Historisch Archief 1877-1940
H». 2126
Zaterdag 23 Maart
A' 191S
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON
| Prijs per No. f 0.20. Per 3 mnd. f 2.25. Abonn. loopen per jaar | | UITGEVERS; VAN HOLKEMA & WARENDORF, AMSTERDAM | | Advertentiën omslag f 0.35 p. regel, binnenpag. 10.40 p. regel
INHOUD»Bladz. l: Mannen Helpt n zelf.
Wel to verstaan, door v. H. Zaait en Plan t, door
P. H. Burgers. 2: De bijzondere gevolmachtigde,
teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan.
Spreekzaal: Dnitschland en het VlaamsoheActivisme,
door Amold vaa D;as, Krekelzang, door J. H.
Speenhoff. 3: Feuilleton: In de Pjjpenla, I, door
Bep Lanadorp. 5: Voor Vronwen (redactrice
Elis. M. Bogge) door Bhz en P. Noycn-Waesdorp.
uit de Natnor, door Ja-. P. Thjjsse. 7: Schilder
kunst, door Alb. Plasschaert. Mnaiek in de Hoofd
stad, door van Leen wen, Dramatische Kroniek,
door Top Naefl. 't Zal niet gaan! teekening van
Oeorge van Baemdonok. 8: Boekbespreking,
door prof. dr. H. Brugmana. De Prijsvraag
van de Kon. Academie van Beeldende Kunsten.
Geneeskruiden Cultuur, door dr. H. Wrster.
9: Het Nieuwe Bank Octrooi, door J. D. Bantilhano.
10; Uit het Kladschrift van Jantje. 't 8ch etgat,
door Melis Stoke. 11: De Distributie-Crisis,
teekening van Joh. Braakeroiek. Biljartrubriek,
door B. 12: Moed, door H. Salomonson.
Bijvoegsel: Nederland's Economische onderhan
delingen, teekening van Joh. Braakensiek.
inirtiiiiifiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiififiiiifrifiiiiifiifiiiiifiiiiiifriiifriiiii
MANNEN
Wanneer men eens n ding voorop
stelt: dat heel wat dingen opiietoogen
blik slap gaan ten onzent, en dat
dit voor hoogstens de helft schuld is
van de omstandigheden buitenaf, doch
goeddeels van ons zelve, dan rijst
telkens en telkens weer de vraag: ont
breken dan de mannen, om het aan te
pakken?
Over de regeering wordt geklaagd.
Over hare slapheid en ondoortastendheid
in zoo menig geval. Over 't gebrek aan
leiderschap, waaronder de natie op het
oogenblik lijdt.
Maar als men elkander hierop wijst
en overlegt, dan klinkt alras de vraag:
wie anders ? Voor de vervanging worden
geen namen, worden asleen partijen ge
noemd.
Over het distributiewezen is maar n
hoofdklacht: geen vastheid, geen hand.
Doch klinkt niet telkens als ondertoon :
wie vervangt Posthuma?
Ieder begrijpt, dat voor de geheele
productie en de levensmiddelenvoorzie
ning organisatoren noodig zouden zijn,
hoogere en lagere, die de diensten in
een zetten en de koe bij de horens
vatten; die misbruiken uitroeien, goede
banen aanleggen en spijkers met kop
pen slaan.
Doch wat is de klacht bij zoovele
benoemingen, tot in verantwoordelijke
posten toe ? Het is zoo moeilijk, de ge
schikte menschen te krijgen. Daarom
moet niet zelden tot tweede of
derderangsgrootheden de toevlucht genomen
worden; en neemt men zelfs soms broe
ders, waaraan te zeer een luchtje is.
Het parlement? Daarvan is geen een
meer een knip voor den neus waard.
Nieuwe, vruchtbare gedachten ? Wie,
die er mee komt? Als in een langen
ganzengang sukkelt het op den gewonen
weg voort.
