De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 13 april pagina 1

13 april 1918 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

HV2I29 Zaterdag 18 April A°1918 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON Prijs per No. f 0.20. Per 3 mnd. f 2.25. Abonn. loopen per jaar | | UITGEVERS; VAN HOLKEIWA 6 WARENDORF, AMSTERDAM | | Adverientiën omslag f 0.35 p. regel, binnenpag. 0.40 p. regel De Inhoud staat op pag. 11 llllimilllHllllllimilllMIIIIIIIIIIIMMIHMMIIMIIIMMIMtlllll IHIIIII VERDWAALD Als een verdwaald kind, door de schemering overvallen, en dat den weg naar huis niet weet terug te vinden, staat Nederland en staart in het rond, terwijl de schaduwen steeds donkerder worden. Overal onzekerheid, hulpeloos heid, marren en sammelen. Maar waar is uitkomst? In het buitenland geen sterveling meer, die ons ontziet. Van den beginne af aan hebben wij elke aanspraak op eerbied veronachtzaamd en, in ijdelheid, aan gezien voor: bewondering van Neder lands positie", wat nocit iets anders kon zijn dan vleierij. Nu wordt van weerskanten met ons gesold en gedaan zonder meer, en ons diplomatiek beleid daartusschenin is als dat eens kregeligen, machteloos mummelenden grijsaards. Binnenlands vreten honger en gebrek aan de ingewanden der natie. Wij hebben geen directen nationalen strijd, die ons zooals aan Duitschland en eerlang ook aan Engeland, 't gebreklijden totheiligen plicht maakt. WaT wij allen zouden moeten dragen en gaarne zouden dragen, wanneer het ons opgelegd werd tot behoud van 't land, wekt verbittering, ergernis en opstand, nu 't slechts te wijten valt aan fouten en tekortkomingen in ons eigen bestuur. Niets is vooruit gezien of vooruit gedaan. Alles, wat een paar jaar geleden in orde had kunnen zijn gemaakt en voorbereid, ontbreekt; tengevolge van een te zwak en te optimistisch regeeringsbeleid. * Onze Amerika-politiek is en blijft glad verkeerd. De hemel weet, waarop zij ons nog aanstuurt l In elk geval schijnt het voorloopig op leege bakkerswinkels te zijn. Bij de schepenkwestie heef t de regeering, in stede van den pijnlijken schok op waardige wijze te bejegenen, het even wicht van geest verloren en, eerst te toegefelijk, daarna te kribbig, een gedrags lijn gevolgd, die vrijwel niemand ernstig meer kan nemen. Pers en publieke opinie, die zich een tijdje van de wijs hebben laten brengen, zijn zoo goed en zoo kwaad het gaat weer op de pootjes terecht gekomen. Onze beste volkenrechtsgeleerden, Prof. Van Vollenhoven, Prof. Struycken, een eheel ingewijde inzender in het Handeislad, zelfs de geachte deskundige mede werkers van de Nieuwe Rotterdammer Courant, zijn komen verklaren, dat de schepenrequisitie, die van de regeeringstafel voor roof" was uitgemaakt, op een in de praktijk nog normaal geldend instituut van oorlogsrecht berust; waarover vooral de Duitsche kringen niet zoo'n misbaar moeten maken, omdat juist de Duitsche wetenschap het nog in de laatste jaren stok en stijf gehuldigd heeft! Al hebben wij allen tegen wat met onze handelsvlag gebeurd is, een gevoel van krenking, dat geen volk zich ooit ontgeven mag, het standpunt, dat de regeering er nu bij inneemt, vindt bij geen gezonden vaderlander instemming. Doch de heer Cort van der Linden, die steeds op den wind van den volksgeest heeft pogen mee te drijven telkens doch zich daarbij ook in dien volksgeest heeft vergist, omdat hij er nooit iets anders mede heeft te maken gehad, dan wat er in boeken van te lezen valt en met een kleinen kring van parlementariërs in scène te zetten, meent nog steeds bij onzen volksgeest in 't gevlei te zij n door den Geassocieerden den rug te blijven toekeeren. Terwille van deze dwaling, aange wakkerd door de Duitsche stokerijen, blijven wij nu nalatig, het graan te gaan halen, dat in Amerika gereed ligt. * * De ware Nederlandsche volksgeest zegt evenwel, dat het pure onzin is of erger, daartoe niet over te gaan. Dat hier geen enkel offer van nationaal belang of eer behoeft te worden gebracht. Dat, wat ons yoorgepraat wordt van te vreezen Amerikaansche woordbreuk bij het terug sturen der schepen, een praatje is, waartoe nog geen enkele ervaring recht geeft en waarop ook geen enkel vermoeden wijst. En dat het een groot schandaal is, hier te lande de meening te voeden, dat Amerika ons het graan onthoudt. 't Is wonderlijk, dat men sommigen nog in dezen waan ziet voortleven. De waarheid is immers, dat wij ons zelve, door onze onverstandige politiek, ons dien toevoer onthouden. Want ook dit is niet te onderstellen, dat de Duitscher onze schepen niet on gehinderd zou laten varen, mits wij ze maar uitstuurden; en zulks in ballast, zonder eenige lading voor de Geassoci eerden ; en met de schriftelijke toezegging van de Vereenigde Staten, dat zij p.o. met graan terug kunnen keeren. Al moge men misschien door bedrei gingen met duikbootgevaar ons van deze stap trachten terug te houden, laat ons overtuigd zijn, dat het goed zou gaan, wanneer wij het maar eens deden / Anders zouden wij moeten denken aan een zuiveren aanval tegen het Nederlandsche volk. Er zou met deze vaart immers uit sluitend zuiver Nederlandsen belan? worden gediend! * * Doch wij zitten verdwaald. Van af den eersten tijd aan, verdwaald in bangheid. Het zou de moeite waard zijn, eens een blik te kunnen slaan in de geheime diplomatieke depêches, die thans gere geld uit de legatie's in den Haag verzonden worden. La Hollande", zoo schreef vroeger eens, in een rapport, van Februari 1777 gedateerd, een vreemde gezant, se din'ge moins par Ie sentiment de son intérêt que par celui de sa f'aiblesse. La crainte est Ie seul mobile determinant ici". Nederland laat zich leiden, minder door het gevoel van zijn belang, dan door het gevoel van zijne bang hei d. Bangheid is hier het eenig doorslaggevende motief". Wie garandeert, dat niet in onzen eigen tijd naar Berlijn, naar Londen, naar Parijs, naar Washington weer dergelijke mededeelingen zijn gegaan? Terwijl men zich ten onzent steeds gevleid heeft met de hoop, in gemoede lijke, wijze omzichtigheid door de zorgen heen te komen, zitten wij nu ten slotte in de bangheid voor elk beslist optreden verdwaald. Verdwaald? Misleid. Nu kan het Nederlandsche volk zich den buik vullen met de wrange vruch ten van slapheid en ijdelen praat, van het wacht maar af", waarvoor zoo vaak gewaarschuwd is, toen het nog tijd was. Nu hebben wij voor ons zelve, voor onze eigen voeding en binnenlandsche voorziening niet gezorgd. Nu bejegenen alle mogendheden ons als hun goeddunkt. En wat het ergste is: wij blijven nóg te bang. Wij blijven nog te bang, om den kri tieken toestand onder de oogen te zien. Om met volle kracht aan te pakken wat op het oogenblik ten minste nog zou kunnen worden gedaan, binnenlands en naar buiten, teneinde de verhongering van het volk tegen te gaan en de natie van verzakking te redden. Nóg te bang ook, om met den tegenwoordigen regeeringstoestand in het ge richt te treden. Te bang om ons zelven te bekennen, dat onverwijld verandering daarin noodig is, teneinde onverwijld te eraken tot het eenige, wat verbetering rengen kan: een krachtige en capabele, op alle partijen rustende regeering; een Kabinet van het Algemeen Welzijn. v. H. MIIIIMIHHIIIIIIIim Gedragsregels voor individueele Duitschers in Vlaanderen" Uit het Merkblatt für deutsche Heeresangehöiige in Flandern Brussel, November 1917" Naar aanleiding van de vertaling uit het Merkblatt für deutsche Heeresangehörige In Flandern, Biüssel, November 1917", onder bovenstaanden titel opgenomen in ons num mer van 16 Maart 1.1., maakt de heer A. J. van Vessem ons de opmerking dat in het oorspronkelijk document zou hebben gestaan: Eine Elnengung des Geltungsbereichs der Ntederlandischen Schriflsprache ist auch vom Standpunkt der deutschen Interessen, Keineswegs erwünscht, in stede van: Eine Einigung des Geltungsbereichs der Ntederlandischen Schriftspache ist, vom Standpunkt der deutschen Intereseen keineswegs erwünscht, hetgeen door ons werd vertaald. Aangezien echter het in ons bezit zijnde, absoluut betrouwbare document den laatst aangehaalden tekst geeft, zien wij geen enkele reden om de bewering van den heer Van Vessem ais juist aan te nemen. DE RED. iiiiiuiiiiiimiiiimtiiiiimmiiui Minimum m min HET HOOG-OVEN BEDRIJF MET STAAL- EN WALSWERK door dr. W. LULOFS Dir. der Gemeentel. Electriciteitswerken te Amsterdam Den frisschen fröhlichen Krieg" noemde de Duitsche kroonprins den oorlog en hoewel deze woorden tot algemeenea spot zfjn geworden, hebben zij toch, zooals zoo menige leugen, een grond van waarheld. Niet de vrooüjkheid, daarvan zal zelfs de zegsman zijn bekomst reeds hebben, doch de frischheid, frischheid van ge dachten, van moed en ondernemingsgeest, van saamgehoorigheid ennationalileitsgevoel zijn onmiskenbaar, hoe treurig het ook wezen mag, dat dergelijke paardemiddelen tot opwekking hiertoe noodig zijn, met den oorlogstoestand verbonden. Wat voor den oorlog niet kon, bleek plotse ling mogelijk. De wodky verdween uit Rus land met een pennestreek. De daylight saving bill" (zomertijd) reeds in 1906 in Engeland aan de orde, kon plotseling worden inge voerd ; groepen indnstrieelen die elkander steeds met doodelijkc concurrentie bestre den hadden, sloegen plotseling de handen in een. Wel mag de vraag gesteld worden of ook over ons land deze frissche geest is vaardig geworden, en helaas kan dan het antwoord niet volkomen bevestigerd luiden. Nu is het hoogoven en walswerk vraagstuk aan de beurt. Ook hier dreigt van alle kanten het gevaar; beste, degelijk ouderwetsche argumenten, zacht-droomerig vóóroorlogsgedoe, «beter nog wat wachten dan de zaak op een verkeerde basis op zetten" was de heer Marchant's opinie bij de zeutontglnning en dit standpunt wordt door sommigen ook hier gehuldigd, doch wél dient te worden bedacht, dat waarschijn lijk uitstel afstel zal beteekenen. De industrie speelt een groote rol in ons volksbestaan; dit hebben de Utrechtsche jaarbeurzen duidelijk getoond; dit ook volgt uit de cijfers, resultaten van de laatste volkstelling, waaruit blijkt dat in ons land reeds bijna 10 jaar geleden het grootst aantal personen in de industrie een bestaan vinden: 782382 in de industiie, 616395 in den landbouw en 409570 in den handel. Nu is ijzer een der belangrijkste grond stoffen van onze industrie, zoodat door het hier te lande ontbreken van een staal werk, onze geheele industrie afhankelijk is van het buitenland. Vóór den oorlog was dit geen bezwaar, daar ons land gunstig was gelegen tusschen ijzer produceerende landen en de overproductie goedkoop kocht; ra den oorlog zal de toestand totaal zijn veranderd. De concurrentie zal moeilijk zijn, waardoor wij hoofdzakelijk zullen aangewezen zijn op n land, dat niet nalaten zal op alle moge lijke wijzen profijt te trekken van haar positie. Na het eindigen van den oorlog, zal elk der oorlogvoerende landen zekertrachten zich zoo spoedig mogelijk economisch te herstellen en hiertoe geen machtsmiddel ongebruikt laten, waarmede zij het buitenland kan dwingen hiertoe bij te dragen. Wee het land, dat in den aanstonds te wachten staanden economischen strijd, die geen neutraliteit kent, onvoldoende gewapen-1 den strijd zal moeten aanvaarden. Verder dient nog gememoreerd, dat als indirect voordeel een eigen hoogoven-stsalwalswerk voortvloeit, dat tal van nieuwe industrieën hier uit zullen ontstaan, die de bijproducten als grondstoffen zullen verwerken. De slakken met kalk ge mengd geven een zeer bruikbaar cement, met stoom en heete lucht gemengd, slakkenwol ; uit de hoogovensüsén zal electriciteit goedkoop aan de omgeving kunnen worden verstrekt, terwijl de cokesovens ook verder waardevolle bijproducten geven, waaruit zfjn te vervaardigen verfstoffen, lakken, desinfectie-middelen, explosiestoffen, smeer olie en motorbrandstoffen. En wat zijn nu de bezwaren? Ten eerste het risico aan de onderneming verbonden en dit be zwaar spreekt vooral uit het voorloopig verslag. In het algemeen is hiertegen aan te voeren, dat men wel diene te bedenken, dat het kapitaal hetgeen verloren is gegaan door het niet slagen van serieus opgezette ondernemingen, welke door de beste krachten geleld werden, slechts een fractie vormt van de kaplialen welke als winstderving verloren gingen omdat door het niet durven en gebrek aan initiatief winstgevende industrieën niet tot stand komen. Men denke slechts aan de uitgaven welke we nu zouden sparen, indien het hoogovenplan 1911 ware doorgegaan. Met eenige zekerheid een exploitatie rekening op te zetten, welke na den oorlog zal gelden, is zooals vanzelf spreekt, on doenlijk; in deze richting is dus geen inzicht omtrent de financiëele levensvatbaarheid te zoeken, veel eer in de overweging, dat zoovele vooraanstaande mannen in Neder land van allerlei richting zich achter deze inrichting hebben geplaatst. Dat ITVs mil lioen particulier kapitaal reeds bijeengebracht is, dat de vier eerste banken hier te lande de zaak steunen, dit zijn alle factoren die voor de zaak pleiten. En dan het voorbeeld van andere landen. Wat in Noorwegen kan, ja wat Denemarken aandurft, zouden wij dat niet kunnen? Het groote struikelblok echter is hier: angst voor protectie in ons land van vrij handel, prinzipe-reiterei" en schrijftafel theorie omtrent de taak van den Staat, die zich beperken moet of tot het stellen van voorwaarden waaronder particuliere ondernemingen werken moeten of tot het maken van een Staatsbedrijf, geheel door de overheid geëxploiteerd. In dezen tijd, welke in de eerste plaats daden eischt, moeten wij vóór alles prac tisch blijven; ook ihier zij eens naar het buitenland gekeken, waar wij tal van voor beelden zien hoe staatssteun kan gegeven worden zonder In principe protectie te aanvaarden. Zoo ging in Australiëde Regeering met het daar in 1911 opgerichte staal werk een leveringscontract voor zeer langen duur aan. Zoo zegde de Engelsehe Regeering de British Dyes Cy. een kapitaal van £ 3 mi'lioea toe, terwijl zij voor 25 jaar de rente garan deert. Zoo moedigde ook Japan de eigen aniline-fabricage aan door 8 pCt. wirstultkeering te garandeeren. Ook is er een zeer belangrijke principieel verschil tusschen protectionisme In den vorm van het htffen van invoerrechten op bepaalde artikelen en het tegengaan van dumping-methoden. Doch dergelijke maatregelen zijn hier niet noodi?, daar het comitézich op het standpunt stelt dat deze onderneming van den aanvang af rendabel zal zijn. Het zou mij te ver voeren uiteen te zetten, waarom een enderneming als deze, welke een zeer flexibele exploitatie eischt waaraan uiterst vakkundig personeel, om met den Directeur te beginnen, dient te uit de particuliere correspondentie van den heer LESTEVENON DE BERCKENRODE met zijn neef FREDERIK P. ALLEMAN Den Haag, 11 April 1918 Waarde neef, Je brief heeft me verrast. Ik had, wil ik het je eerlijk zeggen?, toen je Zondag af scheid van ons had t genomen en ik in mijne bibliotheek weer alleen zat met mijne ge dachten, er spijt van dat ik mij bij ons gesprek gedurende onze wandeling in de Boschjes te veel had laten gaan en je een blik achter de schermen had gegund. Zeker, ik bad je geen staatsgeheimen verklapt, doch ik voelde mij onrustig bij de gedachte dat ik met je geconverseerd had over zaken, waarvan het nu eenmaal bij ons geene ge woonte is om er buiten het departement over te spreken. Maar ik had er een zekere behoefte aan over al deze dingen eens met iemand te praten, die buiten onzen gewonen gedachten sfeer staat. Het is wel eens bij mij opgekomen of wij ons hier in Den Haag niet te veel blindstaren op de technische zijde, de cuisine" zou ik het willen noemen, van de diplomatie, en of hierin wellicht niet de reden gelegen is dat de practlsche resul taten welke wij kunnen boeken, niet steeds even bevredigend mogen worden genoemd. Uit je brief blijkt me nu dat je inderdaad een geheel anderen kijk op menige quaestie hebt en, zoo ik het lang niet in alles met je eens ben, dikweif, ik moet het erkennen, een frisscheren, dan waarmede wij gewoon zijn de zaken te beschouwen. Je bent een practisch mensch, je staat in het volle leven, je bent een flink zakenman, die breed ziet; misschien is in vele diplomatieke quaestles, die tegenwoordig toch al zooveel met eco nomische samenhangen, je oordeel, al cho queert het mij vaak, het beste. Zoo ik het dan ook schoorvoetend doe, wil ik toch wel eens voortgaan met je au | courant te houden van de hangende zaken, want ik geloof dat je opinie van waarde voor mij kan zijn. Je bent toch ook Neder lander, waarom zou je dan ook niet een woordje mee mogen spreken? Ik vertelde je dan reed» het een en ander over de narigheid met de geassocieerden wegens de tonnage quaestie, die eindigde met het in beslag nemen van onze schepen. Wij hebben nu flink geprotesteerd, en gezegd dat, aleer we weer schepen aan hunne havens zouden toevertrouwen, wij deugdelijke waar borgen moesten hebben dat men daar wederom niet evenzoo mee handelt. Men heeft aanmerking gemaakt op den vorm van deze uiteenzetting, soit, het had eenigszins anders gezegd kunnen worden. Ik voor mij geloof niet dat hierom onze betrekkingen met de geassocieerden een iet of wat ge spannen karakter zouden gaan dragen. Jou ?al natuurlijk vooral intresseeren hoe het nu met die 100000 ton graan i* gesteld. Nu, ik meen, omtrent denoodige garanties van g' associeerde zijde betreffende de schepen dij dat graan motten halen, kunnen wij wel gerust zijn, voorai na de officieele verklaring der Amerikaansche regeering aan onzen gezant te Washington. Wij zouden die Poeldijk en Maasdijk dus wel kunnen sturen, maar daar komt nog wat anders bij kijken. Sinds de Entente onze scheepsruimte in beslag nam, heeft men ons van Duitsche zijde onomwonden doen weten dat men verwachtte dat Holland zou weten te voor komen dat de verdere Nederlandschescheeps ruimte, welke in Nederlandsche havens ligt, eveneens vroeg of laat in handen der ge associeerden viel. Nu is dat ook ons belang, maar terwijl voor ons eene schriftelijke garantie van geassocieerde zijde voldoende ; kan zijn (wij kunnen in ieder geval het er ? met een of twee kleine schepen op wagen ; of de Entente haar woord zou breken), l wenscht men van centrale zijde slechts genoegen te nemen met het stationair blijven van de tonnage in Nederland. Zoo . er dus een schip inkomt, kan er weer j een uit; maar verder laat Duitschland niets j door. Nu zouden we nog wel kunnen aani nemen dat over zulk eene geiinge tonnage '. als die van de Maasdijk en Poeldijk ten j slotte nog tot overeenstemming met Duitsch land te komen is, evenals Duitschland zich op den duur nkt tegen het uitvaren van de Nieuw-Amsterdam heeft gekant, maar op het oogenblik komt bij Duitschland dui delijk de tendenz naar voren alle mogelijke quaesties en quaestietjesdietusschen Neder land en Duitschland hangende zijn, en waarbij ons land Iets van Duitschland heeft te vragen, op te potten, en er zich intransigeerbaar in te toonen, om zoodoende des te meer pijlen op z'n boog te hebben bij de onderhande lingen, die sinds de laatste dagen van Maart over het afsluiten van een nieuwe econo mische overeenkomst aan den gang zijn. Alle mogelijke punten haalt Duitschland hierbij te pas; er is geen diplomatieke quaestie, of er zit een economisch tintje aan; welnu, van de overeenstemming hier omtrent stelt Duitschland het verder eens worden betreffende de zuiver economische vraagstukken afhankelijk. Zoo zitten onze onderhandelaars nu iede re n dag te vergaderen, soms tot 6-7 uur 's avonds, en wanneer lang en breed ge sproken is over leveranties van dit en le veranties van dat, dan komt weer een quaestie op het tapijt waarin onze onder handelaars onmogelijk zelf eene beslissing kunnen nemen, waarin alleen enze regeering competent is. Daar is b.v., behalve het ton nage vraagstuk, dat van de Rtjnscheepvaart, waarin Duitschland met nieuwe wenschen is aangekomen. Het gekste is, dat, terwijl zi] met onze onderhandelaars heel amicaal zitten te coefereeren, er in een of ander Duitsch blad een officieus geïnspireerd ar tikel verschijnt, dat verkapte bedreigingen bevat voorgeval wij het niet op dat punt met de Duitschers eens kunnen worden. Dit bevordert natuurlijk niet de aangename samenwerking. Met hunne begrensde volmachten hebben onze onderhandelaars dan ook geen benijdenswaardige taak. Trouwens in al deze vragen hebben vele onzer regeerings-bureaux een woordje mee te praten, en dat is natuurlijk niet bevor derlijk voor een snelle afwikkeling der zaken. Intusschen zijn de steenkolen-transporten uit Duitschland stopgezet. Waar het zich nu liet aanzien dat deze onderhandelingen, nu er zooveel bij komt kijken, nog wel eenigen tijd zullen duren, hebben wij gepoogd eene voorloopige regeling met Duitschland nopens de steenkolen-leverantie?, totdat het nieuwe verdrag in werking zal treden, te treffen. Van Duitsche zijde schijnt men echter wel te begrijpen dat dit hun sterkste troef is, en zoo heeft deze poging tot geen resultaat gevoerd. Tot mijn schrik hoor ik reeds de gong lulden voor het diner; in een volgenden brief vertel ik je wel wat meer. Laat mij r u maar intusschen eens je opinie hooren. T. a T. |e toegen, oom LESTEVENON DE BERCKENRODE worden verbonden, dat niet dan tegen zeer hooge salarissen aan deze onderneming kan worden verbonden, zich niet voor Staats exploitatie leent. Het argument, dat bij de steenkoolmijnen zulks kan, dus dat ook hier geen bezwaar bestaat, gaat echter niet op. Nog zij een enkele der voornaamste be zwaren van principieelen aard hier genoemd en op de juiste waarde teruggebracht. Ais eerste is te noemen het gebrek aan grondstoffen. Dit betreft uitsluitend de af wezigheid van ijzererts. Zooals bekend levert de Staatsmijn Emma een soort vetkool, welke uitstekend de cokes levert en welke mijn binnen enkele jaren de geraamde behotfte aan cokes zal kunnen dekken. Nu is het vervoer van ijzererts in het algemeen toch noodzakelijk, niet alleen omdat ijzerertsen van verschillende hoedanigheid en daarmede van verschillende oorsprong dienen te worden gemengd, doch meer omdat cokeskolen en ijzererts maar zelden in de zelfde ttreek worden aangetroffen, zoodat een van beide en doorgaans het laatste dient te worden verzonden. Zoo betrekt Duitschland zelf een kwart van het daar verwerkte erts uit het buiten land, waarvan circa 8 millioen ton per jaar door tusschenkomst van Nederlandsche handelaren langs Rotterdam werden ver voerd, d, i. ongeveer 15 maal de ge schatte behoefte van het ontworpen Neder landsche bedrijf. Zoo betrok Cockerill te Seraing een groot gedeelte van zijn ertsen uit Bilbao in Spanje, van waar ook de Staalwerken in het Ruhrgebied veel erts toegevoerd kregen en waarmede een reis van 1700 Km. gemoeid is. De aan de Ruhr verwerkte Zweedsche ertsen, welke grootendeels in Narvik ver scheept worden, leggen een afstand van 2500 Km. af, terwijl in Amerika de belang rijkste ertslagen die om het Lake Superior liggen 2000 Km. verwijderd zijn van de cokes kolen in Pennsylvania bij Pittsburg, welk land zijn mangaan-ertsen voor een groot deel betrekt uit Russische mijnen in Kaukasië, welke dus tot Boston alreeds een reis van rond 8700 Km. hebben afgelegd. Blijkt hieruit al reeds, dat in de ijzer industrie het transport van ijzererts over zelfs zeer groote afstanden geen overwegend bezwaar vormt, nog meer verliest dit argu ment aan waarde als men bedenkt, dat het l hier geen uitzondering geldt. Ook voor zoovele andere industriën worden de grond stoffen over groote afstanden aangevoerd; men denke slechts aan de industrie in de Zaanstreek. Het lijnzaad, noodig voor de olieslagerijen, heeft nooit aan den oever van den Zaan gegroeid; in tegendeel wordt het o.a. uit La Plata aangevoerd. Ook missen wij de oerwouden in deze omgeving welke de boomstammen voor de houtzagerijen leveren en zien wij deze uit Rusland en van verder aangevoerd. Zelfs de per gewichteenheid zoo weinig waardevolle grondstof der porcelein- en aardewerkfabrieken in Maastricht en omgeving komt uit Engeland en de Noordkust van Frankrijk. Bedenken wij nog dat ons land als het ware omringd is door ijzererts preduceerende landen, dat onze havens zeer gunstig voor dit transport zijn gelegen en dat deze grondstof bij uitstek een internationaal marktartikel is en zooals gezegd Duitschlacd meer dan y± van eigen behoefte over ons land aanvoert, dan is hiermede wel bewezen, dat dit bezwaar geen gewicht in de schaal legt. De tweede groote moeilijkheid wordt ge zien in het gebrek hier te lande aan geschoold perstoneel. De vraag rijst: Zijn hier in het land dan geen mannen te vinden met vol doende organiseerend talent, met de noodige energie, doorzettingsvermogen, met vol doende menschen- en zakenkennis om een onderneming als deze op te richten, in gang te zetten en in exploitatie te brengen. Ik zou deze vraag met een wedervraag willen beantwoorden na er aan herinnerd te hebben, dat Australiëin 1911 overging tot het oprichten van een hoogoven walswerk onder leiding van een Hollandschen ingenieur G. D. Delprat. Is het nu aan te nemen, dat onder al onze vooraanstaande mannen van de industrie er slechts n zou zijn aan te wijzen die met succes zich van een dergelijke opdracht kan kwijten en dat, o droeve speling van het noodlot, juist deze ne man door het buitenland op den kop werd getikt." Neen immers. Evenals Del prat na zijn opdracht op een reis door Amerika zich wist te verzekeren van de diensten van een d«r bekendste mannen uit de staalindus trie te Philadelphia, zoo zal het voor Holland ook mogelijk zijn met succes de noodige tech nische krachten uit het buitenland te vinden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl