Historisch Archief 1877-1940
10
F; A M S T I- R D A M M F: R, W E K K H I, A D V O O R N i:. D E R l. A N D
13 April '18. - No. 2129
Sigaren,CigarettenenTabak
H. STINIS,
KRUISWEG 23, HAARLEM.
Speciale veertiendaagse!» exportzending naar
het Belgisch-Engelsche front.
miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiMMiiiiiiiiniiiiimiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiHHi
Men behoeft niet te streven naar een, mis
schien overal maar stellig voor Nederland
onbereikbaar ideaal van .economische on
afhankelijkheid", om te erkennen dat in elk
geval de komende ontwikkeling onzer
Schwermetall-industrie" zeer krachtig zal
worden gebaat door beschikbaarheid van
haar grondstoffen binnen onze grenzen.
Wanneer wij het erts, dat op de vrije
wereldmarkt te verkrijgen is, zelven ver
werken, zullen wij er zeker veel beter
voorstaan.
Is dit wel buiten twijfel, dan rest de vraag
of zulks deelneming van den Staat recht
vaardigt. De Regeering oordeelt dat het op
den weg van den Staat ligt, de totstandko
ming te bevorderen van eene onderneming,
welke in zoo sterke mate zal kunnen bijdra
gen tot de ontwikkeling van onze nijverheid
en tot de versterking van de internationale
economische positie, die Nederland na den
oorlog zal innemen" als in casu. Zij is
overtuigd, dat zonder de voorgestelde deel
neming door den Staat, het noodig geoor
deelde kapitaal van 25 millioen niet gevonden
zou worden en de onderneming niet tot stand
zou komen."
Dit laatste plaatst ons natuurlijk voor een
entweder-oder": wil men een zoo gewenscht
bedrijf hier gevestigd zien, welnu, dan zal
men, -nolens, volens, tot staatssteun moeten
overgaan; wil men om welke redenen ook
die medewerking van de ovtrheid niet, dan
moet men wel weten dat daarmee de geheele
zaak verloren is t Hiermee, kan men zeggen,
schijnt eigenlijk de zaak afgedaan en het
debat gesloten. Tegenover alle denkbare
redeneeringen uit een of ander beginsel
wordt als t ware een feitelijke exceptie op
geworpen: al zoudt gij duizendmaal gelijk
hebben, de zaak komt nu eenmaal niet tot
stand als het Rijk niet voor 7Va millioen
van het kapitaal teekent.
Dit Is dus een punt van overwegend
practisch gewicht. Nu moet ik voor mij
zeggen, dat ik het buitengewoon moeilijk
vind, juist dit punt te beoordeelen. De Re
geering is overtuigd" dat het noodige
kapitaal niet is te vinden buiten het Rijk
om. Maar wij vernemen niet, waarop zij
die overtuiging grondt en zij noodigt ons
dus eigenlQk uit tot gelooven op gezag.
Het ligt voor de hand, dat zij tot haar over
tuiging is gekomen door meedeelingen van
het Comité, dat de zaak heeft voorbereid.
En natuurlijk kan het Comitézeer juiste en
afdoende gronden hebben voor haar meening,
dat zonder staats-geld de 25 millioen niet
is bijeen te krijgen. Maar ook die gronden
worden ons niet meegedeeld. Wel wordt
er in de M. v. A. op gewezen dat de
Nederlandsche industrie zelve... gesteund door
onze grootste banken, zonder beroep op
het beleggend puoliek, bereid is het aan
zienlijk bedrag van ?17.500.000 in deze on
derneming te werpen." Maar hierbij rijzen
toch enkele vragen. Is een beroep op het
beleggend publiek zoo geheel uitgesloten?