En terwijl het land snakt naar geest
kracht en bezieling voor het heden, naar
leiding en wegwijzende inzichten voor
de toekomst, bieden de bestaande groot
heden daartoe steenen voor brood, oude
verjaarde kost.
Nederland, zijt ge dan te arm aan
mannen ?
Is dit dan de vrucht van een eeuw
van vrede en voorspoed, dat de geesten
hun spierkracht verloren hebben, en de
blikken hun scherpte?
Is dat dan de vrucht van een voort
durend beöreerd onderwijs, van een hoog
verheven lagere school, van een
volbeladen middelbaar onderwijs, van een
rij van trotsche universiteiten, dat er te
weinigen nog maar zijn, wier wetenschap
is: op 't gegeven oogenblik te weten
wat te doen?
Is dan alle intellectualisme, alle
gedachtenleven en gedachtenvrijheid, waar
aan wij ons zoo rijkelijk overgeven,
uitgeloopen op redeneeren en critiseeren,
vitten en afbreken, met verbrokkeling
van de kunst om te handelen en te be
palen?
Toch hebt ge een koopmansstand, die
van ouds veel op touw heeft gezet en
tot stand gebracht. Toch bezit ge in uw
arbeiderswereld voormannen, die wel
degelijk kunnen organiseeren en nut
stichten.Toch heeft uw zelfbestuurswezen
aan allerlei krachten gelegenheid gegeven,
mee aan het roer te leeren staan.
Toch moet uw gan-che jongere geslacht
de bootslui en stuurlui en schippers be
vatten, wien de handen behooren te
jeuken, om mee aan den slag te gaan.
Er is heden aan den dag zoowaar
toch wel mannenwerk voor het land te
doen l
Wanneer het waarlijk sukkelen blijven
moest omdat de menschen ontbreken, die
geschikt zouden zijn door de moeilijk
heden heen te bijten, dan, ja dan viel
geen andere slotsom te maken, dan dat
het met Nederland ten ende liep.
Maar hiervan kan het toch vene zijn!
Mits maar allen begrijpen, dat het thans
om mannen te doen moet zijn ; en dat
alleen een groep van mannen ons op de
beste wijze door de moeilijkheden heenen
helpen zal.
Dat er nu niet meer moet worden ge
hecht aan allerlei stellingen, instellingen,
leerstellingen of tegenstellingen, of aan
tal van lieden, die in der jaren loop als
het ware alleen nog maar stelling, in
stelling, leerstelling of tegenstelling ge
worden zijn, en hebben opgehouden
menschen te zijn.
Mits ook maar niet behoudzucht of
afgunst, eigenbelang of bekrompenheid,
bijoogmerk of lafheid, beletten dat er
mannenwerk wordt gedaan.
Het komt ons voor, dat wij ten onzent
nog in menig opzicht te zeer verkeeren
in toestanden van vastgeroestheid, waar
van nieuwe landen en nu de oorlogvoe
rende ook, tot hun geluk zich hebben
losgewerkt.
Wanneer wij echter niet te zamen op
mannenwerk staan, en daartoe drijven,
ziet het er troosteloos uit.
Maar zoo ja, dan kan dit ons spoedig
genoeg brengen : eene nationale regee
ring, een nationale productie, een natio
nale zorg voor de volksbehoeften, een
nationale vertegenwoordiging en een
nationaal geslacht, in de zorgen van
den nationalen nood.
v. H.
HELPT U ZELF
mejor honru sin
sin honr a".
M i p a t r i a q uier e
b a r c o s que b a r c o s
(De pn:uische vlootvoogd il e n d e z
N u u e z, voor Cailao.)
Mijn vaderland verkiest eer zonder
schepen, b ft ven s e h e p en zonder eer.
Het is in de afgeloopen week weder
niet pleizierig, Nederlander te zijn.
Tenminste, al zoudt ge deze beste
aller nationaliteiten voor geen andere
ruilen willen, een bitteren bijsmaak
geeft 't beloop met de schepen in Amerika
wel!
Welken vaderlander zou het niet steken,
onzerzijds tegenover de macht zoo weinig
klem te kunnen stellen, en over ons
heen te laten gaan wat den sterkeren
niet zou worden aangedaan.
De verontwaardiging over de ons op
gelegde dwang heeft zich in allerlei
vormen lucht gegeven. De pers zoowel
als 't parlement hebben de woorden van
gepaste woede weten te vinden. Tot
dezen en genen zou men zelfs wel willen
zeggen, wat wever Spoel den stucadoor
toeriep, die de rol van wild dier op zich
had genomen: prachtig gebruld, leeuw!"
Want er loopt hier en daar wel wat
goedkoope drukte onder ook, van lieden
wier vaderlandsliefde en
waardigheidsgevoel stijgen in rechte evenredigheid,
met den veiligen afstand, waarop zich
de Entente bevindt.
Wij voor ons hebben het beter geacht,
met de uitingen van onze ergernis wat
minder scheutig en uitbundig te zijn,
hoewel wij er ons zeker meer gerechtigd
toe gevoelen, dan die tal van lieden, die
hebben gezwegen of gesoest toen de
onbeperkte duikbootenoorlog onze regee
ring heeft laten pingelen om een vrij
geultje door de Noordzee, toen onze
schepen bij bosjes getorpedeerd werden
en onze visschers naar den kelder ge
stuurd, toen onze gezanten onder vreemd
convooi met vreemde vrachtschepen
oversteken moesten omdat een Neder
iandsch oorlogsschip het niet riskeeren
kon, en toen de Nieuw Amsterdam",
met H. Ms. buitengewoon gevolmachtigd
minister aan boord van de Duitschers
niet uitvaren mocht.
Het een maakt nu eenmaal het ander
niet goed, en de Geassocieerden mogen
gerust vernemen, dat hun ingrijpen hier
velen ten zeerste treft.
Onze meeningover dein beslag neming
van de handelsschepen is voldoende
bekend.
Zij doet ons een onrecht aan. Zij is
rücksichtslos". Zij wondt Nederland op
een punt van nationale eer.
En aangezien het getuigen tegen on
recht een middel is om zijn recht te
bevestigen, blijven wij in dezen niet
onbetuigd.
Voorzoover de protesten, ook de meest
eenzijdige en opgezweepte, geschikt zijn
om dit besef van nationale eer op te
voeren, begroeten wij ze met op
rechte voldoening, in de hoop, dat zij
er toe zullen bijdragen het Nederland
sche onafhankelijkheidsbesef óók dan te
schragen, wanneer het werkelijk voor
zijn ergste beproevingen komt te staan.
Want wat wij dienaangaande in de
toekomst zien, is nog heel wat hache
lijker dan het oogenbliksmalheur met de
in beslag genomen schepen, hoe innig
gaarne wij dit dan ook ons bespaard had
den willen zien!
Wie waarlijk de grondslagen van ons
nationaal bestaan zooveel mogelijk ver
weren 'en beschutten wil, doet beter,
zijn volle vuur voor andere, gevaarlijker
momenten te bewaren.
Dat een deel van de vernedering ons
ook bespaard had kunnen blijven door
onze eigen Regeering, spreken wij hier
ook openlijk uit. Ons ware 't liever ge
weest, indien géne schikking ware ge
maakt, niet om der wille van de 100,000
ton tarwe, niet om der wille van een
aantal, problematiek, te behouden sche
pen, niet om der wille zelfs van het
aangevoerde koloniaal belang.
Waarlijk heeft het ons gehinderd, dat
het argument der volksvoeding door de
regeering zoo alles beheerschend is om
hoog geheven. Geheel Europa moet nu wel
den indruk krijgen, dat de Nederlandsche
natie tot alles te vinden is, voor een
kadetje.
Nietwaar, landgenooten, deze slechte
noot had de Minister ons kunnen be
sparen, want zoo zijn wij immers
als het er op aankomt, niet.'
Maar het Nederlandsche volk is in
deze geheele zaak wel wat behandeld
geworden als een troep onmondige, be
klagenswaardige slokkers.
Als wij dus een volgend maal maar
tijdiger mee mogen spreken!
En wie weet hoe spoedig zich nog
daartoe de gelegenheid voordoen zal.
Want wat gebeurt er met het nu ge
dane regeerings voorstel? Wordt het
geweigerd, dan zijn we nog even ver.
Neen, verder van huis!
De volgende dagen kunnen dus heel
wat nadere beproevingen brengen, en de
natie voor problemen stellen, waarin zij
hare geestkracht toonen kan.
Dan zal zij die hebben te toonen, niet
met woorden, maar met de daad.
De daad van Nederland ligt ten slotte,
het kan niet vaak genoeg gezegd: in
gelaten gedragen ontbering.
Daartoe roept ook Braakensiek's plaat
de menschen heden op.
Bewaart den tekst, die daar de burge
meester van 't belegerd Leiden ons
namens een geheel voorgeslacht toe
roept: Zoekt uw zorg in uw zelve, liever
dan u weg te gooien voor den gunst
van vreemde heeren".
In het gezamelijke ontzeggen schuilt
uw kracht. v. H.
WEL TE VERSTAAN
Er is een reden, die het raadzaam maakt
en wijs, in de ontstemming over het nemen
van onze handelsschepen niet door te slaan!
Deze redenis: dat die ontstemming wordt
misbruikt. Misbruikt op onnederlandsche
wijze en voor onnederlandsch belang.
Trouwens, de volksopinie voelt dit ook
zeer goed, en weigert hartstochtelijk te
worden.
Het is al jammer genoeg, dat het onrecht
ons is aangedaan. Dat het dan ook nog tot
veel verderreikende en duurzamer nadeelen
voor ons volk zou moeten leiden, dit be
hoort Nederland althans zijnerzijds zooveel
mogelijk te voorkomen.
De wegneming van onze handelsschepen
wordt met nogal drukte gebruikt, zoowel
hier in 't land als buiten de grenzen, om
ons tegen de Entente in het harnas te jagen
en den Duitschen armen tegemoet te voeren.
Hierom vreezen wij, met alle respect voor
de eerlijke verontwaardiging van echle va
derlanders, dat er onder de opwinding ook
heel wat opschroeverij en kortzichtigheid,
of erger loopt.
Vergete men nooit, dat er voor ons land
steeds nog een veel gewichtiger vraag aan
de orde blijft, dan: wat doet men tijdelijk
onzen schepen aan ?"
Namelijk: wie wint den oorlog?"
Hst is een bewijs van de oppervlakkigheid
van sommige landgenooten, dat zij zoo maar
weer ineens bereid zijn, zich onvoorwaar
delijk tegen den Engelschtn kant te laten
opzweepen ; en een inderdaad uiterst be
treurenswaardig incident rustig zouden zien
strekken, om ons naar dien kant in onher
stelbaar corfiict te brengen; met al het
nieuwe profijt, dat Duitschland daaruit
putten zou en met al het noodlottige ge
volg, dat er dus voor ons in gelegen is.
Moeten wij nu heusch nog op het stand
punt blijven, dat de eind-uitkomst voor ons,
neutralen, iets onverschillig» is ? Dat wat de
twee vechtende partijen uithalen, ons niet
aangaat, mits ons maar geen haartje wordt
gekrenkt ?
Bestaat er dan geen Nederiandsch belang ?
Dit Nederlandsche belang zegt, dat het
ook spoedig met ons vaderland en met onze
vrijheid gedaan zal zijn, wanneer de Entente,
wanneer met name Engeland, doorgaat te
verliezen. Ondanks de fraaiste praatjes, rede
neeringen en verzekeringen van het tegen
deel, blijft het helaas voor hem die niet
blind zijn wil onomstoo'elijk, dat een be
slist o ver win n en d Duitschland ook een eerlang
in afhankelijkheid gesleept Nederland be
duidt.
Dit klinkt niet vroolijk. Maar het is zoo.
Daarom zijn juist de vooruitzichten thans
niet opwekkend.
Voor ons des te minder opwekkend, omdat
wfj de verdediging tegen dit dreigende ge
vaar niet aanstoi ds zelve voeren kunnen.
Zeker, mocht het eenmaal over ons komen,
dan breekt ónze nationale strijd aan, waar
voor wij de harten hoog moeten houden!
Maar voor het oogenblik zouden wij den
toestand slechts verergeren en het gevaar
in de kaart spelen, zoo wij ons op welke
wijze en op welk motief dan ook, tot eenig
meedoen in den oorlog bewegen lieten.
Wanneer 't gezond verstand dit niet reeds
zeide, zoo is een voorbeeld als van Roemeni
daar om het onweersprekelijk te bewijzen.
Het vasthouden aan de stipte neutraliteit
is niet alleen ons eigen, is ook een Europeesch
belang.
Daarom is het des te bedenkelijker, dat
uit Duitschland nu reeds stemmen komen,
die met weloverlegde berekening verklaren,
dat door de voorstellen omtrent de handels
schepen Nederland niet langer zuiver neutraal
gebleven is". Daarom is het ook des te erger
lijker, dat dergelijke verdachtmakingen hier
te lande door Nederlanders, door vooraan
staande personen nog wel, zijn geuit, 't geen
niet beter kon zijn geschied als zij hunne
instructie's direct van de Duitsche legatie
hadden gehaald.
Er bestaan weinig grooter gevaren, dan
Duitschland het voorwendsel in de hand te
spelen, dat de neutraliteit van Nederland
niet langer betrouwbaar zou zijn.
En met g r o o t e n nadruk w e
nschen w ij hier uit te spreken,
dat, welke ook de bezwaren
tegen het beleid onzer regee
ring in deze zaak mogen zijn,
van eenige onneutralitelt, van
een i ge schending van den plicht
om na te laten aan een der oor
logvoerende part fien oorlogs
hulp te bieden, niet de geringste sprake
kan zijn.
Wie het anders beweert, ziet niet met het
Nederlandsche oog, doch door den Duitschen
bril. Hij spreekt niet het vrije vaderlandsche
woord, maar het woord van den vervaar
lijken vreemdeling.
Regeering en natie zijn overtuigd, dat de
uiterst correcte naleving der neutraliteit,
zoolang zij onze onafhankelijkheid niet in
't gedrang brengt, een der fundamenten
is van ons nationaal belang.
En waar de eerlijke wil daartoe er ten
onzent zóó dik op ligt, mag het Nederland
sche volk elke samenzwering afwijzen, om
daartegen verdenking te zaaien, met alle
uitvloeisels, waartoe deze gebruikt worden kan.
Verder, van verdenking zaaien gesproken :
is het ook niet duidelijk waartoe van zekere
zijde de opwinding tegen den onrecntmatigen
stap der Geassocieerden dienen moet?
Zoo neen, dan willen wij voor den
oppervlakkigen beoordeelaar eens enkele geschied
kundige herinneringen aanhalen.
Voor ons liggen een aantal pamfletjes,
vlugschriften uit verschillende tijdvakken
van onze vaderlandsche historie.
Het wangedrag der Engelsche jegens de
Hollanders" heet er een, het is van 1677.
Ziet hier een ander: Over den naijver
der Britten jegens den Hollander" van het
begin der 18e eeuw.
Schandelijk geweld van Groot-Britfani
jegens de Nederlandsche Zeevaart", van 1756.
Engelsche Tirannie', in 1781 gedrukt.
Dit laatste is zelfs in dezen oorlogstijd op
kosten van de Duitsche propaganda opnieuw
hier te lande verspreid.
Er is keuze genoeg, van telkens herhaalde
grieven jegens den Engelschman, aan de
Nederlandsche scheepvaart aangedaan.
De historie herhaalt zich steeds.
Telkens, wanneer Engeland in eenen
Europeeschen oo.log gewikkeld was, telkens
omdat een overheerscher Europa bedreigde,
heeft het ook de toevoeren op Hollandsche
schepen verhinderd en de Hollandsche
scheepvaart naar zijn, Engelands, oorlogs
doeleinden geweld aangedaan.
Halland's kwaadheid daarover is bijna
nimmer geheel bekoeld.
Maar, gaat men eens achteraf en nader na,
wat de diepere oorsprong is geweest van
al deze toestanden, wat dieper ook de oor
sprong was van al die smaadschriften
Dan blijkt het altijd geweest te zijn: het
drijven van eene andere, eene groote vaste
landsmogendheid, die uit was op de heer
schappij in Europa, en die, o, langs zulk een
zcettn weg somtijds, inderdaad ook de
geheele onafhankelijkheid van Nederland
belaagde!
Vrijwel al die klachten over geweld aan
da scheepvaart aangedaan, zijn terug te
brengen tot het stoken van de toenmalige
Fransche partij in Nederland (want in oie
eeuwen was Frankrijk de geduchte
annexionistische staat in Europa!); terug te bren
gen op den toeleg, om Nederland met
Engeland in conflict te brengen, teneinde
ook Nederland tot een gemakkelijker prooi
te krijgen.
Want al die tijdvakken bewijzen tevens,
dat het ondanks (of misschien: mede door)
de Britsche geweldmaatregelen ten aanzien
van onze schepen, ten slotte de E gelsche
overwinning is geweest, die ons land be
waard heeft voor de vreemde overheersching,
en zijne onafhankelijkheid heeft gered.
Ja, er zijn nog schokkender voorbeelden
mogelijk van het dilemma, waaraan het ge
moed der kleine volkeren kan worden
blootgesteld. Heeft Denemarken het niet
eens ervaren, in 1807, dat plotseling Enge
land zijn geheele oorlogsvloot met geweld
opgevorderd heeft? Verbitterender geval is
moeilijk denkbaar.
Maar het nageslacht, als 't nu daarbij na
gaat, dat deze opvordering heeft
medegeholpen om Europa, en dus o .k elk volk
van Europa, eindelijk te bewaren voor de
overheersching van Napoleon, dan, ja, dan
spreken wij haar daarmede rog niet goed
en zouden haar nog niet doorslikken! Maar
men kan toch achteraf de verluchting ge
voelen, dat het maar zoo is geoeurd.
Dit gevoel vindt ook thans reeds weer
plaats.
Voor wie iets verder ziet, dan de neus
lang is, zijn ook in den tegenwoordigen
oorlog weer dergelijke fantomen voorhanden,
wordt ook weer om dergelijke problemen
gestreden, en spelen weer dezelfde elementen
om ons hoofd
En nu is het niet, dat deze opvattingen
ons berusting preeken doen tegen wat ge
weld en onrecht blijft. Verre van dien!
Laten de nationale gevoelens zich maar
degelijk blijven uiten.
Doch laat men zorgen, dat zij daarbij niet
tegen zich zelve in worden misbruikt, en niet
leiden tot zelf ondermijning.
Er valt met nog erger, met nog ingrij
pender gevaren te rekenen!
Als die maar niet worden weggemoffeld.
v. H.
INTENSIEVE VERBOUW VAN
VOEDINGSMIDDELEN DOOR
1EDEREN PARTICULIER
Verbouwt bruine boonen. Plant
zonnebloemen in uw tuin.
Door de redactie gevraagd mijne meening
over dit onderwerp ten beste te geven, is
het toch slechts aarzelend dat ik de pen
opneem, omdat er heden zulke groote
moeilijkheden voor nieuw-verbouwers" te
overwinnen zijn, dat de kans op mislukkingen
groot wordt en daardoor verspilling zou
plaats hebben. Het vorig jaar was de toestand
nog anders en kon er iets gewaagd worden,
maar heden moet iedere speculatie" ver
meden worden.
Het is dus noodzakelijk zorgvuldig te
wikken en te wegen en als men eenmaal
besluit mede te werken, dat dan doen en
dóórzetten zoo goed als het kan. Reeds ten
eigen bate zal een ieder die grond beschik
baar heeft, wenschen wat te doen om voor
het eigen gezin den nood te verminderen,
maar men zal toch oppassen voor roekeloos
werk en verspilling van zaaizaad.
Het is mijn vaste overtuiging dat de
winter van 1918/19 gekenmerkt zal zijn door
rijpenden nood. Ook al woidt de vrede
gesloten binnen korten tijd, toch zal het
voedseltekort groot zijn. De scheepvaart
moge zich spoedig herstellen en tegen hooge
prijzen levensmiddelen uit de vreemde aan
voeren, de productie blijft bepaald door de
oorlogs- en revolutiemisère van dit
ongenblik De velden die nu nog niet besteld zijn
en binnenkort bezaaid, blij ven braak liggen en
de oogst van 1916 moet uiterst klein zijn.
Ook in ons land zal in 1918 de oogst aan
graan en aardappelen kleiner zijn dan
in normalen tijd, hoeveel te meer zullen de
opbrengsten dalen in de oorlogvoerende
landen ! De uitputting van normale reserves
zal slechts schoksgewijze aanvoer mogflijk
maken en in ieder gezin in Nedeiland zullen
tekorten gevoeld worden.
Reeds ten eigen bate moeten wij gaan
zorgen, voor zooverre wij daartoe in staat
zijn, zelf voedingsmiddelen te gaan
produceerenl
Voor wij daartoe overgaan moet het ons
echter duidelijk zijn dat de volgende om
standigheden dreigen onzen oogst te doen
mislukken, waardoor zaad en arbeid verloren
zouden zijn:
lo. Het zaaizaad is schaarsch!
Zelfs voor de boeren is het lastig zaaigraan
te krijgen! Sommige bestellingen worden
slechts voor 50 pCt. uitgevoerd! En in dit
geval moet de boer eerst geholpen worden,
omdat hij het beste in staat is voedingsmid
delen voort te brengen in zijn normaal be
drijf. Het is dus voorden nieuwverbouwet"
noodig de zaadbon" bij burgemeester of
levensmiddelenbedrijf spoedig aan te vragen
en in ieder geval zich spoedig zekerheid te
verschaffen dat hij zaad krijgen kan.
2o. De mest is schaarsch!
Ook de normale landbouwbedrijven lijden
daaronder en ongetwijfeld zal daardoor niet
alleen de opbrengst per H. A. algemeen dalen
maar ook veel land blijft braak liggen. Er is
echter land (vooral grasland) met veel oude
kracht", waar ook zonder bemesting ver
bouw kan plaats hebben. De mestschaarschte
beperkt ook de keuze van het gewas. Zoo
zal veelal de verbouw van aardappels
daardoor Ingekrompen worden. Het groote
gebrek aan veevoeder, dat in den herfst een
abnormaal groot getal vee ter slachtbank
deed voeren en waardoor het vee heden
weinig produceert, heeft uitbreiding van
vee voeder vei bouw (groen voeder en bieten)
tengevolge waardoor onze veestapel in
1918/19 wellicht nog in staat zal zijn te
voorzien in de behoefte aan melk, boter en
kaas in Nederland.
3o. Voor de meeste gewassen
is meerdere ervaring noodig.
Onvoldoende zorg kan veel doen mis
lukken. De nieuw-verbouwer kan meestal
niet bereiken wat de boer wel kan.
Bovendien zijn vele gewassen als groenten
enz. dezen zomer weer ruim aanwezig
(tenzij ze uitgevoerd worden) en zou
verbouw daarvan uiterst lastig en teleur
stellend zijn. In verreweg de meeste tuinen
is ook de schaduw der boomen en hui/en
een lastige factor voor den verbouw. Men
moet den zaak vooral niet te optimistisch
bekijken en het is te begrijprn dat vele
landbouwkundigen in dien verbouw door
particulieren geen heil zien.