Historisch Archief 1877-1940
23 Maart '18. No. 2126
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Kantstad
La ville mystique semble baigner
dans un feu destructeur.
du Flou.
Lang geleden!
'k Was even naar de stad gefietst, voor
kantstudie. 'k Wilde vergelijken. Mijn eigen
gebrekkig rullig-geklost kraagje toetsen aan
het strakke kernige werk der geroutineerde
Vlaamschen.
De stad zelve, ze is een kos'elijk goed,
' geconserveerd juweel van oude architectuur.
Fijne torentjes, puntige trapgevels kartelen
in de lucht, tusschen de rondbogen boven
de vensters golft sierlijk beeldhouwwerk.
Sier en krul aan alle gevels.
Kant alom me.
Een voorjaarsdag, over 't smalle zwarte
verstilde grachtwater sliert 't jonge
goudiggroenloof van tretuboomen. Teer, ijl
gebloesem nog, tintelt boven half vergane
tuinmuren.
In de antieke arbeidersbuurten zitten de
meeste kantwerksters reeds buiten, voor
hare leuk-gelijnde okergele stulpjes. In
walmzwart inkljkje van de poortige open deur
is ook geblikker van koperen spelden- Een
voorzichtiger oudje werkt er neerstig.
Jong geleerd, oud gedaan.
Achter de zware muren der kloosters
oefenen de volksmeisjes zich dag aan dag
in 't spellewerken, onder leiding van be
dreven nonnekens.
Zijt ge in de buurt, komt soms zoo'n
commercieel aangelegd maseurke u
bionenlokken: ge kunt bij haar zoo avantageus
en schoone koopen"!
Een kantschool is er verborgen achter de
zware middeleeuwsche muren van 't aan
zienlijk stadsverbiijf van een vromen
Bourgondischen ridder, maar wiens vroomheid
niet was die des binnenkamers. Want daar
pal aan de straat in een nis boven de poort,
daar ligt hij geknield (zijn bont geschilderd
conterfeitsel en relief" althans) in aanbid
ding voor de moedermaagd.
Maar nu sta 'k in extase voor 't werk
der over- en over- en betovergrootmoeder
en van al die steeds dieper in de middel
eeuwen wijkende vrouw figuren over 't kussen
gebogen, 't Is in Qruuthuus verzameld. Een
précieuse collectie, een rêve, die ragfijne
weefsels, spreien, altaarkleeden, tooisels.
't Is M^chelsch, Ai,twerp--ch, Brugsch, van
alles; de prachtlievende bezitters en vrome
schenkers, allen even ijdel lieten er hun
devezen en wapens in arbeiden. Maar als
men ook Karel V of Margaretha van Parma
heet l
't Hedendaagsche werk, hoe mooi ook,
schijnt me nu banaler, vluchtiger er tegen,
meer koopwaar voor een ieder, vooral voor
de thans talloos rondslenterende Engelschen.
Het is hun Paaschseizoen. Za hebben ge
huiverd van de mystlekderpaarsch-rouwende
kerklntérieurs en vooral bij de
traditioneelreligieuse handelingen tijdens de Goede
Week. Gereikhalsd hebben ze over den drom
vroom-oieuwsgierige paupers te midden der
kathedraal, om toch vooral alle détails der
voetwasschlng op Witte Donderdag te zien.
Dat symbool van christelijke ootmoed,
dien rijkgepurperden aartspriester, die daar
telkens weer nederhurkt voor een schamele
oude en uit een zilveren schaal 't water
druppelt op achtereenvolgens twaalf naakte
apostelvoeten", zijn spitsen gouden mijter
twaalf maal buigt bij den schijnkus boven
die gewasschen voeten! De stille week!
Maar de kerken zingen weer. Paschen is
voorbij. Nu mott de kant 't hun doen. Over
vloedig taleeren de tallooze winkels real
lace." Er zijn zakdoeken,dekjes, befjes, kragen,
manchetten, van alles en alle merken.
Duchesse heeft de voorrang a's specialiteit der
stad. Maar 'k zie veel Brusselsch ertusschen,
brokkelig Venetiaansch, de grovere maar
Een Nieuw Natuurmonument
In December 1915 werd te Berlijn gehouden
het zevende congres voor Natuurbescher
ming onder leiding van Professor Dr.
Conwentz, Geneimer Regierungsrat, Leiter der
Staatlichen Stelle für Naturderikmalpflege.
Deze bijeenkomst gold uitsluitend het behoud
der hooge venen, die in Duitschland nog
meer bedreigd worden dan bij ons, omdat
zij niet alleen vertuifd worden, maar ook
onmiddellijk ontgonnen voor bouwgrond.
Honderdduizenden krijgsgevangenen zijn
daar sedert eenige jaren mee bezig onder
wetenschappelijke leiding, in hoofdzaak uit
gaande van het Moorversuchsstahon Bremen,
waarvan de ook bij ons bekende uitmuntende
geleerde Prof. Dr. Weber directeur is.
Natuurlijk was deze ook op het congres
present en van de overige zeventig deel
nemers noem ik, om de belangrijkheid van
de zaak te doen uitkomen nog eenige andere
goede bekenden als: Abromeit, Brauer,
Drude, Engler, Graebner, Hennicke,
Keilhack, Llndau, Paul, Pax, allemaal geleerden
van groote vermaardheid. De kunst was er
vertegenwoordigd door den landschaps
schilder Hoffmann-Fallersleben, de geschie
denis door Dr. Kiekebusch. Het congres
duurde twee volle dagen en de slotsom was,
dat ondanks den nood der tijden aan de
Regeering het verzoek werd gericht om in
het be'ang van Kunst en Wetenschap en
wellicht ook van klimaat en welvaart maat
regelen te nemen om door het geheele rijk
verscheidene hooge venen in ongerepten
staat te behouden. Deze maatregel is reeds
voor eenige venen getroffen, o. a. voor het
Plagefenn bij Chorin en voor de Zehlau,
een groot hoogveen In Oost-Pruisen, waar
nog de eland in het wild voorkomt. Intusschen
is het denkbeeld van veenbescherming niet
nieuw, reeds in 1844 zorgde in Denemarken
koning Christiaan VII voor het behoud van
het Gammelmose-veen.
Inderdaad zijn die venen het waard en
diep zou het te betreuren zijn, indien zij
zoo praktische Cluny, gehaakte Irlande.
Contouren en 't subtielst IQngedwarrel der
patronen spreekt helder tegen den onder
grond van blauw papier. Schuimig golft in
den raamhoek ellen en ellen meterkant.
Karakteristiek voor de stad is wel zoo'n
twaalf- of derttendeeuwsch zwart houten
huisje, luifel over 'c smalle venster. Daar
achter een kanten schilderijtje, zwanen op't
Minnewater, nog op 'c kussen gespeld, 't
overbluffend aantal klossen er voor noodig,
duizend en tien eventjes, zijn er om heen
gebundeld.
Alles fijntjes voor de vreemdelingen.
Nu even nog kant afdoen in de béguinage.
Wat ideaal-teruggetrokken en toch gezellig,
niets kloosterachtig wonen ze daar die
trtffelijke ieffrouwen", de zedige begijnen.
Daar, om 't rustigst, ingetogenst pleintje der
ingetogenste aller steden. Haar blauwig grijze
deftige oude huizen hebben iets afwijzends
door dat getralied loerraampje in de groene
voordeur. De ieffrouwen" dragen den ring,
deden eenige kloostergeloften. Niet echter
die van armoede en houden dan ook, dames
van goeden huize, als ze meestal zijn, een
of twee dienstboden. In haar bont kerkje
mogen ze in 't lat ij n eentonig de mis voor
lezen, dan schijnen ze mij priester essen, in
hare witte vierkant gestreken huiven tot
over de schouders. De adelijke overste heeft
thuis haar eigen kapelletje, en een groote
lichte zaal, n museum, weer vermoeiend
vol antiquiteiten, tabernakels, gebeeldhouwde
zetels, schilderijen, en oude levende kant
werksters, die ze edelmoedig uit de duis
ternis van de armenhuisjes op 't begijnhof hier
van 't licht laat profiteeren, zoo noodig voor
't fijn peuter werk, met af getobde, gebrilde
oogen.
Door de hooge maar stijlvolle klein ge
ruite ramen gluurt de jonge bloeiende
nonnentuin op de oude wijfjes, de bezigen, die dat
niet meer opmerken en op de alleroudste,
die haar dwergklein lijfje wel altijd verborg
onder 't kussen.
Twee doorvoede makkelijke begijnen
dienstboden zitten in een cosy hoekje achter
een scherm te klossen. Een Teniersje hangt
er aan den wand, een handgeschreven
misboek rust op de lessenaar. Alles heel mooi
en interessant, wat de glundere bedaagde
maagden geen greintje zijn. Plus béguine
que les béguines", zoo zijn ze, hare strak
zwarte jurken zonder een enkel fleurig
kriezeltj« wit. Schijn! Ze blijken zóó gemoe
delijk Vlaamsen en babbelen zóó geerne ais
ze spellewerken. Om 't laatste hebben ze dien
lichtend zeere gekuuscht en geschommeld
('t is groote schoonmaaktijd). Cordule, de
eene, weikt met vijfhonderd klossen een
Valencienne-kant, die 50 francs de meter
kosten zal, voor den jongen priester wiens
albe de kant zal sieren bij de wijding. En
al die kanten en kantjes ten verkoop in die
vitrines, wie betaalt er die speculatief hooge
prijzen voor? Wel, de luxueuse
Amerikaansche milllonnaires; voor haar ondergoed,
echte Valencienne, why not? Zoo babbelen
we. Ze speuren alras mijn vakkennis.
Ik ook spellewerk geerne, uren en uren
zit ik aan 't kussen, geen zonnetje kan me
er van af lokken, overdrijf ik.
'k Geleuve et," antwoordt Cordule en dan
vervat ze inleen luttele reeks woorden een
echt stuk Vlaamsen leven, als ze er bijvoegt:
Joa, joa 't is ne passie,
liek de koarte."
De tijd dringt, ik wil nog even naar 't
graf van Guldo Gszelle. Ze hebben hem
goed gekend, den braven priester, hij kwam
veel op 't begijnhof, en leeft nog in haar
voort, wat blijkt bij mijn afscheid. Gemoe
delijk echt Vlaamsch-naid klinkt dan: den
goeden dag madam en de complimenten
aan Qezelle.
Nooit zag ik de kantstad terug, nooit...
ten minste Door een plotse verhuizing
ver uit de streek, raakte ze totaal uit't zcht.
Ras daarop de oorlog. En toen ik deze
zomer weer in mijn oude woonplaats logeerde,
was de schoone stad onbereikbaar, so nah
und doch so fern". De draad des doods er
tusschen.
Door de milde zomerdagen en -nachten
ook uit ons land restlos'' zouden verdwij
nen. Het hoogveen dankt zijn bestaan aan
een allermerkwaardigst plantengeslacht, het
veenmos of sphagnum. Deze planijes tieren
het best op volkomen onvruchtbaren bodem,
als die maar niet te droog of te beweeglijk
is. Ook willen zij wel in mager water groeien.
Sommige soorten houden niet van kalk, maar
ze zijn er nog niet zoo bang voor, als men
vroeger wel meende. Eigenlijk begint men
pas in den laatsten tijd eenigszins op de
hoogte te raken van de levenseischen dezer
planten en wel voornamelijk door de onder
zoekingen verricht aan de
Moorversuchstations te Bremen en te München. Er komen
nog al ingewikkelde ptiysico-chemische ver
schijnselen bij te pas, die ons des te meer
interesseeren, daar het in onzen tijd nog al
wat waard is, om te leeren bestaan van
lucht en nevel. Dit toch is met de
sphagnum-plantjes het geval. Zij onttrekken geen
voedsel aan den bodem. Hun stengels en
bladeren echter bevatten merkwaardig ge
vormde leege cellen, van binnen voorzien
van opstaande lijsten, die hun oppervlak
vergrooten. Deze cellen staan door ope
ningen in gemeenschap met de buitenlucht
en kunnen nu water opslorpen en revel
dreunde gestaag en geweldig 't kanon. Ten
slotie onopgemerkt, n met de natuur, als
het ruischen der zee.
Voorwaar 't ongewoonste werd gewoon.
's Avonds als we, vrienden al te zamen,
rustigjes op 't villaterras knusjes ons kopje
thee dronken, begon 't vlak bij aan de
kust te spoken. Een fel vuurwerk. Kegel
vormige zoeklichten werden van her- en
derwaarts door de donkere sterrelucht
ras dooreengeworpen, zenuwachtig op zoek
naar den brutalen Engelschen vlieger,
die met verwoestende bommen 't bezette
gebied waagde te bestoken. Feërieke blauwe
en groene vuurbollen (ook zoeklichtj;s)
stegen op en daalden traag. Men meende
heusch weldra 't bekende waardeerende
volksgegalm van ohltezullenhooren.maar dan braakt
kwaadaardig bulderend 't afweerkanon los,
waarvan we de misgeschoten rooden granaat
kartets laag aan den hemel zien uiteen
spatten. Eén vliegerbom was raak; een vuur
kolom rijst op uit den fatalen duikbooten
basis."
Daar althans kan 't lichtspel voorloopig
gedoofd. En wij, we hebben juist tijd ons
kopje thee koud leeg te drinken, als de jeugd
reeds nieuwe actie speurt aan den donkeren
hemel. Nu vlak vóór ons, meer landwaarts,
juist tegen den luguberen achtergrond van
't eeuwigdurend monotoon kanongedreun en
't weerlichtende mondvuur, aan 't actieve
Vlaamsche front.
Feller en feller wordt de vliegeractie, de
roode shrapnells barsten veelvuidigerinden
duisteren nacht, de zoeklichten schichten
doller en nerveuzer dooreen.'t Afweerkanon
dreunt zonder pauze. In ons kringetje wordt
't stil. 'k Huiver, voor 't eerst dien avond,
en zucht uit. wat allen om mij denken:
Arm, arm Brugge!"
BHZ.
De Aardappel
EENIGE NUTTIGE WENKEN
Hoe zorgvuldiger de aardappel behandeld
wordt, des te minder last zal men hebben
van blauwe plekken. Toch kan het zijn dat
zelfs de best bewaarde aardappel bij 't
doorsnijden donkere kransen, kringen of
vlekken vertoont, dit is dan geen gevolg
van 't bewaren, doch dit wijst op een te
laag kalkgehalte van 't land waarop ze ge
teeld zijn.
Om aardappelen lang goed te bewaren
verdient 't aanbeveling droge eikenbladeren
tusschen de voorraad aan te brengen.
Bloemen" ze niet meer op tafel, dan snijdt
men van de rauwe 'n stukje af.
Te hooge warmtegraad in de bewaarplaats
der aardappelen geeft aanleiding tot rotten
en gewichtsverlies.Ruwe behandeling, gooien
enz. doet op den duur zelfs de beste aard
appel bede'ven. Een ruime frissche kelder,
die goed gelucht kan worden, is de beste
bewaarplaats. Eer de aardappelen in de
kelder gaan, moeten ze 'u korten tijd goed
drogen. Gekneusde en aangestoken knollen
moet men te voren uitzoeken en verwijderen.
In lichte bewaarplaatsen worden de aard
appelen groen, dat geeft voedsel-verlies en
minder aangename smaak. Men beware ze
dus 't liefst in donkere bergplaatsen, waarin
een warmtegraad van 10?15 graden Celsius
niet overschreden wordt. In 't voorjaar, als
zich aan de knollen scheuten beginnen te
vertoonen, keert men de aardappelen dikwijls
en verwijdert de uitspruitsels; de meening
van sommige huisvrouwen dat ze dan blauw
of zwart worden, is ongegrond. Als een
aardappel na koken gevlekt is of droge plek
ken onder de schil heeft, is dit alleen een
gevolg van gooien, stooten, enz.
In den wintertijd, wanneer men enkel oude
aardappelen heeft, schille men ze het liefst
den avond te voren, 's zomers bij de jonge
of nieuwe aardappelen is dat af te raden,
men schilt die even voor het koken. Bravo's
moeten echter altijd denzelfden dag geschild
worden. Het koken geschiedt zoo snel mo
gelijk, hoe vlugger ze afgestpokt worden,
hoe beter, mooier en smakelijker ze zijn.
Een z.g. vaste" aardappel laat men goed
gaar koken, lossere niet geheel, daar er dan
teveel waterdeelen intiekken. Men late deze
verdichten. ledere regendruppel, elk
nevelblaasje bevat een kern van stof en daarmee
weten de sphagnumplantjes zich te voeden.
Waar ze zich eenmaal gevestigd hebben
schieten ze vroolijk op, al hoogeren hooger,
zich telkens vertakkend en zoo ontstaan de
weeke, natte, bleekgroene, snms rossige
kussens, die ge op vochtige heiden dikwijls
genoeg hebt aangetroffen. De top van zoo'n
sphagnumplantje lijkt wel wat op een
edclweiszbloem. Er ontwikkelen zich aardige
sporendoosjes boven op, die op zomersche
dagen met een fijn geknetter hun dekseltjes
afwerpen en hun sporen door den wind
laten meevoeren.
Eind. lijk kan zoo'n sphagnnm-vegetatie
een lieidekom of een ondiep ven heelemaal
opvullen of den bodem bedekken van een
vochtig bosch of van een rijp laagveen.
Er bestaan trouwens nog wel meer moge
lijkheden. De veenmosmassa vormt dan als
het ware een reusachtige natte spons en
daarop gaan nu andere planten groeien:
zwammetjrs en het insecteneter.de planlje
de zonnedauw, veenhies, knopbies, rietgras
sen en wollegras of veenvlok, dat in den
zomer de vlakte siert met zijn wapperende
' witte vruchtpluimen. En dan volgen op deze
In het Korenberger veen
De nieuwe Voorjaarsmode en een oud Versje s *?<
Teekening voor de Amsterdammer" van Hanna Lamberts
Ieder komend geslacht
lacht
om de dracht
van een vorig geslacht
doch dat wordt niet bedacht
door 't geslacht
dat thans lacht!
liever na het afgieten nog wat nastoomen,
dan blijven ze tevens heel, en loopt rnen
niet de Jeans inplaats van gaaf goed, slechts
een natte aardappelbrij als eindresultaat te
vinden, Bij het koken hangt echter ook veel
af van de soort, zoodat daarover in het
algemeen geen nadere wenken meer te geven
zijn. Moeten de aardappelen nog eenigen tijd
staan voor het op tafel komen, dan ver
dient het aanbeveling er een witte doek
op te leggen, onder de deksel, dan houden
ze kleur en smaak. Nieuwe aardappelen zette
men met kokend water op, oude met koud.
Bij nieuwe aardappelen onder het koken een
keer het water ververschen komt den smaak
ten goede, terwijl het noodige zout er eerst
bij moet als ze koken. De vroege aardappel
soorten zijn de beste. Uitspruitsels of scheu
ten van aardappelen bevatten vergif, ook
nog als ze gekookt zijn.
HETDWA/E VAN TE DIK AARDAPPELSCHILLEN
Opmerkelijk is het, dat bij het schillen
van aardappelen, menige huismoeder en
dienstbode te werk gaan alsof alleen het
middelgedeelte waarde had, terwijl juist het
omgekeerde waarheid is. De wetenschap
heeft n.l. aangetoond, dat het weinige eiwit,
hetwelk in den aardappel voorkomt,
hoofdtamelijk eenvoudige planten een aantal
andere, die bij alle liefhebbers hoog staan
aangeschreven: een paar groenbloemige
orchidettjes, de welriekende Pirola, de moe
rasviooltjes en de prachtige Andromeda met
bieekrose hangende klokjtsbloemen. De
veenbes bedekt de sphagnumkussens met
dunne lange kruipende stengels waaruit
zich duizenden vierpuntige roode bloempjes
op slanke steeltjes verhtffen. Ook vinden
varens van allerlei soort een plaats eneindelijk
komen dophei en struikhei aan de beurt
met spichtige stijve berkjes, die er heel
anders uitzien dan die van de duinen. En
dan kan alles weer opnieuw onder de
sphagnum komen en begint het spel weer
van voren af aan, zoodat in den loop der
tijden uit al die planten een dikke laag ge
vormd wordt van iets ddt meer plant dan
grond is en dat wij hoogveen noemen. Het
Atlantisch klimaat van Midden- en
NoordEuropa is zeer gunstig voor de ontwikke
ling van deze vegetatie, die haar glanspunt
bereikt in de laagvlakte bewesten de E<be.
Er is een tijd geweest dat ons land bijna
voor de helft met hoogveen was bedekt.
Al sinds eeuwen is men bezig dat af te
graven en meteen te veranderen in bouw
land. In de vorige eeuw voorspelde de
geoloog Staring, dat omstreeks 19LO al ons
hoogveen verdwenen zou zijn en hij heeft
het niet zoo ver mis gehad, want als men
voortgaat met dezelfde vaart als in de laatste
jaren, dan zijn wij er in een jaar of tien werke
lijk heelemaal door. Daarbij komt nu, dat
de afgegraven gronden onmiddellijk ver
anderd worden in bouwland, zoodat er van
nieuwe hoogveenvorming geen sprake is,
temeer daar thans heiden en broeklanden
en bossenen zoo worden behandeld dat ons
sphagnum geen gelegenheid het ft, om zich
te vestigen. Het zag er dus werkelijk naar
uit alsof binnenkort dat merkwaardig
veenmos met al zijn nog ondoorgronde geheimen
uit ons land zou verdwijnen.
Gelukkig is thans de Vereeniging tot
Behoud vat/Natuurmonumenten erin geslaagd,
om alvast n hoogveentje te behouden:
het Korenbergerveen tusschen Groenlo en
Winterswijk, dat dezer dagen is aangekocht.
Het is in het begin van de vorige eeuw
gedeeltelijk ontgonnen, maar men heeft het
niet kunnen draineeren en daar heeft het
sphagnum dadelijk gebruik van gemaakt.
Behoudens enkele waterloopen is het geheel
zakelijk nabij de schil ligt.
Ter overtuiging kan een ieder de volgende
proef nemen: Snijd een aardappel door en
bevochtig de snijvlakte na deze eerst
zorgvuldig met schoonwater te hebben af
gespoeld, om de losgeraakte zandkorrels te
verwijderen met jodium, dan wordt bijna
de geheele vlakte blauw gekleurd. Alleen
het buitenste laagje, tegen de schil aange
legen, en een kringetje in het midden worden
niet blauw, doch geel. De ondervinding leert,
dat zetmeel na bevochtiging met jodium
blauw wordt, terwijl de eiwitstoffen er geel
door gekleurd worden. Men handelt dus
glad verkeerd, door bij het aardappelschillen
de schil dik weg te snijden, want daardoor
worden juist de beste voedingsstoffen weg
genomen.
P. NO Y O N W AESDORP
:: VERHUIZEN ::
MEUBELS BEWAREN
E. J. VAN SCHRICK
BOOTHSTRflflT UTRECHT
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiinii
dichtgegroeid en het verkeert r u juist in
zijn allermooiste stadium, het tijdperk van
de roode veenbes en de rose Andromeda.
p de oude dammen en onontgonnen
stukken groeit berkenbosch met gagel en
waterwilg en daar vinden we ook de a
zeldzamer wordende veen-boschbes. Een
opsomming van alle planten, die er groeien,
zou te veel plaats innemen, die behoort
thuis in de monografie over dit veen,
die de Vereeniging niet mag nalaten samen
te stellen. De dierenwereld is er ook rijk
vertegenwoordigd en wel doordat terreinen
als dit het toevluchtsoord worden voor alles
wat door de cultuur wordt verjaagd. Zoo
doende krijgt een dergelijke reservation"
nog weer een bijzondere beteekenis en nog
grooter waarde. Het Korenbergerveen ligt
zoo, dat het door de omliggende bouwlan
den met hun draineeringen en waterloopen
niet wordt afgetapt, want het is omgeven
door een paar lage ruggetjes en dus een echt
komveen.
Het ligt in de bedoeling van de Vereeni
ging om den toegang tot het veen voor
loopig vrij te laten, zooals zij dat ook doet
in de bosschen van Leuvenum, Hagenau en
Oisterwijk. Men komt er het makkelijkst
door van Winterswijk uit den straatweg naar
Grpenlo te nemen tot aan het oude tol
huisje. Daar gaat een rechte zandweg naar
links, die u over twee spoorlijnen heen naar
het veen voert en dan vindt ge een pad, dat
eerst langs de spoorlijn gaat en verderop
zuidwaarts de wildernis in. 't Is geen
jongej u ff rouwe n wei k. Vertrouw den lagen bodem
nergens. Schrik ook niet, als er opeens een
rood vosje voor u opspringt. Maar 't is er
prachtig.
In vroeger tijd moest de Vereeniging voor
het doen van dergelijke groote aankoopen
een beetje op de groote trom slaan, om
rentelooze leeningen of schenkingen bij
elkaar te trommelen. Deze aankoop echter
is de eerste, die uit eigen middelen geschiedt.
Zoo behoort het ook, maar dat kan alleen
wanneer het aantal der leden en donateurs
nog veel grooter is dan nu. Gij kunt u
altijd aanmelden aan het secretariaat der
Vereeniging, Rokin 69, Amsterdam. Het is
natuurlijk overbodig, om er nog op te wijzen,
dat ju'st in dezen tijd elke poging tot be
houd van natuurschoon dubbel gewaardeerd
dient te worden.
JAC. F. THMSSE