De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 23 maart pagina 1

23 maart 1918 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H». 2126 Zaterdag 23 Maart A' 191S DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON | Prijs per No. f 0.20. Per 3 mnd. f 2.25. Abonn. loopen per jaar | | UITGEVERS; VAN HOLKEMA & WARENDORF, AMSTERDAM | | Advertentiën omslag f 0.35 p. regel, binnenpag. 10.40 p. regel INHOUD»Bladz. l: Mannen Helpt n zelf. Wel to verstaan, door v. H. Zaait en Plan t, door P. H. Burgers. 2: De bijzondere gevolmachtigde, teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan. Spreekzaal: Dnitschland en het VlaamsoheActivisme, door Amold vaa D;as, Krekelzang, door J. H. Speenhoff. 3: Feuilleton: In de Pjjpenla, I, door Bep Lanadorp. 5: Voor Vronwen (redactrice Elis. M. Bogge) door Bhz en P. Noycn-Waesdorp. uit de Natnor, door Ja-. P. Thjjsse. 7: Schilder kunst, door Alb. Plasschaert. Mnaiek in de Hoofd stad, door van Leen wen, Dramatische Kroniek, door Top Naefl. 't Zal niet gaan! teekening van Oeorge van Baemdonok. 8: Boekbespreking, door prof. dr. H. Brugmana. De Prijsvraag van de Kon. Academie van Beeldende Kunsten. Geneeskruiden Cultuur, door dr. H. Wrster. 9: Het Nieuwe Bank Octrooi, door J. D. Bantilhano. 10; Uit het Kladschrift van Jantje. 't 8ch etgat, door Melis Stoke. 11: De Distributie-Crisis, teekening van Joh. Braakeroiek. Biljartrubriek, door B. 12: Moed, door H. Salomonson. Bijvoegsel: Nederland's Economische onderhan delingen, teekening van Joh. Braakensiek. inirtiiiiifiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiififiiiifrifiiiiifiifiiiiifiiiiiifriiifriiiii MANNEN Wanneer men eens n ding voorop stelt: dat heel wat dingen opiietoogen blik slap gaan ten onzent, en dat dit voor hoogstens de helft schuld is van de omstandigheden buitenaf, doch goeddeels van ons zelve, dan rijst telkens en telkens weer de vraag: ont breken dan de mannen, om het aan te pakken? Over de regeering wordt geklaagd. Over hare slapheid en ondoortastendheid in zoo menig geval. Over 't gebrek aan leiderschap, waaronder de natie op het oogenblik lijdt. Maar als men elkander hierop wijst en overlegt, dan klinkt alras de vraag: wie anders ? Voor de vervanging worden geen namen, worden asleen partijen ge noemd. Over het distributiewezen is maar n hoofdklacht: geen vastheid, geen hand. Doch klinkt niet telkens als ondertoon : wie vervangt Posthuma? Ieder begrijpt, dat voor de geheele productie en de levensmiddelenvoorzie ning organisatoren noodig zouden zijn, hoogere en lagere, die de diensten in een zetten en de koe bij de horens vatten; die misbruiken uitroeien, goede banen aanleggen en spijkers met kop pen slaan. Doch wat is de klacht bij zoovele benoemingen, tot in verantwoordelijke posten toe ? Het is zoo moeilijk, de ge schikte menschen te krijgen. Daarom moet niet zelden tot tweede of derderangsgrootheden de toevlucht genomen worden; en neemt men zelfs soms broe ders, waaraan te zeer een luchtje is. Het parlement? Daarvan is geen een meer een knip voor den neus waard. Nieuwe, vruchtbare gedachten ? Wie, die er mee komt? Als in een langen ganzengang sukkelt het op den gewonen weg voort. En terwijl het land snakt naar geest kracht en bezieling voor het heden, naar leiding en wegwijzende inzichten voor de toekomst, bieden de bestaande groot heden daartoe steenen voor brood, oude verjaarde kost. Nederland, zijt ge dan te arm aan mannen ? Is dit dan de vrucht van een eeuw van vrede en voorspoed, dat de geesten hun spierkracht verloren hebben, en de blikken hun scherpte? Is dat dan de vrucht van een voort durend beöreerd onderwijs, van een hoog verheven lagere school, van een volbeladen middelbaar onderwijs, van een rij van trotsche universiteiten, dat er te weinigen nog maar zijn, wier wetenschap is: op 't gegeven oogenblik te weten wat te doen? Is dan alle intellectualisme, alle gedachtenleven en gedachtenvrijheid, waar aan wij ons zoo rijkelijk overgeven, uitgeloopen op redeneeren en critiseeren, vitten en afbreken, met verbrokkeling van de kunst om te handelen en te be palen? Toch hebt ge een koopmansstand, die van ouds veel op touw heeft gezet en tot stand gebracht. Toch bezit ge in uw arbeiderswereld voormannen, die wel degelijk kunnen organiseeren en nut stichten.Toch heeft uw zelfbestuurswezen aan allerlei krachten gelegenheid gegeven, mee aan het roer te leeren staan. Toch moet uw gan-che jongere geslacht de bootslui en stuurlui en schippers be vatten, wien de handen behooren te jeuken, om mee aan den slag te gaan. Er is heden aan den dag zoowaar toch wel mannenwerk voor het land te doen l Wanneer het waarlijk sukkelen blijven moest omdat de menschen ontbreken, die geschikt zouden zijn door de moeilijk heden heen te bijten, dan, ja dan viel geen andere slotsom te maken, dan dat het met Nederland ten ende liep. Maar hiervan kan het toch vene zijn! Mits maar allen begrijpen, dat het thans om mannen te doen moet zijn ; en dat alleen een groep van mannen ons op de beste wijze door de moeilijkheden heenen helpen zal. Dat er nu niet meer moet worden ge hecht aan allerlei stellingen, instellingen, leerstellingen of tegenstellingen, of aan tal van lieden, die in der jaren loop als het ware alleen nog maar stelling, in stelling, leerstelling of tegenstelling ge worden zijn, en hebben opgehouden menschen te zijn. Mits ook maar niet behoudzucht of afgunst, eigenbelang of bekrompenheid, bijoogmerk of lafheid, beletten dat er mannenwerk wordt gedaan. Het komt ons voor, dat wij ten onzent nog in menig opzicht te zeer verkeeren in toestanden van vastgeroestheid, waar van nieuwe landen en nu de oorlogvoe rende ook, tot hun geluk zich hebben losgewerkt. Wanneer wij echter niet te zamen op mannenwerk staan, en daartoe drijven, ziet het er troosteloos uit. Maar zoo ja, dan kan dit ons spoedig genoeg brengen : eene nationale regee ring, een nationale productie, een natio nale zorg voor de volksbehoeften, een nationale vertegenwoordiging en een nationaal geslacht, in de zorgen van den nationalen nood. v. H. HELPT U ZELF mejor honru sin sin honr a". M i p a t r i a q uier e b a r c o s que b a r c o s (De pn:uische vlootvoogd il e n d e z N u u e z, voor Cailao.) Mijn vaderland verkiest eer zonder schepen, b ft ven s e h e p en zonder eer. Het is in de afgeloopen week weder niet pleizierig, Nederlander te zijn. Tenminste, al zoudt ge deze beste aller nationaliteiten voor geen andere ruilen willen, een bitteren bijsmaak geeft 't beloop met de schepen in Amerika wel! Welken vaderlander zou het niet steken, onzerzijds tegenover de macht zoo weinig klem te kunnen stellen, en over ons heen te laten gaan wat den sterkeren niet zou worden aangedaan. De verontwaardiging over de ons op gelegde dwang heeft zich in allerlei vormen lucht gegeven. De pers zoowel als 't parlement hebben de woorden van gepaste woede weten te vinden. Tot dezen en genen zou men zelfs wel willen zeggen, wat wever Spoel den stucadoor toeriep, die de rol van wild dier op zich had genomen: prachtig gebruld, leeuw!" Want er loopt hier en daar wel wat goedkoope drukte onder ook, van lieden wier vaderlandsliefde en waardigheidsgevoel stijgen in rechte evenredigheid, met den veiligen afstand, waarop zich de Entente bevindt. Wij voor ons hebben het beter geacht, met de uitingen van onze ergernis wat minder scheutig en uitbundig te zijn, hoewel wij er ons zeker meer gerechtigd toe gevoelen, dan die tal van lieden, die hebben gezwegen of gesoest toen de onbeperkte duikbootenoorlog onze regee ring heeft laten pingelen om een vrij geultje door de Noordzee, toen onze schepen bij bosjes getorpedeerd werden en onze visschers naar den kelder ge stuurd, toen onze gezanten onder vreemd convooi met vreemde vrachtschepen oversteken moesten omdat een Neder iandsch oorlogsschip het niet riskeeren kon, en toen de Nieuw Amsterdam", met H. Ms. buitengewoon gevolmachtigd minister aan boord van de Duitschers niet uitvaren mocht. Het een maakt nu eenmaal het ander niet goed, en de Geassocieerden mogen gerust vernemen, dat hun ingrijpen hier velen ten zeerste treft. Onze meeningover dein beslag neming van de handelsschepen is voldoende bekend. Zij doet ons een onrecht aan. Zij is rücksichtslos". Zij wondt Nederland op een punt van nationale eer. En aangezien het getuigen tegen on recht een middel is om zijn recht te bevestigen, blijven wij in dezen niet onbetuigd. Voorzoover de protesten, ook de meest eenzijdige en opgezweepte, geschikt zijn om dit besef van nationale eer op te voeren, begroeten wij ze met op rechte voldoening, in de hoop, dat zij er toe zullen bijdragen het Nederland sche onafhankelijkheidsbesef óók dan te schragen, wanneer het werkelijk voor zijn ergste beproevingen komt te staan. Want wat wij dienaangaande in de toekomst zien, is nog heel wat hache lijker dan het oogenbliksmalheur met de in beslag genomen schepen, hoe innig gaarne wij dit dan ook ons bespaard had den willen zien! Wie waarlijk de grondslagen van ons nationaal bestaan zooveel mogelijk ver weren 'en beschutten wil, doet beter, zijn volle vuur voor andere, gevaarlijker momenten te bewaren. Dat een deel van de vernedering ons ook bespaard had kunnen blijven door onze eigen Regeering, spreken wij hier ook openlijk uit. Ons ware 't liever ge weest, indien géne schikking ware ge maakt, niet om der wille van de 100,000 ton tarwe, niet om der wille van een aantal, problematiek, te behouden sche pen, niet om der wille zelfs van het aangevoerde koloniaal belang. Waarlijk heeft het ons gehinderd, dat het argument der volksvoeding door de regeering zoo alles beheerschend is om hoog geheven. Geheel Europa moet nu wel den indruk krijgen, dat de Nederlandsche natie tot alles te vinden is, voor een kadetje. Nietwaar, landgenooten, deze slechte noot had de Minister ons kunnen be sparen, want zoo zijn wij immers als het er op aankomt, niet.' Maar het Nederlandsche volk is in deze geheele zaak wel wat behandeld geworden als een troep onmondige, be klagenswaardige slokkers. Als wij dus een volgend maal maar tijdiger mee mogen spreken! En wie weet hoe spoedig zich nog daartoe de gelegenheid voordoen zal. Want wat gebeurt er met het nu ge dane regeerings voorstel? Wordt het geweigerd, dan zijn we nog even ver. Neen, verder van huis! De volgende dagen kunnen dus heel wat nadere beproevingen brengen, en de natie voor problemen stellen, waarin zij hare geestkracht toonen kan. Dan zal zij die hebben te toonen, niet met woorden, maar met de daad. De daad van Nederland ligt ten slotte, het kan niet vaak genoeg gezegd: in gelaten gedragen ontbering. Daartoe roept ook Braakensiek's plaat de menschen heden op. Bewaart den tekst, die daar de burge meester van 't belegerd Leiden ons namens een geheel voorgeslacht toe roept: Zoekt uw zorg in uw zelve, liever dan u weg te gooien voor den gunst van vreemde heeren". In het gezamelijke ontzeggen schuilt uw kracht. v. H. WEL TE VERSTAAN Er is een reden, die het raadzaam maakt en wijs, in de ontstemming over het nemen van onze handelsschepen niet door te slaan! Deze redenis: dat die ontstemming wordt misbruikt. Misbruikt op onnederlandsche wijze en voor onnederlandsch belang. Trouwens, de volksopinie voelt dit ook zeer goed, en weigert hartstochtelijk te worden. Het is al jammer genoeg, dat het onrecht ons is aangedaan. Dat het dan ook nog tot veel verderreikende en duurzamer nadeelen voor ons volk zou moeten leiden, dit be hoort Nederland althans zijnerzijds zooveel mogelijk te voorkomen. De wegneming van onze handelsschepen wordt met nogal drukte gebruikt, zoowel hier in 't land als buiten de grenzen, om ons tegen de Entente in het harnas te jagen en den Duitschen armen tegemoet te voeren. Hierom vreezen wij, met alle respect voor de eerlijke verontwaardiging van echle va derlanders, dat er onder de opwinding ook heel wat opschroeverij en kortzichtigheid, of erger loopt. Vergete men nooit, dat er voor ons land steeds nog een veel gewichtiger vraag aan de orde blijft, dan: wat doet men tijdelijk onzen schepen aan ?" Namelijk: wie wint den oorlog?" Hst is een bewijs van de oppervlakkigheid van sommige landgenooten, dat zij zoo maar weer ineens bereid zijn, zich onvoorwaar delijk tegen den Engelschtn kant te laten opzweepen ; en een inderdaad uiterst be treurenswaardig incident rustig zouden zien strekken, om ons naar dien kant in onher stelbaar corfiict te brengen; met al het nieuwe profijt, dat Duitschland daaruit putten zou en met al het noodlottige ge volg, dat er dus voor ons in gelegen is. Moeten wij nu heusch nog op het stand punt blijven, dat de eind-uitkomst voor ons, neutralen, iets onverschillig» is ? Dat wat de twee vechtende partijen uithalen, ons niet aangaat, mits ons maar geen haartje wordt gekrenkt ? Bestaat er dan geen Nederiandsch belang ? Dit Nederlandsche belang zegt, dat het ook spoedig met ons vaderland en met onze vrijheid gedaan zal zijn, wanneer de Entente, wanneer met name Engeland, doorgaat te verliezen. Ondanks de fraaiste praatjes, rede neeringen en verzekeringen van het tegen deel, blijft het helaas voor hem die niet blind zijn wil onomstoo'elijk, dat een be slist o ver win n en d Duitschland ook een eerlang in afhankelijkheid gesleept Nederland be duidt. Dit klinkt niet vroolijk. Maar het is zoo. Daarom zijn juist de vooruitzichten thans niet opwekkend. Voor ons des te minder opwekkend, omdat wfj de verdediging tegen dit dreigende ge vaar niet aanstoi ds zelve voeren kunnen. Zeker, mocht het eenmaal over ons komen, dan breekt ónze nationale strijd aan, waar voor wij de harten hoog moeten houden! Maar voor het oogenblik zouden wij den toestand slechts verergeren en het gevaar in de kaart spelen, zoo wij ons op welke wijze en op welk motief dan ook, tot eenig meedoen in den oorlog bewegen lieten. Wanneer 't gezond verstand dit niet reeds zeide, zoo is een voorbeeld als van Roemeni daar om het onweersprekelijk te bewijzen. Het vasthouden aan de stipte neutraliteit is niet alleen ons eigen, is ook een Europeesch belang. Daarom is het des te bedenkelijker, dat uit Duitschland nu reeds stemmen komen, die met weloverlegde berekening verklaren, dat door de voorstellen omtrent de handels schepen Nederland niet langer zuiver neutraal gebleven is". Daarom is het ook des te erger lijker, dat dergelijke verdachtmakingen hier te lande door Nederlanders, door vooraan staande personen nog wel, zijn geuit, 't geen niet beter kon zijn geschied als zij hunne instructie's direct van de Duitsche legatie hadden gehaald. Er bestaan weinig grooter gevaren, dan Duitschland het voorwendsel in de hand te spelen, dat de neutraliteit van Nederland niet langer betrouwbaar zou zijn. En met g r o o t e n nadruk w e nschen w ij hier uit te spreken, dat, welke ook de bezwaren tegen het beleid onzer regee ring in deze zaak mogen zijn, van eenige onneutralitelt, van een i ge schending van den plicht om na te laten aan een der oor logvoerende part fien oorlogs hulp te bieden, niet de geringste sprake kan zijn. Wie het anders beweert, ziet niet met het Nederlandsche oog, doch door den Duitschen bril. Hij spreekt niet het vrije vaderlandsche woord, maar het woord van den vervaar lijken vreemdeling. Regeering en natie zijn overtuigd, dat de uiterst correcte naleving der neutraliteit, zoolang zij onze onafhankelijkheid niet in 't gedrang brengt, een der fundamenten is van ons nationaal belang. En waar de eerlijke wil daartoe er ten onzent zóó dik op ligt, mag het Nederland sche volk elke samenzwering afwijzen, om daartegen verdenking te zaaien, met alle uitvloeisels, waartoe deze gebruikt worden kan. Verder, van verdenking zaaien gesproken : is het ook niet duidelijk waartoe van zekere zijde de opwinding tegen den onrecntmatigen stap der Geassocieerden dienen moet? Zoo neen, dan willen wij voor den oppervlakkigen beoordeelaar eens enkele geschied kundige herinneringen aanhalen. Voor ons liggen een aantal pamfletjes, vlugschriften uit verschillende tijdvakken van onze vaderlandsche historie. Het wangedrag der Engelsche jegens de Hollanders" heet er een, het is van 1677. Ziet hier een ander: Over den naijver der Britten jegens den Hollander" van het begin der 18e eeuw. Schandelijk geweld van Groot-Britfani jegens de Nederlandsche Zeevaart", van 1756. Engelsche Tirannie', in 1781 gedrukt. Dit laatste is zelfs in dezen oorlogstijd op kosten van de Duitsche propaganda opnieuw hier te lande verspreid. Er is keuze genoeg, van telkens herhaalde grieven jegens den Engelschman, aan de Nederlandsche scheepvaart aangedaan. De historie herhaalt zich steeds. Telkens, wanneer Engeland in eenen Europeeschen oo.log gewikkeld was, telkens omdat een overheerscher Europa bedreigde, heeft het ook de toevoeren op Hollandsche schepen verhinderd en de Hollandsche scheepvaart naar zijn, Engelands, oorlogs doeleinden geweld aangedaan. Halland's kwaadheid daarover is bijna nimmer geheel bekoeld. Maar, gaat men eens achteraf en nader na, wat de diepere oorsprong is geweest van al deze toestanden, wat dieper ook de oor sprong was van al die smaadschriften Dan blijkt het altijd geweest te zijn: het drijven van eene andere, eene groote vaste landsmogendheid, die uit was op de heer schappij in Europa, en die, o, langs zulk een zcettn weg somtijds, inderdaad ook de geheele onafhankelijkheid van Nederland belaagde! Vrijwel al die klachten over geweld aan da scheepvaart aangedaan, zijn terug te brengen tot het stoken van de toenmalige Fransche partij in Nederland (want in oie eeuwen was Frankrijk de geduchte annexionistische staat in Europa!); terug te bren gen op den toeleg, om Nederland met Engeland in conflict te brengen, teneinde ook Nederland tot een gemakkelijker prooi te krijgen. Want al die tijdvakken bewijzen tevens, dat het ondanks (of misschien: mede door) de Britsche geweldmaatregelen ten aanzien van onze schepen, ten slotte de E gelsche overwinning is geweest, die ons land be waard heeft voor de vreemde overheersching, en zijne onafhankelijkheid heeft gered. Ja, er zijn nog schokkender voorbeelden mogelijk van het dilemma, waaraan het ge moed der kleine volkeren kan worden blootgesteld. Heeft Denemarken het niet eens ervaren, in 1807, dat plotseling Enge land zijn geheele oorlogsvloot met geweld opgevorderd heeft? Verbitterender geval is moeilijk denkbaar. Maar het nageslacht, als 't nu daarbij na gaat, dat deze opvordering heeft medegeholpen om Europa, en dus o .k elk volk van Europa, eindelijk te bewaren voor de overheersching van Napoleon, dan, ja, dan spreken wij haar daarmede rog niet goed en zouden haar nog niet doorslikken! Maar men kan toch achteraf de verluchting ge voelen, dat het maar zoo is geoeurd. Dit gevoel vindt ook thans reeds weer plaats. Voor wie iets verder ziet, dan de neus lang is, zijn ook in den tegenwoordigen oorlog weer dergelijke fantomen voorhanden, wordt ook weer om dergelijke problemen gestreden, en spelen weer dezelfde elementen om ons hoofd En nu is het niet, dat deze opvattingen ons berusting preeken doen tegen wat ge weld en onrecht blijft. Verre van dien! Laten de nationale gevoelens zich maar degelijk blijven uiten. Doch laat men zorgen, dat zij daarbij niet tegen zich zelve in worden misbruikt, en niet leiden tot zelf ondermijning. Er valt met nog erger, met nog ingrij pender gevaren te rekenen! Als die maar niet worden weggemoffeld. v. H. INTENSIEVE VERBOUW VAN VOEDINGSMIDDELEN DOOR 1EDEREN PARTICULIER Verbouwt bruine boonen. Plant zonnebloemen in uw tuin. Door de redactie gevraagd mijne meening over dit onderwerp ten beste te geven, is het toch slechts aarzelend dat ik de pen opneem, omdat er heden zulke groote moeilijkheden voor nieuw-verbouwers" te overwinnen zijn, dat de kans op mislukkingen groot wordt en daardoor verspilling zou plaats hebben. Het vorig jaar was de toestand nog anders en kon er iets gewaagd worden, maar heden moet iedere speculatie" ver meden worden. Het is dus noodzakelijk zorgvuldig te wikken en te wegen en als men eenmaal besluit mede te werken, dat dan doen en dóórzetten zoo goed als het kan. Reeds ten eigen bate zal een ieder die grond beschik baar heeft, wenschen wat te doen om voor het eigen gezin den nood te verminderen, maar men zal toch oppassen voor roekeloos werk en verspilling van zaaizaad. Het is mijn vaste overtuiging dat de winter van 1918/19 gekenmerkt zal zijn door rijpenden nood. Ook al woidt de vrede gesloten binnen korten tijd, toch zal het voedseltekort groot zijn. De scheepvaart moge zich spoedig herstellen en tegen hooge prijzen levensmiddelen uit de vreemde aan voeren, de productie blijft bepaald door de oorlogs- en revolutiemisère van dit ongenblik De velden die nu nog niet besteld zijn en binnenkort bezaaid, blij ven braak liggen en de oogst van 1916 moet uiterst klein zijn. Ook in ons land zal in 1918 de oogst aan graan en aardappelen kleiner zijn dan in normalen tijd, hoeveel te meer zullen de opbrengsten dalen in de oorlogvoerende landen ! De uitputting van normale reserves zal slechts schoksgewijze aanvoer mogflijk maken en in ieder gezin in Nedeiland zullen tekorten gevoeld worden. Reeds ten eigen bate moeten wij gaan zorgen, voor zooverre wij daartoe in staat zijn, zelf voedingsmiddelen te gaan produceerenl Voor wij daartoe overgaan moet het ons echter duidelijk zijn dat de volgende om standigheden dreigen onzen oogst te doen mislukken, waardoor zaad en arbeid verloren zouden zijn: lo. Het zaaizaad is schaarsch! Zelfs voor de boeren is het lastig zaaigraan te krijgen! Sommige bestellingen worden slechts voor 50 pCt. uitgevoerd! En in dit geval moet de boer eerst geholpen worden, omdat hij het beste in staat is voedingsmid delen voort te brengen in zijn normaal be drijf. Het is dus voorden nieuwverbouwet" noodig de zaadbon" bij burgemeester of levensmiddelenbedrijf spoedig aan te vragen en in ieder geval zich spoedig zekerheid te verschaffen dat hij zaad krijgen kan. 2o. De mest is schaarsch! Ook de normale landbouwbedrijven lijden daaronder en ongetwijfeld zal daardoor niet alleen de opbrengst per H. A. algemeen dalen maar ook veel land blijft braak liggen. Er is echter land (vooral grasland) met veel oude kracht", waar ook zonder bemesting ver bouw kan plaats hebben. De mestschaarschte beperkt ook de keuze van het gewas. Zoo zal veelal de verbouw van aardappels daardoor Ingekrompen worden. Het groote gebrek aan veevoeder, dat in den herfst een abnormaal groot getal vee ter slachtbank deed voeren en waardoor het vee heden weinig produceert, heeft uitbreiding van vee voeder vei bouw (groen voeder en bieten) tengevolge waardoor onze veestapel in 1918/19 wellicht nog in staat zal zijn te voorzien in de behoefte aan melk, boter en kaas in Nederland. 3o. Voor de meeste gewassen is meerdere ervaring noodig. Onvoldoende zorg kan veel doen mis lukken. De nieuw-verbouwer kan meestal niet bereiken wat de boer wel kan. Bovendien zijn vele gewassen als groenten enz. dezen zomer weer ruim aanwezig (tenzij ze uitgevoerd worden) en zou verbouw daarvan uiterst lastig en teleur stellend zijn. In verreweg de meeste tuinen is ook de schaduw der boomen en hui/en een lastige factor voor den verbouw. Men moet den zaak vooral niet te optimistisch bekijken en het is te begrijprn dat vele landbouwkundigen in dien verbouw door particulieren geen heil zien.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl