De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 23 maart pagina 5

23 maart 1918 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

23 Maart '18. No. 2126 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Kantstad La ville mystique semble baigner dans un feu destructeur. du Flou. Lang geleden! 'k Was even naar de stad gefietst, voor kantstudie. 'k Wilde vergelijken. Mijn eigen gebrekkig rullig-geklost kraagje toetsen aan het strakke kernige werk der geroutineerde Vlaamschen. De stad zelve, ze is een kos'elijk goed, ' geconserveerd juweel van oude architectuur. Fijne torentjes, puntige trapgevels kartelen in de lucht, tusschen de rondbogen boven de vensters golft sierlijk beeldhouwwerk. Sier en krul aan alle gevels. Kant alom me. Een voorjaarsdag, over 't smalle zwarte verstilde grachtwater sliert 't jonge goudiggroenloof van tretuboomen. Teer, ijl gebloesem nog, tintelt boven half vergane tuinmuren. In de antieke arbeidersbuurten zitten de meeste kantwerksters reeds buiten, voor hare leuk-gelijnde okergele stulpjes. In walmzwart inkljkje van de poortige open deur is ook geblikker van koperen spelden- Een voorzichtiger oudje werkt er neerstig. Jong geleerd, oud gedaan. Achter de zware muren der kloosters oefenen de volksmeisjes zich dag aan dag in 't spellewerken, onder leiding van be dreven nonnekens. Zijt ge in de buurt, komt soms zoo'n commercieel aangelegd maseurke u bionenlokken: ge kunt bij haar zoo avantageus en schoone koopen"! Een kantschool is er verborgen achter de zware middeleeuwsche muren van 't aan zienlijk stadsverbiijf van een vromen Bourgondischen ridder, maar wiens vroomheid niet was die des binnenkamers. Want daar pal aan de straat in een nis boven de poort, daar ligt hij geknield (zijn bont geschilderd conterfeitsel en relief" althans) in aanbid ding voor de moedermaagd. Maar nu sta 'k in extase voor 't werk der over- en over- en betovergrootmoeder en van al die steeds dieper in de middel eeuwen wijkende vrouw figuren over 't kussen gebogen, 't Is in Qruuthuus verzameld. Een précieuse collectie, een rêve, die ragfijne weefsels, spreien, altaarkleeden, tooisels. 't Is M^chelsch, Ai,twerp--ch, Brugsch, van alles; de prachtlievende bezitters en vrome schenkers, allen even ijdel lieten er hun devezen en wapens in arbeiden. Maar als men ook Karel V of Margaretha van Parma heet l 't Hedendaagsche werk, hoe mooi ook, schijnt me nu banaler, vluchtiger er tegen, meer koopwaar voor een ieder, vooral voor de thans talloos rondslenterende Engelschen. Het is hun Paaschseizoen. Za hebben ge huiverd van de mystlekderpaarsch-rouwende kerklntérieurs en vooral bij de traditioneelreligieuse handelingen tijdens de Goede Week. Gereikhalsd hebben ze over den drom vroom-oieuwsgierige paupers te midden der kathedraal, om toch vooral alle détails der voetwasschlng op Witte Donderdag te zien. Dat symbool van christelijke ootmoed, dien rijkgepurperden aartspriester, die daar telkens weer nederhurkt voor een schamele oude en uit een zilveren schaal 't water druppelt op achtereenvolgens twaalf naakte apostelvoeten", zijn spitsen gouden mijter twaalf maal buigt bij den schijnkus boven die gewasschen voeten! De stille week! Maar de kerken zingen weer. Paschen is voorbij. Nu mott de kant 't hun doen. Over vloedig taleeren de tallooze winkels real lace." Er zijn zakdoeken,dekjes, befjes, kragen, manchetten, van alles en alle merken. Duchesse heeft de voorrang a's specialiteit der stad. Maar 'k zie veel Brusselsch ertusschen, brokkelig Venetiaansch, de grovere maar Een Nieuw Natuurmonument In December 1915 werd te Berlijn gehouden het zevende congres voor Natuurbescher ming onder leiding van Professor Dr. Conwentz, Geneimer Regierungsrat, Leiter der Staatlichen Stelle für Naturderikmalpflege. Deze bijeenkomst gold uitsluitend het behoud der hooge venen, die in Duitschland nog meer bedreigd worden dan bij ons, omdat zij niet alleen vertuifd worden, maar ook onmiddellijk ontgonnen voor bouwgrond. Honderdduizenden krijgsgevangenen zijn daar sedert eenige jaren mee bezig onder wetenschappelijke leiding, in hoofdzaak uit gaande van het Moorversuchsstahon Bremen, waarvan de ook bij ons bekende uitmuntende geleerde Prof. Dr. Weber directeur is. Natuurlijk was deze ook op het congres present en van de overige zeventig deel nemers noem ik, om de belangrijkheid van de zaak te doen uitkomen nog eenige andere goede bekenden als: Abromeit, Brauer, Drude, Engler, Graebner, Hennicke, Keilhack, Llndau, Paul, Pax, allemaal geleerden van groote vermaardheid. De kunst was er vertegenwoordigd door den landschaps schilder Hoffmann-Fallersleben, de geschie denis door Dr. Kiekebusch. Het congres duurde twee volle dagen en de slotsom was, dat ondanks den nood der tijden aan de Regeering het verzoek werd gericht om in het be'ang van Kunst en Wetenschap en wellicht ook van klimaat en welvaart maat regelen te nemen om door het geheele rijk verscheidene hooge venen in ongerepten staat te behouden. Deze maatregel is reeds voor eenige venen getroffen, o. a. voor het Plagefenn bij Chorin en voor de Zehlau, een groot hoogveen In Oost-Pruisen, waar nog de eland in het wild voorkomt. Intusschen is het denkbeeld van veenbescherming niet nieuw, reeds in 1844 zorgde in Denemarken koning Christiaan VII voor het behoud van het Gammelmose-veen. Inderdaad zijn die venen het waard en diep zou het te betreuren zijn, indien zij zoo praktische Cluny, gehaakte Irlande. Contouren en 't subtielst IQngedwarrel der patronen spreekt helder tegen den onder grond van blauw papier. Schuimig golft in den raamhoek ellen en ellen meterkant. Karakteristiek voor de stad is wel zoo'n twaalf- of derttendeeuwsch zwart houten huisje, luifel over 'c smalle venster. Daar achter een kanten schilderijtje, zwanen op't Minnewater, nog op 'c kussen gespeld, 't overbluffend aantal klossen er voor noodig, duizend en tien eventjes, zijn er om heen gebundeld. Alles fijntjes voor de vreemdelingen. Nu even nog kant afdoen in de béguinage. Wat ideaal-teruggetrokken en toch gezellig, niets kloosterachtig wonen ze daar die trtffelijke ieffrouwen", de zedige begijnen. Daar, om 't rustigst, ingetogenst pleintje der ingetogenste aller steden. Haar blauwig grijze deftige oude huizen hebben iets afwijzends door dat getralied loerraampje in de groene voordeur. De ieffrouwen" dragen den ring, deden eenige kloostergeloften. Niet echter die van armoede en houden dan ook, dames van goeden huize, als ze meestal zijn, een of twee dienstboden. In haar bont kerkje mogen ze in 't lat ij n eentonig de mis voor lezen, dan schijnen ze mij priester essen, in hare witte vierkant gestreken huiven tot over de schouders. De adelijke overste heeft thuis haar eigen kapelletje, en een groote lichte zaal, n museum, weer vermoeiend vol antiquiteiten, tabernakels, gebeeldhouwde zetels, schilderijen, en oude levende kant werksters, die ze edelmoedig uit de duis ternis van de armenhuisjes op 't begijnhof hier van 't licht laat profiteeren, zoo noodig voor 't fijn peuter werk, met af getobde, gebrilde oogen. Door de hooge maar stijlvolle klein ge ruite ramen gluurt de jonge bloeiende nonnentuin op de oude wijfjes, de bezigen, die dat niet meer opmerken en op de alleroudste, die haar dwergklein lijfje wel altijd verborg onder 't kussen. Twee doorvoede makkelijke begijnen dienstboden zitten in een cosy hoekje achter een scherm te klossen. Een Teniersje hangt er aan den wand, een handgeschreven misboek rust op de lessenaar. Alles heel mooi en interessant, wat de glundere bedaagde maagden geen greintje zijn. Plus béguine que les béguines", zoo zijn ze, hare strak zwarte jurken zonder een enkel fleurig kriezeltj« wit. Schijn! Ze blijken zóó gemoe delijk Vlaamsen en babbelen zóó geerne ais ze spellewerken. Om 't laatste hebben ze dien lichtend zeere gekuuscht en geschommeld ('t is groote schoonmaaktijd). Cordule, de eene, weikt met vijfhonderd klossen een Valencienne-kant, die 50 francs de meter kosten zal, voor den jongen priester wiens albe de kant zal sieren bij de wijding. En al die kanten en kantjes ten verkoop in die vitrines, wie betaalt er die speculatief hooge prijzen voor? Wel, de luxueuse Amerikaansche milllonnaires; voor haar ondergoed, echte Valencienne, why not? Zoo babbelen we. Ze speuren alras mijn vakkennis. Ik ook spellewerk geerne, uren en uren zit ik aan 't kussen, geen zonnetje kan me er van af lokken, overdrijf ik. 'k Geleuve et," antwoordt Cordule en dan vervat ze inleen luttele reeks woorden een echt stuk Vlaamsen leven, als ze er bijvoegt: Joa, joa 't is ne passie, liek de koarte." De tijd dringt, ik wil nog even naar 't graf van Guldo Gszelle. Ze hebben hem goed gekend, den braven priester, hij kwam veel op 't begijnhof, en leeft nog in haar voort, wat blijkt bij mijn afscheid. Gemoe delijk echt Vlaamsch-naid klinkt dan: den goeden dag madam en de complimenten aan Qezelle. Nooit zag ik de kantstad terug, nooit... ten minste Door een plotse verhuizing ver uit de streek, raakte ze totaal uit't zcht. Ras daarop de oorlog. En toen ik deze zomer weer in mijn oude woonplaats logeerde, was de schoone stad onbereikbaar, so nah und doch so fern". De draad des doods er tusschen. Door de milde zomerdagen en -nachten ook uit ons land restlos'' zouden verdwij nen. Het hoogveen dankt zijn bestaan aan een allermerkwaardigst plantengeslacht, het veenmos of sphagnum. Deze planijes tieren het best op volkomen onvruchtbaren bodem, als die maar niet te droog of te beweeglijk is. Ook willen zij wel in mager water groeien. Sommige soorten houden niet van kalk, maar ze zijn er nog niet zoo bang voor, als men vroeger wel meende. Eigenlijk begint men pas in den laatsten tijd eenigszins op de hoogte te raken van de levenseischen dezer planten en wel voornamelijk door de onder zoekingen verricht aan de Moorversuchstations te Bremen en te München. Er komen nog al ingewikkelde ptiysico-chemische ver schijnselen bij te pas, die ons des te meer interesseeren, daar het in onzen tijd nog al wat waard is, om te leeren bestaan van lucht en nevel. Dit toch is met de sphagnum-plantjes het geval. Zij onttrekken geen voedsel aan den bodem. Hun stengels en bladeren echter bevatten merkwaardig ge vormde leege cellen, van binnen voorzien van opstaande lijsten, die hun oppervlak vergrooten. Deze cellen staan door ope ningen in gemeenschap met de buitenlucht en kunnen nu water opslorpen en revel dreunde gestaag en geweldig 't kanon. Ten slotie onopgemerkt, n met de natuur, als het ruischen der zee. Voorwaar 't ongewoonste werd gewoon. 's Avonds als we, vrienden al te zamen, rustigjes op 't villaterras knusjes ons kopje thee dronken, begon 't vlak bij aan de kust te spoken. Een fel vuurwerk. Kegel vormige zoeklichten werden van her- en derwaarts door de donkere sterrelucht ras dooreengeworpen, zenuwachtig op zoek naar den brutalen Engelschen vlieger, die met verwoestende bommen 't bezette gebied waagde te bestoken. Feërieke blauwe en groene vuurbollen (ook zoeklichtj;s) stegen op en daalden traag. Men meende heusch weldra 't bekende waardeerende volksgegalm van ohltezullenhooren.maar dan braakt kwaadaardig bulderend 't afweerkanon los, waarvan we de misgeschoten rooden granaat kartets laag aan den hemel zien uiteen spatten. Eén vliegerbom was raak; een vuur kolom rijst op uit den fatalen duikbooten basis." Daar althans kan 't lichtspel voorloopig gedoofd. En wij, we hebben juist tijd ons kopje thee koud leeg te drinken, als de jeugd reeds nieuwe actie speurt aan den donkeren hemel. Nu vlak vóór ons, meer landwaarts, juist tegen den luguberen achtergrond van 't eeuwigdurend monotoon kanongedreun en 't weerlichtende mondvuur, aan 't actieve Vlaamsche front. Feller en feller wordt de vliegeractie, de roode shrapnells barsten veelvuidigerinden duisteren nacht, de zoeklichten schichten doller en nerveuzer dooreen.'t Afweerkanon dreunt zonder pauze. In ons kringetje wordt 't stil. 'k Huiver, voor 't eerst dien avond, en zucht uit. wat allen om mij denken: Arm, arm Brugge!" BHZ. De Aardappel EENIGE NUTTIGE WENKEN Hoe zorgvuldiger de aardappel behandeld wordt, des te minder last zal men hebben van blauwe plekken. Toch kan het zijn dat zelfs de best bewaarde aardappel bij 't doorsnijden donkere kransen, kringen of vlekken vertoont, dit is dan geen gevolg van 't bewaren, doch dit wijst op een te laag kalkgehalte van 't land waarop ze ge teeld zijn. Om aardappelen lang goed te bewaren verdient 't aanbeveling droge eikenbladeren tusschen de voorraad aan te brengen. Bloemen" ze niet meer op tafel, dan snijdt men van de rauwe 'n stukje af. Te hooge warmtegraad in de bewaarplaats der aardappelen geeft aanleiding tot rotten en gewichtsverlies.Ruwe behandeling, gooien enz. doet op den duur zelfs de beste aard appel bede'ven. Een ruime frissche kelder, die goed gelucht kan worden, is de beste bewaarplaats. Eer de aardappelen in de kelder gaan, moeten ze 'u korten tijd goed drogen. Gekneusde en aangestoken knollen moet men te voren uitzoeken en verwijderen. In lichte bewaarplaatsen worden de aard appelen groen, dat geeft voedsel-verlies en minder aangename smaak. Men beware ze dus 't liefst in donkere bergplaatsen, waarin een warmtegraad van 10?15 graden Celsius niet overschreden wordt. In 't voorjaar, als zich aan de knollen scheuten beginnen te vertoonen, keert men de aardappelen dikwijls en verwijdert de uitspruitsels; de meening van sommige huisvrouwen dat ze dan blauw of zwart worden, is ongegrond. Als een aardappel na koken gevlekt is of droge plek ken onder de schil heeft, is dit alleen een gevolg van gooien, stooten, enz. In den wintertijd, wanneer men enkel oude aardappelen heeft, schille men ze het liefst den avond te voren, 's zomers bij de jonge of nieuwe aardappelen is dat af te raden, men schilt die even voor het koken. Bravo's moeten echter altijd denzelfden dag geschild worden. Het koken geschiedt zoo snel mo gelijk, hoe vlugger ze afgestpokt worden, hoe beter, mooier en smakelijker ze zijn. Een z.g. vaste" aardappel laat men goed gaar koken, lossere niet geheel, daar er dan teveel waterdeelen intiekken. Men late deze verdichten. ledere regendruppel, elk nevelblaasje bevat een kern van stof en daarmee weten de sphagnumplantjes zich te voeden. Waar ze zich eenmaal gevestigd hebben schieten ze vroolijk op, al hoogeren hooger, zich telkens vertakkend en zoo ontstaan de weeke, natte, bleekgroene, snms rossige kussens, die ge op vochtige heiden dikwijls genoeg hebt aangetroffen. De top van zoo'n sphagnumplantje lijkt wel wat op een edclweiszbloem. Er ontwikkelen zich aardige sporendoosjes boven op, die op zomersche dagen met een fijn geknetter hun dekseltjes afwerpen en hun sporen door den wind laten meevoeren. Eind. lijk kan zoo'n sphagnnm-vegetatie een lieidekom of een ondiep ven heelemaal opvullen of den bodem bedekken van een vochtig bosch of van een rijp laagveen. Er bestaan trouwens nog wel meer moge lijkheden. De veenmosmassa vormt dan als het ware een reusachtige natte spons en daarop gaan nu andere planten groeien: zwammetjrs en het insecteneter.de planlje de zonnedauw, veenhies, knopbies, rietgras sen en wollegras of veenvlok, dat in den zomer de vlakte siert met zijn wapperende ' witte vruchtpluimen. En dan volgen op deze In het Korenberger veen De nieuwe Voorjaarsmode en een oud Versje s *?< Teekening voor de Amsterdammer" van Hanna Lamberts Ieder komend geslacht lacht om de dracht van een vorig geslacht doch dat wordt niet bedacht door 't geslacht dat thans lacht! liever na het afgieten nog wat nastoomen, dan blijven ze tevens heel, en loopt rnen niet de Jeans inplaats van gaaf goed, slechts een natte aardappelbrij als eindresultaat te vinden, Bij het koken hangt echter ook veel af van de soort, zoodat daarover in het algemeen geen nadere wenken meer te geven zijn. Moeten de aardappelen nog eenigen tijd staan voor het op tafel komen, dan ver dient het aanbeveling er een witte doek op te leggen, onder de deksel, dan houden ze kleur en smaak. Nieuwe aardappelen zette men met kokend water op, oude met koud. Bij nieuwe aardappelen onder het koken een keer het water ververschen komt den smaak ten goede, terwijl het noodige zout er eerst bij moet als ze koken. De vroege aardappel soorten zijn de beste. Uitspruitsels of scheu ten van aardappelen bevatten vergif, ook nog als ze gekookt zijn. HETDWA/E VAN TE DIK AARDAPPELSCHILLEN Opmerkelijk is het, dat bij het schillen van aardappelen, menige huismoeder en dienstbode te werk gaan alsof alleen het middelgedeelte waarde had, terwijl juist het omgekeerde waarheid is. De wetenschap heeft n.l. aangetoond, dat het weinige eiwit, hetwelk in den aardappel voorkomt, hoofdtamelijk eenvoudige planten een aantal andere, die bij alle liefhebbers hoog staan aangeschreven: een paar groenbloemige orchidettjes, de welriekende Pirola, de moe rasviooltjes en de prachtige Andromeda met bieekrose hangende klokjtsbloemen. De veenbes bedekt de sphagnumkussens met dunne lange kruipende stengels waaruit zich duizenden vierpuntige roode bloempjes op slanke steeltjes verhtffen. Ook vinden varens van allerlei soort een plaats eneindelijk komen dophei en struikhei aan de beurt met spichtige stijve berkjes, die er heel anders uitzien dan die van de duinen. En dan kan alles weer opnieuw onder de sphagnum komen en begint het spel weer van voren af aan, zoodat in den loop der tijden uit al die planten een dikke laag ge vormd wordt van iets ddt meer plant dan grond is en dat wij hoogveen noemen. Het Atlantisch klimaat van Midden- en NoordEuropa is zeer gunstig voor de ontwikke ling van deze vegetatie, die haar glanspunt bereikt in de laagvlakte bewesten de E<be. Er is een tijd geweest dat ons land bijna voor de helft met hoogveen was bedekt. Al sinds eeuwen is men bezig dat af te graven en meteen te veranderen in bouw land. In de vorige eeuw voorspelde de geoloog Staring, dat omstreeks 19LO al ons hoogveen verdwenen zou zijn en hij heeft het niet zoo ver mis gehad, want als men voortgaat met dezelfde vaart als in de laatste jaren, dan zijn wij er in een jaar of tien werke lijk heelemaal door. Daarbij komt nu, dat de afgegraven gronden onmiddellijk ver anderd worden in bouwland, zoodat er van nieuwe hoogveenvorming geen sprake is, temeer daar thans heiden en broeklanden en bossenen zoo worden behandeld dat ons sphagnum geen gelegenheid het ft, om zich te vestigen. Het zag er dus werkelijk naar uit alsof binnenkort dat merkwaardig veenmos met al zijn nog ondoorgronde geheimen uit ons land zou verdwijnen. Gelukkig is thans de Vereeniging tot Behoud vat/Natuurmonumenten erin geslaagd, om alvast n hoogveentje te behouden: het Korenbergerveen tusschen Groenlo en Winterswijk, dat dezer dagen is aangekocht. Het is in het begin van de vorige eeuw gedeeltelijk ontgonnen, maar men heeft het niet kunnen draineeren en daar heeft het sphagnum dadelijk gebruik van gemaakt. Behoudens enkele waterloopen is het geheel zakelijk nabij de schil ligt. Ter overtuiging kan een ieder de volgende proef nemen: Snijd een aardappel door en bevochtig de snijvlakte na deze eerst zorgvuldig met schoonwater te hebben af gespoeld, om de losgeraakte zandkorrels te verwijderen met jodium, dan wordt bijna de geheele vlakte blauw gekleurd. Alleen het buitenste laagje, tegen de schil aange legen, en een kringetje in het midden worden niet blauw, doch geel. De ondervinding leert, dat zetmeel na bevochtiging met jodium blauw wordt, terwijl de eiwitstoffen er geel door gekleurd worden. Men handelt dus glad verkeerd, door bij het aardappelschillen de schil dik weg te snijden, want daardoor worden juist de beste voedingsstoffen weg genomen. P. NO Y O N W AESDORP :: VERHUIZEN :: MEUBELS BEWAREN E. J. VAN SCHRICK BOOTHSTRflflT UTRECHT iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiinii dichtgegroeid en het verkeert r u juist in zijn allermooiste stadium, het tijdperk van de roode veenbes en de rose Andromeda. p de oude dammen en onontgonnen stukken groeit berkenbosch met gagel en waterwilg en daar vinden we ook de a zeldzamer wordende veen-boschbes. Een opsomming van alle planten, die er groeien, zou te veel plaats innemen, die behoort thuis in de monografie over dit veen, die de Vereeniging niet mag nalaten samen te stellen. De dierenwereld is er ook rijk vertegenwoordigd en wel doordat terreinen als dit het toevluchtsoord worden voor alles wat door de cultuur wordt verjaagd. Zoo doende krijgt een dergelijke reservation" nog weer een bijzondere beteekenis en nog grooter waarde. Het Korenbergerveen ligt zoo, dat het door de omliggende bouwlan den met hun draineeringen en waterloopen niet wordt afgetapt, want het is omgeven door een paar lage ruggetjes en dus een echt komveen. Het ligt in de bedoeling van de Vereeni ging om den toegang tot het veen voor loopig vrij te laten, zooals zij dat ook doet in de bosschen van Leuvenum, Hagenau en Oisterwijk. Men komt er het makkelijkst door van Winterswijk uit den straatweg naar Grpenlo te nemen tot aan het oude tol huisje. Daar gaat een rechte zandweg naar links, die u over twee spoorlijnen heen naar het veen voert en dan vindt ge een pad, dat eerst langs de spoorlijn gaat en verderop zuidwaarts de wildernis in. 't Is geen jongej u ff rouwe n wei k. Vertrouw den lagen bodem nergens. Schrik ook niet, als er opeens een rood vosje voor u opspringt. Maar 't is er prachtig. In vroeger tijd moest de Vereeniging voor het doen van dergelijke groote aankoopen een beetje op de groote trom slaan, om rentelooze leeningen of schenkingen bij elkaar te trommelen. Deze aankoop echter is de eerste, die uit eigen middelen geschiedt. Zoo behoort het ook, maar dat kan alleen wanneer het aantal der leden en donateurs nog veel grooter is dan nu. Gij kunt u altijd aanmelden aan het secretariaat der Vereeniging, Rokin 69, Amsterdam. Het is natuurlijk overbodig, om er nog op te wijzen, dat ju'st in dezen tijd elke poging tot be houd van natuurschoon dubbel gewaardeerd dient te worden. JAC. F. THMSSE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl