Historisch Archief 1877-1940
27 April '18. No. 2131
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
11
DEIERSCHEQUAESTIE
Teekenlng voor de Amsterdammer" van Joh. Braakenslek
Een lastig varkentje om te wasschen
<lllllllllllllllllllltMIIMIIIllllHlimiHIIHtllllllllllll IIIIMIIMIIlnilMIIIIIIIMIIIIIIIMMIMMMlnmimlIIIIII
B1LJARTSPORT
HET TREKKEN
III
Er zijn behalve de reeds hier vóór
behandelde nog eenige gevaarlijke klippen
in het biljartspel, en voornamelijk op het
stuk van trekken, die men noodzakelijk
kennen moet als men tot eenigszins bevre
digend resultaat wil komen en niet telkens
in z'n pogingen verongelukken, dat wel is
waar niet levensgevaarlijk, maar dan toch
in elk geval hoogst vervelend is en de
speler niet zelden tot de verzuchting, brengt:
ik leer het nooit!" Maar zoo wanhopig is
de zaak toch inderdaad niet.
Wie zich goed rekenschap geeft van de
aanwijzingen die ik in dit stukje zal geven
en deze aanwijzingen in praktijk tracht te
brengen, zal al heel spoedig ervaten dat zijn
ik leer het nooit" wel eenigszins voorbarigwas.
De eerste voorwaarde om een trekstoot
te doen gelukken is, dat de op het biljart
rustende linkerhand (ondersteld dat de speler
rechts is) onbeweeglijk zij. Vervolgens dat
de queue tusschen wijsvinger en den op het
biljart rustenden duim zoodanig omsloten is,
dat er geen speling kan plaats hebben waar
door dit instrument inplaats vooruit en terug,
ook zijwaarts zou kunnen bewegen. Verder
moet er zorgvuldig rekening mede gehouden
worden dat vóór het afstooten, de rechterhand
geen beweging maakt van boven naar be
neden, maar alleen vooruit en achteruit
Alvorens verder te gaan een korte toe
lichting bij deze details.
Om een carambole te doen gelukken is
het noodig dat de speler, alvorens af te
stooten, in gedachten den loop der drie ballen
ziet gebeuren. Nu zal dit in gedachten zien
gebeuren" nooit te verwezenlijken zijn, nooit
kunnen omgezet worden in zuivere werke
lijkheid, als niet de speler het vermogen
heeft om den stootbal te raken nauw
keurig op de plek die hij bedoeld.
Dit is heusch niet zoo eenvoudig als het lijkt.
Zonder deze eigenschap echter is het niet
mogelijk een goed speler "te zijn.en dit zal mede
wel een der voornaamste oorzaken zijn dat
er zoo weinig werkelijk groote krachten
onder de millioenen biljarters voorkomen.
Om tot die zuiverheid van afstoot te
komen, is het noodig dat de daareven ge
noemde aanwijzingen pijnlijk nauwgezet
uitgevoerd worden. Elk van deze drie is op
zichzelf beslissend.
Is de hand, die op het biljart rust, niet
volstrekt onbeweeglijk, doch onderhevig aan
een der vooral bij het biljarten zoo veel
vuldig voorkomende reflexbewegingen, dan
spretkt het vanzelf dat de stootbal niet op
de plek geraakt kan worden welke de speler
bedoeld, ook al is, overigens, de afstoot
onberispelijk.
Is de linkerhand onbeweeglijk en de queue
naar behooren tusschen wijsvinger en duim
omsloten, en de rechterhand maakt voor het
afstooten, behalve de vereischte beweging
vooruit en terug, daarnevens een beweging
van boven naar beneden, ook dan wordt de
bal niet op de verlangde plek geraakt, maar
te hoog of te laag.
Is de afstoot volmaakt en de houöingder
linkerhand eveneens, doch de queue niet
l *IIIIIIIMItllMI
tusschen duim en wijsvinger voldoende
omsloten, ook dan is het zoo goed als
onmogelijk om den bal op de verlangde plek
te raken, maar zal deze bijna altijd te hoog
of te laag, of rechts of links getroffen worden.
Terwille der duidelijkheid en om vooral
niet misverstaan te worden, voeg ik bij dit
artikel een tweetal tcekeningen waarin het
van eenige beheerschte queuevoering hoe
genaamd geen sprake kan zijn; nog weer
anderen houden de queue-.zoo krampachtig
vast als iemand die voor het eerst van z'n
leven op een fiets zit het stuur daarvan
pleegt vast te knijpen, -enzoovoort.
* *
*
Wij veronderstellen dat iemand die een
trekstoot wil maken, de hierboven gegeven
aanwijzingen volkomen opvolgt; dat de
V,.
L
Houding rechterhand
Houding linkerhand
hanteeren der queue, zooals dit behoort te
geschieden, wordt weergegeven. Voor wie
meenen mocht dat dit eigenlijk overbodig
is, wil ik opmerken dat er blijkbaar niets
moeilijker bestaat dan een eenmaal aange
wende fout bij het biljarten af te leeren
en dat het getal der fouten bijna zoo groot
is als het getal der spelers.
Om maar enkele op te noemen: het grootste
deel der biljarters denkt er absoluut niet
aan om de queue tusschen duim en wijs
vinger besloten te houden; velen hebben
zelfs de gewoonte om dit Instrument los
tusschen duim en wijsvinger te laten glijden;
anderen hebben zich aangewend de queue
aan het ondereinde vast te houden met de
handpalm naar boven gekeerd, zoodat bij
het afstooten de pommerans een formeelen
boog beschrijft; weer anderen houden de
queue vast tusschen wijsvinger en duim
der rechterhand wat tot gevolg heeft dat
positie der ballen er eene is van de voor
het trekken gemakkelijkste soort; dat de
stootbal op de juiste plek geraakt wordt;
kortom, dat alles volkomen en régie" ge
schiedt en dat er toch van het caram
boleeren niets terecht komt, omdat de stoot
bal inplaats van terug te loopen, stil blijft
liggen waar deze bal 2 raakte, of doorloopt.
Hoe komt dat?
Dat zal ik de volgende keer vertellen. B.
Beperking in het Slachten
Ik zou, als het mij mogelijk was, zoo gaarne
allen die 't aangaan willen toeroepen, zijt toch
voorzichtig met dat vorderen en afslachten;
neemt hoogstens wat noodig is voor zieken
en zwakken, en zie over vier weken wat
meer te slachten. De koeien moeten
nog vet worden, zij loopen nog niet eens
in het land en de eerste vette koeien
hebben wel drie of vier weken noodig eer
zij rijp zijn voor de slachtbank. Want in
dien men koeien gaat slachten die niet klaar
(vet) zijn, dat is dan hetzelfde alsof men
tarwe of rogge gaat maaien, die ook niet
rijp is, daar komt dan niets van terecht
terwijl als men even geduld heeft dan komt
er vleesch en vet.
De vorige week zat ik in den trein en
hoorde ik een gesprek van een heer en eene
dame; zij vonden dat er geen grasland
genoeg werd omgezet in bouwland, want er
moesten voedingsgewassen geteeld worden;
ik mengde mij ook in 't gesprek en zeide,
dat die groene weiden ook weiden waren,
waar voedingsgewassen werden geteeld
met name melk boter kaas vet en
vleesch, en, zei ik er bij datgene is toch
wel het meest noodige voedsel met brood
en aardappelen dat wij noodig hebben. Laat
men dat nooit vergeten! Er is nu te kort
aan koren en wat blijkt nu? Dat de boeren
opgegeven hebben in 1917 geteeld te hebben
per hectare 9 a 15 mud tarwe, rogge of
haver; dat is ongeveer 20 pCt. van de juiste
hoeveelheid.
De slotsom is, de groenboeren worden
onnoodig geprest grasland te scheuren wat
later berouw kan brtngen en daarom zeg ik:
laten wij voorzichtig zijn met die econo
mische vernietiging.
Noodig is: betere controle pp de opbrengst
van bouwgronden en de Rijkscommissaris
moet zich niet laten wijsmaken dat er 9 a
15 mud graan van een Hectare geteeld kan
worden. D. G.
P. S. Die af te leveren 20 pCt. van 't graan
is mij gezegd in openbare vergadering, be
treffende Noord-Holtand: verg. Hou. Mij.
van Landbouw op 10 April jl. te Amsterdam
? * *
De Humaniteit van den Keizer
soldaat
In een brochure, getiteld: Duitschland
en de Hollandsche republieken in
ZuidAfrika', waarvan blijkens den slotzin van
het voorwoord" destrekking is: dat hand
having en, beter nog, versterking van
Duitschland's positie een waarachtig levensbelang
voor Hollandsen Zuid-Afrika is", bespreekt
de heer M. P. C. Valter in 21
Duitschland's houdiiig in den
Engelsch-Afrikaanschen oorlog van 1899-1902."
Onjuist", lezen wij op pag. 67, is de
wijd verbreide opvatting, als zoude de(n)
Duitscne(n) Keizer of zijn regeering verwijt
treffen: a. wegens... enz., b. dewijl... enz.,
c. omdat hij zijn generalen staf een
krijgsplan ten dienste van de Engelschen liet uit
werken, en d aangezien ... enz."
De weerlegging" van het sub c. ge
noemde verwijt willen wij uit de brochure
overnemen:
Het verstrekken van een krijgsplan tegen
de Boeren schijnt op het eerste gezicht
erger dan niet-neutraal. Inderdaad moet het,
ook bij nadere beschouwing, eene partijdige
handeling heeten, ten gunste van het be
vriende Engeland. Zij kan echter verant
woord worden als eene compensatie voor de
agitatie van 's Keizers onderdanen ten nadeele
van dien Staat, strekkend tot aanmoediging
van de Boeren om den strijd voort te zetten.
Dat die agitatie inderdaad effect genomen
(sic) heeft, is overtuigend gebleken uit de
omstandigheid, dat in een zeer late phase
van den oorlog President Steijn den burgers
nog verkondigd heefl: dat de anti-Engelsche
uitlatingen der pers hoop schonken op ko
mende interventie. Men mag in
dekrijgsplan-kwestie ook niet een door de staat
kunde geboden, uit neutraliteitszorg geboren
daad zien, welke uit zichzelf immoreel was.
Beschouwd van het standpunt van den
Keizer-soldaat, was de daad niet inhumaan.
Na als Beschermster door de Transvaal
met koelheid behandeld te zijn, had de
Duitsche Regeering, uit noodzaak, in het
belang van het eigen Volk, erin berust, dat
Engeland een nieuwe orde zou stellen in
de Zuid-Afrikaansche Republiek. Dit was
nu geschied. Verdere strijd kon het
bevriendgedachte Engeland schaden, maar bedreigde
dan ook het Afrikaansche volk met algeheele
uitputting. Het taaie verzet scheen hem
redeloos. In zijn oog was de strijdende Boer
aan een doodelijk gewond krijgsman gelijk,
die zinneloos ronddwaalde op het verloren
(sic) slagveld, vrijwel ongewapend aan den
wè'.-tcegerus*en vijand kamp biedend. Elkeen,
die oprechten eerbied en eerlijke sympathie
had voor de strijdende burgers, verzuchtte
destijds: indien inderdaad het lot onher
roepelijk is gevallen, moge dan, in naam
der Barmhartigheid, het doodvonnis over de
Republieken bekwamer, sneller en humaner
voltrokken worden, dan de Britten vermogen
te doen, wier oorlogvoering, zij het dan
tot groote hoogte ongewild, meer en meer
in een marteling van vrouwen en kinderen
ontaardt. De Keizer, het krijgsplan zendend,
moet geacht worden te hebben gewild: dat
het genadeschot gegeven zou worden,
waarop, naar de moraal van den soldaat, de
doodelijkgewonde,diezwaar lijdt, recht heef t."
Wij meenden, dat dit van humaniteit
doordrenkt stukje proza over volkenrecht
ook in deze droevige dagen vermakelijke
lectuur kon zijn.
Moraal: Bewaar mij voor mijn vrienden.
Voor mijn vijanden zorgen der alte Qott
en het monsterkanon wel. H.
* * *
Gelijke en algemeene Rantsoe
neering?
In het nummer van 20 April bepleit een
een burgeres" de inbeslagneming van alle,
Loflied op de gebakken bokking
In de trams en op de straten
Hoort men over bokking praten,
Iedereen gaat bokking koopen
Ziet men met zijn zootje loopen.
Uit de ramen en de deuren
Walmen vette bokking-geuren,
Langs de singels, in de stegen
Komt men bokking-vellen tegen.
Posthuma moet poverdikke
Ook gebakken bokking slikken,
En wanneer we blijven klagen
Maakt hij bokkinglooze dagen.
Refrein
Zonder bokking in den nood
Gaan we van den honger dood.
Ziet die ongeslachte koeien
Staan ons tartend uit te loeien,
Hun geliefde karbonaden
Laten ze niet langer braden.
Overspannen, taaie kippen
Zien we met hun oogen knippen,
Wij vertikken 't, versta-je,"
Om nog eieren te draaien."
Varkens in hun vieze hokken
Loopen spottend rond te sjokken,
Al dat vee heeft ons vergeten
En het laat ons bokking eten.
Refrein
Als een paartje is gaan trouwen
Krijgt 't bokkingen te kauwen,
En zijn beste bruidskadootje
Is een lekker bokking-zootje.
Kijk, de bruigom met zijn bruidje
Snoept een bokking met een kuitje,
Schoonmama's en schoonpapaatjes
Vechten om de laatste graatjes.
En wanneer het lieve paartje
Wordt gezegend na een jaartje,
Met een alleraardigst popje
Heeft het schaap 'n bokking-kopje.
Refrein
Zondags bokking, Maandags bokking
Dindags havermout met bokking
Woensdags Harderwijker bokking
Donderdags gebakken bokking
Vrijdags opgewarmde bokking
Zaterdags gerookte bokking
's Morgens, 's middags, 's avonds
[bokking
Pap van bokking, soep van bokking
Heele stammen, heele horden
Zijn van bokking gek geworden,
Bokking eten is het beste
Tot we bokking zijn ten leste.
Refrein
Wijze: De vegetariërs."
J. H. SP E EN HO F F
H. VAM DOOftE! & Gle,
OEN HAAG - AMSTERDAM - UTRECH1
DAMES-HOEDEN en B1NTWERKEK
ook particuliere,voorraden en ook in dit opstel
trof mij weer, dat geheel uit het oog ver
loren wordt, hoe vele dezer particuliere.
voorraden ontstaan zijn. Immers: het zijn
niet alleen de rijken die voorraden hebben!
In alle kringen heeft men gezinnen, die het
voor hun stand goed hebben en in zoo'n ge
zin zorgt een flinke huisvrouw, dat zij wat
voorraad hef ft. Verkregen worden deze voor
raden door Zuinigheid en Ove'leg! Waarin
andere huishoudens het surplus ging naar
de theaters, café's en bioscopen, ging het
in deze huishoudens aan levensmiddelen,
die lang bewaard kunnen blijven. Is er nu
grooter onbillijkheid denkbaar dan dat ook
die voorraden in beslag zouden genomen
worden ? Deels zou het zijn ten bate van
de armen, die niet voor den dag van morgen
hebben kunnen zorgen, maar anderdeels, en
niet voor het ge r i n gst e de el ten
bate van hen, die maar geleefd hebben of
er geen vuiltje aan de lucht was. Door aan
de voorraden te raken, die door zuinigheid
en overleg, vaak ook door opoffering ont
staan zijn, zou de regeering velen uit het
degelijkste deel der bevolking tegen zich
verbitteren.
OOK EEN BURGERES
De Gelukkige
Teekening voor de Amsterdamner" van S. Granaat
Denk er aan Jan, ik ben voor niemand te spreken, ik ben bezig «et
distribueeren van levensmiddelen... voor mijzelf