Historisch Archief 1877-1940
6'April '18. - No. 2128
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
CLAUDE DEBUSSY f
De Fransche meester is niet meer. Reeds
voor langen tijd had men voor zijn leven
gevreesd; de berichten daarna luidden weer
hoopvoller. Ten slotte hoorde men,
vermoedelg k mede door de zeer beperkte commu
nicatie-middelen onder de heerschende
tijdsomstandigheden, niets meer, totdat dit
doodsbericht ons verrast heeft, welhaast als
een schot in 't slapend woud. Niet dat wij
Nederlanders ten opzichte van het wel en
wee der Fransche Republiek onder verden
king van deze misschien mingelukkige ver
gelijking mogen vallen, maar onze
momenteele belangstelling hangt thans te zeer aan
het rein materieele karakter der rampspoe
dige gebeurtenissen, die steeds het hart van
het Fransche volk, het centrum der
Europeesche beschaving, blijven bedreigen, dan
dat wij, onder deze omstandigheden, de
beteekenis van het heengaan van een Auguste
Rodin en thans den genialen Claude Debussy,
op hare juiste waarde zouden kunnen schatten.
Dat tasten in den blinde naar de oorzaak
en omstandigheden, waaronder dit heengaan
plaats greep, maakt deze dood voor ons des
te tragischer. Zou hQ geloofd hebben aan
den dageraad van een herboren Frankrijk;
zou een over hem vaardig geworden pessi
misme zijn dood verhaast hebben? Zou het
verlaten eener moreele kracht (waar een
geloof in schoonheid van zoovele idealen
lederen dag steeds wordt verkracht) zijn
lichaam niet langer opgericht hebben kunnen
houden ? Het zijn zoovele gissingen, waar
op een antwoord thans niet mogelijk is.
Wat wfj niet verloren hebben, dat Is zijnen
geest, den geest, die uit de schat zijner
werken spreekt. In den aanvang slechts door
eene kleine gemeente verstaan, door een
veel grootere, zelfs in het eigen land, waar
men zoo gaarne de artistieke traditie hand
haaft, heftig bestreden, was ook voor dezen
wegbereider de kunstenaarsloopbaan een
iiiliiiiiiiiiiiiimmiiiiMi
;ENF.ALOCISCH-HERALDISCH BUREAU
CARL KOFFLER te s-GRAVENHAGE
LEF H r840,BELAST ZICH
rtHEDEN OP DAT GEBIED ?
TEN ZIN' ^-<?^^v..
?liiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
DE NEDERLANDSCHE TUINBOUW
EN HET NATIONALE PARK
Naar aanleiding van het plan van een
energieken Boskoopschen kweeker,
door Prof. Dr. JOH." W E i T E R D ij K
Veel, veel te weinig
kennen wij Hol
landers onzen
tuinbouw en onze
tuinbouwcentra!
Hoeveel Amster
dammers zijn er,
die nu eindelijk,
nu het treintje er
is. Aalsmeer pas
eens bereikt heb
ben en verstomd
waren over de
De schrijfster vu n dit artikel.
zuidelijke bloemenpracht? En wie weet er
dan nog dat in normale tijden de seringen
uit dat stijve, poppige dorpke op den
galadlsch der Petersburgsche schoonen prijken?
Dat naast de stereotype geraniums, die in
die in Amsterdam met hun vlammend rood
den zomer aankondigen, een heirleger van
vormboompjes wordt gekweekt, kipjes,
scheepjes, stoelen en hondjes, geknipt, ge
schoren, ter verlustiging van de Engelsche
lords, wier pootje" al even stijf is als deze
beestjes ?
Nog veel minder kennen er dat Brabantsch
stadje Oudenbosch, ver aan de Belgische
grens, waar duizenden zilverbladige linden
en veelkleurige beuken enkele jaren veredeld
en gekoesterd worden, om dan de reis over
verre oceanen te aanvaarden? En Naarden,
waar het militair zijn hak tusschen de se
ring en jasmijnstruiken heeft gezet? Hoe
weinigen beseffen er, dat te midden van de
eindelooze veepolders van Zuid-Holland de
veenige Boskoopsche kweekerijen liggen,
als drijftillen, die met haar schoone last weg
dreigen te zwemmen? Daar waast het blauw
van de sparren naast de goudgele junipeius
en daar knoppen de tallooze rhododendrons,
die eens de parken en tuinen over heel de
wereld met hun roode bloemenpracht zullen
verlevendigen.
Ja, velen kennen de bollenvelden, maar
wie weet er eigenlijk goed, wat een wondere
vei*iheidenheid van elegante narcissen daar
geteeld worden, en dat telken jare de
geurende jonquilles van den cö'e d'azur"
en de vlamroode tulpen uit Bokhara daar
heen gevoerd worden?
Wij weten te weinig wat voor schoonheid
daar te midden van het schijnbaar zoo een
tonige land voortgebracht wordt, met veel
geduld, maar ook met veel ondernemings
geest in volkomen modern georganiseerde
bedrijven !
Wij hadden 't kunnen weten, als er maar
een plek was geweest, waar wij al dat
pad, dat in den aanvang van het per aspera"
wist te vertellen l
Nog was die strijd in eigen land, waar
op politiek en sociaal gebied de oorlog zoo
schitterend den Godsvrede tot stand bracht,
op artistiek gebied allerminst uitgevochten.
Ons ligt nog versch in 't geheugen een
stukje in Le Théatre", een scherpen aan
val bevattende, dat wij tot onzen spijt thans
niet vermogen te clteeren. Wat wij alleen
daarom gaarne gedaan zouden hebben, om
de verkeerde meening bij sommigen weg te
nemen, als zou thans in Frankrijk eene soort
bedenkelijk chauvinisme heerschen ten op
zichte der eigen moderne richting. Niets is
minder het geval. Dat bewijst ook, wat
Romain Rolland in zijn voortreffelijk werk
Muslclens d'aujourd' hui" over den meester
zegt: ,11 compte aux yeux de tous, franyais
ou trangers; on Ie discute, on se passionne
pour ou contre lui; mais nul ne l'ignore;
bien plus, il fait cole: on l'imite, ce qui
dolt passer pour Ie couronnement de la
gloire".
Dan wijst de schrijver er op, hoe deze
toondichter in den aanvang geheel op klas
sieken basis stond, dat hij een vlijtig leer
ling voor piano, harmonie en compositie
aan het Parijsche Conservatoire geweest is,
waar hij verschillende prijzen en accessits"
behaalde, totdat hij met zijne opmerkelijke
cantate l'Enfant prodlgue" in 1883 den
prix de Rome" behaalde. Dit werk, ons
bekend o.a. door eene uitvoering in de kerk
te Naarden onder Schoonderbeek, toont ons
dan ook werkelijk den componist in die
ontwikkelingsphase nog onder gedeeltelijk
klassieken invloed. Dat de partituren der
oude meesters zijn geestelijk eigendom
waren, toont ook wel de prachtige
vormbeheersching, die overal uit zijn werken
spreekt, alsmede het prachtige polyphpne
stemmenweefsel, zooals wij dat uit zijne
orkestwerken als l'Après-midi d'un faune,
la Mer, Ibéiia enz. kennen.
Zooals in Duitschland Wagner en Strauss
hun werk uit een fundamenteel klassieken
ondergrond opbouwden en voltooiden deed
Debussy het in Frankrijk. O.is wil het ten
minste voorkomen, dat hij zijn werk voltooid
heeft. Deze meening mag men gronden op
het feit, dat in zijne laatste werken, speciaal
de sonaten voor verschillende instrumenten
van eene reactie sprake is in dien zin, dat
hier gestreefd wordt, de intieme schoonheid
der oude meesters Couperln, Daquin, Rameau
en anderen weder te benaderen, zij het ook
dat het kleed, waarin dit werk gestoken
wordt, de sporen ziet van de resultaten der
muzikale evolutie, door hem verkregen.
Zal het werk van dezen grootsten der
levende Fransche toondichters blijvende
waarde hebben en eenmaal door het nage
slacht tot het klassicisme gerekend worden?
Wij, die nog geheel te midden dezer richting
staan, kunnen die vraag bezwaarlijk oplossen.
Maar wat wij wel mogen aanemen is het
bijkans zekere feit, dat deze kunst in de
geschiedenis van de ontwikkeling der toon
kunst ten allen tijde als een zeer belangrijke
factor zal moeten beschouwd worden. Zij
vormt een zoo logisch afgesloten geheel,
uit geheel nieuwe kiemen gaandeweg groot
geworden, dat de latere muziekgeschiedenis
haar nooit ter zijde zal vermogen te stellen.
Dat zijne muziek feitelijk programmamu
ziek is doet niet ter zake. Zij tracht slechts
gevoelens en stemmingen uit te drukken,
geene concrete op zichzelf staande hande
lingen, zooals de in Duitsche landen ont
stane, bij Liszt haren oorsprong nemende
richting trachtte te bereiken en eerst door
Mahler van de mislukking.van haar streven
moest overtuigd worden.
Zoo heeft men dan zijn werk allerminst
kweeksel hadden kunnen aanschouwen, waar
het beste te zien was geweest, aan heerlijke
combinaties van kleur en vorm, door de
nijvere tuinbouwers aan de natuur ontlokt.
Wij hebben toch botanische tuinen! Wij
hebben toch al lang een Koloniaal Museum,
waar de koloniale landbouw en zijn producten,
voor ons volk van zoo groote beteekenis,
zijn tentoongesteld? Maar de essence van
onzen tuinbouw, die al eeuwen oud is, die
is nergens te zien. Daar moeten wij vele en
lange reizen voor maken in middeleeuwsche
schuitjes en schokkende boemettreintjes. 't Is
al weer Jan Salie, die op zijn bekend schoeisel
in ons midden heeft rondgeklept!
Toch is die tuinbouw een zoo typisch
deel van onze volkskracht.
Zijn wij niet over de geheele wereld met
een tulp in de hand bekend? Lachen de
Amerikanen niet om ons gepeuter met
plnnten? Zij komen immers toch heel naar
Boskoop om de blauwe sparren te koopen,
boomen, die in het wild in overvloed in
hun westelijke bergen staan! En hun
Amerikaansche eikjes bestellen de staalkoningen
in cleanlittle Holland". Daar lachen wQ
nu om!
Denkt u nu eens een groot park, een
park met wat oude, natuurlijke vegetatie,
als grondslag en waarin al wat onze tuin
bouw voortbrengt te zien zou zijn ? Zie in
uw verbeelding groote gazons met duizenden
rhododendrons, de witte en de rose pa
in de voornaamste plaats als
milieurchildering op te vatten, maar mogen we veeleer
titels als eene Cathédrale engloutie, Apr
smedi d'unfaune, Jardln sous la plule en hoe
deze verder mogen heeten als zoovele inspi
raties beschouwen tot het scheppen van
muzikale stemmingsbeelden.
Dat de zijn ras van nature aangeboren
eigenschappen, gratie, smaak, fijne geest
zijn oeuvre in buitengewone mate ten goede
kwamen, zal wel niemand betwijfelen.
Zoo wij thans al treuren om het verlies
van deze eminente persoonlijkheid, een troost
is het, dat zijn werk niet te niet kan gaan,
een werk, dat steeds weer weerklank vinden
zal in een voor schoonheid ontvankelijk
gemoed.
VAN LEEUWEN
iiiiimiiiiiiiiiiniimiiiiiiiiiiii
W. P. KOPS. Figuren uit de Fransche
revolutie. Baarn, Hollandia-drukkerij.
Dit deeltje uit de bekende serie Historische
karakters bevat drie artikelen: De ontrouwe
Zamor de koningsmoordenaars Camille
en Lucie, samengevat onder den vagen titel:
figuren uit de Fransche revolutie. Het is
vooral in dezen tijd van wereldschokken en
omwenteling altijd belangwekkend over de
groote Fransche beweging der achttiende
eeuw te lezen, ook al gaat de lectuur niet
heel diep. Dat is het geval met de studiën
van den heer Kops, die meer van de zelf
kant der geschiedenis van de Fransche
revolutie spreken dan van het weefsel zelf.
Niettemin een aantrekkelijk boekje, dat zich
vlot laat lezen en dat dan ook stellig lezers
genoeg zal vinden. Want ook het uiterlijk
van deze dingen is belangwekkend en heeft
ook altijd de menseden getrokken.
Het is lang niet alles nieuw, wat de heer
Kops vertelt, wat ook wel niet zijn bedoe
ling zal zijn geweest. Wie wat thuis is in
de litteratuur over de revolutie, vooral van
den buitenkant der dingen, zal hier heel
wat oude bekenden ontmoeten. Trouwens,
wie heeft niet gelezen en gehoord van
de rampzalige mad. Dubarry, van de r
gicides en hun lot, van de idylle Camille
en Lucle. Maar men leest er altijd weer
gaarne van. Want zoo komt een zware
geestelijke beweging als een staatkundige
omwenteling het best tot ons bewustzijn,
als wij de uitwerking ervan zien op het
denken, nog meer op het lot der individuen,
vooral der gewone menschen.
Dat komt duidelijk naar voren in het boek
van den neer Kops. Want deze menschen
der groote revolutie zijn niet banaal, alles
behalve; ook was de guillotine vooral geen
ordinair instrument. Het was een groote
tijd, dien men beleefde, die alle oude verhou
dingen omverwierp, groepen en familiën
uit hun verband rukte, vermogens vernietigde
en schiep; want natuurlijk had ook de
revolutie haar parasieten en ook haarO.W.ërs.
Maar de menschen gaan alleen boven de
gewone maat, omdat zij staan voor een
grootschen achtergrond en zij daarmede als
het ware n geheel zijn geworden. Maar
wat worden zij klein, zoodra zij worden
herplaatst binnen de gewone, normale ver
houdingen. Dan vallen zij tot hun gewone
onbeduidendheid terug; in de gewone maat
schappij is voor dergelijke helden van het
woord geen plaats.
reis" van Boskoop en de hoogopgaande
bosschen van de paarse ponticums in de
lichte schaduw van opgaand bosch! En denkt
u verder op die gazons die stijlvolle blauwe
sparren, wijd uit gegroeide trotsche indivi
duen en verderop complexen van Japansch
Naaldhout! O /er het opverende grastapijt wan
delt ge langs geelgroene jeneverbessen met
wuivende toppen naar het gloeiende
azaleabosch. Meen niet dat ons schril klimaat u geen
weelde van het Zuiden voortooveren kan.
Er staan ook zoetgeurende sneeuwballen op
oolijke stammetjes tusschen het teere, door
schijnende rood van den Japanschen ahorn.
Het terrein is geaccidenteerd en op de hel
ling wuiven vroeg in 't jaar de narcissen,
niet in perken, maar vrijelijk hier en daar
neergeg)oid, bevend bij ieder windvleugj<?.
Te midden van dien pracht spreiden de
blauwe pauwen hun waalerstaarten uit.
Achter den narcissenheuvel ligt een vijver,
met een zoom van heerlijke planten, die
heel het jaar verrassingen geeft, en waarop
des zomers in de middaghitte de water
lelies haar gouden harten voor de zon
openen. Het is een paradijs!
Ja dit paradijs had er moeten zijn,
maar het kan komen en het
moet er komen, nu, zonder
dralen! Want uit nood en angst
en ontbering kan schoonheid
geboren worden. Het kan niet
alleen, maar het is noodig,
Ongetwijfeld is het voor vele mannen der
revolutie een gunstig lot geweest, dat hen
onder de valbijl bracht. ZIJ werden de mar
telaren van een groote zaak; daarmede ver
vielen hun zwakheden, ook hu n ondeugden,
zelfs hun misdaden. Het zou wel interessant
zija te gissen, wat er van mannen als
Robespierre, Danton en Marat zou zijn ge
worden, zoo zij de Terreur hadden overleefd.
Robespierre zou waarschijnlijk een scherp
zinnig procureur-generaal zijn geworden,
Danton een geliefd verdediger in strafzaken,
Marat een klein colporteurtje van schelmen
romans. Van die de revolutie hebben over
leefd hebben de meesten het niet eens zoover
gebracht. Het is leerzaam na te gaan, wat
er van al die leden der Conventie is ge
worden, die voorden dood van Lodewijk XVI
hebben gestemd. In het boek van den heer
Kops kan men daarover eigenaardige en
ook aardige bijzonderheden vinden. Onder
Louis Philippe leefde te Tarbes een ver
vallen grijsaard, steeds gekweld door geld
gebrek, die smeekbrieven schreef aan Thiers,
den geschiedschrijver der revolutie; het was
Barère, de voorzitter der Conventie, die
Lodewijk XVI ter dood verwees. In 1820
vond de minister van binnenlandsche zaken
aan de Seine-kade een arm, gebogen, mis
vormd oud man, die zijn boeken aan een
stalle'je te koop aanbood; het was Tallien,
de man van Tnermidor, de echtgenoot van
de schoonste vrouw van haar tijd. In 1808
hield zich in Parijs een man schuil in de
woning van zijn oudsten zoon, omdat hij,
de vroeger rijke bierbrouwer, gevaar liep
wegens schulden te worden gegijzeld; het
was Santerre, de kommandant der Parijsche
nationale garde, die den 21en Januari 1793
het bevel had gegeven, waardoor de stem
van den ten doode gewijden koning was
gesmoord onder het beruchte roulement
des tambours".
Er is in dat alles iets van de tragiek der
geschiedenis. O iwillekeurig vraagt men zich
af, wat er zal overblijven van de mannen,
die door de roerselen van onzen tijd snel
naar boven zijn geworpen, deels natuurlijk
door gebrek aan zwaarte. Zal men na twintig,
dertig jaren nog iets weten van Lenin.Trotzky,
Kamenoff, ook van Ke,rensky en zoovele
anderen als thans op het voorplan der ge
schiedenis staan? Vrij zeker zijii zij dan óf
omgekomen In de revolutlonnaire zee óf kan
men hen op een eenzaam dorpje in de Rus
sische steppen vinden. Mogelijk ook in een
aardige villa in G:ünewald of bij Sch
nbrunn.
Maar wij zijn wat afgedwaald van het
boek van den heer Kops. Laat ons herhalen,
dat het zal worden gewaardeerd door de velen,
die nog gaarne iets over de groote revolutie
lezen.
H. BRUG MANS
De Verborgen Harmonie, Studies door
dr. J. D. BIERENS DE HAAN. (Amster
dam, S. L. van Looy, 1916).
In de religie klopt het hart van een ge
slacht. Wie deze waarheid deelt en de gods
dienstigheid" van onzen tijd kent, verstaat
de ons leven kenmerkende richtingloosheid.
Ons geslacht als geheel genomen heeft geen
cultuur, geen gemeenschapsvorm van het
geestesleven. Omdat het Eeuwig Heden ont
breekt, versmacht men gaarne naar het ver
leden, verwacht men veel van den
toekomstigen heilsstaat. De kerken, die krachtens
haar roeping eigenlijk stuwkracht moesten
zijn tot en steun bieden bij elk opwaarts
gerjcht leven, de kerken zijn verblijdende
want de nood stijgt hoog onder die onder
nemende tuinbouwers. Duizenden planten
zullen zij moeten weggooien: er is geen
ruimte meer op de kweekerijen; het goed
dat lang verzonden had moeten zijn naar
Amerika, Siberiëen Frankrijk, groeit hoog
op, en het mott opgeruimd. De boomen
gaan op den brandstapel, de bollen in de
koeienmaag of in onze korSepot.
Als wij ons nu eens toeeigenden, wat
anders de Amerikaansche millionairs op hun
protzige buitens zetten en wat nu te redden
is van den brandstapel? Als wij allenfnu
eens onze schouders zetten onder dien tuin
bouw, die bekneld wordt in zijn ontwikkeling
en met ondergang bedreigd? Als dat
paradijzige park nu eens verrees, hier in 't Westen,
waar de stedelingen er van kunnen genieten
of rondom Arnhem, waar velen er heen
kunnen trekken ?
Een tak van onzen volkswelvaart voor
inzinking behoed en een verrukking voor
duizenden geboren! Wat een heerlijke rente
van kapitaal! Niets dan pluimig geb'.oeite
in plaats van couponnetjes, die menigeen in
schijven omgezet, niet tot levensgenot weet
te verwerken. Een rente, die met absolute
Rhododendron White Pcarl"
Blauwe Spar
uitzonderingen daargelaten veeleer
cultuur-vijandige macht dan cultuur-dragende
kracht geworden. En bulten de kerkelijke
muren trekken de scharen, evenals in Jezus'
dagen, wederom van kapelletje tot kapelletje,
op zoek voor de ziel en haar ellende naar
troost, vrede- schenkenden troost. Mét de
overheerschlng der kerk is het overgeleverde
secure kompas verloren, en kwijt zijn wij
de richting der veilige vaart. *H
Als weinigen verstaat de schrijver van
De verborgen Harmonie" den nood en het
verlangen van onzen dag. En in een elftal
schoone fantasieën verhaalt hij in dit boek
van den weg, dien hij ging om te vinden
het Licht, nu wij het kompas verloren. Zijn
welverzekerd inzicht vond den bij den in
houd passenden vorm, den met de gedachte
samenstemmenden toon, schoone har
monie, die de lezing tot een waar genot
maakt. Het is alsof wij temidden van een
rustlg-aandachtige omgeving iemand hooren
spreken zacht en melodieus is zijn stem,
wei-overwogen zijn betoog van eigen
innerlqken rijkdom en verzekerdheid.
Dat de beschouwelijke gedachte, die in
den nij veren vorm der fantasie zich uit, aan
haar geestelijk gehalte niet te kort doet"
kan men den schrijver ook gaarne toegeven.
En zoo kan men zeker dankbaar zijn voor
wat dr. Blerens de Haan ons nu weer schonk.
Maar toch, bij alie waardeering voor dezen
aantrekkelijken arbeid blijft een onbevre
digde stemming achter.
Onderling zee» verscheiden worden deze
fijn analyseeiende studies tot een schoone
eenheid gedragen door de grondgedachte:
de verzoening door het synthethlsche levens
begrip. Het is de weg der zelfinkeer, welke
voert tot het bewustzijn van de verborgen
harmonie der dingen. En in blijde verzekerd
heid wordt getuigd van de bevonden een
heid, ontdekt door de opening der innerlijke
oogen." Nu kan men zeker mét den schrij
ver overtuigd zijn van het gebrek aan har
monische levensaanschouwing, van gemis
aan besef van den samenhang der dingen
bij ons geslacht, het wil mij voorkomen
dat de harmonie die B. de H. ons toonen
wil te vroeg gegrepen is. Dat wat
Schopenhauer deed zuchten: Die Welt ist herrlich
zu sehn, schrecklich zu seyn", die toon
van verbrokenheid wordt hier gemist. Met
de realiteit van het zedelijk kwade de
dissonant in de harmonie rekent de schrij
ver niet, althans niet naar den eisch. Wie
zich van deze realiteit overtuigd houdt, stelt
zich met zelfinkeer" niet tevreden, verlos
sing alleen kan hem helpen. O ja, hij kan
zich met den wijsgeer in stilte bezinnen op
de wereldeenheid, maar dit is onthevenheid
van oogenbllkken; alleen religie, heilig
heid verlost, treft ons durtnd boven ons
zelf uit. Waar het dus op aankomt is niet
denken, inzicht, maar zijn, heilige gezind
heid. Bij deze wereld-waardeering dus geen
monisme dat verloren is doch moet terug
gevonden door het oog, maar een monisme
dat door het dualisme heen moet doorleden,
doorstreden, veroverd met het hart.
J. E. MAL c A
miiiMiiiiiiiliiHi
Nieuwe Boeken van deze Week:
De uitwerking van het nieuwe art. 192
der Grondwet. Rapport, uitgebracht aan het
hoofdbestuur der Mij. tot Nut van 't Alge
meen. Nutsboekerij no. 5. 122 pag. f 1.
Zalt-Bommel, Nutsuitgeverij.
A. P. DITMARS en AD. VAN GELDEREN,
Stenografisch allerlei, proza en poëzie, wen
ken en handelsbrieven in stenografie Groote
f 0.60 Amsterdam, Instituut Overtoom".
H. BERSSENBRUGGE,
PORTRETFOTOGRAAF
ZEESTRAAT 65, naast Panorama Mesdag,
DEN HAAG. Tel. 1538.
IIIIMIIUmlMIMI
zekerheid vreugde geeft en voor geen
tierceering vatbaar l
Het is een Boskooper die 't idee heeft
gehad om zoo'n park in het leven te roepen
uit bijdragen van het Nederlandsche volk,
iemand van groot optimisme, vol plannen
en ondernemingsgeest, iemand met echt
kweekersbloed, die niet alleen ziet en voelt,
hoe een rhododendron van schoone kleuren
combinatie in het leven te roepen, maar hoe
door eendrachtige samenwerking een grootsch
monument kan gesticht worden.
De heer van Straaten van Nes heeft het
bedacht, de auteur van onder de men
schen'' heeft het in de Rotterdammer den
volke kond gedaan".
Er is veel geld noodig voor dit plan en aller
eerst een geschikt terrein. Wie geeft er grond
voor? een 250 H.A. zijn noodig en
voorloopig maar een aantal bunders om al dat,
wat in Naarden, Boskoop, Oudenbosch,
Alsmeer te groot wordt en geen ruimte
meer vindt, neer te zetten, en het later uit
te bouwen tot een grootschen aanleg. Liefst
oud natuurbosch, dat gedund kan worden,
een terrein dat een goede omlijsting geeft
en dat eens zal behooren aan ons allen, aan
den Nederlandschen Staat.
Laten ondertusschen ook de gemeenten
niet vergeten, dat er in onze parken nog een
massa te doen is. Er zijn vele Amsterdam
mers, die zelfgenoegzaam over het Vondel
park spreken. Is dat nu wel een park voor
een land met zulk een tuinbouw ? Het kon
er anders fleuren en geuren! En nu is er
gelegenheid dat te krijgen, wat de Yankees
met hun millioenen niet koopen kunnen.
Dat kunnen wij in ons midden koesteren
tot ieders vreught ende geneught."
Wij zijn weer, zooals de rector magnificus
der trechtsche Hoogeschool verleden week
in zijn dies-rede zeide onzacht ontwaakt".
Maar het is niet te laat. Zegt het voort,
vertel uw viienden van het park, onsnationale
park, dat moet worden een bloeiend monu
ment voor onzen zin voor schoonheid,
onbaatzuchtigheid en al wat leeft in onzen
tuinbouw.
HOLJLANO'S
BEfcTtó
CENTS
WltóAAK