Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NgDERlANB
30 M.aart '18. No. 2127
AAN COR SCHULZE
bff zijn veertig-jarlg jubileum
door JAN C. DE Vos
Wat kennen we elkaar al lang. Beroerd
genoeg l 'n Bewijs, dat we niet jong meer
rfjn. Maar nog jong van hart, hé?
Aanstaanden zomer zal 't 'n dikke veertig
jaar. geleden zijn, dat je voor 't eerst je
oolfjk bakkes aan me vertoonde. De hoofd
onderwijzer te Ousterbeek, meester E wijk,
bad den heer van den Hemelschen Berg, den
grooten weidoer er J. Kneppelhout, den
kranigen schrijver Kllkspaan, meegedeeld dat er
zoo'n aardige, knappe, erg ondeugende jongen
op school was, die ook zoo mooi kon voor
dragen. Ik was toen al aan het tooneel en
bracht mijn zomervacatitie te Oosterbeek
door ten huize van-dien zelf den onderwijzer.
Ik moest je hooren en meneer Kneppelhout
mijn meening zeggen. Hij dacht dat je groot
dramatisch talent bezat. Welk ernstig gedicht
je gekozen had t, weet ik niet meer, maar
wel: dat ik onbedaarlQk lachen moest. Cor
Is een geboren komiek,'' luidde mijn uit
spraak, en ik heb gelijk gekregen.
Toen je in Amsterdam op de
Tooneelschool kwam, werd ik zoo iets als je
.toeziende voogd l" Nooit ruzie gehad, wat?
Je kon gemakkelijk voorschot van me los
kragen op je zakgeld, hé? Daarna j (j ook
aan het tooneel, op het Leldsche Plein, bij
Het Nederlandsch Tooneel. Nog geen Ko
ninklijke Vereeniglng toen, maar onder
Koninklijk gebarende Beheerders als A. C.
Wertheim en H. |. Schimmel.
Je eerste rolletje: de Krantenjongen in
Sardou's Dames en Meeren van Pont-Arcy.
Jan Albregt, de groote karakterspeler, had
toen al schik in je. Maar wie niet? Wat
was je getapt en geliefd bij oud en jong
aan het tooneel, bij je lateren vaderlijken
vriend, den directeur W. Stumpff, zoo goed
als bij het veelhoofdig publiek. Cor Schulze
in 'n hoofdrol, wel, man, 't was bij je plaats
bewijs de zekerheid van 'n avond pleziert
i Wat heb je er velen doen lachen in je leven.
En hoeveel goed heb je daarmee gedaan.
Maar ze zijn je ook dankbaar geweest, dat
heeft je vorig Jubileum bewezen.
Jaren lang hebben we samen in menig
stuk gespeeld, jaren aaneen samen n kleed
kamer gedeeld, nooit ruzie gehad, al waren
we 't ook soms niet eens.
Ja, Cor, onder je vrienden is er geen
? twouwer, onder je bewonderaars er geen
hartelijker, dan
c/C, 6//K
iiiiMiiittiiiiiiiiiiiiMMiimiiiiiiiiiiiiiiiiHHMiiiiminiiiiiiiniiii
Ml
MUZ1EKAAL OVERZICHT
Abonnementsconcert
Toonkunst (Matthaus-Passton)
Men had bezwaarlijk sterker contrasten
op n programma kunnen vereenigen dan
de namen Alfons Diepenbrock en Julius
Röntgen. Niettemin zou het interessant ge
weest zijn, naDiepenbrock'soevreRöntgen's
nieuwe Bredeto-llederen te hooren, die nu
door ongrsteidheid van Messchaert moesten
vervallen. Röntgen was nu slechts door zijne
suite Oud-Hollandsche dansen" vertegen
woordigd. Al valt de bewerking dezer dansen
harmonisch niet uit den stijl, zoo had de
instrumentatie toch gewonnen, wanneer deze
wat doorzichtiger gehouden ware. Deze
charmante stukjes misten in'usschen hunne
uitwerking geenszins en het breedzangerige
element in de mrergrdragen momenten komt
in den daarvoor bizonder geeigenden strijk
kwartetklank goed tot zijn reent.
Van Diepenbrock b'acht het programma
als noviteit de ouverture en Lied van den
Hop", voor Arlstophanes de Vogels" ge
schreven, be-evers eene herhalirg der
Ma>3yas-muziek. Het vocale fragment wil
mij als geheel beter geslaagd voorkomen
dan de ouverture. Wel is er in de laatste
menig moment, dat frisch en prettig aan
doet; allereerst het zeer goed gevonden
hoofdthema, alsmede het middendeel met
de van arcadische geneugten verhalende
fluitsolo. Ook de rijke polyphonische be
handeling der kwinkeleerende vogelstemmen
is zeer interessart.
De expositie der verschillende motievn
komt mij evenwel, bij deze eerste uitvoering
althans, niet altijd klaar en duidelijk voor.
Mogelijk, dat de componist niet de
orkestllliiiiitfliiiiiillliliiiiiiiiiilliiiiiiiiiiiiiiimminiiiiiiiiuiniiiiiiiiiiiHiiiiii
H. BERSSENBRUGGE,
PORTRETFOTOGRAAF
ZEESTRAAT 65, naast Panorama Mesdag,
DEN HAAG. Tel. 1538.
Brieven en dagboek vanden Utrechtschen
vrljwlliigtn jager Pleterjacob Costerus,
1830 en 1831, bezorgd door dr M. G.
DE BOER en dr. J. C. COSTERUS. Met
portret, illustraties en naamlijst. Am
sterdam, S. L. van Looy.
Men heeft dikwijls gelachen om de geest
drift van 1830 en 1831. Er is later wel veel
geschertst over wat men wat minachtend de
tlendaagf che ruzie noemde. Ook genoot men
in later jaren de citadel-poëzie minder. Er
zijn ook wel oud-strijders geweest, dragers
van het metalen kruis, die zich een weinig
schaamden om de opgewonden stemming,
waarin zij te wapen waren gevlogen ter
verdediging van oud Nederlands recht tegen
de ontzinde muiters. Eerst later, toen hun
getal belangrijk begon te dunnen, werden
de ridders van het metalen kruis weer alge
meen geëerd als nationale helden.
Er is overdrijving zoowel in de eer, hun
bewezen, als in de kritiek, hun ten deel
gevallen. Op den fiendaagschen veldtocht
valt altijd het onzekere, schemerige licht
van een gestuite poging; de glorie eindigt
te plotseling om sterken indruk te maken;
als men Brussel in het zicht heeft, maakt
men rechtsomkeert. Maar dat neemt niet
weg, dat deze snelle, al te korte overwin
ning toch indruk maakte in Europa, zooveel
zelfs op de anders vrij onaandoenlijke di
plomaten, dat de voor Nederland zoo on
gunstige 18 artikelen worden vervangen
door de 24, die belangrijke concessief! aan
Willem I inhielden. En ook is als historisch
belangrijk element naar voren te schuiven
de eerste k-achtige herleving van den
Nederlandschen volksgeest na de revolutionaire
periode. Men heeft veel gescholden op Naa je
van den Dam en smadelijk is in onzen tijd
het zonderlinge monument van zijn niet zeer
geschikte plaats verwijderd. Maar toch
ook in dezen smaad steekt niet alleen gebrek
aan waardeering, maar ook gebrek aan kennis.
Zonder twijfel, de geestdrift van 1830 en
1831 was echt en ongekunsteld. Zij uitte
zich in den stijl van den tijd in wat
wijdluftige termen, maar zij stond vast op den
bodem van een herwonnen nationaal be
wustzijn. Dit is het goede in den Belgischen
opstand voor ons geweest, dat hij aan den
Nederlander het besef van nationale eenheid
heeft teruggegeven. Wat In 1813 aanwezig
was, kwam in 1830 tot snelle ontwikkeling,
veel sneller dan vóór dien mogelijx was
geweest. Niet velen zijn toen voor het vader
land eestorven; maar dat de groote meerder
heid er toe bereid was, valt niet te betwij
felen. Zoo i»ts was in geen eeuw in Nederland
voorgekomen.
Wie aan de echtheid der stemming van
die dagen nog mocht twijfelen, leze de brieven
en het dagboek van Costerus, thans door
de goede zorgen van zijn zoon en van
dr. M. G. de Boer gemeen goed geworden.
Het was inderdaad een zeer goede gedachte
het te publiceeren. Stellig, men vindt er
weinig nieuwe gegevens in over de politiek
der regeering van koning Willem I noch
minder over de Europeesche staatkunde van
die dagen. Daarvan was onze Utrechtsche
student-vrijwilliger niet op de hoogteen hij
schreef er dus wijselijk niet over. Maar wat
men in zijn brieven en zijn dagboek vindt,
het is de reflex der groote gebeurtenissen
in het dagelijksch gebeuren en vooral in
het gemoedsleven van een eenvoudigen
jongen man van kloeke rechtschapenheid.
Het is de buitengewone tijd, gespiegeld in
de gewone dingen van den dag en ons
daarom zooveel nader gebracht. Uit deze
schrifturen worden de feiten ons niet veel
duidelijker, maar wel de algemeene toestand,
wel de mentaliteit van het geslacht, dat zich
zelf als herboren natie terugvond in de
antithese tot de Belgen. Steeds hebben de
leider is, om het fijne stemmenweefsel door
duidelijke nuanceering den hoorder duidelijk
te maken.
Reeds de aanvangsmaten met het toch
zeer bevattelijke hoofdthema klonken wei
felend, terwijl een te kort aan uitbeeldings
vermogen de vermoedelijke oorzaak was
van een onvoldoende dynamische schakee
ring. Beter slaagde het Lied van den Hop",
waarvan de zeer hooge eisenen stellende
voordracht door Louis van Tulder te prij
zen viel.
Was het misschien om dezelfde reeds
ontvouwde redenen, dat de zooveel schoons
bevattende Marsyas muziek thans onder 's
componisten leiding eenigszins langdradig
aandeed?
Deze muziek schijnt bovendien, bij meer
der aanhooren, zonder de handeling als
voorgrond, in de concertzaal niet op hare
juiste plaats. Hoe stemmingsvol het Voor
spel en Intermezzo" ook geschreven is, het
absoluut gemis aan voldoende contrast doet
onze aandacht verslappen, waar wij in hare
groote lengte de beteekenis der illustratie
buiten het verband der vertooning nitt ver
mogen te volgen.
Op het veranderde programma verscheen
ten slotte Eurico Bossi's Koncerts ck voor
orpel en orkest, waarin Louis Robert op
loffelijke wijze het soloinstrument bespeelde.
Een werk, waarvan men evenmin veel goeds
als kwa»ds kan zeggen! Als aan 't slot de
bliche" fuga verschijnt, viert de degelijk
heid van den componist hoogtij. De sterke
innerlijke schepping drang van een Diepen
brock mist deze verduit-che Italiaan zeer
zeker, maar misschien zou on ze land genoot
van diens knappe s'ruduur" wat kunnen
overnemen. Vergis ik mij intus'-chen niet
dan is Diepenbrock autodidact. Als dit ver
moeden juist is, vrees ik, dat mijn voorstel
niet in goede aarde vallen zal.
Laat ons dus liever weer ewis melding
maken van een werk, waarin dif p innerlijke
scheppingsdrang, gepaard aan de meest
denkbare knappe structuur" een resultaat
bereikt, dat waarlijk in staat is, de macht
der «euwen te trotseeren.
Nu wij. na eenetusschenruimte van eenige
jaren, thans wederom Bich's onsterfelijke
Pa-sie hebben aangehoord, staan wij, wat i
die uitvoering betreft, daartegenover eenigs- j
zins anders, als zij, die telken jare in de
gelegenheid geweest zijn den technischea i
en geestelijken groei te volgen, die
Mengelberg en zijne scharen ten opzichte van
dit werk hebben doorloopen.
natiën zich gevormd door these en antithese;
dat deze laatste onmisbaar l», bewijst de
stemming van 1830. zooals wij die terug
vinden in de brieven en het dagboek van
Costerus.
De stemming van Costerus en de zijnen
is fel antl-Belgisch; zij is ook anti-Brabantsen
en anti-Katholiek. Dat de Belgen onbe
schaamde en redelooze muiters zijn, spreekt
voor deze mannen van zelf. Ook, dat de
Brabanters in hun hart met de zuider
broeders heulen en de Hollanders even hart
grondig verwenschen. Ook, dat de Katho
lieken niet te vertrouwen zijn; zij zijn fana
tiek en dom en onvatbaar voor de ware
verlichting. Intusschen wordt Costerus'oor
deel mettertiji en metterdaad wel iets gun
stiger; zijn langdurig verblijf in de steden
en kanlonnementen van Brabant brengt hem
dichter bij de bevolking, die hij langzamer
hand in haar goed* eigenschappen leert
waardeeren. Het is zeker voor de
samengroeiing der vroegere generaliteitslanden
met de oude zeven provinciën van groot
gewicht geweest, dat zoovele jonge mannen
van over de groote rivieren geruimen tijd
op de Brabantsche vlakten hebben gekam
peerd. Costerus heeft daarvan ook wel idee.
Hij vindt voor zich zelf de juiste verklaring
n van de gezindheid der Brabanters tegen
over de Hollanders en van die van zich
zelf tegenover deze afgelegen en geminachte
Brabanters. Hij denkt aan de eeuwenlange
verwaarloozing en ook onderdrukking, waar
van Brabant het slachtoffer is geweest en
verbaast zich dan ook niet langer over de
geringe opgewektheid van het geestelijk
leven, over de oppervlakkelijke, op het stoffe
lijke gericht* neigingen der Brabanters. Hij
kan het ten slotte wel met deze weinig diepe,
wat licht levende, maar vriendelijke, goed
hartige menseden vinden. Maar hij blijft ze
toch altijd een weinig belachelijk vinden
en hij ziet ze altijd wat uit de hoogte.
Ook nog uit een ander oogpunt zijn
Costerus' schrifturen van gewicht. Zij leeren
ons de verhouding van het Nederlandsche
volk tot den koning, deleden derkonink ijke
familie, met name den kroonprins, beter
begrijpen. Ook bij ons was toen het parool:
durchhaltenl In dat opzicht kon Willem I
in de eerste jaren op de meeste Nederlanders
rekenen; zelfs waren zij toen heel wat meer
vijandig aan de Belgen dan de koning.
Aan 'skonings oproep Te wapen" gaven
zij met geestdrift gehoor; het heeft waarlijk
niet aan hen gelegen, dat op dat .Te wapen"
eerst In Augustus 1831 een Voorwaarts"
volgde.
Had men de wensen van het leger ge
volgd, men ware reeds In November 1830
opgerukt. Wie zal zeggen, wat dan met
Belgiëwas gebeurd? Maar de koning aar
zelde en onderhandelde, volgde in zijn poli
tiek tegenover BMgiëen de mogendheden
geen vaste lijn; die onzekerheid deelde zich
natuurlijk aan de gehe Ie regeering mede.
En intusschen lag het leger in Brabant en
verveelde zich, verveelde zich hartgrondig.
De verveling van het militaire leven in de
groote Brabanfsche vlakten komt u overal
in Costerus' brieven te gemoet. Er is mis
schien voor den Nederlandschen krijgsman
van die dagen een nog hooger eer dan dat
hij de Belgen bij Hasselt en Leuven heeft
verslagen: het is deze, dat hij den demon
der eindelooze, grijze verveling wel niet
heeft gedood, maar toch wel telkens heeft
verdreven. Hij voed in ijverig plichtsbetoon
het middel in de stille dagen niet in geeste
lijke dorheid onder te gaan.
Nu moet men daarbij natuurlijk niet ver
geten, dat wij hier met de beste exemplaren
van de soort te doen hebben. De soldaat,
ook de schutter van die dagen stond, ook
als militair, niet zeer hoog. Onze student
heeft dan ook wel wat minachting voor hen
over. Maar ook hier wist hij verklaring en
verontschuldiging te vinden; het is gebrek
aan kennis en verlichting, dat de grond is
van alle kwaad. Zoo weet deze jonge student
in de letteren het leven waar te nemen in
den zachten glans, waarin men het destijds
gaarne zag. Het was een wat zachtmoedig
Wat het technisch element betreft, mogen
we veilig aannemen, dat in onze hoofdstad
de wedergave van deze mrcMig ontroe
rende lijdenstiagedie eene hoogte heeft
bereikt, die bezwaarlijk kan worden
evenaard, laat staan overtroffen.
Daarom moeten door het gemis aan een
paar ideale factoren de daardoor veroor
zaakte teleurstellingen ons dubbel onaan
genaam zijn, te meer waar het hier gevallen
van absolute force majeure" gold. Dat de
holdselige Kunst" van onzen meesterzanger
Messchaert voor ons een steeds meer pre
cair bezit gaat worden, daarop zijn wij door
ervaring steeds min of meer voorbereid.
Het verheugt ons onder deze
oms'andigheden Thom Denys hulde te kunnen brengen
voor de wijze, waarop hij zijn hier noode
gemisten kunstbroeder verving. Naast de
uitmuntende vocale beheersching der partij
mag men ook zijne sobere, waardige dictie
prijzen.
Eene andere hebben we eveneens ditmaal
gemist, die tot heden sl'chts zelden ont
brak: mevrouw de Haan-Manifarges, wier
volumineuse alt in dit genre bij uitstek ge
schikt is den ondergrond te vormen voor
mevr. Noordewier's glanzend timbre.
De middelen van M?ta Reidel en speciaal
hare technische zangkunst zijn evenwel
tegen deze partij vooralsnog niet geheel
opgewassen. Toch kan men haar in de
bres springen" loven om de sobere, gevoel
volle voordracht, die bij meerdere studie
a'licht in kleur zal winnen. Onvoldoende
bleken de kleins partijen in handen bij
Hendrik Koning (van Thom Derys overge
nomen), die vermoedelijk nog in de studie
jaren verkeert.
In een zoo technisch ervaren en geschoolde
omgeving, wordt alle onvolkomenheid als
't ware dubbel onderstreept.
Men had dezen jongen man, die naast een
goed geluid ook muzikaal begrip toonde,
nog niet in dezen uitgelezen kring moeten
plaatsen.
Eene aanwinst mag de ontdekking van
den tenor Carl Erb als E'angelist" ge
noemd worden. Vooral diens lichte, geens
zins keelachtie,e toongeving (Hj Dui'sche
tenoren zoo zeldzaam) komt de partij ten
goede. De voordracht, als geheel nog wat
vlak, bevat reeds menig moment, dat ons
sterke Impressie geeft.
L»st not least" mevr. Noordewier
Reddirglus. Gedachtig aan den regel, dat
zwijgen goud is, behoeven wij hier wel niet
in eene herhaling van lof.uitingen te
vergeslacht, wat veel overtuigd van eigen voor
treffelijkheid. Maar in 1830 vond het de
kracht tot een daad en merkwaardig ver
schijnsel het verhoovaardlgde er zich
niet eens op.
Dat is wel het aantrekkelijkste van dezen
bundel oude brieven. Uit den aard der zaak
houdt de schrijver zich voortdurend met
zich zelf bezig. Maar hij stelt zich toch
nergens op den voorgrond; van zelfver
heffing is geen sprake. Hij doet eenvoudig
en zonder ophef zijn plicht. En daarom kan
men met genoegen bladeren in dit boek,
dat wij aan de goede zorgen van dr. de
Boer en dr. Costerus danken.
H. BRUG MAN s
iiiiiiMiimiiimimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Een Vleugje Haagsche Wind
DE STILLE WEEK
't Zou werkelijk zonde zijn, als de Stille
Week weid afgeschaft, niet alleen voor de
na i/e onschuldige verdedigers van deze rus
tige eenvoudige traditie, maar vooral voor
de echte, de beef-teaerde Hagenaars.
De behoefte aan gerulschlooze
mondainiteit doet zich reeds gevoelen, hetgeen is
ingezien door den heer Wansink, op wier s
schouders eens het machtige beheer rustte
van het Grand Hotel te St. Moritz, dat bij
gebrek aan Duitsche bezoekers gesloten
werd, en die nu den bescheiden, maar niet
minder roemrijken arbeid het f t gevonden,
van de leiding van het door Duitsche ge
zantschapsautoriteiten bewoonde Hotel des
Indes. We lezen in het Residentienieuws
van het Vaderland" hoe in dit beroemde
afstaphotel, zonder muzikale afleiding
beeftea, diner, souper en cock-tail kunnen
gesavoureerd worden.
Zoolang het echter nog tot den bon ton
behoort bij streelende vioolstreken den
dagelijkschen middagdrank te genieten,
tusschen khaki en zijde, zal deze Stille Week
een aangename rust brengen, waarvan ieder
oprecht Hagenaar even geniet.
We hebben recht op dez<> paar dagen rust,
zooals een onderwijzer op zijn
F'aaschvacantie, als een werkman op een vrijen dag.
Om half vier ruischt de muziek reeds tegen
ons aan, en jubelt en schokt en vibreert de
zoete stroom van klanken, van steeds dezefde
klanken van wals-lente en rag-time. lederen
dag weer, om ons te bewijzen, om ons te
doen hooren, dat we in de goede, de ons
passende omgeving zijn. lederen dag in een
der hotrli of bars, de eenige, die we kunnen
bezoeken, die cachet hebben, waar we ver
wacht worden en komen, trouw als een
zakenman op de beurs. lederen dag vedelt
ze om ons hoofd, dringt door ons gansche
wezen, bevangt ons, sleept om onze stoelen,
strijkt over onze tafelijes, zingt, neuriet en
fluistert rond o*s heen, en door onze ge
sprekken; ze begeleidt onze kleinste bewe
gingen, bestrijkt onze kleeren, golft langs
de zijden wanden en de beschilderde pla
fonds, de mengeling van tonen van
vioolstreken en pianogetokkel. Onze stemmen
kennen de kracht om deze geluiden niet te
verstoren, wanneer we met elkander spreken.
Onze schouders deinen haast onmerkbaar
mede met de rag-time schokjes, als om te
toonen dat ze ons behagen, dat ze het beste
gezelschap van onze wereld zijn. Twee uren
lang laten we ons lederen middag door die
half lulde, muzikaal onschuldige, haast zin
nelijk waarneembare geluidsgolf baden, 't Is
of ze ons door de kleeren trekt als de at
mosfeer van een lokaal waar te veel gerookt
wordt.
En iederen nacht in the House of Lords,
de American of Atlantic-bar, genieten we
deze muziek opnieuw. Ze is dan rumoeriger
en wilder, metaalachtiger, soms vuriger, ze
rinkelt en tokkelt en klettert van het
cimbaal, ze snorkt en bromt met schokken uit
de bas en gilt en piept en sleept en pinkelt
en trilt hoog en scherp uit de viool des
voorstrijkers, iederen nacht bij onze whisky
en cocktail van elf uur tot half twee.
miiiiiimiiiiiiii u immuun iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiu iiiniiii
vallen, die deze kunstenares naar verdienste
in binnen- en buitenland zijn ten deel ge
vallen.
Rest nog in 't kort de bespreking van de
vraag, in hoeverre de vorm dezer uitvoeringen
indruischt tegen den geest van het werk.
Al gevoelen wij in dit lijdensdrama het
algemeen menschelijke bizonder sterk, toch
achten wij om velerlei redenen het kerk
gebouw de ideale plaats van uitvoering.
Nog meer dan de kwestie der massale of
minder massale bezetting spreekt het feit,
dat het klankvolume in de concertzaal te
onmiddellijk, te positief werkt. Dat gevaar
blijft ook bij een minder talrijke bezetting
bestaan, hoewel minder sterk. In de kerk
kan men de uitvoerenden bovendien zoo
plaatsen, dat het geheele apparaat aan het
oog van dengene, die het begeert, onttrokken
wordt. In de concertzaal verzwakt de ge
dwongen aanblik der executeerende massa
den totaal-indruk.
Is het het bestuur van Toonkunst ernst
met het bevorderingsdevies, dan mag het
niet rusten, voordat alle bezwaren tegen de
gewenschte verandering van plaats zïjn
ondervangen. Wat ons evenm'n te verdedi
gen voorkomt, zijn coupures in de bepaalde
nummers, voor zooverre de betriftvrde ge
deelten samfnhagen nut den logischen
bouw van het betreffende gedeelte (wij
hebnen het oog op de weglating van de
orkestrale intrede van het tweede deel in
het slotkoor) ODk het bijtrekken van stem
men (jongenskoor Choral 31) komt mij voor
tegen den geest te zondigen.
Hebben wij deze verleidelijke toevoegingen
toe te schrijven aan den wel reeds sterk,
maar nog ni t voldoende gebreidelden kwa
den geest van onzen genialen leider? Ook
het nog te veel trekken der begeleidingen
in de verschillende heerlijk eenvoudig zin
gende arioso's (in denk even aan de vet l
te breed tragisch opgevatte tertsenfiguren
der beide blazers in de aria Blute nur")!
Als eenvoud ergens het kenmerk van r/e
ware schoonheid is, dan blijkt dat wel in
deze lijvige partitie, waarvan de geweldige
tragiek slechts verzwakt wordt door over
maat van menschi lijke overgevoeligheid.
Voor den modernen, midden in het angst
wekkend, onrustige leven van onzen tijd
staanden kurstenaar efn moeilijk devies,
maar bij goeden wit bereikbaar. Er zijn
echte' terkenen, die er op wijzen, dat ook
in den persoon van Mencelberg ten slotte de
ware kunstenaar hei zal winnen van den
virtuoos-dirigent. Dit verblijdend verschijnsel
Sigaren,CigarettenenTabak
H. STINIS,
KRUISWEG 23, HAARLEM.
Speciale veertiendaagse!» exportzending naar
het Belgisch-Engelse!» front.
niiiiMMiiiiMimtiniiiiiimiiMimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiimitiniiiiiiiiinHiiH
Provincialen genieten daarvan. Wij kennen
haar, we weten haar onvermijdelijk, en bij
ons passend, als iets dat ons kleedt, dat van
onzen ton is. We laten baar langs ons
gaan, onverschillig, en gooien den ijverigen
muzikalen Hongaarschen dienaar eens een
rijksdaalder toe van onzen overvloed, onder
scheiden geen walslente van een rag-time
meer, converseeren zonder moeite, zijn ver
wonderd als we een vreemdeling hooren vra
gen :?hoe heet dat ding toch dat ze mispelen."
Maar op den eersten dag van déStille
Week beschouwen we ons lokaal als nieuw.
Dan voelen we een bevredigende rust rond
ons, en die rust genieten we, in het gemak
waarmede we spreken kunnen. Overal is
het muziek vrije, de trillende golf Is ver
dwenen uit de zaal, en het schijnt of onze
stoel rustiger en massiever is, of ons tafelt je
steviger op de vier pooten staat, of ons
kopje minder trilt als we het opnemen, de
bloemetjes in de vazen onbeweeglijk zijn
geworden, de gordijnen deftig zwaar en stil
afsluitend voor de deuren rn ramen hangen,
de kellners minder nerveus dribbelen en
zwaaien, of het minder nerveus vermoeiend
is. Dan voelen we het als een genot, die
afwezigheid van het dagelijks getokkel en
hoog gekras, gerinkel en fluweelen gestrijk.
Een gansche week rusten we dan uit. Een
gansene week, dank zij den onwereldschen,
die de traditie van de heilige treurweek
hooghouden, krijgen wij oprechte Hagenaars
dan vacantie van al die geluiden, die vijf
uren geluid daags.
Er heerscht dan een heerlijke stille van
de Oude Vette Hen, Lensvelt en Bakker, tot
Vieux Doelen en Paulez, van het
ZuidHollandsche Koffiehuis en Central tot de
Verkade en Atlantic bar.
Een zalige en welverdiende tust. A R i
Téléphones H, 7169-4336 Maison Fraipse
MADAME BRISSAUD
MODES ROBES ET MANTEAUX
136 NooidiindB ? U HAYE ? 44 Piet Heinsltaal
De Scheiding
'n Schilderijtje....
Ik zag 'n kind op klompjes staan.
De ouders wilden scheiden gaan;
Het kleuter-meisje lachte
Z ij staatde in een heel oud boek,
Hij stikte in een ruwen vloek;
Hdt kindje vroeg en wachtte
Het kindje vroeg een vader-zoen,
Zij wilde hop-hop-pretje doen
Oo vader's knie, en wachtte
Toen zag de vader moeder aan,
Toen kwam de vrouw bij vader staan,
En boog heur hoofd, en lachte
LEO LAUER.
Invalid-Portwijn
DE BESTE MIDDAGDRANK f2.- p. flesch
Wijnhandel de Barbanson, 51 Amstel, Amsterdam
lllllllllllllllflMIIIIIIIIIIIIMIIIIlMlllilllllllMMMIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIII Illl
heeft deze uitvoering op menige plaafs be
slist aangetoond. Dus behoeven wij niet te
wanhopen aan een eenmaal algeheel ideale
uitvoering van Bach's geweldig geestelijk
drama.
VAN LEEUWEN
CLAUDE DEBUSSY f
De dagbladen hebben het overlijdens
bericht gebracht van den modernen
Franschen componist Debussy.
Onze muzikale medewetker, hoopt de
volgende w ek een artikel aan de nage
dachtenis van den kunstenaar te wijden.
AGENDA
NED. OPERA.
Dir. G. H. KOOPMAN.
Zondag 31 Maart, Koll. Schouwburg,
Matinee BUTTERFLY.
Arnhem, FAUST.
Maandag 1 April, Holl. Schouwburg,
Matinee MIGNON.
Den Haag, TANNHAUSER.
Utrecht, FAUST.
Dinsdag 2 April, Stads Schouwburg,
FAUST.
Woensdag 3 April, Nijmegen,
TOOVERFLUIT.
Donderdag 4 April, Paleis v. Volksvlijt,
TANNHAUSER.
Vrijdag 5 April, Arnhem,
AIDA.
Zaterdag 6 April, Rotterdam,
LOHENGRIN.