Die vraag was ook in het Voorloopig Verslag
gesteld en de Regeering antwoordt daarop:
de particuliere deelneming van 17.5 miliioen
.in eene onderneming, die meerdere jaren
geen winsten zal afwerpen en welker
aandeelen zich voor publieke emissie gedurende
dien tijd niet leenen," is reeds zeer aan
zienlijk en voor Nederland een unicum. Dit
moge waar zijn, het schijnt mij niet afdoende
en overtuigend. In zaken als deze kan men
niet onmogelijk noemen, wat men nog niet
heeft beproefd. Er is thans groote, algemeene
belangstelling in onze vaderlandsche nijver
heid en haar toekomstige ontwikkeling. De
totstandkoming van dit bedrijf is stellig een
zeer groot nationaal belang. Zou daarvoor
geen geld onder het beleggend publiek"
te vinden zijn, omdat aanvankelijk winst
schijnt uitgesloten. Hoe is men daarvan zoo
geheel zeker?
Bij mij rijst nog een tweede punt van
twijfel aan de gestelde volstrekte onmis
baarheid der deelneming door den Staat.
In de M. v. A. lees ik: Ofschoon uit den
aard der zaak de neiging bestond, om, tot
beperking van kapitaal en risico, het bedrijf
aanvankelijk op den kleinst mogelijken voet
in te richten, heeft men voor het
Nederlandsche bedrijf een zoodanige inrichting
en een zoodanig productievermogen voor
oogen gesteld als noodig is om de produc
tiekosten tot een laag peil terug te brengen.
Dat overigens een geleidelijke uitbreiding
tot belangrijk hooger capaciteit in de be
doeling ligt, behoeft wel geen betoog."
Men zou, dunkt mij, wat meer (of veel
meer) van de zaak moeten weten, om deze
redeneering overtuigend te achten voor de
noodzakelijke vaststelling van het kapitaal
op 25 millioen en niet minder. Aanvanke
lijk heeft men aan minder gedacht, maar
toen ter wille eener meer economische pro
ductie den breederen opzet op den grond
slag van 25 millioen verkozen. Men zou,
om dezen grond te kunnen waardeeren, hier
van meer moeten weten. Hoe zou de zaak
er voor komen te staan, wanneer de Staat
zich onthield, het beleggend publiek" b.v.
2H millioen bijeenbracht en men dus met
20 millioen kon beginnen? Welk verschil
zou dit maken in het productie-vermogen
en in het laag houden der productie-kosten ?
Misschien zal op vragen als deze het ant
woord luiden, dat daarop geen stellig ant
woord is te geven, omdat zooals de
M. v. A. zegt bij de bespreking der levens
vatbaarheid van het bedrijf men hier staat
1) Eéa taalkundige bedenking. Is
walswerft" een Nederlandsch woord of een ver
foeilijk germanisme? Ik meen, het laatste.
In goed Hollandsen zou men m.i. zeggen:
bedrijf" of onderneming."
llllllllllllii i in iiiiiiiiiinii IIMIIIIII
TH.FHN-:-H.VinOED
Hofleverancier - Amsterdam
ULÏEISTUAT 216 -:- WILLEMSPARKWEG 9
TEL. NOS. 2040-1881 - TEL. No. 1793 Zuid
Comestibles,Fijne Vleeschwaren enz.
-TTTI-n TIJ" Li'l II
vJ JL -L -tri I3,i
Jvoor cijfers, die grootendeels op gissing
zouden moeten berusten", zoodat de vast
stelling van een winstmarge ijdele fantaisie
wordt." Maar als dit zoo is (en het zal wel
waar zijn), op welke positieve berekeningen
grondt zich dan de stellige bewering dat
vooi doeltreffende inrichting bepaaldelijk
25 millioen noodig is en dat die bij beschik
king over 20 millioen uitgesloten is, zoodat
LIEDEN
VII
MELIS STOKE stelt den lezer voor:
V t * MEM 5
~V
A
zichzelven, in een vlaag van woede,
en den heer een deurwaarder,
die daaraan schuld is.
Men zegt wel eens, lezer, dat 't niet goed
is, in een vlaag van drift naar de pen te
grijpen, zooals het schrijven van een voor
zonde' 7Vs millioen uit de Staats-kas de
onderneming niet tot stand zou komen"?
Er ware over deze zaak nog vrij wat meer
te zeggen, vooral ook te vragen. Maar mijne
ruimte is beperkt en schier verbruikt. Daarom
wil ik ten slotte kort in het licht stellen,
waarin mijne bedenking tegen deelneming
door den Staat is gelegen. Hoofdzakelijk
hierin: dat de overheid als bestuurder en
den zetter en het "publiek besteraden brief
in den volksmond heet. Goed dan, het moge
verkeerd zijn, zijn dolle driften bot te vieren
in een wellust van inkt en papier... maar
vergeef mij, ik kan niet anders
Ik kan niet anders, dan u aanstonds tot
mede-getuigen maken van het voor mij
recht onteerende feit, dat de deurwaarder
mij bezocht heeft..,.
Of neen, ik zeg het verkeerd .,. niet de
deurwaarder, dat hebt ge immers allen wel
eens meegemaakt, en daarin ligt niets
onteerends voor hem, u of mij... ik wilde alleen
maar zeggen, hoe onaangenaam het voor
mij was, juist dien deurwaarder in mijn kamer
te moeten ontvangen.
Hij is nu weg... goddank... de klap van
deur, die hij woedend achter zich
dichtsmakte is al lang verklonken... en er is
niets, letterlijk niets meer in mijn kamer, dat
mij aan zijn hinderlijk bestaan herinnert
Of ja toch... wel iets: er ligt op't tapijt
een wit plekje, intusschen alweer vertreden
asch van zijn sigaar... en in mijn hoofd is
nog de schoon al weer ten deele ver
vlogen drift, waarvan ik u daarboven sprak.
Ik ben nu weer geheel kalm, lezer, ge
bemerkt het, nietwaar, aan den bezadigden
stijl, waartoe ik mijn pen bedwongen heb.
Neen, er is nu geen quaestie meer van
inkt-en-papier-wellust... ik ben zóó kalm,
dat ik u uitvoeriglijk het verhaal van dit
bezoek kan doen,...
Stilte dus, en eerbied: De wet gaat voorbij!
* *
*
Die deurwaarder dan... neen, stil nu,
bonzend hart... ge moet tot rust komen...
vergeet den aanblik van dezen vertegen
woordiger der wet... en word mild in de
beschouwing van den deurwaarder in het
algemeen, en diens verhouding tot den
mensch in het bijzonder.
De deurwaarder dan, lezer, beweegt zich
onder de menschen zooals de lentewind ...
soms, wanneer hij zoet-glimlachend bij u
aanklopt om, zooals dat heet, te spreken
met u of uwe huisgenoote Aaltje, het
schellemeisje", dan draagt hij een blijde
boodschap mede, eene belofte van in Afrika
overleden erf-neven of van nimmer ver
moede, doch niettemin schatrijk gestorven
tante's te Honolulu. Maar weer andere
malen kijkt hij somber, dan is hij als een
vernielende orkaan, en Aaltje, het schelle
meisje, uwe huisgenoote met wie hij het
wettelijk en kuisch gesprek reeds aan ge
vangen heeft, Aaltje dan, stuift als een op
dien orkaan vooitgedreven boomblad uw
vertrek binnen, en stamelt, krijtbleek... een
dwangbevel". Maar gij, lezer, en ik, die ont
wikkelde menschen zijn, en gehard in orkanen,
zoogoed als gekoesterd in zoele lentewinden,
wij glimlachen, en vragen, sterk in 't be
wustzijn dat het in 't begin van de maand
is... hoeveel?"
Waarop Aaltje's trekken ontspannen, haar
gelaat weer de natuurlijke geelig-pokdalige
tint krijgt, en zij diep zucht van opluchting,
en van eerbied voor ons kalm
machtsbewustzijn, en klaarblijkelijken maatschappelijken
welstand. Ook anders kan het zijn... ge
kent allen de duizenden variaties op het
thema deur waardersbezoek", en anders moet
ge er Balzac of Strindberg maar eens op
naslaan. Ik wil u slechts vervelen met het
bezoek van dien deurwaarder, den onaan
genaamsten van alle schuldelschers, primo,
omdat de schuld u geene herinnering aan
genoten pleizier doet gevoelen, en secundo,
wetgever niet onzijdig, niet onpartijdig, mis
schien niet onafhankelijk, in elk geval niet
onbevangen staat tegenover alle met deze
Industrie samenhangende belangen, waarop
wetgeving en bestuur invloed kunnen uit
oefenen, wanneer de fiscus als aandeelhou
der optreedt. Alle redeneeringen ook die
in de M. v. A. welke bedoelen dit bezwaar
weg te praten streven m.i. naar het
onmoomdat hij zijn hoed op het hoofd houdt
Ja werkelijk, lezer, stil, bonzend hart!
hij hield zijn hoed op zijn hoofd, en hij zei
goeie middag" toen hij mijn kamer binnen
trad. ...
Ach, mijn kamer! Het vertrek dat slechts
betreden wordt door de intiemsten mijner
vrienden, en dan al-of niet blootshoofds...
daar zijn ze mijne vrienden voor Maar
deze wildvreemde man, die zes-en-tachtig
centen kwam eisenen, dien ik nooit gezien
of gesproken had, nooit weer spreke.i wil,
en zoo mogelijk nimmer wederzien ... die ...
o, stil toch, bonzend hart... die hield zijn
hoed pp het hoofd ... ook sprak hij me aan
met je. Hoewel hij niet meer dan zes-en
tachtig centen te eisenen had, en in de
verste verte geen aanspraak kon maken op
mijn genegenheid, laat staan intieme vriend
schap... tutoyeerde hij mij
O, hart, hoe bonsdet ge op dat
oogenblik... hoe verbaasd zwegen de boeken
langs de wanden, mijne vrienden, doch dien
man waarschijnlijk geheel onbekend... hoe
verbaasd zwegen ze, en hoe gereserveerd
toonden ze hunne ruggen, toen die deur
waarder zeide, terwijl hij zijn hoed op
het hoofd, en een brandende sigaar in de
hand hield:
Ik heb een dwangbevel voor je!"
Mijnheer, zeide ik, en mijne boeken zwegen
instemmend, ja, de Dürer-koppen aan den
wand glimlachten óók instemmend, waarlijk
lezer!, mijnheer, ik weet niet wie u bent;
wel staat uw naam met blauwe letters op
dit beduimeld vel papier, maar dat kan ik
nauwelijks beschouwen als een poging uwer
zijds, om u aan mij voor te stellen".
De man bleek anoniem, en verzekerde een
deurwaarder te zijn; vandaar lezer, en zoo
kan ik u terloops mijne weinig ceremonieele
wijze van hem aan u voor te stellen op
helderen, vandaar dat Ik u zijn naam niet
noemde. Hij was dus een deurwaarder, en
moest zes-en-tachtig cent hebben, voor
welken gewichtigen dienst, den lande te
bewijzen, hij, alweer volgens de achterzijde
van het beduimeld papier, veertig centen
dacht te toucheeren.
Nu voelde ik zeer goed, dat het mij niet
aanging, welke woekerwinsten hij geliefde
te vorderen, zoodat ik dus terugkwam op het
feit, dat hij zijn hoed op het hoofd hield,
zeggende:
Zet uw hoed af!"
Toen vertrok hij zijn gelaat tot een ver
baasden, doch sarcastisch bedoelden glim
lach, en riposteerde ad-rem en snaaksch,
schoon m.i. ietwat boertig:
God-ver-dikke me!"
Ge geeft me toe, lezer o stil, veront
waardigd bonzend hart, dat mijn antwoord,
dat ge aanstonds vernemen zult, hierop zeer
juist sloeg; het luidde:
En vloekt u niet in mijn kamer!"
Uit deed den deurwaarder de wellevend
heid en het doel van zijn komst, alsmede
de in elk gesprek gewenschte, en, aangezien
hq wettelijk sprekende" was zelfs nood
zakelijke logica in zooverre vergeten, dat
hij andermaal, maar nu met een geestige
variatie vloekte:
God-sal-me .. ?!"
Tegelijk maakte hij een gebaar, waardoor
de asch van zijn brandende sigaar op mijn
tapijt viel, 't geen mij den wellicht
ongastvrijen doch in deze omstandigheden
zeer zeker vergeefelijken uitroep deed slaken:
En bevuilt u mijn vloerkleed niet!"
gelijke, want het laat zich, dunkt mij, niet
weg praten. Het volgt om een gelief
koosde uitdrukking uit Regeering-stukken
te bezigen het volgt uit den aard der
zaak." En het gewicht van dit bezwaar is
zeer groot, gelijk de geschiedenis onzer
nijverheid heeft geleerd. Het is geen
doctrinair", maar een uitnemend practiseh
bezwaar! SMISSAERT
Hierop zweeg ik, zooals de boeken en de
Dürer-koppen (lezer, hebt ge die beschaafde
en menschelijke Dürer-koppen ook zoo Hef),
want ik zag, dat hij zich gereed maakte tot
een nieuwe snedige opmerking. Ook hoopte
ik, dat hij nu zakelijker, zulks in verband
met zijne cfficieele missie, uit den hoek zou
komen. Hij stelde mij echter in zooverre
te-leur, dat hij ten derden male een Gods
lasterlijk woord bezigde, en tegelijk werd
zijn machts- en gezags-besef wakker. Ten
minste hij sprak:
Mijnheer, ik kom in naam der Koningin!"
Ditmaal lichtte hij werkelijk, bij 't uit
spreken dier woorden, zij het ook slechts
voor een ondeelbaar oogenblik, zijn hoed
van het hoofd.
Lezer, ik zal u zwijg bonzend hart
kieschheidshalve verzwijgen, wat ik in dat
korte moment onder dien hoed bespeurde;
trouwens, gedachtig aan het feit, dat dit
blad, zooals het heet in de huiskamer"
komt, is dat ook maar beter.
Maar, zoo bracht ik mijnerzijds in het
midden, wét Hare Majesteit, Die u vertegen
woordigt, dan niet, dat u met den hoed op
het hoofd, vloekende, en vloerkleeden be
vuilende, u van deze eervolle representatieve
verplichtingen kwijt?"
De onomstootelijke logica dezer opmerking
was niet grof genoeg om mijnen bezoeker
uit het veld te slaan... o, hart, hoe klopt ge
Hij bezigde toen een middel, dat mij be
kend was. Ik was namelijk in uniform....
En het overkomt mij dagelijksch, dat ik,
dit pak dragend, op straat word uitgemaakt
voor lef-gooser" of wel schurreft-kop".
Welnu, lezer, hoewel mijn bezoeker de
ernst van zijn missie niet in zooverre vergat,
dat hl] mij deze woorden toevoegde, toch
maakte hij van 't feit dat ik een sabel mag
dragen gebruik, door op te merken, dat het
daartoe behoorende fatsoen mij blijkbaar
ontbrak
Bij de herinnering aan dat stadium van
ons onderhoud, lezer, gaat mijn hart zóó
geweldig bonzen, dat ik, om een beroerte
te voorkomen, de pen neerleg Trouwens
de rest van ons gesprek was kort.
Mijneizijds bestond het uit een gebaar naar de
deur, van de zijde des deurwaarders was
het eene niet zeer verrassende en veelvuldige
herhaling der belde, hierboven schaamteloos
afgedrukte krachttermen
En nu is hij weg... het is, alsof mijn
boeken zacht klepperen met hunne bladen,
als in een liefelijk en bescheiden
applaudissement van vertrouwde vrienden.., alsof de
Dürerkoppen mij bemoedigendtoeknikken...
mij, die de wet heb durven corrigeeren
Ach, deze deurwaarder... vermoedelijk
is hij nu, ,.met mij gesproken hebbende1'
bezig het verhaal van dit bezoek ten zijnen
bureele te doen. Maar, lezer, ge geeft me
toe, dat, zijnerzijds althans, van gesproken
hebbende" al bitter weinig sprake is... als
de clausule nu nog luidde: gevloekt heb
bende ..." ja... dan?O, bonzend hart,
nu gun ik u rust.
Want ik heb gesproken.. /en de'geleden
smaad is daardoor ^verzoet, tot een . edel
martelaarschap >? ;=*$«.s*. ? 4
MELIS; ST|OKE