De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 6 april pagina 9

6 april 1918 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

6'April '18. - No. 2128 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND CLAUDE DEBUSSY f De Fransche meester is niet meer. Reeds voor langen tijd had men voor zijn leven gevreesd; de berichten daarna luidden weer hoopvoller. Ten slotte hoorde men, vermoedelg k mede door de zeer beperkte commu nicatie-middelen onder de heerschende tijdsomstandigheden, niets meer, totdat dit doodsbericht ons verrast heeft, welhaast als een schot in 't slapend woud. Niet dat wij Nederlanders ten opzichte van het wel en wee der Fransche Republiek onder verden king van deze misschien mingelukkige ver gelijking mogen vallen, maar onze momenteele belangstelling hangt thans te zeer aan het rein materieele karakter der rampspoe dige gebeurtenissen, die steeds het hart van het Fransche volk, het centrum der Europeesche beschaving, blijven bedreigen, dan dat wij, onder deze omstandigheden, de beteekenis van het heengaan van een Auguste Rodin en thans den genialen Claude Debussy, op hare juiste waarde zouden kunnen schatten. Dat tasten in den blinde naar de oorzaak en omstandigheden, waaronder dit heengaan plaats greep, maakt deze dood voor ons des te tragischer. Zou hQ geloofd hebben aan den dageraad van een herboren Frankrijk; zou een over hem vaardig geworden pessi misme zijn dood verhaast hebben? Zou het verlaten eener moreele kracht (waar een geloof in schoonheid van zoovele idealen lederen dag steeds wordt verkracht) zijn lichaam niet langer opgericht hebben kunnen houden ? Het zijn zoovele gissingen, waar op een antwoord thans niet mogelijk is. Wat wfj niet verloren hebben, dat Is zijnen geest, den geest, die uit de schat zijner werken spreekt. In den aanvang slechts door eene kleine gemeente verstaan, door een veel grootere, zelfs in het eigen land, waar men zoo gaarne de artistieke traditie hand haaft, heftig bestreden, was ook voor dezen wegbereider de kunstenaarsloopbaan een iiiliiiiiiiiiiiiimmiiiiMi ;ENF.ALOCISCH-HERALDISCH BUREAU CARL KOFFLER te s-GRAVENHAGE LEF H r840,BELAST ZICH rtHEDEN OP DAT GEBIED ? TEN ZIN' ^-<?^^v.. ?liiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii DE NEDERLANDSCHE TUINBOUW EN HET NATIONALE PARK Naar aanleiding van het plan van een energieken Boskoopschen kweeker, door Prof. Dr. JOH." W E i T E R D ij K Veel, veel te weinig kennen wij Hol landers onzen tuinbouw en onze tuinbouwcentra! Hoeveel Amster dammers zijn er, die nu eindelijk, nu het treintje er is. Aalsmeer pas eens bereikt heb ben en verstomd waren over de De schrijfster vu n dit artikel. zuidelijke bloemenpracht? En wie weet er dan nog dat in normale tijden de seringen uit dat stijve, poppige dorpke op den galadlsch der Petersburgsche schoonen prijken? Dat naast de stereotype geraniums, die in die in Amsterdam met hun vlammend rood den zomer aankondigen, een heirleger van vormboompjes wordt gekweekt, kipjes, scheepjes, stoelen en hondjes, geknipt, ge schoren, ter verlustiging van de Engelsche lords, wier pootje" al even stijf is als deze beestjes ? Nog veel minder kennen er dat Brabantsch stadje Oudenbosch, ver aan de Belgische grens, waar duizenden zilverbladige linden en veelkleurige beuken enkele jaren veredeld en gekoesterd worden, om dan de reis over verre oceanen te aanvaarden? En Naarden, waar het militair zijn hak tusschen de se ring en jasmijnstruiken heeft gezet? Hoe weinigen beseffen er, dat te midden van de eindelooze veepolders van Zuid-Holland de veenige Boskoopsche kweekerijen liggen, als drijftillen, die met haar schoone last weg dreigen te zwemmen? Daar waast het blauw van de sparren naast de goudgele junipeius en daar knoppen de tallooze rhododendrons, die eens de parken en tuinen over heel de wereld met hun roode bloemenpracht zullen verlevendigen. Ja, velen kennen de bollenvelden, maar wie weet er eigenlijk goed, wat een wondere vei*iheidenheid van elegante narcissen daar geteeld worden, en dat telken jare de geurende jonquilles van den cö'e d'azur" en de vlamroode tulpen uit Bokhara daar heen gevoerd worden? Wij weten te weinig wat voor schoonheid daar te midden van het schijnbaar zoo een tonige land voortgebracht wordt, met veel geduld, maar ook met veel ondernemings geest in volkomen modern georganiseerde bedrijven ! Wij hadden 't kunnen weten, als er maar een plek was geweest, waar wij al dat pad, dat in den aanvang van het per aspera" wist te vertellen l Nog was die strijd in eigen land, waar op politiek en sociaal gebied de oorlog zoo schitterend den Godsvrede tot stand bracht, op artistiek gebied allerminst uitgevochten. Ons ligt nog versch in 't geheugen een stukje in Le Théatre", een scherpen aan val bevattende, dat wij tot onzen spijt thans niet vermogen te clteeren. Wat wij alleen daarom gaarne gedaan zouden hebben, om de verkeerde meening bij sommigen weg te nemen, als zou thans in Frankrijk eene soort bedenkelijk chauvinisme heerschen ten op zichte der eigen moderne richting. Niets is minder het geval. Dat bewijst ook, wat Romain Rolland in zijn voortreffelijk werk Muslclens d'aujourd' hui" over den meester zegt: ,11 compte aux yeux de tous, franyais ou trangers; on Ie discute, on se passionne pour ou contre lui; mais nul ne l'ignore; bien plus, il fait cole: on l'imite, ce qui dolt passer pour Ie couronnement de la gloire". Dan wijst de schrijver er op, hoe deze toondichter in den aanvang geheel op klas sieken basis stond, dat hij een vlijtig leer ling voor piano, harmonie en compositie aan het Parijsche Conservatoire geweest is, waar hij verschillende prijzen en accessits" behaalde, totdat hij met zijne opmerkelijke cantate l'Enfant prodlgue" in 1883 den prix de Rome" behaalde. Dit werk, ons bekend o.a. door eene uitvoering in de kerk te Naarden onder Schoonderbeek, toont ons dan ook werkelijk den componist in die ontwikkelingsphase nog onder gedeeltelijk klassieken invloed. Dat de partituren der oude meesters zijn geestelijk eigendom waren, toont ook wel de prachtige vormbeheersching, die overal uit zijn werken spreekt, alsmede het prachtige polyphpne stemmenweefsel, zooals wij dat uit zijne orkestwerken als l'Après-midi d'un faune, la Mer, Ibéiia enz. kennen. Zooals in Duitschland Wagner en Strauss hun werk uit een fundamenteel klassieken ondergrond opbouwden en voltooiden deed Debussy het in Frankrijk. O.is wil het ten minste voorkomen, dat hij zijn werk voltooid heeft. Deze meening mag men gronden op het feit, dat in zijne laatste werken, speciaal de sonaten voor verschillende instrumenten van eene reactie sprake is in dien zin, dat hier gestreefd wordt, de intieme schoonheid der oude meesters Couperln, Daquin, Rameau en anderen weder te benaderen, zij het ook dat het kleed, waarin dit werk gestoken wordt, de sporen ziet van de resultaten der muzikale evolutie, door hem verkregen. Zal het werk van dezen grootsten der levende Fransche toondichters blijvende waarde hebben en eenmaal door het nage slacht tot het klassicisme gerekend worden? Wij, die nog geheel te midden dezer richting staan, kunnen die vraag bezwaarlijk oplossen. Maar wat wij wel mogen aanemen is het bijkans zekere feit, dat deze kunst in de geschiedenis van de ontwikkeling der toon kunst ten allen tijde als een zeer belangrijke factor zal moeten beschouwd worden. Zij vormt een zoo logisch afgesloten geheel, uit geheel nieuwe kiemen gaandeweg groot geworden, dat de latere muziekgeschiedenis haar nooit ter zijde zal vermogen te stellen. Dat zijne muziek feitelijk programmamu ziek is doet niet ter zake. Zij tracht slechts gevoelens en stemmingen uit te drukken, geene concrete op zichzelf staande hande lingen, zooals de in Duitsche landen ont stane, bij Liszt haren oorsprong nemende richting trachtte te bereiken en eerst door Mahler van de mislukking.van haar streven moest overtuigd worden. Zoo heeft men dan zijn werk allerminst kweeksel hadden kunnen aanschouwen, waar het beste te zien was geweest, aan heerlijke combinaties van kleur en vorm, door de nijvere tuinbouwers aan de natuur ontlokt. Wij hebben toch botanische tuinen! Wij hebben toch al lang een Koloniaal Museum, waar de koloniale landbouw en zijn producten, voor ons volk van zoo groote beteekenis, zijn tentoongesteld? Maar de essence van onzen tuinbouw, die al eeuwen oud is, die is nergens te zien. Daar moeten wij vele en lange reizen voor maken in middeleeuwsche schuitjes en schokkende boemettreintjes. 't Is al weer Jan Salie, die op zijn bekend schoeisel in ons midden heeft rondgeklept! Toch is die tuinbouw een zoo typisch deel van onze volkskracht. Zijn wij niet over de geheele wereld met een tulp in de hand bekend? Lachen de Amerikanen niet om ons gepeuter met plnnten? Zij komen immers toch heel naar Boskoop om de blauwe sparren te koopen, boomen, die in het wild in overvloed in hun westelijke bergen staan! En hun Amerikaansche eikjes bestellen de staalkoningen in cleanlittle Holland". Daar lachen wQ nu om! Denkt u nu eens een groot park, een park met wat oude, natuurlijke vegetatie, als grondslag en waarin al wat onze tuin bouw voortbrengt te zien zou zijn ? Zie in uw verbeelding groote gazons met duizenden rhododendrons, de witte en de rose pa in de voornaamste plaats als milieurchildering op te vatten, maar mogen we veeleer titels als eene Cathédrale engloutie, Apr smedi d'unfaune, Jardln sous la plule en hoe deze verder mogen heeten als zoovele inspi raties beschouwen tot het scheppen van muzikale stemmingsbeelden. Dat de zijn ras van nature aangeboren eigenschappen, gratie, smaak, fijne geest zijn oeuvre in buitengewone mate ten goede kwamen, zal wel niemand betwijfelen. Zoo wij thans al treuren om het verlies van deze eminente persoonlijkheid, een troost is het, dat zijn werk niet te niet kan gaan, een werk, dat steeds weer weerklank vinden zal in een voor schoonheid ontvankelijk gemoed. VAN LEEUWEN iiiiimiiiiiiiiiiniimiiiiiiiiiiii W. P. KOPS. Figuren uit de Fransche revolutie. Baarn, Hollandia-drukkerij. Dit deeltje uit de bekende serie Historische karakters bevat drie artikelen: De ontrouwe Zamor de koningsmoordenaars Camille en Lucie, samengevat onder den vagen titel: figuren uit de Fransche revolutie. Het is vooral in dezen tijd van wereldschokken en omwenteling altijd belangwekkend over de groote Fransche beweging der achttiende eeuw te lezen, ook al gaat de lectuur niet heel diep. Dat is het geval met de studiën van den heer Kops, die meer van de zelf kant der geschiedenis van de Fransche revolutie spreken dan van het weefsel zelf. Niettemin een aantrekkelijk boekje, dat zich vlot laat lezen en dat dan ook stellig lezers genoeg zal vinden. Want ook het uiterlijk van deze dingen is belangwekkend en heeft ook altijd de menseden getrokken. Het is lang niet alles nieuw, wat de heer Kops vertelt, wat ook wel niet zijn bedoe ling zal zijn geweest. Wie wat thuis is in de litteratuur over de revolutie, vooral van den buitenkant der dingen, zal hier heel wat oude bekenden ontmoeten. Trouwens, wie heeft niet gelezen en gehoord van de rampzalige mad. Dubarry, van de r gicides en hun lot, van de idylle Camille en Lucle. Maar men leest er altijd weer gaarne van. Want zoo komt een zware geestelijke beweging als een staatkundige omwenteling het best tot ons bewustzijn, als wij de uitwerking ervan zien op het denken, nog meer op het lot der individuen, vooral der gewone menschen. Dat komt duidelijk naar voren in het boek van den neer Kops. Want deze menschen der groote revolutie zijn niet banaal, alles behalve; ook was de guillotine vooral geen ordinair instrument. Het was een groote tijd, dien men beleefde, die alle oude verhou dingen omverwierp, groepen en familiën uit hun verband rukte, vermogens vernietigde en schiep; want natuurlijk had ook de revolutie haar parasieten en ook haarO.W.ërs. Maar de menschen gaan alleen boven de gewone maat, omdat zij staan voor een grootschen achtergrond en zij daarmede als het ware n geheel zijn geworden. Maar wat worden zij klein, zoodra zij worden herplaatst binnen de gewone, normale ver houdingen. Dan vallen zij tot hun gewone onbeduidendheid terug; in de gewone maat schappij is voor dergelijke helden van het woord geen plaats. reis" van Boskoop en de hoogopgaande bosschen van de paarse ponticums in de lichte schaduw van opgaand bosch! En denkt u verder op die gazons die stijlvolle blauwe sparren, wijd uit gegroeide trotsche indivi duen en verderop complexen van Japansch Naaldhout! O /er het opverende grastapijt wan delt ge langs geelgroene jeneverbessen met wuivende toppen naar het gloeiende azaleabosch. Meen niet dat ons schril klimaat u geen weelde van het Zuiden voortooveren kan. Er staan ook zoetgeurende sneeuwballen op oolijke stammetjes tusschen het teere, door schijnende rood van den Japanschen ahorn. Het terrein is geaccidenteerd en op de hel ling wuiven vroeg in 't jaar de narcissen, niet in perken, maar vrijelijk hier en daar neergeg)oid, bevend bij ieder windvleugj<?. Te midden van dien pracht spreiden de blauwe pauwen hun waalerstaarten uit. Achter den narcissenheuvel ligt een vijver, met een zoom van heerlijke planten, die heel het jaar verrassingen geeft, en waarop des zomers in de middaghitte de water lelies haar gouden harten voor de zon openen. Het is een paradijs! Ja dit paradijs had er moeten zijn, maar het kan komen en het moet er komen, nu, zonder dralen! Want uit nood en angst en ontbering kan schoonheid geboren worden. Het kan niet alleen, maar het is noodig, Ongetwijfeld is het voor vele mannen der revolutie een gunstig lot geweest, dat hen onder de valbijl bracht. ZIJ werden de mar telaren van een groote zaak; daarmede ver vielen hun zwakheden, ook hu n ondeugden, zelfs hun misdaden. Het zou wel interessant zija te gissen, wat er van mannen als Robespierre, Danton en Marat zou zijn ge worden, zoo zij de Terreur hadden overleefd. Robespierre zou waarschijnlijk een scherp zinnig procureur-generaal zijn geworden, Danton een geliefd verdediger in strafzaken, Marat een klein colporteurtje van schelmen romans. Van die de revolutie hebben over leefd hebben de meesten het niet eens zoover gebracht. Het is leerzaam na te gaan, wat er van al die leden der Conventie is ge worden, die voorden dood van Lodewijk XVI hebben gestemd. In het boek van den heer Kops kan men daarover eigenaardige en ook aardige bijzonderheden vinden. Onder Louis Philippe leefde te Tarbes een ver vallen grijsaard, steeds gekweld door geld gebrek, die smeekbrieven schreef aan Thiers, den geschiedschrijver der revolutie; het was Barère, de voorzitter der Conventie, die Lodewijk XVI ter dood verwees. In 1820 vond de minister van binnenlandsche zaken aan de Seine-kade een arm, gebogen, mis vormd oud man, die zijn boeken aan een stalle'je te koop aanbood; het was Tallien, de man van Tnermidor, de echtgenoot van de schoonste vrouw van haar tijd. In 1808 hield zich in Parijs een man schuil in de woning van zijn oudsten zoon, omdat hij, de vroeger rijke bierbrouwer, gevaar liep wegens schulden te worden gegijzeld; het was Santerre, de kommandant der Parijsche nationale garde, die den 21en Januari 1793 het bevel had gegeven, waardoor de stem van den ten doode gewijden koning was gesmoord onder het beruchte roulement des tambours". Er is in dat alles iets van de tragiek der geschiedenis. O iwillekeurig vraagt men zich af, wat er zal overblijven van de mannen, die door de roerselen van onzen tijd snel naar boven zijn geworpen, deels natuurlijk door gebrek aan zwaarte. Zal men na twintig, dertig jaren nog iets weten van Lenin.Trotzky, Kamenoff, ook van Ke,rensky en zoovele anderen als thans op het voorplan der ge schiedenis staan? Vrij zeker zijii zij dan óf omgekomen In de revolutlonnaire zee óf kan men hen op een eenzaam dorpje in de Rus sische steppen vinden. Mogelijk ook in een aardige villa in G:ünewald of bij Sch nbrunn. Maar wij zijn wat afgedwaald van het boek van den heer Kops. Laat ons herhalen, dat het zal worden gewaardeerd door de velen, die nog gaarne iets over de groote revolutie lezen. H. BRUG MANS De Verborgen Harmonie, Studies door dr. J. D. BIERENS DE HAAN. (Amster dam, S. L. van Looy, 1916). In de religie klopt het hart van een ge slacht. Wie deze waarheid deelt en de gods dienstigheid" van onzen tijd kent, verstaat de ons leven kenmerkende richtingloosheid. Ons geslacht als geheel genomen heeft geen cultuur, geen gemeenschapsvorm van het geestesleven. Omdat het Eeuwig Heden ont breekt, versmacht men gaarne naar het ver leden, verwacht men veel van den toekomstigen heilsstaat. De kerken, die krachtens haar roeping eigenlijk stuwkracht moesten zijn tot en steun bieden bij elk opwaarts gerjcht leven, de kerken zijn verblijdende want de nood stijgt hoog onder die onder nemende tuinbouwers. Duizenden planten zullen zij moeten weggooien: er is geen ruimte meer op de kweekerijen; het goed dat lang verzonden had moeten zijn naar Amerika, Siberiëen Frankrijk, groeit hoog op, en het mott opgeruimd. De boomen gaan op den brandstapel, de bollen in de koeienmaag of in onze korSepot. Als wij ons nu eens toeeigenden, wat anders de Amerikaansche millionairs op hun protzige buitens zetten en wat nu te redden is van den brandstapel? Als wij allenfnu eens onze schouders zetten onder dien tuin bouw, die bekneld wordt in zijn ontwikkeling en met ondergang bedreigd? Als dat paradijzige park nu eens verrees, hier in 't Westen, waar de stedelingen er van kunnen genieten of rondom Arnhem, waar velen er heen kunnen trekken ? Een tak van onzen volkswelvaart voor inzinking behoed en een verrukking voor duizenden geboren! Wat een heerlijke rente van kapitaal! Niets dan pluimig geb'.oeite in plaats van couponnetjes, die menigeen in schijven omgezet, niet tot levensgenot weet te verwerken. Een rente, die met absolute Rhododendron White Pcarl" Blauwe Spar uitzonderingen daargelaten veeleer cultuur-vijandige macht dan cultuur-dragende kracht geworden. En bulten de kerkelijke muren trekken de scharen, evenals in Jezus' dagen, wederom van kapelletje tot kapelletje, op zoek voor de ziel en haar ellende naar troost, vrede- schenkenden troost. Mét de overheerschlng der kerk is het overgeleverde secure kompas verloren, en kwijt zijn wij de richting der veilige vaart. *H Als weinigen verstaat de schrijver van De verborgen Harmonie" den nood en het verlangen van onzen dag. En in een elftal schoone fantasieën verhaalt hij in dit boek van den weg, dien hij ging om te vinden het Licht, nu wij het kompas verloren. Zijn welverzekerd inzicht vond den bij den in houd passenden vorm, den met de gedachte samenstemmenden toon, schoone har monie, die de lezing tot een waar genot maakt. Het is alsof wij temidden van een rustlg-aandachtige omgeving iemand hooren spreken zacht en melodieus is zijn stem, wei-overwogen zijn betoog van eigen innerlqken rijkdom en verzekerdheid. Dat de beschouwelijke gedachte, die in den nij veren vorm der fantasie zich uit, aan haar geestelijk gehalte niet te kort doet" kan men den schrijver ook gaarne toegeven. En zoo kan men zeker dankbaar zijn voor wat dr. Blerens de Haan ons nu weer schonk. Maar toch, bij alie waardeering voor dezen aantrekkelijken arbeid blijft een onbevre digde stemming achter. Onderling zee» verscheiden worden deze fijn analyseeiende studies tot een schoone eenheid gedragen door de grondgedachte: de verzoening door het synthethlsche levens begrip. Het is de weg der zelfinkeer, welke voert tot het bewustzijn van de verborgen harmonie der dingen. En in blijde verzekerd heid wordt getuigd van de bevonden een heid, ontdekt door de opening der innerlijke oogen." Nu kan men zeker mét den schrij ver overtuigd zijn van het gebrek aan har monische levensaanschouwing, van gemis aan besef van den samenhang der dingen bij ons geslacht, het wil mij voorkomen dat de harmonie die B. de H. ons toonen wil te vroeg gegrepen is. Dat wat Schopenhauer deed zuchten: Die Welt ist herrlich zu sehn, schrecklich zu seyn", die toon van verbrokenheid wordt hier gemist. Met de realiteit van het zedelijk kwade de dissonant in de harmonie rekent de schrij ver niet, althans niet naar den eisch. Wie zich van deze realiteit overtuigd houdt, stelt zich met zelfinkeer" niet tevreden, verlos sing alleen kan hem helpen. O ja, hij kan zich met den wijsgeer in stilte bezinnen op de wereldeenheid, maar dit is onthevenheid van oogenbllkken; alleen religie, heilig heid verlost, treft ons durtnd boven ons zelf uit. Waar het dus op aankomt is niet denken, inzicht, maar zijn, heilige gezind heid. Bij deze wereld-waardeering dus geen monisme dat verloren is doch moet terug gevonden door het oog, maar een monisme dat door het dualisme heen moet doorleden, doorstreden, veroverd met het hart. J. E. MAL c A miiiMiiiiiiiliiHi Nieuwe Boeken van deze Week: De uitwerking van het nieuwe art. 192 der Grondwet. Rapport, uitgebracht aan het hoofdbestuur der Mij. tot Nut van 't Alge meen. Nutsboekerij no. 5. 122 pag. f 1. Zalt-Bommel, Nutsuitgeverij. A. P. DITMARS en AD. VAN GELDEREN, Stenografisch allerlei, proza en poëzie, wen ken en handelsbrieven in stenografie Groote f 0.60 Amsterdam, Instituut Overtoom". H. BERSSENBRUGGE, PORTRETFOTOGRAAF ZEESTRAAT 65, naast Panorama Mesdag, DEN HAAG. Tel. 1538. IIIIMIIUmlMIMI zekerheid vreugde geeft en voor geen tierceering vatbaar l Het is een Boskooper die 't idee heeft gehad om zoo'n park in het leven te roepen uit bijdragen van het Nederlandsche volk, iemand van groot optimisme, vol plannen en ondernemingsgeest, iemand met echt kweekersbloed, die niet alleen ziet en voelt, hoe een rhododendron van schoone kleuren combinatie in het leven te roepen, maar hoe door eendrachtige samenwerking een grootsch monument kan gesticht worden. De heer van Straaten van Nes heeft het bedacht, de auteur van onder de men schen'' heeft het in de Rotterdammer den volke kond gedaan". Er is veel geld noodig voor dit plan en aller eerst een geschikt terrein. Wie geeft er grond voor? een 250 H.A. zijn noodig en voorloopig maar een aantal bunders om al dat, wat in Naarden, Boskoop, Oudenbosch, Alsmeer te groot wordt en geen ruimte meer vindt, neer te zetten, en het later uit te bouwen tot een grootschen aanleg. Liefst oud natuurbosch, dat gedund kan worden, een terrein dat een goede omlijsting geeft en dat eens zal behooren aan ons allen, aan den Nederlandschen Staat. Laten ondertusschen ook de gemeenten niet vergeten, dat er in onze parken nog een massa te doen is. Er zijn vele Amsterdam mers, die zelfgenoegzaam over het Vondel park spreken. Is dat nu wel een park voor een land met zulk een tuinbouw ? Het kon er anders fleuren en geuren! En nu is er gelegenheid dat te krijgen, wat de Yankees met hun millioenen niet koopen kunnen. Dat kunnen wij in ons midden koesteren tot ieders vreught ende geneught." Wij zijn weer, zooals de rector magnificus der trechtsche Hoogeschool verleden week in zijn dies-rede zeide onzacht ontwaakt". Maar het is niet te laat. Zegt het voort, vertel uw viienden van het park, onsnationale park, dat moet worden een bloeiend monu ment voor onzen zin voor schoonheid, onbaatzuchtigheid en al wat leeft in onzen tuinbouw. HOLJLANO'S BEfcTtó CENTS WltóAAK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl