Historisch Archief 1877-1940
2P April '18. - No. 2130
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
EEN KUNSTVERZAMELAAR
AUGUST JANSSEN f
De grootste verzamelaar, dien ons land
sedert het midden der vorige eeuw heeft
bezeten, is ter ziele. Indien ooit een kunst
vriend een woord van dankbare hulde aan
zijn sterfbed heeft verdiend, dan is het wei
deze ruim ziende liefhebber, die in verloop
van ongeveer tien jaren een verzameling van
oud-hollandsche kunst heeft bijeengebracht
van welker pracht men zich nauwelijks is
bewust. Slechts zeer weinigen hebben het
voorrecht gehad de meesterwerken te be
wonderen, die de fraai ingerichte kamers
aan den Binnen-Amstel sieren, of die te Baarn
hangen. Het lag niet in den aard van den
bezitter zijn schilderijen op ruime schaal ter
bezichtiging te stellen, bewust als hu zich
was, hoe weinigen ze ten volle waardeeren
en hoe luttel zin het heef t aan nieuwsgierig
heid te voldoen. De bezoekers bleven zoo
doende beperkt tot hoogst enkele. Toen de
heer Janssen in 1913 Rembrandt's Lucretla"
had gekocht, als een kroon op zijn destijds
reeds zoo volledige verzameling, kwamen
feitelijk voor het eerst eenige van Nederland's
warmste kunstvrienden kennis maken met
de schatten, die zoo in stilte waren
bijeengegaard. De verzamelaar had toen het bestuur
van de Vereeniging Rembrandt en enkele
museumdirecteuren bij zich genoodigd. De
wijze waarop hij ze ontving en rondleidde
was wel zoo sympathiek mogelijk. Het was
niet de verzamelaar August Janssen die
receptie hield, hij liet die rol geheel over
aan Rembrandt en zijn tijdgenooten. Als
grand seigneur' van den goeden stempel
was hij bij die ontvangst van een innemende
en ongekunstelde vriendelijkheid, en wist
met een aangeboren kieschheid alle vertoon te
vermijden. De hinderlijke trek, waartoe zoo
menige verzamelaar geraakt, het opdringen
zij 't ook onwillekeurig van zijn eigen
persoon, was hem vreemd, en een ingeno
menheid met het door hem bereikte geheel
heeft hij nooit getoond, hoezeer hij die in
zijn hart ook koesterde.
Zijn figuur als verzamelaar was uniek.
In ons land was geen tweede kunstlief hebber
aan te wijzen, die in dezelfde mate de goede
vormen bezat en die zijn verzamelzucht
zoozeer wist te paren aan een zakelijke
scherpzinnigheid. Het komt voor, dat
verzamelzucht een zuiver egoïstische uiting i?,
dat zij met ijdelheid en eerzucht ten nauw
ste verband houdt. Bij den heer Janssen
hiervan geen sprake. Het komt ook voor,
dat wordt verzameld met een oogmerk van
winstbejag. Dat denkbeeld heeft hem even
zeer ver gelegen; nooit heeft hij een schil
derij willen verkoopen, ook al kon hij er
een veel hoogeren prijs voor krijgen, dan
hij had betaald. Zelfs wanneer zulk een
verkoop aan te bevelen was uit een oog
punt van zuivering der collectie, omdat
betere werken van eenzelfden meester de
vroegere koopen waren komen overschadu
wen, dan nog was hem het scheiden
onmogelijk. Nog meer komt het voor, dat
verzamel lars zichzelf door een ongegronde
achterdocht benadeelen. Zij missen het
menschkundig inzicht om te beoordeelen
of zQ met een oprechten kunsthandelaar te
doen hebben, weten zijn kennersoog niet
te waardeeren en meenen den slimme te
moeten spelen. Geheel het tegendeel bij
den heer Janssen. Hij heeft zijn vertrouwen
ten volle geschonken aan n zaak, de firma
Frederik Muller & Co., en daardoor aan
spraak gemaakt op een behandeling, die den
toets der scherpste beoordeeling kon door
staan. Het mag buitenstaanders hebben
toegeschenen, dat hij feitelijk carte blanche"
had gegeven voor het vormen van een
galerij, een gemakkelijke wijze van verza
melen, die soms wel door kapitalisten
wordt toegepast. Niets is minder waar en
juist daarin uitte zich zijn breed
zakeninzicht. Elke koop werd nauw overwogen,
en het kwam voor, dat hij buitengewone
stukken die men hem aanbood niet kocht,
omdat hij zijn eigen systeem in zijn
aaukoopen hield en toch ook zijn budget niet
grenzeloos was. Maar gold het de verwer
ving van een of ander stuk, dat zijn gcheele
verzameling releveerde, af van een stuk, dat
in ons land verdiende te blij ven en waarvoor
een onverklaarbare apathie bij andere lief
hebbers bestond, dan wist hij met vorstelijk
gebaar in de bres te springen. Niet in het
uiterlijke lag dan de breedheid van zijn op
treden, steeds bleef die innerlijk en slechts
vier of vijf menschen in ons land weten hoe
welgemeend en zuiver zijn bedoeling was.
Bij gelegenheid van een of andere be
langrijke veiling kon hij ter elfder ure aan
komen, vragend of er een hoofdwerk was
dat hij moest" koopen. Dat moest" was
van een beminnelijke openhartigheid en juist
daardoor verzekerde hij zicti de beste
medeGEWELD OF RECHT
Ik meen opgemerkt te hebben dat in den
eersten tijd van den grooten oorlog de
teegenstelling gewoonlijk was ,Macht of
Recht". En het parool: Recht gaat booven
Macht".
In de laatste maanden, vooral na de Rus
sisch - Duitsche vredesonderhandelingen,
spreekt men meer van ,geweld of Recht".
Hier heeft de taal der diplomaten en journa
listen zich blijkbaar gewijzigd en aangepast
aan nieuwe situaties. Inderdaad is deeze
laatste teegenstelling minder bedriegelijk.
.Macht" teegen oover Recht" te stellen
s misleidend en onvoldoende als formule
voor het groote confl et, dat thans de
menschen-waereld verdeelt.
Aan het woord Macht" geeft men een
ongunstige beteefcenis, Recht" daarenteegen
wordt genoemd als iets schoons en goeds.
Maar ook het goede heeft macht" en wat
zou het Recht" zelf beduiden als het geen
Macht" had ?
Een teegenstelling is de formule dus niet.
Men zou de onderscheiding moeten maken:
rechtvaardige" of onrechtvaardige macht".
Maar wanneer is Macht onrechtvaardig?
Ja men zou kunnen vragen: bestaat er wel
zooiets als onrechtvaardige macht?"
Ieder weezen heeft een werkings-sfeer, en
de grootte daarvan wordt bepaald door zijn
kracht, zijn aard. Die macht, dat vermoogen,
die werkingssfeer is dus onderworpen aan
de volstrekt rechtvaardige waereld-orde, en
kan niet grooter zijn, dan door den aard
van de machthebbende wordt bepaald.
De macht van een despoot is geringer
dan die van een Wijze." De macht van een
schrander mensch is grooter dan die van
een atleet. De allergrootste macht heeft de
werking. Herhaaldelijk is hij te hulp ge
komen, waar het er op aan kwam, een be
langrijk stuk tegen het buitenland te ver
dedigen. Een der laatste gevallen in veiling
was het geteekende zelfportret door Rem
brandt, dat in Duitschland zou hangen, als
hij niet uit die overweging een groote order
had gegeven. En wat door hem, via de
firma Frederik Muller en Co., uit het buiten
land aan belangrijke stukken naar Nederland
is teruggehaald, laat zich niet schatten. Het
zou niet betamelijk zijn van die kunst
werken hier verslag te doen, juist omdat
steller dezes er zich in mag verheugen de
verzameling te hebben zien groeien. De
daaruit voortspruitende intieme kennis zij
hier alleen gebruikt ter nagedachtenis aan
den gestorvene.
Het inzicht, dat hem als zakenman onder
scheidde en dat op een natuurlijke intuïtie
scheen te berusten, heeft hem ook als ver
zamelaar gekenmerkt. Toen hij in 1906 begon
oude schilderijen te koopen, had hij op dat
gebied geen kennis of ervaring. Maar hij
v«elde hoe die richting hem sympathiek
was, hij liet zich gaarne leiden en gaf al
spoedig blijk zijn smaak zoo te hebben ont
wikkeld door het samenleven met goede
kunst, dat een persoonlijke kant aan zijn
verzameling niet uitbleef. Geenszins be
perkte hij zich tot de werken der ITeeeuwsche
schilders; hij verwierf tegelijk talrijke kunst
voorwerpen en meubelen, die zich beter bij
zijn wandversiering bleken aan te sluiten.
Later kwam hij ook tot het koopen van ver
schillende der beste werken der moderne
Haagsche school. Hoe hij zijn verzameling
ook zag groeien en hoe groot het kapitaal
ook was, dat er in stak, steeds bleef hij
dankbaar voor de eerste overredingen, die
hem tot het verzamelen hadden gebracht,
en bij de ernstigste inzinkingen van zijn
gezondheidstoestand, leefde hij op door de
aanbieding van een of ander kunstwerk.
Met zeldzamen moed heeft hij den eenmaal
ingeslagen we? vervolgd, alle gevolgen
terdege onder de oogen ziend. Sommigen
mogen dien moed bedenkelijk vinden,
moed lijkt Immers altijd roekeloos voor wie
h.»m niet bezitten, de vurige kunstlief
hebbers weten, dat zonder dien niets te
bereiken is in hun richting. Slecht ter been,
wankelend van voorkomen gedurende de
laatste jaren, laat de heer Janssen geestelijk
een herinnering na, die juist het tegendeel
van zijn uiterlijke verschijning is. Alleen
zijn fijn gelaat drukte iets van zijn innerlijk nit.
Sinds de eerste helft der vorige eeuw
heeft er in ons land geen tweede verzame
laar van deze grootsche allure geleefd. Baron
Verstolk van Soelen, dte eigenlijk hoofd
zakelijk verzamelaar van prenten en
teekeningen was, maar die bij zijn dood in 1845
ook schitterende schilderijen naliet (nu
grootendeels bij den Earl of Northbrook en
Lady Wantage), is feitelijk de laatste ge
weest die op zulke grootsche wij ze een aan
zienlijk deel van zijn fortuin in kunstzaken
heeft durven steken. Nadien is een
troostelooze onverschilligheid bij de lit f hebbers
ontstaan. Alle verzamelingen van ouderen
oorsprong werden gaandeweg door verkoop
opgeruimd, en al werd er nu en dan nog
gekocht, dan was dat toch nooit voor be
dragen, die door hun omvang groote op
offeringen beteekenden. Eerst na 1900 zijn
in ons land hoogst enkele liefhebbers met
het koopen van kostbare oud-hollandsche
schilderijen weer begonnen. Van deze is de
heer August Janssen de koning geweest
Zijn naam verdient in eere te blijven naast
dien van zijn grootste evenbroeders uit de
18e eeuw, de Amsterdamsche verzamelaars
Six, Braamcamp en Gul! van Franckenstein.
Tegenover deze verdiende glorie is het be
droevend te bedenken hoe een steeds voort
woekerende verzwakking en een vroege
dood hem verhinderd hebben lang van dit
deel van zijn levenswerk te genieten.
F. LUOT
J. J. SALVERDA DE GRAVE, Ds. Trouba
dours. (Fransche Kunst, onder redaktie
vanP.Valkhoff,II),Sijthoff,Leiden,19l7.
De troubadours l Welk een wereld van
vreemde poëzie opent dit woord voor ons l
Ziet hem daar, gehuld in een pelgrimspij
sluipen naar den voet van den toren, waar
de vertrekken van de meesteres zijns harten
zich bevonden. Hoort! Halverwegeverscholen
tusschen de door den storm van den muur
losgerukte en door elkander verwarde
wijngaardranken, tokkelt hij zijn lier, en heft
liefde. Het komt er maar op aan welke uit
werking men voor het belangrijkst houdt, in
de bepaling van den machtskring. De zwakke
doodarme slaaf Epictétus was machtiger
dan zijn Meester, machtiger dan Caesar zelf,
en zijn macht blijkt nog steeds door de
werking van zijn weinige nagelaten woorden.
In geen geval gaat het dus op Macht"
teegenoover Recht" te stellen. Ook het Recht
beoogt niet anders als macht, in den zin
van uitwerking", en vermoogen". Een on
machtig Recht is geen Recht. Het doel van
een rechtvaardige Staatsorde kan niet anders
zijn als Macht ten goede, versterking en dus
machtsvergrooting van de gemeenschap. De
Recht boven Machi" zonder nadere bepaling
van Macht-waartoe?", is dus nietszeggend
en zonder zin.
Maar nietszeggende leuzen zijn eeven ge
vaarlijk als niets-doende menschen, en
stichten nog meer kwaad.
Het feit dat men, in zeekeren zin, geen
enkele Macht onrechtvaardig kan noemen,
is een heerlijke uitkomst voor de
onrechtvaardigen die men met de leuze Recht
booven Macht" wil treffen.
Zij beroepen zich op het woord van Jezus
toen Pllatus hem met zijn macht dreigde:
gij zoudt geen macht hebben teegen mij als
het u niet van booven gegeeven ware."
Dan is ook onze macht ons van booven
gegeeven", zeggen de despooten en moderne
Pilatussen, en ze kijken uit naareenen wijze en
goede, dien ze aan 't kruis kunnen doen slaan.
Daarbij zien ze voorbij dat Pilatus macht
teegenoover Jezus volkoomen onbeduidend
was, ook al was zij een schakel in den
keeten die den Verheevene moest
neertrekken in stoffelijken ondergang.
Nu het gewelddadig gespuis, in antwoord
op de Vreedes-aanbiedirg der Russische
een droefgeestig lied aan?" Men stierf
van liefde, men vastte, men martelde zich,
legde zich boeten op, liet missen lezen en
gaf zich over aan allerlei buitensporigheden
uit liefde.... En men zag gansene rijen
ridders en jonkvrouwen in plechtigen op
tocht trekken naar deze of gene plaats,
merkwaardig door den een of anderen
hartstocht, waaraan zij hun hulde kwamen
brengen."
Zo spreekt Perk in zijn in den jare 1887
verschenen boekje De Troubadours'', en hu
schildert voor onze ogen de Minnehoven,
waar aanzienlike edelvrouwen de
voorzittersplaats bekleedden en waar allerlei
liefdevragen besproken en beslecht werden: de
trotse krijgsheld, die niet licht een macht
boven zich erkende, boog deemoedig het
hoofd en onderwierp zich zonder morren
aan de uitspraak der schonen. Of wel wij
zien de Troubadour zetelende te midden
van zijn toehoorders en regen en mist
bedekken het aardrijk met een vale tint, en
duisternis heerst er in de lange gangen van
het oude kasteel , en zie een jonkman,
in rouwgewaad gekleed, komt raad en troost
zoeken bij de grote man, het orakel der
galanterie.
Maar niet altijd is de schilderij zo vredig:
Guillem de Cabestaing wijdt zijn liederen
en zijn liefde aan de schone Mar gat et ha,
echtgenote van Raimond de
Castel-Roussillon. Deze bemerkte de verhouding, doodt
de jonge man, rukt hem het hart uit het
lijf, laat het fijnhakken en des middags aan
zijn vrouw voorzetten. Eerst als zij dit
afschuwelike maal genuttigd heeft, zegt hij
haar de waarheid, en zij, onder het uitspre
ken van de naam van Guillem, stort zich
van het balkon naar beneden en sterft.
Moeten wij nog melding maken van Peire
Vidal, die ter ere van zijn geliefde, welke
Louve (wolvin) heette, zich in een
wolfshuid hulde en ternauwernood uit de tanden
der honden gered werd ? Of van het schone
verhaal, volgens hetwelk Jaufre Rudel ver
liefd op de Princesse Lontaine", die hij
nooit had aanschouwd, stervende zijn ge
liefde over zich heen ziet bukken en een
kus van haar medeneemt in het graf ?
Zo schilderde ons Perk in 1887 de wereld
der Troubadours; en nu, nauweliks dertig
jaren later, welk een verschill Naar het rijk
der fabelen zijn verwezen de Minnehoven,
gepresideerd door Marie de Champagne of
door Richard Leeuwenhart; verdwenen
zijn de boetelingen en kluizenaars der lief de,
de rijen ridders en jonkvrouwen, die op
trekken naar door Liefde geheiligde plaatsen
of die in koor genade afsmeken van de ver
toornde schone; we geloven niet meer
aan de edelvrouw, die het hart van haar
minnaar eet en daarop sterft, de troubadour
die als wolf zich veikleedt; zelfs de schone
Melinsende, gravin van Tripolis, de onbe
kende geliefde van de smachtende Jaufre,
ze zijn allen tot fabelen, legenden, verzinsels
gestempeld. O l wat zijn die schrijvers der
biografieën der troubadours toch grote fan
tasten geweest! Wat hebben zij vaak uit
enkele woorden van de dichter een hele
roman gefabriceerd, of de dichterlike voor
stellingen en beelden voor pure werkelikheid
aangezien l De menselike domheid blijft toch
de eeuwen door dezelfde; evenals de com
mentatoren van Arlstophanes en zelfs de
deftige geleerden der XlXe eeuw de grappen
van de komikus voor ernst opnamen, zo
hebben de biografen der troubadours de
zonderlingste dichterlike invallen (het geval
van Peire Vidal is daarvan een sprekend
bewijs) voor werkelikheid gehouden en er
het nodige b ij gemaakt. Maar vooral de olike
Nostradamus, met zijn Moine des Iles-d'or,
heeft de geleerden er in laten lopen en hen
allerlei moois op de mouw gespeld.
De nuchtere, wetenschappellke studie der
Provengaalse litteratuur heeft zo aan de
wereld der troubadours zijn romantiese nim
bus ontnomen. Wij zien nu in hen vóór alles
artiesten, bezonnen kunstenaars, die voor
het eerst na eeuwen alle aandacht schonken
aan de vorm hunner gedichten, die zich
groepeerden volgens verschillende
dichterscholen: de een die het trobar clus", de
duistere dichtkunst, verdedigde en volhield
dat de dichtkunst alleen voor ingewijden
toegankelik moest zijn; de ander, die een
meer begrijpelike wijze van dichten, het
trobar plan" voorstond. En de liefde, die de
inspiratie vormde van hun kunst niet te
verwonderen is het, indien ik beter zing
dan enig ander dichter", zegt Bernard de
Ventadour, want mijn hart staat meer open
voor de liefde, en ik ben haar meer onderdanig"
die liefde gelijkt bij de ene dichter
wónderveel op die van de andere: we zien
herhaaldellk dezelfde denkbeelden, dezelfde tournu
res zelfs terugkeren, er is iets traditioneels
in de uitingen van de alles overweldigende
hartstocht, en al geeft ons dit niet het recht
iiminiiiiimiMHiim/
revolutionairen, het russische land zonder
weifeling en volgens een blijkbaar lang be
raamd plan is binnen gevallen nu zegt
het: dit is ons Recht omdat wij de Macht
hebben. Wij zijn het volk van Dichters en
Denkers, wij kunnen leegers organiseeren
en kanonnen gieten dit alles geeft macht,
die rechtvaardig is als elke macht. Onze
Macht is dus Recht, en ons Recht moet op
onze Macht berusten."
Ziedaar de zinleedige spreuk Recht gaat
booven Macht" zoowel als het verheeven
woord van Jezus tot een duivelsche leugen
verdraaid.
En met zulke infame verdraayingen wordt
het geweeten van het groote Duitsche volk
gesust en zijn hebzucht en weeldezucht
vergoelijkt.
Weinig dagen voor het uitbreeken van
den grooten oorlog was ik in 't hart van
Duitschland, letterlijken zinnebeeldig en
ik zag de eerste symptoomen van den
weeldedorst en den machts-waan van het Duitsche
volk.
Toen moesten die parvenu's, in hun nieuwen
rijkdom en hun krachtsgevoel, leuzen hebben
om uit te galmen bij het volgen van hun
sluuwe en toch weer zoo botte vorsten en
generaals. Zij waren de bedreigde onschuld,
vreede-lievend en geduldig maar
vreeselijk in hun teorn. Zij meenden zooveel
superioriteit te bezitten dat hun macht-droom
van waereldheerschappij volkoomen gerecht
vaardigd en nog zelfs te bescheiden was.
Hun macht was Recht, omdat ze zóó ver
heeven, braaf en arbeidszaam waien. Nog
een klein beetje meer sociale vrijheid, en de
oppermacht ter zee en dan was het
Duitsche volk zóó alles-oovertrefl'end, dat
hun juk op de schouders der ooverige
waereld gelegd, niet als last maar ais een
De Arme Jongen en de Rijke Tante
Met die paar centen doe ik heelemaal niets
die liefdesuiting als kunstmatig te veroor
delen ook in traditionele gedachtenvormen
kan echtheid en diep gevoel schuilen het
geredeneer over allerlei liefdeskwesties, het
uitpluizen van de zonderlingste gevallen
geeft aan de poëzie der troubadours vaak
een intellectueel karakter dat ons vreemd
aandoet: een hele liefdeskode wordt vast
gesteld, aan welks regelen stipte gehoor
zaamheid verschuldigd was: de minnaar
moest bedeesd zijn, vol eerbied voor zijn
aangebedene, hij is haar vazal, hij mag
haar naam niet noemen in zijn gedichten
en haar niet te duidelik beschrijven (en deze
omstandigheid ontneemt aan deProveng jalse
dichtkunst het persoonlik cachet en geeft
haar iets vaags en eentonigs), de ware
liefde is onbaatzuchtig, zij is de bron van
alle deugd. De konsekwentie trekkende van
deze laatste regel spreekt in de Xllïe eeuw
reeds een troubadour het uit: d'Amour
procédéChastetë". En deze lijn volgende
hebben de Italiaanse dichters de liefde tot
een godsdienstige extase verwazigd, totdat
Guido Guinicelli en Danfe de vreuwtoteen
hemelswezen verhieven en zo de hoofse lief
de op een hoger standpunt hebben geplaatst.
Professor Salverda de Grave heeft dit
alles uitvoeriger en beter dan hierboven
werd aangegeven in twee hoofdstukken van
zijn boek uiteengezet. Een derde hoofdstuk
(we laten het inleidend hoofdstuk buiten
bespreking, hoe belangrijk het ook moge
zijn) wijdt hij aan de sirvenlés, en zoals de
beide andere hoofdstukken gegroepeerd zijn
om de persoon van Bernard de Ventadour
en van Sordello, heeft hij zijn uiteenzet
tingen van de satiriese poëzie der
Provengalen vastgeknoopt aan de persoon van
Bertran de Born Ook hier moeten dezelfde
reserves gemaakt worden als bij het voor
afgaande : De hartstochtelike krijgsman, die
als een nieuwe Tyrtaeus, vlammende oorlogs
liederen slingerde in de gemoederen der
edelen, die zijn meester Hendrik, déjonge
koning, opzette tegen zijn vader, Hendrik I!,
en tegen zijn broer Richard Leeuwenhart,
blijkt vóór alles geweest te zijn... een
dichter l Zeker, hij wekt op te strijden, hij
vuurt aan tot deelneming aan de kruistocht,
maar hij zelf blijft achter, want... zijn ge
liefde wil dit zo!
Maar al moge zo veel van wat ons aan
trok in de Oud Provergaalse dichtkunst
weggenomen zijn, de waarheid dient in de
eerste plaats gezocht; en het belang van
deze zo geheel biezondere letterkunde blijft
bestaan: Nergens is zó de nadruk gelegd
op de waarde van de artistieke vorm
men heeft in de Provengaalse liederen
zeegenrijke bescherming zou worden gevoeld.
De eerste stoot mislukte. De ooverige
waereld verzette zich teegen de heürijke
operatie, door het Duitsche volk bedoeld.
Toen kwam het pijnlijk moment dat de
Duitsche Zeegenbrenger, die de waereld
door zijn natuurlijke superioriteit zou be
vrijden, moest gaan worstelen met het
onwillige en bloedende slachtoffer. Een
docter worstelend met een onwillig pa'ient!
Nu moesten de kracht-termen dubbel dienst
doen. De weelde vloeide niet toe, de geweldige
inspanning maakte de worsteling steeds
akeliger en zwaarder. En tcch moesten
generaals en vorsten bewijzen dat hun macht
Recht was. En toen werd het, zelfs voor
het verblindde Duitsche volk, meer en meer
duidelijk dat de juiste tegenstelling niet is:
Recht gaat booven macht" maar Recht gaat
boven geweld".
Dat wil zeggen: de macht, verkreegen door
BERECHTING j's grooter en duurzamer dan
de macht verkreegen door grof, physick
geweld'.
Ziehier een zuiverder leuze, die nameloos
onheil had voorkoomen, wanneer zij van den
aanvang af in slgnin'schen zin was
ooverwoogen en aangewend.
Toen kwam de tijd, nu reeds meer dan
een jaar geleeden, dat het Duitsche volk en
vooral het Oostenrijksche, naar Vreede snakte.
De Rijksdag-resolutie was er het bewijs van.
Toen had de militaire partij, die van vorsten,
generaals en Alduitschers, een kwaden tijd,
totdat de Russische debacle hen redde uit
den nood.
Het werd duidelijk dat het ging om Recht,
berechting, dus vreedzaam ooverleg, of we!
GeweldDe revolutionra're Russen staken de hand
uit in een naief vertrouwen op de waarheid
tot achthonderd verschillende
strophenvormen geteld. Nooit is de vrouw zó geïde
aliseerd de religieuse dichters, die iets
later de heilige Maagd zouden bezingen,
hebben slaafs de terminologie gevolgd der
troubadours die hun aardse schone
verheerlikten ; en als men denkt aan litteratuur als
de fabliaux, waarin de vrouw door het slijk
gehaald wordt, zal men deze idealistiese
opvatting appreciëren. Ten slotte moeten
we melding maken van het analyserend en
psychologies karakter der Provengaalse dicht
kunst de troubadours zijn de eersten
van een lange reeks schrijvers, gaande door
de romanlitteratuur der twaalfde en der
tiende eeuw, de Prccieux en Précleuses de*
zeventiende tot Paul Bourget toe, die de
Franse litteratuur in de eerste plaats tot
een letterkunde van analyse hebben ge
maakt. Wanneer we voorts denken aan de
grote invloed die de troubadours hebben
uitgeoefend op alle landen in de Middel
eeuwen, vooral Italiëzonder hen zijn
Dante en Petrarca eenvoudig niet te be
grijpen , dan zullen we Prof. Salverda
de Grave dankbaar zijn d>t hij Nederland
een boek geschonken heef i waarin die wereld
geschilderd is, zoals de jongste onderzoe
kingen die hebben leren kennen. Hij heeft
op heldere, eenvoudige wijze de ingewik
kelde kwestie uiteengezet, zodat wij hem
zonder moeite in zijn betoog kunnen volgen.
Trouwens wie zou er beter geschikt zijn
geweest dit onderwerp in Fransche Kunst"
te behandelen dan de geleerde uitgever van
Bertran d'Alamanon en van Uc de
SaintCtrc? Jammer dat de Franse proza-verta
lingen, die schrijver in zijn tekst heeft in
gevlochten, slechts een flauwe indruk kun
nen geven van de artistieke waarde der
Provergaalse dichtkunst; om die te kunnen
genieten moeten we onze toevlucht nemen
tot het, ook in de bibliografie geciteerde
werk van Lommatsch,
ProvenzalischesLiederbüch. Wie van onze dichters zal in Neder
landse verzen vertolken het schone lied
van Bernard de Ventatour :
Can l'erba fresch' e'lh folha par
e la flors boton' el verjan,
e'l rosslnhols autet e clar
leva sa votz e mou so chan,
joi ai de lui, e joi ai de la flor
e joi de me e di midons major
Leiden
K. SNEIJDERS DE VOGEL
. MUNT
HOLLAND'S m
BESTE -1-V
CENTS
S16AAB
en oprechtheid der Duitsche verzeekering,
dat ook in Duitschland Rtcht booven Geweld
werd verkoozen. Maar de leugen kwam
onmiddellijk en schaamteloos aan het licht.
Niet op Vecht maar op Geweld bouwt de
Duitsche regeering haar vertrouwen.
De Rijksdag-resolutie heeft weer afgedaan.
De mooye machtspreuken worden opgebor
gen, ze zijn niet meer noodig. Hel Geweld
toont wat het kan en lacht om depretensies
van hooger en eedeier begrippen. De
heerschzucht en weelde-dortt die Jut Duitsche volk
tot den krijg dreef wordt weederom aan
gestookt. De Duitsche grootheid heeft geen
Recht of Waarheid van noode, het geweld
alleen zal het werk doen.
Laat men de Vorsten maar op flagrante
leugens betrappen, laat de ooverige waereld
maar tot dieper haat en verachting voorde
Duitsche methoden worden gedreeven, wat
doet het er toe? Het Geweld is voldoende,
Hindenburg is de man, de Grootheid en de
Weelde komt, Recht en Waarheid zijn nu
ooverboodig,
Zou het dan soms niet waar zijn dat
Macht door Berechting duurzamer is dan
Macht door Geweld?
Zou het Duitsche volk zoo hoopeloos ver
blind zijn dat het de aldus zuiverder gefor
muleerde waarheid duif de loochenen?
Wien zal men dit doen gelooven? Het
mooge er somber genoeg uitzien in
demenschen-waereld, toch is la vëritéen marche".
Onder de schijn-grooiheid van het wapen
geweld groeit de macht die stil en onver
biddelijk voortwerkt tot zijn ontbinding en
verlamming. Geen duizend Hindenburgs
kunnen de rechtvaardige waereld-orde in
haar gang vertragen, die Recht machtiger
maakt dan Geweld,
FREDERIK VAN E E D E N