa stellen. Er behoort dus te zijn een juridische, een natuurweetenschappelijke, een theolo gische, een artistieke, een literaire, een economische een politieke significa. Lady Welby's meening was dat niet enkel ge leerden of kunstenaars, maar alle menschen, ook zakenmenschen en staatslieden, tot de man in de straat" toe, het allergrootste belang hebben bij de studie der significa. In alle takken van menschelijke werkzaam heid is de macht en de zuiverheid der woorden van 't hoogste gewigt, en moet onzuiverheid in de woorden leiden tot on zuiver denken en verkeerd handelen, tot misverstand, dwaling en tweedracht. En wie aandachtig let op de ellende, de verwarring en den grooten jammer van onzen tijd, zal overal de fatale rol opmerken die er gespeeld wordt door onzuivere, onbepaalde, misleidende en bedriegelijke woorden en termen. Daarom zal hij die eenheid wenscht onder de menschen, onderling begrip, broederschap en vreede, noodzakelijk moeten teruggaan tot reiniging en zuivering van de vergiftigde bronnen waaruit thans de menschheid nog hun kracht tot denken en handelen putten. FREDERIK VAN EEDEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl