De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 27 april pagina 1

27 april 1918 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

VV8U1 Zaterdag 27 April A" 1918 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON f Prijs per No. f 0.20. Per 3 mnd. f2.25. Abonn. loopen per jaaf | | UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF, AMSTERDAM "j | Advertentiën omslag f 0.35 p. regel, binnenpag. f 0.40 p. regel | De Inhoud staat op pag. 3 iiiiiiiiiintiiiiiiiiiiiimiiiiiiiimii iiiiitimiiiimmiiiiiiimiiiimiiiiimiii DE VEILIGHEIDSKLEP DICHT Er is zorg onder het volk. Het ware van die zorg misbruik maken, door er nog eens het tafereel van op te hangen. Vooral in de steden heerscht koning Tekort. Zijn wreede tyrannie uit zich in allerlei schrijnende misère. Ventre affamén'a pas d'oreilles" zeggen de Franschen, en men ziet het nu als het ware voor zich: dat hongerige magen niet naar rede luisteren willen. Het valt moeilijk, zoo niet onmogelijk, de men schen te overtuigen, dat ruiten inslaan en werkstaken, of tegen de overheid te fulmineeren nog geen voedsel voor de mannen, de vrouwen en de kinderen brengt. Wie tot rust en orde maant, vindt thans zelfs onder de gewoonlijk rustigen en ordelijken maar een halffewillig oor. Er heerscht inwendig okende drift. Een ieder, die niet in wereldvreemde sferen verkeert, moet zich daarvan rekenschap geven. Van verscheidene, los van elkander staande kanten kwamen dezer dagen de waar schuwingen tot ons: het zal zoo niet lang meer goed gaan. 't Is fout, dergelijke waarheden in den wind te slaan, 't Is fout, zich er van af te maken met 't gezegde, dat de menschen dwaas zijn, en niet begrijpen dat de nood der tijden nu eenmaal ten onzent niet te verbeteren valt. 't Is ook fout, de wanordelijkheden als een on vermijdelijke bijlage te beschouwen, en ze tegemoet te zien met de verwachting, dat politie, marechaussee en militairen ze wel binnen de perken zullen houden. Want deze ultimo ratio regum is ten slotte een weinig verheffend en weinig broederlijk middel voor eene natie, om haar evenwicht te bewaren. * # * Zoo moet tegen dat de broodkaarten weer op hun eind loopen, en tegen dat de queues altijd maar langademiger en on verdragelij ker worden, en tegen dat, om 't woord van den minister te gebruiken, wellicht de tijd komt waarin ook nog met de aard appelen zuiniger zal moeten worden omgegaan", de stemming onder groote lagen van onze bevolking met zorg worden tegemoet gezien. En wie gelooven dat voor een volk het behoud van een rustige orde nog altijd een geluk is, ja, dat juist in de tegenwoordige tijden inwendige stoor nissen tot een ramp kunnen groeien die de ellendigste gevolgen met zich brengt en zelfs tot buitenlandsche verwikkelin gen en ongewenschte interventie leidt, hebben er met den meesten ernst naar te streven, deze stoornissen te verhoeden. Het kan zijn, dat gematigde vertoogen en voorlichting riog altijd iets vermogen, ofschoon naar onze waarneming de ont vankelijkheid hiervoor belangrijk smelt. Het geloof, dat de dingen niet beter kunnen worden, is weg en geef dit dan maar eens weerom! Het is natuurlijk ook een feit, dat alles wat op het oogenblik strekken kan om een gevoel van billijke verdeeling en billijke verzorging te geven, gunstig werkt; en alles, wat prikkelt en de oogen uitsteekt en den ernst der tijden mis kent, moet worden gelaakt en bovendien met vuur spelen genoemd. Geen ernstiger overtuiging echter kan worden gegeven, dat in Nederland alles zal worden gedaan om den nood te temperen, dan door krachtige en in grijpende maatregelen van levensmidde lenvoorziening en distributie, waarop steeds het wachten blijft. Want als er n motief is, dat steeds weer klinkt om de ontstemming te doen toenemen, dan is het dit: er wordt niet genoeg gedaan; er wordt niet genoeg doorgetast; de ernst van den toestand wordt niet gevoeld. In zooverre zijn wij overtuigd, dat ook de loopende politieke omstandigheden een belangrijk gevaar voor eenen bevredigenden gang van zaken opleveren blijven. Het vertrouwen in Den Haag is zoek. Het gevaar schuilt niet in het uitspreken en het verkondigen van dit feit. Neen, juist integendeel, in het verbloemen en wegdoezelen ervan! Dit is een van de krachtigste oorzaken, om de ontstem ming in de hand te werken. Zoolang vertrouwen zich nu eenmaal niet opleg gen of inprenten laat, zoolang moet met dien bestaanden toestand, die overigens zijn reden ook wel heeft, rekening wor den gehouden. Van den parlementairen staatsvorm wordt gewoonlijk als een der grootste voordeelen geprezen, dat hij als het ware de natuurlijke en regelmatige veiligheids kleppen bevat, om den druk van volkswenschen en volksontevredenheden te temperen. Wat onder andere stelsels slechts het evenwicht hervinden kan door tumult, oproer, staatsgreep of revolutie, kan door de machinerie van het moderne vertegenwoordigende bestuursstelsel langs den legalen en ordelijken weg worden hersteld. Daarvoor dienen dan de middelen van regeeringsverandering, wijzigingen in het ministerie, desnoods kamerontbinding met de gevolgen van dien. Hedendaagsche bewindslieden hebben niet meer het lot te duchten van een Van Oldenbarneveld of eenen Jan de Witt. Wordt de spanning tusschen hun regeeringsbeleid en 't volk te zwaar, dan treedt een minder dramatische, maar vreedzamer oplossing in. Doch om dezen regelmatigen gang van zaken te waarborgen en om de publieke stemming niet tot uitersten te brengen, daartoe is dan juist ook noodig, dat de veiligheidskleppen werken. En dat de burgerij dit ook gewaar wordt. Dit nu schijnt ons op het oogenblik te ontbreken. Terwijl de onvoldaanheid over het crisisbeleid der regeering vrij algemeen is, terwijl 't gevoelen, dat eenige nieuwe, krachtige bezems beter werk zouden doen, overal is doorgedrongen, terwijl ook op 't gebied der buitenland sche verhoudingen onzekerheid heerscht, terwijl heel velen naar nieuwe mannen verlangen, aan wie weer nieuw ver trouwen kan worden gegeven, wordt de natuurlijke verbetering van den toe stand niet bereikt. * * De veiligheidskleppen zijn dichtgezet. Hierop toch komt het neer, dat ondanks alle grieven eene verandering in de regeering aldoor wordt uitgesteld, hoewel menigeen achteraf telkens spijt heef t, dat 't niet eerder is doorgezet. In parlemen taire kringen beroept men zich nu steeds op de verkiezingen". Maar wat hebben deze verkiezingen, die hoogstens pas met Augustus of September hunne politieke consequentie's zullen kunnen teweeg brengen, te maken met de grieven en bezwaren van nu, en waarin men op het oogenblik zou willen hebben voor zien? Wat hebben deze verkiezingen in 't geheel te maken met de vraagstukken van thans, terwijl die verkiezingen eigen lijk om de actueele moeilijkheden heenen loopen? En heeft iemand fiducie, dat deze ver kiezingen eenmaal de duidelijke aanwij zing zullen geven voor een frissche, het volk met nieuwen moed voorgaande regeering? Onze meening is, dat deze verkiezingen 't meest waarschijnlijk ten slotte op een vrijwel onveranderd aan blijven van de tegenwoordige regeering zullen uitloopen. Maar ook indien men aanneemt, dat een of meer der partijen inderdaad zelfstandig de vorming van een kabinet op zich zullen kunnen ne men, is er dan eenige aanwijzing, dat of de rechtsche partijen, of de linkerzijde, óf de socialisten, elk voor zich de regeeringskrachten in zich bergen, waarvan het betere licht uitgaan zal ? Wij zouden zeggen: men wijze ze aan. Maar zoo moet onder het volk dan wel het gevoel veld winnen, dat het met zijne aanspraken op de beste regeering, die 't meest met zijne oogenblikkelijke behoeften overeenkomt, niet ernstig ge nomen wordt. Dat dejregelmatige middelen om de natuurlijke regeeringsverandering tot stand te brengen, haperen. Dat de staatkundige werkelijkheid wordt overheerscht door formeele, wereldvreemde argumenten, door onbeslistheid en inertie. En indien er voor dit gevoel inderdaad grond is; indien de machine niet meer beantwoordt aan de natuurlijke gevoe lens, die heerschende zijn; indien de veiligheidskleppen, die de spanning moe ten regelen, niet meer functioneeren, dan houdt het geheele mechanisme ook op zijn taak te vervullen! Dan laat het zich niet op gang houden door 't voornemen, dat over vier of vijf maanden de zaak wel in orde komen kan. Want ontploffingen wachten nu eenmaal niet het oogenblik af, dat den machinist het beste gelegen komt. Zij hebben hun eigen tijd, en wie ze wil voorkomen, moet terstond de noodige stappen doen. Anders: wie weet hoe lang de ketel het houden zal? Zoo zien wij met bezorgdheid ons regeeringstoestel op abnormale wijze doorwerken. Abnormaal immers is nu de werkelijkheid van eene regeering, die tegenover gisting eri aandrang in, vast geschroefd blijft; al moge de toestand normaal blijven in den bespiegelenden, academischen zin. Normaal ware het slechts, n u eene regeeringsverandering in het leven te roepen, die aan de eischen van het oogenblik beantwoordt en die, daarvan mag men vrij zeker zijn, rustig over de verkiezingen" heen duren kan! Zoolang de ventielen kunstmatig wor den dichtgehouden en de stoom zich op pakken moet, loopen wij al het risico van hen, die leven op fen vulkaan. v. H. Generaal Poch, Opperbevelhebber Mflnheeren," zeide de generaal tot de vertegenwoordigers van de f ransch-en eelschamerikaarsche pers die hem Vrijdag 5 April 1.1. hun opwachting kwamen maken in zijn kwartier, ik ban blij u hier voetstoots zoo midden in mijn werk te zien." Hij reikte hun de hand, en die menschen die even rondkeken in het doodeenvoudige, nuchter ordelijke vertrek zonder nog een geregeld gesprek te durven aanknoopen, bracht hij dadelijk voor een groote kaart aan de muur en volgde met zijn lorgnet de lijn daarop getrokken, de gevechtslijn. De zaken gaan niet slecht, zooals ge hebt gemerkt," legde de generaal den persmannen uit. De Boche om hem zijn naam te geven o, de Boche is sinds den 27en Maart tegen den dijk gestuit. Gij ziet op deze kaart hoe de golf tegen het strand is ge broken. Hij moet zeker tegenstand hebben gevonden. Wij hebben hem tot stilstand getracht." ,,Maar nu moeten wij probeeren iets beters te doen. Ik weet werkelijk niet meer te zeggen. Voor u hoop ik op een gelukkigen tijd. Flink werken, dat is de eisch van het uur aan ieder onzer. Gij met uw pen, en wij, ja wij met onze spieren en vuisten". Het bezoek kon heengaan; de vriendelijk heid van het heldere oog, de lichte ironie van het laatste woord had de bruuskheid van het afscheid getemperd. Zooals hij daar staat demonstreerend voor de dagblad-correspondenten met een moreele conclusie aan zijn rede, zoo stond Foch twintig jaar geleden voor zijn leerlingen aan de Hooge Krijgsschool te Parijs. Die school had toen reeds meer dan twintig jaren bestaan, en zij had haar op komst gekend onder de leiding van de mannen die deel hadden gehad aan de ver nedering, in 1870 over Frankrijk gekomen. Mannen van Sedan van St. Privat. Dat waren passionneerende voordrach ten geweest over de kunst van den veldheer, die zij hielden. Voordrachten, waarin de fouten en de mogelijkheden van succes tegen elkaar werden opge wogen door de hoofdofficieren, die in de veldslagen zelf commando's hadden gevoerd! Maar de luitenant-kolonel Foch (1898) die thans tot de oudste generatie van bevelhebbers behoort w,->? niet direct in den oorlog van 1870 betrokken geweest, al had hij toen wel déjaren bereikt om de gebeur tenissen te onderscheiden. Zijn lessen over de strategie, zooveel later gegeven, spraken een rustiger taal. Wanneer de officieren de banken verlie ten van het groote amphitheater, waar hij zijn cursus doceerde, dan spraken zij dik wijls na met elkander op de wandelplaats over het gehoorde. Een enkele maal is het onderwijs hun wel te hoog geweest, te abstract, te mathematisch. Maar wat waren zij gewoonlijk onder den indruk van het zedelijk en verstandelijk ge wicht zijner lessen! Foch zeide nooit veel, nooit meer dan genoeg was; hij was toch geen koele man, hij had zijn enthousiasme. Het gaf dikwijls een teruggehouden gloed aan zijn woorden. Hij was er de man naar om te spreken uit een geheel van gedachte en overtuiging, dat gevoelde men dadelijk. Hij leerde aan zijn hoorders wat was commandeeren en gehoorzamen. Daar was verstand voor noodig en karakter om te kunnen gehoorzamen op het slagveld, toonde hij hun, evenals er zelfbeheersching noodig was en onverstoorbare vrijheid aan den geest midden onder den druk, om het bevel naar eisch te kunnen uitvoeren. Geen afgepaste kennis is krljgswetenschap, hij prentte het den officieren in. De oorlog is een drama, hartstochtelijk en schrikwekkend", waarin al onze ver mogens, physieke, zoowel als geestelijke, met onzen wil moeten samenwerken. Want een veldslag wat is hij in waarheid? Is hij riet een strijd tusschen twee partijen die ieder een wil hebben? De overwin ning immers bewijst de moreele meerder heid bij den overwinnaar. Of dacht ge dat een veldslag materieel verloren wordt ? Men verliest hem moreel. En daaruit volgt dat men hem ook alleen moreel wint. Een ge wonnen slag is een slag waarin men zich niet overwonnen erkent. Het voqrraamste is te leeren denken. De krijg positief in zijn aard vordert uitsluitend positieve antwoorden op de vragen die hij stelt. Geen luchtige plannen, maar securiteit. Neen, Foch is niet van de leer die tien jaar later aan de krijgsschcol zou heersenen, van het roekeloos voorgaan en het opleggen van zijn wil aan den tegenstander door den brutalen aanval Hij is dien eersten tijd niet lang werk zaam geweest in de hoofdstad en in het intellectueele hoofdkwartier der armee. De stemming van de boven drijvende partij in de Republiek keerde zich tegen hem, omdat hij kerkschgezind was en geen neiging had in zijn geloof zich te schikken naar de in zichten van menschen, die daar buiten ston den. Hij za,» er niemand om aan, maar wilde zelf er niet om worden aangezien. Hij ging zijn eigen weg. Daarom, zonder hem geheel te miskennen, ja, wel met erkenning van zijn bekwaamheid als hoofdofficier, heeft men hem nooit bij zonder op den voorgrond geplaatst. In 1912 is hij naar de manoeuevres in Cambridge ge zonden. Hij was daarvoor uitgekozen, omdat men van hem een gunstigen indruk op de Engelschen verwachtte. Zonder familiaiiteit had hij een vriendelijkheid waar het hart aan deel had of scheen te hebben, en zon der zich te geven kon hij te gemoetkomend zijn. Hij werd bij uitstek geschikt geacht VERTROUWELIJKE BILLETTEN uit de particuliere correspondentie van den heer LESTEVENON DE BERCKENRODE met zijnen neef FREDERIK P. ALLEMAN Den Haag, 24 April '18. Beste Frederilc, Vergeef me zoo ik je niet eerder op je vorig schrijven antwoordde. Ik was de laatste dagen wat nerveus,... et pour cause! Je zult uit de couranten wel vernomen hebben welke verwikkelingen met Duitschland zijn geiezen. Dit is zeker de meest critieke periode welke wij, sinds het uitbreken van den oorlog doormaken en, hoewel ik voorshands weiger aan eene uiterste toespitsing van het corflict te gelooven, moet je niet meenen dat hiermede de grootste moeilijkheden van de baan zijn. De consequenties welke uit dit conflict kunnen voortvloeien zijn vele onaangename en de eenige oplossing, welke het ernstig karakter aan deze zaak zou ontnemen, namelijk wanneer de Duitsche regcering zou aanvaarden eene Nederlandsche Commissie in het etappan-gebled toe <e laten ter volledige controle van de door Nederland vervoerde hoeveelheden zand en grint, moet als niet waarschijnlijk worden beschouwd. De Duitsche regeering staat op het standpunt dat haar woord nopens het niet gebruiken der doorgevoerde materialen voor oorlogsdoeleinden voldoende moet worden geacht; de Nederlandsche regeering moet andere waarborgen eischen. Eene op lossing waarbij geene volledige waarborgen voor het gebruik van het zand en grint worden gegeven, zal ons daarentegen stellig in groote moeilijkh.den met de geasso cieerden brengen; niet alleen met Engeland en Frankrijk, doch ook met Amerika, dat, nu het zijne soldaten aan het front heeft staan, zich evenzeer in deze quaestie gu'ntresseerd blijkt te toonen. Van een ultimatum van Duitsche zijde was tot dusver geen sprake maar toch zijn wij in eene leelijke impasse ge raakt, temeer daar met het vraagstuk van den doorvoer van zand en grint en met dat van het vervoer over den spoorweg Gladbach-Heerenthals, Duitschland's wenschen nog niet zijn uitgeput. Want men heeft nog ettelijke grieven tegen ons. ik zal de kleinere nu maar onbesproken laten. De grootste is toch het algeheel stopzetten van onzen uit voer, hetgeen bijna het afbreken der diplo matieke betrekkingen tengevolge had. Tenminsle er is hiermede gedreigd en het gevolg was dan ook dat men pour apaiser ce terrible courroux" fluks wat uitvoer-consenten verleende. Dat zijn dus allemaal zeer onaangename raken. Tech blijft een indruk bestaan dat Duitschland met zijne dreigende houding vooral beoogt grooiere corcessies te forvoor het onderhouden dier nauwere relaties met Engeland waarop de Republiek na Marocco was gesteld. Maar, om tot de hoofdzaak te komen Joff re heeft Foch eerst in 't volle licht gesteld, toen hij hem in den zomer van 1914 bij den aanvang van den oorlog het bevel gaf over een corps d'armée, m^t het wachtwoord dat moest worden gehoorzaamd: standhou den. Foch heeft toen getoond dat hij had leeren gehoorzamen en op zijn beurt ge hoorzaamheid wist af te dwingen. Hij is het geweest die den slag aan de Marne heeft gewonnen. Hij heeft Frankrijk gered. Maar zonder ophef. Wat men den slag aan de Marne noemt verdeelt zich in drie slagen, op n lijn van het oosten naar het westen, door drie legers tegelijk tegenover drie vijandige legers ge leverd. Foch commandeerde het centrum bij Fère la Champenoise. De Pruisische garde stond tegenover hem. Hij zag hoe het Duitsche midden met geweld zi}n centrum wilde doorbreken om aan de Duitsche westelijke flank de gelegen heid te geven de Fransche troepen te om singelen en te vernietigen. 6, 7.8 September hield Foch met zijn ongelijksoortige leger stand, wijkend maar taai elastisch. Toen begreep hij, daar de vijand tot een beslissing wilde komen, dat er een zwak punt in zijn linie moest wezen, terwijl hij zich naar voorwaarts inspande. Hij masseerde daarom zijn beste troepen, de 42e divisie, achter de gevechtslijn en hield hen daar in rust. De soldaten begrepen niet hoe zij, een elitecorps, welks aanval juist gelukkig was ge weest, terug werden getrokken tot werke loosheid. Zij gehoonaamden, zij wachtten. Om vier uur, dien 9en September 1914, die het eerste deel van den oorlog zijn karakter heeft gegeven, kwam de orde om rechtuit door de bosschen, over de vlakte voor te rukken en den vijand te grijpen in zijn geexpmeerden flank. Nog was het daglicht als na een uur marcheerens het gevecht begon, de strijd heftig werd en de Pruisische garde week. Daar kwam opeens over de geheele linie het bevel tot het meest intense offensief. De regenstorm uit den donkeren hemel vereenigde zich met den storm over den vlakken grond, en uren, uren ging het heen door den nacht, door den morgen, achter den gebroken vijand aan. De Victorie met haar wapperende vleu gels en haar blir.kend zwaard ging den wak keren voor. Dat is Foch, dat taai volhouden, tot hij zich zeker gevoelt en dan, mïester van zich en j meester van zijn leger, midden uit het ' brandend gevaar het plukken van de overwinningsvrucht. Hi| is dan French te hulp gekomen bij de Yser, niet waar ? en nogmaals bij Yperen ; hij heeft het opperbevel gevoerd aan de Somme en is voorzitter geworden van den krijgsraad te Versaiiles, thansop'tallerlaatst van Maart, tot opperbevelhebber benoemd van de vereenigde legermachten in dezen slag. Ik!" zegt Foch. Mol je n'a i rien fait. Le 27 Mars Ie Boche tait indiguc. Quand je suisarrivétout tait terminci." Laat ons Foch in zijn eigen taal hooren spreken. ceeren dan het anders bij kalme onderhan deling had verkregen. Het l{jkt aan de Duitsche belangen niet ondienstig hier iets als een paniek te verwekken. Wat denk je van de volgende lezing van het mogelijke doel van deze Duitsche stimmungsmache" die een intelligent persoon mij gaf? Volgens hem zou het niet onmogelijk zijn dat Duitschland hiermede eenvoudig wil be werken dat Engeland troepen, welke het van plan is naar het Westelijk front ter versterking te zenden, nog terughoudt om op alle gebeurlpheden voorbereid te zijn, waarmede het dus in de kaart van Duitsch land zou spelen. Spitsvondig, niet ?, en... toch niet geheel uitgesloten. De andere hangende quaesf ies zijn nu wel wat op den achtergrond geraakt. Zij zullen dit voorloopig blijven; Duitschland stelt de oplossing daarvan afhankelijk van eene be vredigende regeling aangaande de kardinale geschilpunten. Verwacht daarvan bijvoor beeld niet dat wij spoedig het graan uit Amerika hier mogen zien binnenkomen. Over het Duitsch ontwerp betreffende de toestemming voor het uitvaren der ruilschepen zal afgescheiden van het gevaar dat deze regeling door de andere verwik kelingen loopt zeker nog van gedachten moeten worden gewisseld. De Duitsche regeering verbindt aan het geven van deze toestemming zekere voorwaarden, welke men hier niet geneigd zal zijn alle te aan vaarden. Buitendien betreft het hier het eerste geval van dien aard; door overijld te werk te gaan, en ter wille van het hoog noodige graan eenige bezwarende condities te aanvaarden, zou onze regeering een pre cedent scheppen dat bij volgende gelegen heden ons in eene ongunstige positie zou stellen. Vooreerst zullen onze schepen dus nog wel aan de kaden gemeerd blijven. Men maakte zich hier nogal illusies om trent graan dat wij misschien uit de Oekraïne zouden kunnen krijgen. Zelfs zoo onze be trekkingen met Duitschland van de meest vriendschappelijke blijven, zie ik hiervoor geene enkele aanleiding. De zaak van onze graanvoorziening kan ik niet anders dan donker blflven inzien. (Apropos heb je gezien dat dr. Kuyper thans ook, naar uit de Standaard blijkt, zijne verwachtingen op het Oekranische graan heeft opgegeven ?) Het spijt mij je met deze pensees noires te bedrukken, doch ik zie er het nut niet van in ongronde verwachtingen te wekken. Mijne beste groeten, steeds je toegen, oom LESTEVENON DE BERCKENRODE Anderen, om zich een juist beeld van Joffre te vormen, slaan de lijkrede op van Bassuet over Turenne. Bij mij, wanneer ik aan zoo veel voorbeelden van het Fransche leger denk, ontbrandt ook weer de oude liefde voor de klassieken waaraan de wereld zoo veel is verschuldigd: mijn Corneille verlaat mij niet-; ik blader in zijn Sertorius en tel kens is daar een regel die mij aan Foch herinnert. Ook deze: Et si l'on m'obéit ce n'est qu' autant qu' on m'aime. Foch zal zoo'n woord niet uitspreken; maar wij weten toch zijn overwicht over allen rust op de alsemeene instemming in zijn karakter, geestelijk en zedelijk. W. G. C. BIJVANCK De si'ltrijver van dit arlikel l MEI 1918 De achturige arbeidsdag door A. B. DE ZEEUW Lid van de Tweede Kamer Het is haast dertig jaren ge leden, dat de so cialisten op hun internationale congres den eisch stelden van den achturigen ar beidsdag. Op l Mei 1890, zoo luidde het besluit, zouden de arbeiders in alle steden van Eu ropa en Amerika in 't openbaar optreden ten gunste van den normalen arbeidsdag van acht uren. Hoeveel verschil er op de internationale congressen telkens weer was, aan den eisch van acht uren arbeid bleef men vasthouden. Nog wordt er in alle landen op den l en Mei voor gedemonstreerd. Zelfs nu nog, nu alle interrationaliteit ook onder de arbeidersklasse lijkt verstikt en vergeten; ru alle ideaal lijkt geofferd aan het moderne barbarisme. Aan het einde van een eeuw, geprezen om haar verlichting en beschaving, stelde de arbeidersklasse dezen eisch. Karakteri seerde zij tegelijkertijd die verlichting en die beschaving. Al verdreef die eeuw veel duister, tot de ergste duisternis drong haar licht niet door. Haar beschaving bleek klatergoud. Naar buiten mocht het lijken, of de eeuw, die doordrong tot den ochtend der scheppingsmacht, die wroette in het stof der vergane geslachten, die de af standen ophief, die de productie vertienvoudigde, den mensch maakte tot heer der schepping, hem in harden gaf de aarde en haar volheid, hem meester maakte van eigen lot. In werkelijkheid veranderde zij slechts voor een deel der menschheid dit aardsche tranendal in een paradijs; voor een tienmaal grooter deel schiep zij niet te peilen ellende. Een leger van millioenen zor,k tot een toe stand van ontaarding en verdierlijking, zooals men daarvoor niet gekend had. Het was de tegenstelling tusschen kapitaal en arbeid, die knaagde aan het geluk der

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl