Historisch Archief 1877-1940
H'. 2128
Zaterdag 6 April
A" 1918
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON
j Prijs per No. f 0.20. Per 3 mnd. f2.25. Abonn. loopen per jaar | | UITGEVERS: VAN HOLKEAVA & WARENDORF, AMSTERDAM | | Advertentiën omslag 0.35 p. regel, binnenpag. f 0.40 p. regel |
INHOUD; Bladz. l: Staatsinkomsten nit mono
polie's en bedr(jven, door v. H. Mr. W. H. de
Beaufort f. door Oen. E. Eland. Zaait en Plant,
door P. H. Burgers. 2: De Geest van Frankrijk
teekening van Jordaan. Erekelzang, door J. H.
Speenhoff. Feuilleton: Onder de Carillons, door
8. Smidi-Pryes. 6: Voor Vrouwen (redactrice Elis
II Bogge) door Erna.Beerstechar -A.E.Oosterhofl.
Uit de Natuur, door Jac. P. Thflsse. 0: Een
Nedarl.-Amerikaanech Saluut, door W. D. H. baron
van Asbeok. Stijging, door H. Giltay. Signi
fica III, door dr. F. van Eeden. 7: Dramatische
Kroniek: N. V. Het Tooneel. Panat, door Top Natu',
met teekeningen van Felix Hass. 9: Boekbespre
king, door prof. H. Brngmans en Ma'ga. Olaude
DebnssT f. door H. H. van Leeuwen. De
Nederlandsohe Tuinbouw sn het Nationale Park, door
prof. dr. Joh. Westerdp. 10: Kanetiotities,
door Plassohaert. Financiën en Economie, door
J. D. Bantilhano. 12: uit het Kladschrift van
Jantje. Brieven nit een ndekker, door
Vliegenier. Leekennpiegel. 't Schietgat, door Melis
Stoke. 13. Bridge en Anolion Bridge, door Bridger.
Bijvoegsel: De Levensmiddelen-Nood in Neder
land, teekeniug van Joh. Braakensiek.
IIIIII1IIIIIIIIIIIIII11IIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIM
STAATSINKOMSTEN
UIT
MONOPOLIE S EN BEDRIJVEN
De oorlog slaat vele trechtergaten in
het voorterrein. Hij slaat ze ook in tal
van andere gebieden.
Onder de allergeweldigste is wel de
trechterkuil, die in den financieelen toe
stand van elk land geslagen wordt, en
dagelijks vergroot.
Hoe de staten, hoe ook óns land met
name, dit financieele gat weer op
eenigszins dragelijke wijze zullen dichten, hier
van kan men zich maar een flauwe voor
stelling maken. Ook in dit opzicht blijkt
de menschheid vrijwel af te wachten,
gelijk zij tegenwoordig in zoo menig op
zicht doet. Af te wachten tot de ruwe
werkelijkheid haar bij de hand neemt,
en in de een of andere richting trekt.
Dan worden de opgelegde offers ge
dwee aanvaard.
Toch is het goed, zich ook hier reken
schap te geven, dat het op de geheel
normale manier niet gaan zal. Zelfs ab
normale verhooging van de gewone bron
nen der staatsinkomsten geeft daartoe
allicht te weinig.
En bovendien is te bedenken, dat de vol
ken na het einde van den oorlog ook nog
voor tal van geheel nieuwe uitgaven
zullen staan. Uitgaven, die noodig zijn
om de productieve krachten der samen
leving te herstellen, de volksontwikke
ling en de sociale orde in het goede
spoor te brengen.
Hoe zal dit alles worden gereed?
Men kan natuurlijk in de
inkomensen bezitsbelastingpolitiek beginnen met
sterk radicaal en sterk progressief voort
te gaan. Ook hier ligt evenwel een grens.
Er komt een punt, waarop de conserva
tieve gedachte haar recht vraagt. Directe
belastingen zullen zekerlangniet alles kun
nen opbrengen. En het is voor de kracht
van het maatschappelijke leven een ge
vaar, wanneer het levenspeil vangroote
lagen der burgerij te hopeloos wordt
omlaag gedrukt.
Evenmin mag op de zoogenamde hef
fing ineens", voor de volle voorziening
worden gerekend. Trouwens, het gaat er
naar uitzien, of het verschil tusschen
heffing ineens en periodieke belasting
vrijwel wordt uitgewischtl Naderen wij
niet de paradox, dat de heffing ineens
periodiek blijft bestaan?
# *
*
Er zal dus in de staatshuishoudingen
naar verdere middelen van voorziening
worden gezocht. Tot de minder fatsoen
lijke, maar voor sommigen misschien niet
minder aannemelijke, zal daarbij de ti
rceering of halveering van staatsschulden
behooren. Het zijn niet alleen bolsjiwiki
die lange messen dragen!
Maar waar nog aan een betere lijn wordt
vastgehouden, zullen de staten moeten
trachten, hunne eigen bijverdiensten"
te vermeerderen, en nevens de directe
of indirecte belastingen, op winst uit
te gaan.
Hiertoe is 't aangewezen, aan staats
bedrijven en staatsmonopolies te denken.
Althans aan directe deelneming van over
heidswege in ondernemingen van pro
ductieven aard. In aller heeren landen ziet
men dan ook reeds naar plannen dien
aangaande zoeken.
Het staatsbedrijf herneemt weer een
andere motiveering, dan het in den lateren
vredestijd gekregen had. Geleidelijk was
het voor een goed deel als middel tot
verbetering van bedrijfstoestanden en tot
het voeren van eene algemeene econo
mische politiek, dat de staats- of
gemeenteëxploitatie, monopolistisch of niet,
voor velen bekoring had. De fiscale zijde,
de oplevering van winsten en over
schotten, kwam in de schaduw te staan.
De staatsexploitatie der spoorwegen bij
voorbeeld, kon ten onzent nauwelijks in
dit verband worden geanimeerd.
In den financieelen nood van de
toeTcomst echter schijnt het ons
onontkomelijk, dat naar de mogelijkheid wordt
gezocht, om van staatswege door be
drijven en monopolies, een noemens
waardig deel van de geldelijke behoeften
te dekken.
Het zal in dit opzicht evenzeer noodig
zijn, af te stappen ook van de staat
huishoudkundige leer, dat de particuliere
onderneming per se de juiste vorm tot
vermeerdering van den welstand is.
Dit blijve waar, zoodra het inderdaad
om niet anders dan vermeerdering van
welstand is te doen. Laat dan de ont
wikkeling haren vrijeren gang gaan!
Maar wanneer het wordt: de nood
zakelijke vermindering van verliezen en
tekorten, de bestrijding van een schulden
last, dan kan de zaak van overheids
wege anders worden bezien en aangepakt!
Dan moeten bronnen van winst en
inkomen, die anders wellicht aan de
spankracht van de vrije maatschappij
zouden worden overgelaten, van staats
wege zelf ter hand worden gevat.
Een punt zij liierbij echter tevens vast
gesteld. Namelijk dit: dat zich voor
staatsmonopolie of
overheidsonderneming, ook uit fiscaal opzicht, vooral
alleen die bedrijven leenen, die daartoe
kunnen worden ingericht, zonder dat in
reeds wijdvertakte particuliere
ondernemingsvormen behoeft te worden in
gegrepen.
Dit is b.v. het grootste bezwaar tegen
de monopolieplannen waarmede de heer
Treub begonnen is, toen hij, van een
zeer juist beginsel uitgaand, op zoek
naar monopolie's toog, en als eerste
jachtbuit met het assurantiemonopolie
thuis kwam. Hier heeft men nu juist
bedrijven, die zóó sterk ingeweven zijn
in het particuliere ondernemingsleven,
dat monopoliseering of
revolutionairmoordend, of geheel onrendabel wezen
zou!
Neen. Het zoeken zal altijd moeten
blijven gaan of naar bedrijven, die voor
voordeelige overneming gemakkelijk zijn
geschikt, óf naar andere, die nog moeten
worden aangepakt en als het ware nieuw
opgezet.
Wanneer men maar eens denkt aan
de enorme inkomsten, die de Pruisische
staatskas, op initiatitf vanBismarck, den
grooten monoppliezoeker, heeft gevonden
in de exploitatie van zijn spoorwegen; in
het groote aandeel van de openbare in
komsten, dat een land als Zuid-Afrika aan
de winsten van zijne mijnen ontleent,
dan is het duidelijk, naar welken kant
de gedachten moeten gaan.
Ook hier evenwel zijn principe en
praktijk nog twee!
Gaat men zich praktisch de vraag
stellen: waar zijn nu monopolie's of
bedrijven van belangrijke financieele
beteekenis te vinden? trekt men dus
eigenlijk op zoek, dan vliegt u het
wild niet zeer druk voor de hand!
De heer Van Kol heeft onlangs een
brochure aan ons onderwerp gewijd, en
in het lijstje dier verhandeling komen
verscheidene punten voor, als: mono
polie van lucifers of speelkaarten, waar
aan een groote beteekenis door nie
mand zal worden toegekend.
Andere: tabak en suiker, zout en
alcohol, hebben het, naar wij zeiden,
overwegende bezwaar, dat daarmede een
geheel reeds georganiseerd, maatschappe
lijk bedrijfswezen is gemoeid, met een
wijdvertakten handel en tusschenhandel,
kleinverkoop en anderszins. Men moet
in dit opzicht ieder land nemen, zooals het
is. Wijst iemand op de voordeden der
tabaksregie in Frankrijk (zelfs door eenen
vrijhandelaar als Leroy-Beaulieu aan
bevolen), op het staatsmonopolie voor
brandewijnverkoop, dat verscheidene
landen hebben beproefd, daarom kan
dit nog niet aanstonds voor Nederland
worden aangeraden!
In Duitschland waar op 't oogenblik
ook reeds veel over deze kwestie der
financiën na den oorlog" wordt ge
studeerd, hoort men van biermonopolie,
koffie, thee en cacao, ja, van een
scheepvaartmonopolie, vleesch- en
slachtmonopolie spreken. In de Staats und
Wirtschaftszeitung" becijferde onlangs Ballod
een monopolie-complex, dat zijn land
ongeveer 5 milliard opbrengen zou! Men
moet natuurlijk niet vragen ten koste
van hoeveel schadeloosstellingen, en
bovendien toch ook nog met ontzaglijk
veel schadelijke inbreuken in bestaande
toestanden. Wie weet echter, wat uit de
tegenwoordige omstandigheden, waarin
destaat toch reeds zoo buitengewoon veel
sedrijfsleiding in de hand genomen
leeft, en dan vooral in dat land, waar
men reeds van ouds en historisch aan
:iscale exploitatie gewend is, over
blijven zal!
Voor ons land wenschen wij in de
eerste plaats de aandacht te vestigen
op de ontginning van de delfstoffen in
onzen bodem. Deze zal, tijdens en na den
oorlog, niet alleen met veel krachtiger
hand moeten worden aangevat, van
staatswege of onder staatsdeelneming,
maar ook zal de staat voor het zoeken
van belangrijke inkomsten in de exploi
tatie der bodem, schatten niet mogen
terugdeinzen. De zoutontginningsplannen
bij Buursse zijn ook in dit opzicht be
langrijk.
Verder moet gewezen op de door
voering der electrische beweegkracht,
die ten onzent als landelijk belang eigen
lijk nog in de windselen ligt. Voor de
vermeerdering.der productigve bedrijvig
heid onder de bevolking*ts dit "stellig
een uiterst dringend belang. Maar tevens
is het dan gewenschr, den opzet van
dezen nog nieuwen tak ook om geldelijke
redenen te houden in de handen der
gemeenschap.
Het kan eindelijk zijn, dat onder den
invloed van de buitengewone tijds
omstandigheden bepaalde bedrijven in
zulk eenen abnormalen toestand zijn
geraakt, dat de hand des staats, die er
in is gestoken, zonder bezwaar daarin
blijven kan. Wij zouden*dit allerminst
willen zeggen voor het midden- of
kleinbedrijf, waar ieder eerlang vrijere
toestanden hoopt terug te zien.
Maar er zijn monopolistische groeibe
drijven, waar voortzetting |an de directe
of indirecte deelneming ddbr de staats
gemeenschap wel degelijk de overweging
waard is. Zoo zijn te noemen de
graanimportzaken, het meel- en maalbedrijf,
waaraan in dit verband zeer zeker mag
gedacht worden. ''???
Evenzeer kan nader onder de aandacht
genomen het petroleummonopolie. Hierbij
moeten de verschillende kanten natuurlijk
geheel afgescheiden worden beschouwd:
de aan- en invoer, de groothandel en de
distributie voor 't verbruik. Maar juist
wat dit laatste betreft, dringt zich
de vraag op, of thans niet hiervan met
vrucht van staatswege een bedrijf te
maken zou zijn.
De denkbeelden laten zich voortzetten!
Hier is werk voor goede wenken en
uitwerking. ..,??>.
Het is echter in elk geval ernstig
noodig, dat ook in ons land het veld
der mogelijke overheidsmonopolie's en
overheidsbedrijven tijdig, flink en zorg
vuldig worde verkend. Niet het minst
ook met het oog op de overheidsbeurs.
v. H.
Mr. W. H. DE BEAUFORT t
Eene persoonlijke Herinnering
door K. ELAND,
Lid van de Tweede Kamer, oud-Minister
van Oorlog
Het kan geen verwondering wekken, dat
tijdens mijn actieven diensttijd onder kame
raden herhaaldelijk gesproken werJ over
min of meer anti-militairistlsche Kamerleden;
vooral toen de heer de Roo van Alderwerelt
meermalen de rol vervulde van tombeur der
Ministers van Oorlog was dat in hooge
mate het geval. Niet in die dagen, maar
toch niet heel lang daarna werd de Beaufort
door enkelen der zoo even genoemde kame
raden als een der gevaarlijkste"
anti-militairisten aangeduid; immers, wanneer vooruit
gezien kon worden dat de begrooting van
Oorlog met een flinke meerderheid zou
worden aangenomen, dan stemde ook hij er
voor; maar wanneer het een dubbeltje op
zijn kant stond, dan voegde hij zich bij de
tegenstanders.
Door mij is nimmer onderzocht, wat er
waar is in die bewering, maar het is be
grijpelijk, dat zij mij in 1897 nog wel eer, s
door het hoofd spookte, toen mij de eer
te beurt viel, met hem in het ministerie
Pierson?Borgesius te worden opgenomen.
En dat te meer om een andere reden. In
de dagen, waarin de onderhandelingen over
de samenstelling van het ministerie werden
gevoerd vertoefde ik in het buitenland en
was ik niet in staat om daarbij tegenwoordig
te zijn, zoodat mij aanvankelijk niet de
namen van alle overige leden van het
Kabinet bekend waren, en in het bijzonder niet
van den aanstaanden beheerder van
Binnenandsche Zaken, met wien ik veel zou moeten
Enquête in zake de Exploitatie van den
Amsterdamschen Stadsschouwburg
De Amsterdammer' heeft het plan betreffende de Amsterdamsche Stadsschouw
burg-exploitatie een enquête in te stellen onder een veertig-tal tot oordeelen bevoegde
Nederlanders uit verschillende kringen, in de hoop dat uit de combinatie der
antwoorden een conclusie te trekken valt, welke als voorlichting kan dienen van
hen, die geroepen zullen zijn in deze inderdaad moeilijke aangelegenheid een
beslissende uitspraak te doen.
De heer A. B. KLEEREKOPER, lid van den Amsterdamschen Gemeenteraad, heeft
zich, op verzoek der redactie, welwillend bereid verklaard hiertoe zijne medewer
king te verleenen; hij zal in het eerstvolgend nummer van dit blad een inleidend
artikel plaatsen, waarin hij de quaestieuse punten formuleert.
immnn immm iiiiiiuiniiiiiiiiiiiiiiiiu imiiimiiiiuiimiuiim
samenwerken om te komen tot een wijziging
van de Milltlewet, waarin de persoonlijke
dienstplicht zou worden opgenomen. En nog
In het buitenland verblijvend vernam ik dat
dit Departement zou worden bezet door
Borgesius, van wien de mare uitging, dat
hij een overtuigd anti-militairist was.
Is het wonder dat ik me in den beginne
wel eens afvroeg, hoe dat alles zou
afloopen? Maar het liep uitstekend. Evenals de
zoo zeer betreurde overledene onder alle
omstandigheden een echte gentleman is
gebleken, was hij dat ook in den minister
raad; ik ben overtuigd geworden, dat al die
praatjes over anti-milltairisten althans
omtrent de beide collega's tot de legenden
behooren te worden gebracht. Niet het
minst vond ik sfeun bij de Beaufort.
Tijdens het verblijf van de
KoninginRegentes en later van de Koningin op het
Loo, werden steeds op n dag twee ministers
in audiëntie ontvangen en was mij ten deel
gevallen met de Beaufort te reizen. Wie
het geluk heeft gehad in meer intieme ver
houding tot hem te zijn gekomen, kan zich
voorstellen, welk een genot het was, de in
den trein doorgebrachte uren met hem te
zijn, met hem die op zóó velerlei gebied
een meester is gebleken, dat aan veel meer
bevoegden de taak ten deel moet vallen om
den man naar waarde te beschrijver, aan
wien ik hier slechts een korte herinnering,
vol weemoed en dankbaarheid kan wijden.
Ofschoon reeds het feit in herinnering is
gebracht, dat op de Beaufort's initiatief de
oude Kruger door een Nederlandsch oorlogs
schip is afgehaald, toen de Transvaal verloren
was, een feit dat toenmaals menigeen het
voorhoofd heeft doen fronsen, wil ik dit
toch nog even in herinnering brengen. Ik
hoop dat men mij niet ten kwade zal duiden
dat ik geheimen uit den toenmaligen minister
raad verklap, wanneer ik meedeel, dat deze
eenstemmig en met warmte het voorstel toe
juichte; maar aan hem bleef toch de eer,
dat de schoone gedachte een tastbaren vorm
heeft verkregen.
Zoo is dan plotseling, al is het dan voor
zijn medeleden der Tweede Kamer, niet
onverwacht geweest, de derde minister uit
het Kabinet-Pierson weggerukt, naar het
schijnt alle drie ten slotte neergeveld door
dezelfde kwaal. Deze mannen, zonder smet
of blaam, vrijzinnigen van den besten stempel,
aan wie Nederland veel heeft te danken, en
wier namen ongetwijfeld in eere* zullen
worden gehouden, ook door hen, die een
andere wereldbeschouwing zijn toegedaan.
En zonder daaraan eene gevolgtrekking
voor de beide andere oud-ministers van
1897?1901 te wilJen verbinden, meen ik
van de Beaufort op dit oogenbllk te mogen
getuigen: wel de laatste maar niet de minste".
's-Gravenhage 3 April '18
De schrijver -van dit urtikel
HELPT U ZELF!"
Het woord Helpt
u zeli" van den
heer Van Hamel
en de plaat van
den heer Braaken
siek In het num
mer van 23 Maart
j.l. van dit blad,
zijn, dunkt
mfj.duidelijk voor ieder
oprecht Nederlan
der. Daar ligt het
eenige middel om
onze zelfstandig
heid te bewaren
;n in de totale verwaarloozing van dat middel
icbben dan ook velen de groote fout gezien
van onze regeering.
De talrijke groote en kleine fouten die de
diverse crisisorganisaties maakten, zou waar
schijnlijk iedere regeering gemaakt hebben.
Maar m. i. blijft de groote fout in ons
regeeringsbeleid dat men zijn kracht
nimTier zocht in het eigen volk en op eigen
Dodem, maar steeds steunde op het inter
nationale politieke evenwicht, hetgeen
acrobatische toeren noodzakelijk maakte en
waardoor in werkelijkheid grove fouten
gemaakt zijn die moreel drukken op ons
jeheele volk.
De regeering heeft, de cijfers wijzen het
uit, de binnenlandsche productie absoluut
verwaarloosd, laten verloopen in de meest
ongewenschte banen.
en 27en Juni 1910 schreef ik in de Tele
graaf o.a.:
In dezen oorlogstijd, nu het er op aan
komt zooveel mogelijk met eigen middelen
te zorgen voor de voeding van het voik, is
de achteruitgang van onze graanproductie
een ongewenscht verschijnsel".
Toen de cijfers der regeering over 1917
bekend waren heb ik wederom in De Tele
graaf", in In- en Uitvoer" en De Groene"
aangetoond dat die achteruitgang zuiver de
schuld was van de prijzenpolitiek der regee
ring, die voor Amerikaansch graan vél hoo
gere prijzen betaalde dan voor inlandsch en
die veel te hooge prijzen toeliet voor overbo
dige oorlogsgewassen" hier te lande, die dus
de oorlogswinst aan de boeren toestopte
voor overbodige producten en daarmede
toonde het groothandelsbelang van den
export hooger te stellen dan de voorziening
uit eigen kracht en onze absolute onafhan
kelijkheid.
Voor 1918 is wederom minder graan uit
gezaaid dan in normalen tijdll) Ja, de
graanverbouw is bij de tegenwoordige toe
standen zér zeker minder loonend dan in
normalen tijd. Dit is de groote fout dezer
regeering, die angstvallig het minimum bood
aan het eigen volk en alles offerde voor
den vreemde!
In 1917 was ongeveer 60.COO H.A. minder
tarwe en rogge uitgezaaid dan normaal.
Haver, waarvoor tijdig een aardige prijs
beloofd werd en die gedeeltelijk mocht be
houden worden, werd aanzienlijk uitgebreid.
Evenzoo de peulvruchten! Ware hetzelfde
gebeurd voor tarwe en rogge dan zou Neder
land mér hebben voortgebracht:
1OO.OOO 1 011
Juist datgene wat ons nu na hoogst
prjnlijke Internationale moeilijkheden en ten
koste van een sterken groei van de
proDuitsche reclame zal werden toegestaan l
Ik heb die cijfers ettelijke malen gepubli
ceerd. Herstel van den normalen graanver
bouw als in 1914 was mogelijk geweest l
Ieder deskundige beaamt dit. Uitbreiding
van andere gewassen was wél mogelijk,
dus ook graan had uitgebreid kunnen worden!
Het is heden, voor de zooveelste maal, te
laat om den graanverbouw op eigen bodem
te herstellen l Zelfs haver moet door gebrek
aan zaaizaad beperkt worden!
Het eenige middel om onze
zelfstandigheld te bewaren is hier dus nog verdere
beperking van het rantsoen aan graan
(verdere bijmenging en verlenging der geldig
heidsduur van de broodkaart schijnt nog
mogelijk!).
Aan de andere zijde is het kolenvraagstuk
nijpend en ook is de houtvoorziening jammer
lijk. Reeds wees ik bij vroegere gelegenheid er
op hoe de roekelooze vellingen ons bosch
bedreigen. Het noodwetje heeft daarin trach
ten te voorzien. Heden staan wij voor een
geheel ander vraagstuk. Het is nu niet meer
de kwestie het bosch te redden voor de
zucht naar oorlogswinst, heden is het zaak
het Nederlandsch bosch dienstbaar te maken
aan ons land en daarbij zooveel mogelijk
rekening te houden met het natuurschoon
dat nog te redden is. Er is nog een schat
van hout hier te lande dat bQ tijdige regeling
kan voorzien in de behoefte aan huisbrand.
Om deze brandstof-bron te benutten is het
noodzakelijk direct het staat&boschbeheer op
te dragen groote boschcomplexen te ont
eigenen en aanstonds een regeling te treffen
voor spoedig en goedkoop transport naar de
grootere steden waar de gemeentebesturen
het kunnen distribueer en.
Verdere beperking van den treinenloop
lijkt voor den leek ook nog mogelijk, en de
talrijke fabrieken die heden reeds op halve
kracht en nog met minder werken zouden
zeker bij het Amerikaansche systeem van
algemeen werkverbod gedurende een paar
dagen per week nog meer kunnen besparen,
dan op deze wijze mogelijk is. Een
werkregeling voor alle fabrieken onder toezicht
der nijverheidsconsulenten en andere in
genieurs lijkt practisch, en voorts kan in
het centraliseeren van landbouwwerk een
zér groote besparing gevonden worden.
In iedere gemeente kan gedorscht worden
met een greote dorschmachine, waarvan het
brandstofgebruik direct te controlecren is.
Versnippering van benzine, petroleum, kolen
enz. enz. leidt tot groote verliezen. Tevens
zou bij zoo'n regeling directe conti ó!e op
de graaninzameling mogelijk worden. In
iedere gemeente zcu in twee perioden ge
dorscht moeten worden op verschillende
plaatsen, zoodat de boer niet overbelast
wordt met transport.
Een ander, uiterst gewichtig vraagstuk
moet nog opgelost worden. Dat is het
vraagstuk van onzen veestapel en den drei
genden nood daarbij. Op roekelooze wijze
is met dien veestapel omgesprongen. Bij
wat meer tact zou de varkenshouderij hecien
niet uitgeput zijn. Het staat vast dat var
kensmesten bij deze prijzen verlies geeft.
Daarom wordt het nagelaten. Men moet
wel verstoken zijn van alle economisch en
menschkundig inzicht om niet te begrijpen
dat geen mensch varkens mest voor zijn
pleizier, of uit luxe, wanneer dit verlies
geeft. Iemand die zulks den boer verwijt
zou ik aanraden zelf een paar biggen te