De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 13 april pagina 7

13 april 1918 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

13 April '18. No. 2129 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND AMSTERDAM EN DE STADSSCHOUWBURG Een rondvraag, te richten aan een veertigtal deskundigen in Nederland. door A. B. KLEEREKOPER, lid van den Amsterdamschen Gemeenteraad. Amsterdam heeft den Stadsschouwburg in eigen beheer genomen. En zoo komt thans het bestuur der Ge meente voor de vraag te staan, welke be stemming zal worden gegeven aan dit ge meentelijk bezit, in het belang der Kunst (of Kunsten), waarvoor onbaatzuchtige bur gers onzer stad het indertijd hebben ge schonken. Eenig ander oogmerk dan dit kunstbelang is er niet. Eenig ander belang dan dat der kunst zelf wenscht niemand, die over deze zaak Jets te zeg?en heeft, te dienen. Om de noodlijdende kas van Amsterdam nieuwe middelen toe te voeren, heeft nog geen sterveling aan den Stadsschouwburg gedacht. Integendeel, reeds eenige keeren heeft het Gemeentebestuur nu metterdaad bewezen, ook in dezen zorgelijken tijd voor de geeste lijke belangen der burgerij nog wel wat over te hebben. En mocht binnenkort de fiscale verhouding tusschen onze stad en hare kunst-instellingen worden herzien, dan zal buiten kijf ook bij die gelegenheid dezelfde goede gezindheid tot uiting komen. Het is nuttig, dit voorop te stellen, óók omdat reeds in twijfel is getrokken, zij het zonder redelijken grond, of het toch niet ook om versterking der inkomsten te doen was bij die gemeentelijke bemoeiing daar op het Leidscheplein. De overheid heeft de kunst al te lang hulpeloos laten tobben, en nu een nieuw geslacht niet alleen materieele maar ook moreele verheffing der burgers van zijne zelf-gekozen regeerders verlangt, en het eerste begin van inwilliging van dezen goeden lsch zich vertoont, nu moet ieder zijn best doen om aan die goede be doelingen volle recht Ie laten wedervaren. De overheid begint zich over hare verwaarloozing der kunst te schamen nu moet ook de kunst haar ouden, al te rechtmatigen wrok tegen de overheid vergeten, en volle medewerking bieden em het nieuwgestelde doel te bereiken. Alles zij vergeten en vergeven. Laat ons allen tezamen wat goeds beproeven, om wat schoonheid onder de menschen te brengen. Rijst slechts (excusez du peul!.1) de vraag: hoe? ? Die vraag is urgent. In n jaar moet de Stadsschouwburg-commissie haar advies aan het Dagelijksch Bestuur der gemeente hebben voorgelegd, moeten Burgemeester en Wethouders hun voorsrel bij den Gemeen teraad hebben ingediend, moet de beslissing in den Raad zijn genomen. En in twee jaar moet die nieuwe regeling in werking gaan, moeten de oude banen verlaten, de nieuwe betreden zijn. Het is dus, gezien de moeilijkheid der te nemen beslissing, kort dag. Eén ervaring is intusschen reeds opge daan, waarmede elk zijn nut kan doen. Of zij het geval eenvoudiger maakt, blijve in het midden: alle leiders van tooneelgezelschappen voor de opera is dit niet minder waar zouden zich verheugen, indien zij den Stadsschouwburg voor zich konden ver overen. Dit bewijst,1 in ons gebouwen-arme vaderland, volstrekt niet, dat daar op het Leidscheplein 'n ideaal van 'n schouwburg staat. Het zegt allén, dat zoo er straks 'n keuze moet worden gedaan, de gegadigden allerminst zullen ontbreken. Des te gemak kelijker, denkt de lezer, kan de keuze worden gedaan, als er zooveel materiaal beschik baar is.... Heeft u wel eens van embarras de cholx gehoord, waar de n de huiszittende, de tweede 'n baanbreker, de derde een frissche beginner is, de vierde nochtans N. V. HET HOFSTADTOONEEL; Mijn en Dijn, door Jo van Ammers?Kuiler. Velen zijn ge roepen ... mevr. Van Ammers Kuiler lijkt mij uitverkoren. Om voor het tooneel te schrijven namelijk. Zoowel wegens de eigenschappen welke zij, over tuigend, daarvoor bezit, als door iets wat zij in haar wezen voor mijn gevoelen ... mist is het woord niet, maar dan toch in elk geval: niet heeft. Wanneer in De Mosgroene" deofficieele droomster, Annie Salomons, vacantie neemt, valt mevr. Van Ammers voor haar in, en dan eerst vervult de rubriek naar den letter wat de titel belooft: .Wat een vrouw dénkt " Een kloek verstand en een warm hart, maar niets van dat pijnlijkzoet er-om-heen-mijmeren, dat met n flitsend woord, het woord waarnaar onze ziel hunkerde, aan zich en anderen open baart wat in ons diepste bewustzijn verwik keld lag. Zsodra Jo Van Ammers treedt buiten de orde der, knap en gevoelig ge stelde feiten, zich iaat zwenken op een, naar vizioen neigend denkbeeld, geeft zij een wat schrale, vlakke analyse en zoeken wij vergeefs naar een draad van dat geheim zinnig spinsel, waarin elk voor zich weer andere arabesken, weer andere vreemdfl on keren de diepten ontwaart En door dat haar die Lust zu fabulieren", om zoo te zeggen, geen parten speelt, vindt zij ge meenlijk snel en doelzeker haar weg door het kreupelbosch van dramatische mogelijk heden, schrijft... waar een ander, laten we in nederigheid vergelijken Shakespeare, nog staart naar de geheime teekenen in de lucht en onder de aarde het gras hoott groeien. Voor la pièce bien falte", naar de leer van Sarcey, lijkt mij mevr. Van Ammers geboren en uitverkoren; Goethe,Shakespeare, MaeterHnck en Van Suchtelen zal zij altijd minder aan hét grootmeesterschap der vaderlandsche tooneelschrQfkunst de bekwaamheid van den spelleider paart? O, zeker, het is een klein kunstje, om aan die moeilijkheid te ontkomen. Men neemt een fllnken kerel van 4 mille per jaar, en laat hem voor de gemeente den schouwburg per avond verpachten, met 'n gemeentelijke voorstelling tot opening van het seizoen, waarvoor dan zinrijk Mirbeau's Les affaires sont les affaires," gekozen kan werden. Maar daarom is het niet begonnen, gelijk straks reeds werd betoogd. Er moet 'n oplossing gevonden worden, waarmede niet de een-cfandere tooneelonderneming gesteund wordt op haren moeilijken levensweg ook daarin trouwens staan zij allen gelijk in deze lieve wereld maar waarmede de kunst zélf gebaat wordt, en welke aan de ontwikkeling van den schoonheidszin bij de burgerij ten goede komt. De gemeentelijke overheid, van wie de beslissing komen moet, heeft daarbij voor lichting van noode, door deskundigen ge boden. Ook in den Raad is daarop gewezen, en een beroep gedaan op wie het toch weten moeten, om hun licht niet onder de koren maat te verbergen. Wij erkennen grif» dat het verstrekken van znlk 'n advies vooraf zekere aantrekkelijkheid mist, welke aan het oefenen van critiek op een uitgewerkt voor stel onmiskenbaar eigen is. Maar wie brengt niet gaarne, de verplichting voelend zijner deskundigheid, dit offer op het altaar der gemeenschap? De Redaktie van dit weekblad heeft het plan opgevat, om die deskundige voorlichting in zijne kolommen te doen geschieden. En zij heeft mij de vraag voorgelegd, of ik deze enquête wilde inleiden bij den lezer. Ik doe dat gaarne, doordrongen als ik ben van de noodwendigheid dier voorlichting, en over tuigd bovendien, dat zij allén in de pers kan geschieden, en niet door een rapport, waarin verschillende meeningen tot 'n een parige conslusie zijn versmolten door 'n uitverkoren groep, op min-of-meer toevallige wijze bijeengezocht. De Redaktie van de Groene" heeft, gelijk zij mij mededeelde, bij het opmaken van de lijst der personen, wier meening zij gaat vragen, juist het uitzoeken'' vermeden. Zij heeft zooveel mogelijk allen bijeengezocht, wier slotsom ten deze belangwekkend mocht lieeten. En zij heeft mij aangemoedigd, om die lijst uit te breiden, indien zij wien ook vergeten mocht hebben, die toch iets kon bijdragen ter kennis van de heerschende inzichten op dit gebied. Het ligt in de bedoeling, de ingekomen antwoorden zorgvuldig te bestudeeren, en dan te beproeven, of zij te sorteeren zijn, zoodat telkens eensluidende oplossingen van het vraagstuk of die zich althans bewegen In dezelfde richting tezamen kunnen worden gepubliceerd, zoodat men tenslotte eenige stelsels overhoudt, waaruit dan het gemeentebestuur zijn keuze mag doen. De vraag, welke aan de deskundigen wordt voorgelegd, is geen andere dan deze: Welke bestemming moet naar uw oordeel door het gemeente bestuur van Amsterdam aan den Stadsschouwburg worden gegeven, in het belang der Kunst, en ter bevordering van d~e ontwikkeling der burgerij? Een beroep op de deskundigen om deze rondvraag door hunne medewerking te doen slagen, komt mij ongepast voor. Hun bereid willigheid in deze is wel boven verdenking. En het belang, dat wij allen, die beslissen moeten ei die van het eindbesluit de resul taten vóór ons zullen krijgen op het tooneel van den stadsschouwburg, bij het gelukken van deze enquête hebben, spreekt mede voor zichzelf. Het woord is thans aan de menschen, die het weten. Wij zijn, met verschuldigden ootmoed, tot luisteren bereid. Tweede Paaschdag 1918. SCHILDERKUNST-KRONIEK 1. N. VAN MASTENBROEK (Pulchri Studio). Niet de schilderijen zijner eigen voorkeur, zijn Mastenbroek's meest geslaagde. Hij schildert een Rotterdamsch Havengezicht", anders weer dan Van Voorden; meer om het kleurgeheel; om de schepen, het water, en de wolken bij-een. Hij schildert dat met te veel kleurtjes, en vormpjes dikwijls; met te veel van een groen, da*, kenmerkend, toch ontsiert. Dit is zijn typisch werk, en dit is zijn typische uiting; zijn gangbaar werk. Daarnaast bestaan de betere. Daartoe behooren onmiddellijk de schetsen in bruin, met enkele kleuren, van de bezigheid in de Rotierdamsche Haven" (zie No. 4). Daar toe behooren de stadsgezichten, op nieuw een schets Huizen aan het water" iiiiiHiiiiiiiiiiMiiiMmiiiiiiiniiiminiiiiiMiiiiHiiniiiiiiiiiiniiiiiiiiuiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiini Collectie Goudstikker Wederom is de verzameling met belangrijke aanwinsten uit l>innenen buitenland vermeerden!, w.o. werkt n van: ADR. BROUWER PH. WOU\\'ERMAN - CONZALES COCQUES F. BOL C. DUYSTER - J v. RAVESTEYN DIRCK VAN DEELEN -JOH. VERSPRONCK I. VANOSTADE J. v. GOYEN -- SAL. v. RUYSDAEL -- SASSOFEPATO PIERRE MIONARD enz. enz. concurrentie aandoen dan Alexandre Dumas en Jan Fabricius. H^ar laatste tooneelstuk Mijn en Dijn", is met zijn uitnemende hoedanigheden en zijn onbevredigende kern, een compleet voorbeeld. De twee eerste bedrijven, de expositie, biedt onmiddellijk boeiend, levend tooneel; in het derde bedrijf, waar in rame se réveille, schiet de schrijfster en hier is het de dichteres die deze stof had kunnen. verdroomen"tot iets van hoogere, ontastbare schoonheid, te kort. Twee men schen, die van elkaar houden, blijven ondanks het ergste: een onuitwisbare innerlijke smaad, die hen langs n kant schier en schier vijandig vervreemdt, vrij willig bij elkaar. Al in de keuze van dit geval, toonde mevr. Van Ammers zich tooneel schrijf ster. Een man metdubbelen naam en dubbel aangezicht, mr. Van Dam van Sitterd, welke zich in zijn stad op het pled-de-stal heeft gewerkt en geen andere voldoening nastreeft dan zich daarop te hand haven, in deze richting te stijgen tot het maatschappelijk mogelijke, dankt zfjn ge heele levenssuccès aan een daad, met zede lijke sluipmoord niet te laag geschat. Hij verraadt zfln b?sten vriend, die, op het punt benoemd te zullen worden tot mededirecteur van een groote bankinstelling, verschijnselen van tuberculose verheimelijkt, aan den eompagnon, welke deze benoeming in de hand heeft, met het doel voor zichzelf de begeer lijke plaats te bemachtigen. Na jaren komt deze schurkenstreek, door een bijna ongeloof lijk oppervlakkig en wreed ingrijpen van een broer van den, inmiddels gestorven, mededinger, uit, en treft in eerste instantie de onschuldige, het, in haar man als in een apostel geloovend vrouwtje van Van Sitterd. Diens broeder Robert, zijn tegenbeeld, een kunstenaar, wien het oordeel der wereld allengs laatste zorg werd, vulde bij haar aan wat de echtgenoot, in zelfverheerlijking en eerzucht opgaande, achteloos aan anderen liet, zonder evenwel Jooske te beïnvloeden op een wijze die haar zon kunnen veront rusten. Maar in elk geval staat, op het oogenblik dat Van Sitterd van zijn voetstuk valt, een ander man naast haar. die haar liefheeft en bij wien zij zich veilig" voelen kan. Zij wankelt niet, tenminste wij mogen den nood kreet: neem me mee!" niet eens wankelen noemen. Zij blijft, uit liefde, die zich maar nmaal geeft, en nimmer terugneemt. Naast tiaar gevallen held blijft ze, niet uit mede lijden, maar uit natuurlijken drang, uit geliechtheid en vol nieuw vertrouwen in den man, wiens zuiver mensch-zfjn zij in dit levend uur voor het eerst in haar huwelijk, n seconde heeft aangevoeld. Dit is het mooie, het bijzondere in dit stuk... en het zijn tevens de allerlaatste zinnen. Doch het probleem van vrouweliefde is te ingewikkeld, het verloop van dit spel te heftig op de spits gedreven, om het met die enkele bevestigende woorden te besluiten, daar waar eerst de schoonste mogelijkheden voor.. een dichteres opengaan. De lange uit eenzetting tusschen Jooske en haar zwager over de liefde, die niet zus is, en wel zoo, hadden we in deze spanningde denkster graag geschonken. Maar dat uit zulk een ruïne nog weer, en zelfs onmiddellijk, leven opbloeien kan, gegrondvest op het enkele feit van elkaar n moment recht in de oogen te hebben gezien, in welken jam merlij ken staat dan ook, dat is het wonder. Dit tooneel tusschen de beide echtgenooten het zou geleidelijker in een vierde bedrijf gekomen zijn had iets zeer moois kunnen worden. Eer die man het over zich verkrijgt aan de vrouw, welke hij nauwelijks mondig erkende, te belijden, dat hij het onteerend feit gepleegd heeft, in koelen bloede, en zonder betere verontschuldiging dan zijn armoede en zijn eerzucht! En wanneer hij dan, berooid en beschaamd tegenover haar gezeten, nog n kans krijgt een glimp van zijn eigenwaarde te redden en tevens haar lot te verzach'en, door Jooske in het geloof te laten dat hij vrijwillig thans naar zijn mededirecteur is gegaan als zijn eigen aan klager. ... wat moet er wel in dien tragischen held zijn omgegaan eer hij de kracht vond haar ook deze laatste illusie in zijn persoon te ontnemen: Als ik eerlijk ben - en nu móét ik eerlijk zijn Jooske - dan was het geen moed, taktiek was het omdat ik zorgen moest j den ander (den broer van den overleden vriend n.l.) vóór te zijn." Dit motief is verzinsel, de kans dat de jonge van Heeteren zijn wraak nog verder zou drijven, lag weinig voor de hand, maar j het middel doet er nu niet toe, in oprecht heid heeft de schrijfster deze hachelijke overwinning in Van Sitterd aangedurfd, be grepen nut haar geheele hart dat dit: deze eerlijkheid, op dit oogenblik, dit nieuwe en volstrekte, de kiem inhield voor een tweede huwelijksleven op hooger plan, en dat zich aan zulk een stroohalm vrouwe-liefde in haar donkersten nood op te heffen vermag. Nu weet ik... we kunnen nog opbouwen. Nti kan het, Hugo." Te snel, te glad, te weinig verdroomd", ik kan er geen beter woord voor vinden, wordt ons deze ontknooping als een vol- ! dongen feit voorgelegd, maar ik zou de j waarde van dit rui" niet gaarne onder- j schatten. Voor rnij heeft mevrouw Van i Ammers met haar slotzinnen, al geven zij slechts aanduiding, geen voldragen conclusie, een vollediger succes behaald dan met veel SPREKEN IS ZILVER EN ZWIJGEN IS GOUD Teekening voor De Amsterdammer" van Qeorge van Raemdonck Toch maar liever in mijn huisje kruipen, denkt Graaf Hertling imiiiuimiiMiiiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiiMMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii (No. 7) en het schilderij De Winter te Schiedam". Vooral No. 7 een werk, dat ik reeds lang ken, treft mij door zijn zuiver heid en kleur tusschen het andere. De Winter te Schiedam" is wat te vlak in de lucht, maar vermoedelijk zal de tijd die fout verbeteren. Het Stadsgezicht met den toren" (No. 30) is aangenaam als bouw; een be sneeuwde vaart met molen (te ondoor schijnend van kleur) is overigens te prijzen. Bij deze zijn de volgende werken nog te voegen: No. 20, een stadsgezicht, vol speelsche teekening, No. 10, een stadsgezicht met gouden lucht, de kanten van de gracht vol pakken' een aquarel als No. 48 (de Rijnhaven); een studie!je van een rivieroever met boomen; een aanzet, lossen, om het brio, waarmee aangevat werd; een riviergezicht als No. 26, en een Eenden plas (Nos. 27 en 2). Het is te betreuren, dat de schilder een aantal werken niet wegliet; het geheel zou aan eenheid en aan kracht daardoor gewonnen hebben - en dat was tot eigen baat toch, geestelijk, en anders.... PLASSCHAERT A J. D'AILLY Een halve eeuw Pangzrmanisme in België. Bladzijden uit de geschiedenis der Duitsche propaganda in Belgiëgedurende de jaren pLm. 1840-pl.m. 1895. Amsterdam 1918. In dit boekje heeft dr. d'Ailly allerlei bijeengebracht, dat wijst op betrekkingen tusschen Vlaanderen en Duitschland. Het is Pangermanisme uit de oude doos en van vrij onschuldigen aard, waarvan wij hier hooren. In de dagen van vóór 1848 was bij vele hooggestemde Duitschers het gevoel van het eena, groote Germaniëzeer leven dig; het streven naar de Duitsche eenheid omvatte het geheele Germanenland, van de Alpen tot de zee, vom Fels zur Meer". Zoo dacht Hoffmann van Fallersleben, de idealistische dichter van het veel misbruikte wat in haar vorige bedrijven op een ander niveau meer geslaagd mag heeten. In den breeden opzet moeten wij, als in elk pièce bien faite, eenige toevalligheden aanvaarden; een zelfs voor ons klein land opmerkelijk chassez-croisez van menschen die elkaar in zekeren graad bestaan en elkanders geheimen op het ongelegenst weten te pas te brengen; een samenloop van om standigheden, welke het dorpje Eemhuizen tot centrum van verkeer maakt, en de bij zonderheid dat een schooiert je als J aap zich de weelde van een zakdoek veroorlooft, waarmee het noodlot hem den gestolen gulden uit den zak kan trekken. De schrijfster schiep met deze feiten: tooneel. Vieux jeu? In zoover, dat we er alle ge tiquetteerde figuren in terug vinden. Het stuk zou De broeders" kunnen heeten; inden vllegenier Van Heeteren herkennen wij, ondanks deze modernste sport, den onvervalschten verrader", en de schoonzuster, deus ex machina, wandelt door deze bedrijven als de wrekende gerechtigheid. In wezen is dit werk echter geenszins ouderwetsch, daarvoor staat het op te gezonde bazis, daarvoor is het ook te vrij van sentimentaliteit, te frisch van toon. Jooske" is een mooi, gaaf figuurtje. De groote man, wiens ijdel streven ons met te veel nadruk wordt bijgebracht, bletf ver beneden de verwachting. Tusschen een pied-de-stal man, die zich naïevelijk bloot geeft (het tooneel met den journalist) en den killen strever, welke liever zijn tong afbijten zou dan een tip van zijn binnenste bedoelingen verraden, zweefde het, en van den mensen, geiijk die aan het slot her boren worden kan, merkten wij niets. Aan zijn verhouding tot Jooske ontbrak, in I, het fooneel met de zweep", dat haar vrees n haar vrouwelijke aanhankelijkheid ver klaart. Volmaakt geslaagd, een allerliefst tooneelmenschje, dat we gerust als een hulde aan Brusse's onsterfelijk Boefje" mogen be schouwen, was Jaap, die met de mevrouw'' in dit spel fideel n lijn trok. De verhouding tusschen die twee meest-menschelijke kin deren, van groote bekoring. Een speelstuk als dit vraagt sterk spel, een volheid van uitbeelding waartoe onze jongere tooneelspelers meerendeels nog niet bij machte zijn. Van Gasteren o.a. draagt geen hoofdrol van dezen omvang. Wel wist hij met modernen smaak het paladfjnig op treden van Van Sitterd in I te temperen, doch daartegenover stond te veel negatiefs, het bleef te grauw, te leeg, miste bezieling. ! .Isa Mauhs, de oudere, voert heel wat meer in haar mars. Overvol maakt zij haar rollen, het is alles overwogen, geordend, uitgebeeld, Deutschland, Deutschland ber Alles", die Vlaanderen en ook Nederland in zijn waardeerende liefde omvatte. Maar dat oude Pangermanisme was zuiver idealistisch; het was weinig gevaarlijk, omdat het geen sterke staatsmacht achter zich had. Integendeel was het bij de regeeringen verdacht als liberaal en zelfs revolutionair; een koning als Frederik Willem IV moest niets van menschen als Hoffmann, Wolff, Kuranda en andere geestdriftige pangermanisten hebben. De Vlamingen waren niet ongeneigd in deze richting te gaan en reikten gaarne de Duit schers, waarvan trouwens vele In Belgi woonden, de broederhand; de strijd tegen Walen en Franskiljons was zoo zwaar, dat men gaarne bultenlandsche hulp aanvaardde. Maar na het revolutiejaar 1848 werden deze betrekkingen verbroken. Het is zeker niet toevallig, dat in 1849 het eerste Nederlandsche Taal- en Letterkundig Congres werd gehouden. Daar werd voor het eerst na 1830 aansluiting gezocht bij Noord-Nederland, den naasten verwant van Vlaanderen, bij wien geen politieke bedoelingen konden worden verondersteld. Zoo kwam de Vlaamsche beweging in veilige, zuiver cultureele banen. Van deze en andere dingen kan men in het boekje van dr. d'Ailly allerlei lezen, dat waard is in deze bedrukte tijden onder de oogen ook van Nederlanders te komen. H. BRUGMANS Oud Noorsch liedje De heele nacht is vol van U, De wind waait in den tuin, Ik waak en wacht, o komt ge nu? Ver doolt de wind in 't duin. Ik waak en wacht, maar wat ook koom', De wind gaat klagend zacht, Gij komt slechts tot mij in den droom, De wind waait in den nacht. En laat de wind dan weenen, kind, En laat ik eenzaam zijn, De wind waait wel weer henen kind, Gij blijft de liefste mijn. EDWARD B. KOSTER en wij waardeeren meer zelfs dan haar lieve elegance die een feestredenaar voorop stelde immer weer de degelijkheid van dit talent. Voor robbedoes Jooske" was zij nochtans niet de persoon, haar spel inder daad te oud, te bewust-nadrukkelijk. Onbe vangenheid was hier het eerste gebod. En haar regisseur zou goed doen mevr. Mauhs te verzoeken zich in het derde bedrijf niet te kleeden als een amoureuse op jacht naar avontuur, in een, tot onder de schouders af zakkend, gelegenheidstoilet. Een vrouw, die de crisis van haar leven eerlijk doorlijdt, en in dien zin eerlijk is Jooske immers? heeft geen lust zich in haar eigen huis, voor haar zwager, haar man en een straat jongen, zoo veroverend op te dirken. Natuurlijk, fijn-doorvoeld spel, dat vlamde in het groote tooneel, gaf Chrispijn Jr., als Robert. En het boefje van Annie van Ees is ons een openbaring geweest. Een travestie, waar bij we door geen intonatie, geen gebaar, herinnerd werden dat deze jongen een meisje Annie van Ees was. Volstrekt zuiver en geestig geschakeerd, overtuigde ons haar ontroerende fantasie van Boefje'"s goddelijk bestaansrecht... ook op het tooneel. TOP NAEFF iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimii AGENDA NED. OPERA. Dir. G. H. KOOPMAN. Zondag 14 April, Paleis v. Volksvlijt, Matinee FIDELIO Den Haag, JODIN. Maandag 15 April, Paleis v. Volksvlijt, Al DA. Dinsdag 16 April, Stads Schouwburg, LOHENGRIN. Woensdag 17 April, Den Haag, TANNHAUSER. l Donderdag 18 April, Paleis voor Volksvlijt, l TROUBADOUR. Leiden, RIGOLETTO. Vrijdag 19 April, Den Haag, FIDELIO. Utrecht, MIG NON. Zaterdag 20 April, Rotterdam, RIGOLETTO.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl