De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 20 april pagina 1

20 april 1918 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

V. 2180 Zaterdag 20 April A°1918 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON Prijs per No. f 0.20. Per 3 mnd. f2.25. Abonn. loopen per jaar UITGEVERS; VAN HOLKEMA & WARENDORF, AMSTERDAM Advertentiën omslag f 0.35 p. regel, binnenpag. f 0.40 p. regel IK HOUD t Bladz. 1: Thomas Yftn Kempen, door T. H. Buiten!. O t er zicht, door W. G. O. Byvanck. V«trouwel|jke Biljetten. 2: E. I. P., teekening van Jordaan. De Looze Talkenier, door v. H. Feuilleton: Het Einde, door Hago Penning. Krekelzang, door J. H. Speenhoff. Een Nationaal Kabiaet, door C. Vis Quidam. 5: Voor Vrouwen (onder redactie van Elis. M. Bogge) door C. M". Wielema. Yronne da Tesean. Maritus en P. Koyon?Waeadoip. Uit de Natuur, door Jac. P. Thi'sse. 7: Angnst Janssen f. door F. Lugt. Boekbespreking, door prof. F Sneljders de Vogel. Geweld of E»cht, door dr. F. van Eeden. De Arme Jongen en de Rijke Tante, teekening van O. van Baemdonck. 8: Muziek in de Hoofdstad, door mr. H. M. v.Leeuwen.?Opperrabijn Hamburg f, door S. Godfried. Kun8tnotiti«3,doorAlb. Plassohaert. Financiën en Economie, door J. D. Santilhano. 10: uit het Kladschrift van Jantje. Boeketjes Sofistiek, door G ei h. v. D. Het Staartnnmmer, Aoor H. Salomonson. 11: De Begeering «n de Eenheidsworst, teekening van Job. Braakensiek. Damiubriek, red. E. O. de Jonge,?Leekenspiegel. 12 SpreekzaahBanteoeneering.?Tarwe en Rogge. Eanstmeet. De roepeering. De Kleeding v»n den Soldaat. Bijvoegsel: De Brief van den Keizer", teekening van Job. Braakensiek. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiniiiiiiiiiiiiiiiii THOMAS & KEMP1S Het tafereel kan zich voordoen van een groot dorpsrumoer op Zondagavond. 't Is kermis, en er wordt gegierd engebakleid. Ruwe tronie's grijnzen bij het licht van walmende lampen. Hoekige armen en beenen wringen door elkaar. Heete driften en galmende uitroepen vervullen de lucht. De menschenkluwens loeien en woelen dooreen, de slagen ploffen, de nacht wordt een heksenketel. Daar, op eenmaal, breekt het zilveren maanlicht door de wolken. Is er grooter tegenstelling denkbaar dan van de blanke maan aan den donkerblauwen hemel, met de beroering op het marktplein? Ge richt voor een oogenblik de blikken er heen, en wie zal niet een verluch ting gevoelen, als hij ter zijde treden kan, uit het gewoel, in het vrije veld, dat met den vreedzamen, bleeken glans wordt overgoten? Het ademt stilte en gemoedsrust, tegenover de menschendrukte van daarnet. Plotseling is de overgang van de herrie tot de zuivere rust. Zulk een sensatie moet onder de hui dige tijdsomstandigheden, prof. Kaiff bij velen hebben gewekt, door dezer dagen te schrijven over een plan waarvoor hij de aandacht heeft gevraagd, namelijk de oprichting van een gedenkteeken voor Thomas a Kempis, op den Agnietenberg bij Zwolle, waar de kloosterbroeder, die de Imitatio Christi, de Navolging vun Christus geschreven heeft, zijn leven sleet. Wij spreken hier over dit idee van een gedenkteeken voor de apostel der vergetelheid en afzondering, verder niet. Er kan voor en tegen worden gerede?eerd, en ieder zal daartegenover staan, zooals zijn hart hem ingeeft. Maar n ding is zeker. Reeds het noemen van den naam, reeds het naar voren brengen van den geest van dezen rustigen, beschouwenden mysticus, die nu vijf eeuwen geleden op onzen Nederiandschen bodem het boekske geschreven heeft, dat gezegd wordt na den Bijbel de meeste lezers te hebben gevonden, de meeste gedachten te hebben geboeid, moet eene afleiding en eene opwekking en eene vermaning zijn. ** * Ook in den tijd, dat Thomas a Kempis leefde, was de wereld yervuld van ge weld, brand en dood. Niet alleen dat op den bodem van Picardie de wereldoorlog woedde, eveneens als thans het geval is. Ook binnen de Nederlandsche landspalen was alom de krijg. Bisschoppen, graven en burgers trokken tegen elkander te velde. Hier werd Wijk bij Duurstede in vlammen gezet. Daar Zwolle berend. Ginds het landvolk van Weststellingwerf met het zwaard onderworpen Thomas, de kloosterbroeder, heeft er geen weet van gehad. Heeft hij medegeleefd met de gebeurtenissen der harde wereld? Wij weten het niet. Maar in de stilte van zijn kloostercel bezong hij het geluk van de lijdzaamheid en het geduld; van de vreedzaamheid en het stille na denken ; van de toegefelijkheid en de inschikkelijkheid; van de zelfbeheersching en het wijze leven. Hij deed dit op een stillen, glanzigen toon, zonder zich op te dringen, zonder zich te verhoovaardigen, zonder zich aan dogma of leerstelling vast te klampen, als de reinste uiting van de rustzoekende, naar kalmte en vrede smachtende ziel. De Imitatio Christi spreekt niet tot an deren. In haar spreekt alleen een mensch tot zichzelve. En zoo is het dan ook, dat ieder, die het boekske opneemt, onge dacht wordt medegevoerd in die zucht naar het edelste zelfzijn. En zoo is het dan ook, dat de eenvoudige, voor ieder genietelijke taal van de Navolging, in alle tongvallen overgezet, steeds troost heeft gebracht waar bitterheid, berusting waar haat, bezadiging waar drift en harts tocht hebben geheerscht. Busken Huet vergeleek hare verschij ning in de wereld met de nachtelijke stilte na een studentenmaskarade. Ook in het ontzettende carnaval, dat wij beleven, gaat een bevredigend, lie felijk maanlicht uit van dit boekske, welks ontstaan men nu weder in herin nering heeft gebracht en welks bestaan voor menigeen nog steeds een lafenis kan zijn, een verheffing der gedachten, een geruststelling voor het gemoed. Als monnik heeft Thomas a Kempis geschreven. Maar de woorden, die hij heeft neergepeinsd, strekken zich verre uit buiten eenige geloofsleer, buiten eenig bijzonder credo. Zij weerspiegelen zich als het ware in alle menschen en in alle tijden, en zij brengen aan ieder de koelte en den schemer van het stille bosch, waarin elke mensch gevoerd wordt langs den weg van de vita contemplativa, tot dat ons het andere pad, de vita activa, de weg van het handelen, weer roept. De mensch is een dubbel wezen, en hij gaat niet nen gang. Hem houden de twee wegen vast, de wegen van Lazarus' beide zusters: Martha, de doende en Maria, de peinzende. Beatus ille, qui procul negotiis", vangt de beursman Alphius van Horatius' ode aan, de liefelijkheden en de bezinning van de stille natuur te bepeinzen: gelukkig hij, die verre van de beslommeringen en twisten des levens" en... rekent op het eind toch weer de gelden uit, waarmede hij de volgende week opnieuw de beste zaken zal kunnen doen! Sla het oog in Bismarck's brieven aan zijne vrouw, en ge ziet, hoe de ijzeren staatsman, die altijd 't veld voor strijd en daden zocht, tegelijk steeds herhaalt, dat hem het leven het liefste is in vetlaarzen, ver weg van de civilisatie, waar men alleen den specht hooren kan." Ik denk er maar steeds aan, hoe ik stil op het land zou kunnen leven, in het diepe dal de groene boomtoppen en de blauwe hemel beturen. Kwam er maar een intri gant, die mij hier ten val bracht..!" schreef hij, en ontbond in dienzelfden tijd de volksvertegenwoordiging, ging het geweldige constitutioneele conflict aan, en zwaaide den oorlogshamer lustig in het rond. Zoo zijn de menschen puzzles voor het leven, en is het leven een puzzle voor hen. Het stelt hun problemen en plichten waaraan zij hun hardste werk moeten geven. Het vordert van hen strijd en actie, omdat anders de heiligste goederen verloren zouden kunnen gaan. Dit gevoel heeft hen heden ten dage sterk vastgegrepen. Meer dan ooit. En onderling werpen zij elkander de moeilijk heden toe, welke ten slotte slechts n mogelijkheid open laten, die van Faust: in (Taanvang was de daad. * * Doch tegelijkertijd zouden de menschen slechts halve of in het geheel geene menschen zijn, indien zij zich niet tevens verdiepten en bezonnen in dingen, als voor wier uiting een Thomas de dank baarheid der wereld heeft verworven; in gedachten zooals in cap. 11 der Imi tatio te lezen staan over het Verwerven van Vrede: Houd eerst u zei ven in vrede; dan zult gij bij anderen vrede kunnen stichten. Een vreedzaam mensch werkt nuttiger, dan een man van kennis. Een hartstochtelijk mensch duidt ook het goede ten kwade, en gelooft licht het verkeerde. Een goed vredelievend man keert alles ten goede. Hij, die goed in vrede is, heeft van niemand kwaad vermoeden; maar die slecht tevreden en ontsteld is, wordt door velerlei vermoeden geschokt. Zelf heeft hij geen rust, en ook anderen laat hij niet rusten. Dikwijls zegt hij, wat hij niet mocht zeggen; en hij laat achterwege, wat hem het best te stade zou komen. Oefen dan eerst uw ijver op u zelven, dan zult gij met reden ook uw naaste tot fj ver kunnen aansporen. Daar zijn er, die zichzelven in vrede houden, en ook met anderen vrede hebben. Daar zijn er ook, die noch vrede hebben noch anderen in vrede laten. Voor anderen zijn ze een last; maar voor zichzelven altijd nog lastiger. Daar zijn er nog, die voor zichzelven den vrede bewaren, en anderen tot vrede zoeken terug te brengen. Wie het best weet te dulden, zal het meest vrede houden". v H GRAAF CZERNIN Een man zooals er nog wel anderen zijn. Het uiterlijk heeft meer expressie dan kracht. Er ligt een voornaam zelfgevoel over de trekken met een vleug van artistieke onge dwongenheid, Wat komt het er op aan l zeggen zij, ik kan de menschen wel aan! Men hoort er een paar maten in van Weensche zigeunermuziek. Aartshertog Frans Ferdinand, zaliger ge dachtenis, heeft hem als gezant voor Roe meniëaanbevolen in de dagen dat Koning Carol de betrekkingen met de Monarchie hoog wou houden, en dat Tisza de Magyaarsche Calvinisten-paus zich niet ontzag de Roemenen van het Koninkrijk Hongarije den harden druk van het Mag varen juk op te leggen. De gezant van de Monarchie woonde in Boekarest de agonie bij van den wijzen Koning Carol «>n de eerste regeerlngsjaren van zijn neef Ferdinand die door niemand voor wijs werd gehouden. Het was een schouwspel om ook een minder groot heer dan Graaf Ottokar Czernin geen verheven idee van de menschheid te geven. Want de menschen daar in Roemenië, ik bedoel de regeeringsmannen, Bratlanu voorop, werden in dien eersten onbepaalden tijd varïden grooten oorlog met zijn Russische Invallen en terugtochten over de Karpathen, tusschen twee vreezen geslingerd: de eene vrees, dat zij er te laat zouden bij zijn om den buit van de Oostenrijksch HongaarscheMonarchie te deelen, en de andere vrees of zij soms niet te vroeg zouden komen en het gevaar zouden loopen om de kosten van het geding te betalen.., Czernin heeft het vooreen opvoering aan gezien tot zijn intellectueel genoegen ver toond; ja, hij wilde zelf aan de vertooning deelnemen en is naar den eersten minister, Bratianu, toegegaan om hem te zeggen hoe bij van harte deelde in zijn tweestrijd en als mensch kwam spreken met den mensch. Hij had den diplomaat afgelegd en had daar voor het plezier Bratianu naakt voor zich te zien spartelen en jokken. Het is de stof geworden voor een mees terlijke, dramatische dépêche waaraan het Departement op de Ballplatz te Weenen zich het hart heeft opgehaald, vooral aan Czernin's ter zijdes: Hier liegt hij, hier liegt hij Hoe deftig steken daar bij de houten missiven af van Buriar, den minister en chef, vol van allemans staat kundige wijsheid. Maar Burian moet zich ook verkneukeld hebben in de lectuur van Czernin's bericht. Want was hij er anders ooit toegekomen om het op te nemen in het officieele Roodboek? Het staat dan, tusschen de andere stukken in als een Ungarische Rhapsodie. Toen Roemeniëdan zoo plotseling den oorlog aandeed aan de Monarchie en Ze ven burgen binnenviel, had Tisza eerst het plan Czernin daarvoor te laten boeten, zooals men in Berlijn Lichnowski het leven zuur heeft gemaakt door hem voor te stellen als de dupe van Sir Edward Grey. Natuurlijk, het zou geen bestraffing zijn geweest, neen eerder een vriendelijke terechtwijzing voor den grand seigneur die zich al licht had verbeeld tegen een Magyaar als Tisza te kunnen opwegen. Maar Czernin had zijn dépêche om zich als een burcht in terug te trekken. Niet hij was de bedrogene, Bratianu was het. Onderwijl had de oude Keizer het tijdelijke gezegend. Een nieuw decor voor de eer waarde Monarchie! Keizer Carl had van zijn oom Frans Ferdinand maar een geringe voorliefde voor het sterke Magyarendom geëi f d, hij stelde Burian over de financiën en benoemde in zijn plaats Czernin tot minister van Buitenlandsche Zaken en van het Keizerlijke Huis. Het is de eerste post van de Monarchie. Czernin ging, bij dien overgang naar 1917, samen met den Keizer in vredes-ideeën op. Met zijn actieven, avontuurlijken geest zocht hij den weg af, en wilde een toegang be reiken naar den tempel van den Vrede. Hij deed het openlijk: als mensch sprak hij tot menschen, en eerst opperde hij het denk beeld van een conferentie midden in oor logstijd Dan als Rusland menschelijk begon te spreken van verzoening en ontwapening, omhelsde hij de Russische ideeën, en toen Ertzberger zijn agitatie in Duitschland be gon voor een vrede met sanctie van den Kijksdag, steunde hij Ertzberger. De Paus, zelfstandig, gaf zijn hooge wijding aan het streven. Want het mocht soms den schijn hebben alsof de O istenrijksche minister van het Keizerlijk Huis op avontuur uit was, inder daad was hij voorzichtig Hij deed een stap zonder verzekerd te zijn van Duitsche in stemming. Hij liet Duitschiand meestal voorgaan, dan volgde hij op zijn manier, grootscher, edel moediger. Hij nam de mooie rol voor zich. Oostenrijker, en tot die hooge hof- en amb tenwereld behoorend, die de kern is van wat men noemt Oostenrijk", wist hij dat Oosten rijk gescheiden van Duitschland niet kon bestaan. Hij zag de toekomst der Monarchie in een vergrooting met Polen, een Slavisch rijk, naast Hongarije en West-Oostenrijk; dat zou de oplossing geven der interne moeilijkheden, en hij begreep dat zonder den goeden wil van het Duitsche Rijk de Mo narchie haar doel niet kon benaderen, mits zij ook niet haar begeerte daarnaar toonde. Het moest alles natuurlijk gaan. Geen annexatie lust, geen eigenbelang! Het was een weg vol oneffenheden, bin nenslands niet minder dan daarbuiten. Hij ging hem cordaat op, hij waagde het de moeilijkheden aan te spreken, zooals hij Bratianu had toegesproken. Op een Zondag in Aoril 1917 verscheen hij onverwacht in den Ministerraad en be wees er de noodzakelijkheid om den rijksraad voor Oostenrijk weder bijeen te ro?pen. De rijksraadl en men had er drie jaren lang zoo gemakkelijk geregeerd zonder vertegen woordiging! Maar men bukte voor den charme van den wil en van het inzicht van van den grand seigneur. De keizer en hij, het nieuwe licht zou het niet de oude gewoonten overwinnen ? Tisza moest wijken. De eene vriendendienst was den andere waard. Thans leerde Czernin hem nederigheid. Zie het nieuwe breekt aan. Wij vinden Czernin op den overgang naar ons jaar in Brest-Litosvk tegenover de afgevaardigden van Trotzki en tegenover den persoon van hen Nikolojevitch Trotzki zelf, alias Braunstein. Hij laat Kiihlmann, den Duitscher staatssecretaris, bij de on derhandelingen met de Russen voorgaan; misschien wel geeft zijn instemming den Duitscher bemoediging om zonder blikken naar de theoriën van den nihilist te luisteren. Immers, hoe ingenomen toont hij zieh met den eenvoud en het recht op den man af gaan van die vieemdelingen. Wel, hij zou zeker zijn door blijven hooren hoe Trotski met h'jngesponnen redeneering niet alleen de verloren streken naar zich toe had gehaald, VERTROUWELIJKE BILLETTEN uit de particuliere correspondentie van den heer LESTEVENON DE BERCKENRODE met zijn neef FREDERIK P. ALLEMAN Den Haag, 17 April 1918 Waarde Neef, Wij leven langzaam, en ik geloof niet dat, sinds ik je de vorige maal schreef, onze onderhandelingen metDuitschlandaangaande de n k u we economische overeenkomst veel verder zijn gekomen. Ze gaan steeds in matig tempo voort. Je vraagt mij, waar het hier toch voornamelijk de leverantie van steenkolen en ijzer betrtft, waarom wij niet, evenals dit den vorigen keer geschiedde, tegelijkertijd omtrent dergelijke leveranties met de geassocieerden onderhandelen omdat dit toch zeker onze positie tegenover Duitsch land versterken zou. Ik kan mij er wel in denken dat jij, als zakenman, op zulk een idee bent gekomen, doch vergeet niet dat we reeds met de geassocieerden, met name Engeland.oversteenkolenvoorziening hebben onderhandeld en dat deze onderhandelingen door de plotselinge actie van de geassoci eerden inzake onze scheepsruimte op niets zijn uitgeloopen. Bij de befaamde modus vivendi zou ons land immers maandelijks een groote quantiteit steenkolen er was, meen ik, sprake van 100.000 ton hebben ontvangen! Doch de modus vivendi kwam niet tot stand en onze regeering verklaarde in hare protestnota tegen het rtquireeren der schepen dat zij verdere onderhandelingen nutteloos achtte. Er wordt dus met de ge associeerden niet meer onderhandeld, tenzij deze den eersten stap doen. Of onze re geering daar wijs aan gedaan heett, betwijfel ik. Algemeen, zie ik, wordt deze stugheid niet erg gewaardeerd. En voor ons heeft zij het nadeel eene onnoodige verkoeling in onze betrekkingen met de geassocieerden teweeg te hebben gebracht, hoewel zij na tuurlijk nog steeds correct zijn. Nu is het niet in het belang der geassocieerden dat Nederland economisch in de armen van Duitschland wordt gedreven, en daarom geloof ik wel dat zij nog steeds geneigd zijn Nederland met onmisbare grondstoffen te heipen, maar na de duidelijke woorden van onze regeering kan men niet verwachten dat zij dit onze regeering kenbaar zullen maken. Er wordt dus, zoo je wilt van beide kan ten, geboudeerd, maar deze boutade stelt ons in een zeer ongunstige positie tegenover Duitschland. Ik geloof dat ook zij, die lei ding geven aan onze buitenlandsche politiek, maar ook aan Duitschland en Oostenrijk Posen enGaliciëhad ontfutseld, wanneer niet Generaal Hoffman naar zijn sabel had ge grepen en militaire wooiden had geuit. En ook die krijesmanstaal van den braven generaal had Czernin's volle sympathie. Maar de actie was hij daarom nog niet vergeten. Midden uit Brest-Lltovsk werd hij weg geroepen tot actie in de Monarchie. De groote werkstaking van Januari was daar uitgebroken. Zij begon reeds haar afloop te vinden en was door toege ven, ook op zijn raad, reeds bijna bedwon gen, toen hij, in de delegaties door zijn meesterlijke redevoering over de voorwaar den voor een wereldvrede de agitatie der geesten tot kalmer beschouwing overleldde. Nooit had men hem zoo hooren spreken, Hij was de aangewezen staatsman der Monarchie. En het succes werd versterkt bij de dis cussies. Hij toonde zich een meester in het debat. Had een van zijn bewonderaars in de laatste dagen van hem gezegd dat hij Trotzki stond, en daar wel wat zeer on handig een vergelijking met Trotzki bijge voegd, hij releveerde dat met geest, teen een tegenstander hem den raad gaf om den Rus wat meer na te volgen. Ik geloof niet", zeide hij, dat dit in de smaak zou vallen. Wanneer zijn vergadering het niet met hem eens is, roept Trotzki zijn mitrailleurs om haar uiteen te jagen; ik doe het zonder dien omhaal, als ik uw goedkeuring niet kan vinden, roep ik niet mijn matrozen, maar neem mijn ontslag". Zoo gaf hij voor de afgevaardigden een hoog, stout deuntje ten beste. Hij was dus de voorname man; men voelde het, misschien zelfs wat te veel. Alles scheen zich te effenen. De vrede met de Ukraine, met Rusland, met Roemeni kwam tot stand. Het heette zonder annexatie en de Monarchie had er toch haar groot voordeel bij; Roemeniëwerd met zijn gezicht van Hongarije af naar het Oosten toegekeerd. De draad van den Europeeschen vrede in het Westen wilde Graaf Czernin evenmin loslaten, zelfs nu de oorlog met nieuwe woede daar uitbrak. Hij sprak van oude pogingen van Clemenceau, op gevaar af den man te vertoornen. Wat gebeurde. Och, Czernin was te gelukkig geweest; zijn persoonlijk succes vergaven de menschen hem niet. Hij had zijn vijanden onder de partijen; onder de Czechen die hun tegen stander in hem zagen, onder de Polen die hem niet flink genoeg vonden, onder de socialisten die hem niet vertrouwden, aan het Hof, waar men vieesde dat hij den Keizer in de schaduw stelde en overal. Tisza zag zijn lijd weer naderen. Waarom moest ook Czernin het goede nog beter willen maken! Clemenceau weerde af met een boos ge baar: Ciernm loog. De ander riposteerde, gaf bijzonderheden: op Eijas-Loiharlngen was men gestuit. Nieuwe uitval van Ciemenceau; een brltf van Keizer Carl werd tot getuigenis op geroepen. Wat zal ik nog eens vertellen waarvan de couranten vol staan. De Keizer had ge schreven buiten zijn Minister orn; de Minister was tot leugenaar uitgemaakt. Czernin bood zijn ontslag aan. Tegen een duellant als Clemenceats had hij het opgenomen, hij tuimelde, O, daar is om de wond te verzachten een beginnen in te zien dat wij ons thans niet de luxe van zulke nukjes moeten permitteeren. Nu is het altijd lastig op zijne wcorden terug te komen; er zijn echter nog wel wegen te vinden die zoo iets niet tot zulk eene pijnlijk» operatie maken. In die richting wordt, als ik het wel heb, wel ge tast. Waar ik niet denk dat men het ons t moeilijk zal doen vallen, mogen wfj hopelijk binnen niet al te langen tijd het einde van deze onprettige periode tegemoet zien. Dat is ook wel noodig want het lijkt wel of men van Duitsche zijde het tegenwoordig stadium wil benutten om ons zooveel mogelijk economisch in den centralen hoek te dringen. Men schijnt ons tenminste verschillende voor spiegelingen te hebben gemaakt, zoo o ver mo gelijke graanleveranties wanneer de voor raden uit de Oekraïne beginnen binnen te stroomen, en ook over voordeelen die men voor de Nederlandsche houders van Russische waarde-papieren zou kunnen be dingen, wanneer men met de Russische regeering, voor wat het bezit aan Russische papieren in de centrale rijken betreft, een overeenkomst afsluit, iets wat binnenkort schijnt verwacht te worden. Dit is een aas dat velen in Nederland zou kunnen verlek keren, maar ik vermoed dat de angel, die daarachter verscholen zit wel een stevigen weerhaak zal hebben. Wij behoeven voor deelen, welke wij bedingen kunnen, niet in principe af te wijzen, doch zullen immer moeten zorgen dat deze ons niet lot ge vaarlijke staatkundige of economische offers verleiden. Maar onze onderhandelaars zijn waakzaam en gaan niet over een nacht ijs. Met vriendelijke groeten, t. a t. LESTEVENON DE BERCKENRODE P. S. Waarom vind je het uitzenden van de 3 schepen in ruil voor die, welke hier uit de Vereenigde Staten met graan zullen komen, een riskante zaak? De geassocieer den hebben duidelijk verklaard dat de Neder landsche schepen welke onze havens na 21 Maart verlaten niet zullen worden gerequireerd. Ik heb gegronde reden om aan te nemen dat onder onze havens niet alleen de Nederlar.dsche, doch ook die in onze koloniën dienen te worden verstaan. t. t. BERCKENRODE vriendelijke brief van den keizer tot af scheid gekomen, zooals Carl alleen aan gevallen ministers schrijft. Maar zal Czernin het zichzelf ooit vergeven, dat hij onhandig genoeg was om den Franschman te willen raken, waar hij niet geraakt wil worden? Een Franschman is geen Roemeen. Toen Czernin Clemenceau een kattenrhapsodie wou voorspelen, fluks vloog de viool de lucht in en de violist maakte een buiteling. Bravo l W. G. C. BYVANCK iiiiiimiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiitinimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiii DE LOOZE VALKENIER Weinig blamabeler vertooningen zijn denkbaar, dan het optreden van den heer Valckenier Klps onlangs te Berlijn. Reeds hebben velen hier te lande gevoeld, hoe onsympathiek de figuur is van eenen Nederlandschen professor, die zich op dit oogenblik laat vinden om in Duitsche kringen het hof te gaan maken aan de jonkerpartij, het pan-germanisme en de vergrooting van het Duitsche Rijk. Zooiets toch heeft de heer Kips met zijne rede over Die Anfange der Liberalismus in Holland" gedaan, naar de correspondent van Het Handelsblad de scène zeer juist beschreven heeft. Maar waar nog niet op gewezen is, en wat aan diergelljk optreden nog veel tref fender karakter geeft, is dat de heer Klps daar niet alleen heeft staan te pleiten tegen de moderne en vrijzinnige partijen in Duitsch land; niet alleen ook tegen de zelfstandig heid van zijn eigen land; maar: tegen de geheele propaganda, door hem en de zijnen ten onzent gevoerd, tegen de p r o-D ui tsche politiek, al voelt hij het zelf niet! Wie de historie van Nederland et bij haalt op de wfjze, zooals de heer Valckenier Kips ginds heeft gedaan, die levert daarmede het aller-allerafdoendste pleidooi tegen het optreden der ToeAromsr-agitatoren en der verdere pro-Duitsche bondgenooten in Nederland. Het eigenaardige immers van eene be schouwing als van Valckenier Kips over onze vaderlandsche geschiedenis is, dat hij in hoofdzaak gelijk heeft. Maar als zij verder doordachten, die Duitschersvrienden hier te lande, misschien doen som migen dat trouwens ook wel moesten zij daarmee tevens het onvaderlandsche en funeste van hun eigen richting en optreden zien blootgesteld. Wat was 's heeren Kips betoog, waaraan zich de Berlijnsche conservatieven en im perialisten hebben vergaapt? Dit: Dat Nederland zijn kleinheid te wijten heeft aan zijn liberale koopmanskringen van vroegeren tijd. Aan de staatsgezinde par tijen, aan de regenten en vroedschappen, aan de De Witten, aan de stadhouderloozen, aaa de kantoorkruk-politiek. In den grond is hierin iets waar. Wij laten nu imperialistische fantasiën, als waarop de Berlijners getracteerd zijn, ter zijde: dat b.v. Maurits na den slag bij Nieuwpoort een groot Nederlandsch Rijk heeft kunnen of willen stichten. Zooiets vindt in niets zijn bevestiging. Maar wat zeker is, is dat 's lands onder gang, dat het doodsgevaar voor de Neder landsche nationaliteit telkens en telkens weer in de hand gewerkt is door de koop<ranspoiitlek der voorvaderen, die blind bleven voorde onafhankelijkheids-staatkunde en zich

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl