De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 27 april pagina 3

27 april 1918 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

27 '18. No. 2131 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VUUR NEDERLAND AAG ROTTERDAM AMSTERDAM MEEREN MODE-ARTIKELEN - HMRKNSTRA.A.T 12, QROKINOEN TELEFOON 1083 STARK'S 'OXYDOL' (CHLORAS KALICUS TANDPASTA) 45 cent p. Tube* Naaml. Venn. STARK & Co. Chemische Fabriek ,,'s-Hage" DEN HAAG Opgericht 183O Onze gekruide S a r d e 11 a WcLS in 1916 onbekend. In 1917 een succesartikel. gebruikt gij het nog niet als boter en toespijs? Conservenfabriek Hollandia", Bergen op Zoom N. V. Maas- en Waterweg Maatschappij tot bevordering van de veatiging van Industrieën te SCHIEDAM EN OMSTREKEN Lange Haven 3 Tel. 93 Schiedam Verleent haar bemiddeling b| den Aan- en Verkoop vai Panden en Industrieterreinen en bet verschaffen van Bedrifskapltaal. B.V.D HEIDE HIDYföT^SUM '8-öravtl.weg. - Tel. 1150 ARTISTIEKE MEUBILEERMe SPECIALE ONTWERPEN HEERENKLEEDING H.J.LOOR,Utrecht [LI B RT Y| CATALOGUS FRANCO Louse VAN jAPANscue ra.ouse VAM JAPAMSCHC CRAP6 M6T HAIÏDBORDUURSa CRAPt MGT BORDUURSTeeiUeS 11/50 l IN RCSeOA, STAALBLAUW, LICHTBLAUW. WIT. ROS6 ,?CRU LILA. ROOD 6N OUD ROS6.IM MAT6N 42TOT&M6T 5O 5TALGH FRANCO . M6T AM5T6RDAM iiiiiiMiHiimiMiiiiiiimiiiiiiiiMiiiiimiiiiiiiiimiiimiiiiiHMiniiiiiiitiiiiiiiiniiiiiiiiiw v PER FLACON ?1.50 0.80 EEN VOORTREFFELIJK VOEDINGSMIDDEL: HETZIJ OP DE BOTERHAM: HETZIJ AF EN TOE EEN LEPELTJE; HETZIJ ALS PAP. llllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllMlllirilllllllllllllllll llillllllllllllllllllltlllllllllIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIII Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll maar mis in den regel de noodige volhar ding. Niemand kan als Noniha zóó op zijn vier vingers fluiten. Ik benijd hem er wer kelijk om. Tijdens eentonige grijze regendagen, heb ik een groot deel van den tijd, op mijn veldbed, me er in liggen oefenen, om het ook zoo te leeren. Het was eenvou dig niet te doen, en nooit bracht ik het verder, dan nu en dan een zacht en fluittoon. Het is gelukkig n troost voor me, dat andere Papoea's er evenmin toe in staat zijn. Noniha kan fluiten als een echte paradijs vogel. Noniha kan veel meer! Hij schiet met een alleroudst verroest geweer, dat voor eik ander mensch levens gevaarlijk is. Noniha is onvervaard! Als het geweer vuil geworden is, spoelt Noniha het, met onverstoorbare kalmte, in de rivier schoon, en legt het dan te droogen in de zon. Alvorens op jacht te gaan, maakt hij eerst het wapen schietklaar, hetgeen met behulp van proppen papier, rotanvezels, een slaghoedje, wat kruit en hagel wel eens eene enkele maal lukt. Eenmaal zoover gevorderd, neemt Noniha een stuk hout en al bromt en loeit en kolkt het wilde water in de rivier, met het geluid als dampte een razende stoomketel leeg, Noniha laat zich rustig afdrijven, en bereikt den overkant met een volkomen droog geweer. Dan verdwijnt Noniha in het bosch! Plotseling klinken de glasheldere tonen van een paradijsvogel. Aha, ergens zit Noniha nu verscholen ia de schaduw van een mooien boom, met vier vingers boven zijn omgekrulde tong. Noniha is het roepende wijfje. * Verlokkend en vol zoet liefdesverlangen is het geluid. Eerst van heel ver, en allengs staag nade rend klinkt het antwoord van verliefde mannetjes, die als mannen, in zoo'n tijd, dwaas en roekeloos doen. Ze komen steeds dichterbij. Noniha is zeker van zijn schot. Een harde knal, en een wuivende pluim van veeren warrelt naar beneden. Dan komt Noniha weer ergens de rivier TWAALFDE PRIJS van onzen Novellen-Wedstrijd NONIHA DOOR TEN KLOOSTER Het is dikwijls heel lastig op Nieuw Guinea, om voor toch ten in het bin nenland, een betrouwbaren gids te krijgen. Nu is Noniha mijn gids, heel toevallig er gens opgepikt. Zou hij werkelijkbijmij blij ven, want soms zijn die zwarte kerels Ineens in de wildernis'e rdwenen, terwijl schijnbaar elke De Schrijver aanleiding tot een geheimzinnig wegvluchten ontbreekt. Noniha is overigens een eenvoudige kerel, zonder eenige aanstellerij. Zijn kleeding is uiterst sober. Het groote uitgestrekte bosch levert alles op, wat hij daartoe noodig heeft. Bij hem was de behoefte al heel gering, een varenblaadje, zoo versch geplukt, of eene enkele roode bloem, ziedaar alles, en ze sieren zijn zwarten kroeskop heel goed. In de onmetelijke wildernis, is Noniha verre weg mijn meerdere. Ik ben zijn leerling, iiiiiiiiniunniinninnnnininnniinniiuniiiitniiiiiuviiiiMiiiiiiiMiiiiiir.itiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiimiiiiiimiiiiiiimiiiiiimiiiiiiiiiimimiiiiiiiiiiiiii Koninklijke Utrecht - Arnsrerdam Den Hoog- ^)errioriartq «Sgp Kostbare en kleine geschenken afdrijven, natuurlijk van een heel anderen kant en zwijgend legt Noniha de vogel met het grijze bekje en de sierlijke oranjepluimen naast het geweer op den grindbank, en buit en wapen kan de eigenaar nu weghalen. Noniha kent geen ijdelheid en is zelf veel te verstandig om ook maar eenige waarde te hechten aan enkele mooie vogelveeren. Hij gaat nu kalm wat uitrusten, languit met zijn naakte lichaam op de gloeiende warme steenen liggen, waar den ganschen dag de zengende zonnehitte op brandde. Noniha ligt te denken, want hij trekt ver vaarlijke rimpels in zijn voorhoofd. Ik meen de oorzaak van die rimpels te weten. In een onbewaakt oogenblik heeft Noniha 't mij eens verteld. Noniha is n.l. de gelukkige eigenaar van twee allermagerste jonge hondjes. Ze hebben geen stamboom en alleen maar glundere oogjes en steile rechtopstaande ooren. Het heele karkas is duidelijk zichtbaar door de huid, en die huid is door tal van schrammen en litteekens deerlijk gehavend. De nagels aan de dunne pootjes zijn lang uitgegroeid, hetgeen het klimmen in de boomen en het klauteren over de vele omgevallen boom stammen in het bosch, vergemakkelijkt. Wij Westerlingen mogen waaide hechten aan een trommel vol effecten, een paar lakschoenen, ridderorden, zwaite parels en Biusselsche kant, Noniha heeft maling aan die dingen, en geeft al die waardevolle zaken met twee vrouwen op den koop toe erbij. nog niet in ruil voor zijn twee magere hondjes. Noniha is een wijs man en Noniha met zijn hondjes zijn een deel van het onmete lijke bosch en de onbegrensde eenzaamheid. Op elk uur van dag en nacht, bij elke weers gesteldheid, sluipen ze met hun drieën door het lage groeisel onder de hooge stammen en jagen er het wilde zwijn, den kleurigen vogel, den reuzenkikvorsch, de vlugge slang en alles wat er in die maagdelijkheid van land en water leeft. De casuaris mag met gebogen hals als een kameel voorultschieten, terwijl de grond davert als onder de hoeven van een galoppeerend paard, de hondjes zijn vlugger. De kangoeroe tracht In dwaze sprongen te ontkomen en zich schuil te houden onder den overhellenden rand van een' stelle helling der rivier, de hondjes weten hem te vinden. De krokodil mag er lui en loom te slapen te liggen, verscholen tusschen de blauwe lotosbloemen van den wijden poel, de hondjes ontdekken hem en bijten zich vast in het weeke gedeelte van den vleezigen blanken buik. In den verwoe den strijd vallen, doodelijk gewond, twee jaloersche neushoornvogels met den gekromden snavel in een zwaren plof van uit den hoogen boom op den grond, de hondjes zijn fluks er bij, en maken met vlugge beten een einde aan het lijden. De greep van Noniha's hand is vlugger dan de wegritselende slang, en waar Noniha's pijl snort, rennen zijn' hondjes. Noniha en de beide hondjes zijn n en saamgegroeid. Ze zijn de wijzen, die de kwelling van honger en dorst weten te ver dragen, en uit denzelfden nap eten ze ge zamenlijk de sago en genieten samen dan weer eenige uren van rond gezwollen buikjes, Ik voel het aankomen, het loopt mis met me, Noniha denkt aan zijn hondjes. Noniha heeft heimwee. Dagen lang hebben we samen rondge zworven, in den eindeloozen doolhof van berg, ravijn, rivier en bosch en verwonderlijk is Noniha's orienteeringszin, maar telkens weer zag ik dezelfde rimpels op Noniha's voorhoofd. Eén ding is gelukkig. Noniha heeft geen wapens bij zich, de broodboomen, om van te leven, zijn maar schaarsch in het bosch en hij mist zQn gerel om vuur aan te maken. Dit alles maakt het ontvluchten moeilijker, maar de eerste voorteekenen hiertoe zijn toch al merkbaar. Noniha gluurt telkens naar me met schu wen blik. We bevinden ons op het eenigste stukje droogen grond, in eene omgeving van hon derd kilometer naar alle kanten. Ik, voor mijn persoon, kan dit niet genoeg waar deeren, maar Noniha laat het nu volkomen onverschillig. Maanden lang heeft het dag-in dag-uit aan n stuk door geregend lederen dag pakten zich de donkere wolken samen boven de sombere ravijnen, kropen traag langs de duistere berghellingen omhoog en slierden om de zwarte bergtoppen; dan rafelden ze uiteen en vlakten grauw neer in schuine regenvlagen, en deden de beken ruischend zwellen, en de rivier tot een bandjir groeien. Het is een grootsch gezicht het water te zien opkomen. Eerst drijven groote vlokken vuil 'geel schuim voorbij, het water kolkt en kookt en enkele groote boomstammen worden reeds door den maalstroom meege sleurd. In donkere golven wielt het bruin gekleurde modderwater verder, al vlugger en vlugger tot het pijlsnel met allesvernielende kracht langs de oeverwanden schuurt. Deze beginnen af te brokkelen, de enkele boomstammen, die nu heele eilanden van hout zijn geworden, schuiven en botsen over en tegen elkaar en met een helsch geluid als werden tal van vuurmonden algestoken, storten uitgestrekte ceverranden en boschstrooken met een donderend geraas en gekraak in den wilden baaierd. In korten tijd heeft het snel wassende water het bosch overstroomd en heele vlakten zijn maanden lang in een uitgestrekte zee veranderd. Alles wat leeft, zoekt dan zijn toevlucht op de enkele hoog gelegen plekken. Dagen tang hebben wa in eene kleine prauw in de bosschen tusschen de boomstammen ge varen en Noniha en ik gaven beide een luiden schreeuw van vreugde bij den eersten zonnedag. Steeds ons bewegende in de uitgestrekte, trieste vlakte, was het eene verrukking, toen we voor het eerst het blauw der toppen van verre bergen en heuvels zagen. Heuvels en bergen, die de stille belofte in zich hielden van helder water en droogen grond. Het is een ongekend geluk, nu we eindelijk op een droog plekje zijn aangespoeld, en des te meer hinderen mij nu die rimpels in Noniha's voorhoofd en de schuwe blik. Om van hier uit Noniha's hondjes te bereiken, lijkt mij niet zoo heel eenvoudig. Naar welken kant uit Noniha ook honderd passen loopt, steeds komt hij met zijn buik in de modder en zijn hoofd in zwermen muskieten terecht. Door alleronmogelijkst dicht ineengestrengeld, ver ward en door elkaar gegroeid struikgewas, steeds door het water, moet hij dan zeven dagen en nachten doorploeteren om de eerste heuvels te bereiken. Noniha zou graag wil len, dat we samen om zijn hondjes gingen, en hij trachtte me al eens over te halen. Hij vertelde me toen, dat het de moeite niet waard was, dat we in drie dagen door de dicht begroeide heuvels best een pad konden kappen, en dat we dan bij een breedc rivier zouden komen, die heel gemakkelijk, op een boomtak drijvende, was over te steken. Ik was dankbaar en trotsch, dat Noniha zoo gunstig over me dacht, en mij dergelijke Papoeamogelijkheden toeschreef. Noniha vertelde nog dat het een kleinigheid was. want, eenmaal de rivier over, waren we, binnen een dag loopen, bij den stam, waartoe hij behoorde, de Waihena's", en daar waren zijn hondjes. Ik schudde bedenkelijk het hoofd en wilde hem toch ook graag vcii dienst zijn en aan datgene helpen, waartoe zijn verlangen hem dreef. Ik overdacht alk-s nog eens rijpelijk, maar was het eigenlijk ook niet een beetje te dwaas. Eesst zeve» etmalen door water en bosch, dan diie dagen lang een pad kapr.cn en dan, wie weet wat voor een breede rivier, die ik drijvende moest oversteken en dan weer een eind loopen... en dat alles orn een paar hondjes, neen, het was te gek en ik begon ernstige tegenwerpingen te maken. Ik begon met te zeggen, dat ik onvoldoende teerkost had, voor zoo'n lange reis. maar hij keek mij eens minachtend aan en wees op de blaren in het bosch met een gebaar van eten volop" ofschoon ik in werkelijk heid niets kon ontdekken, wat ook maar eenigszins eetbaar was. Toen dit middel blijkbaar onvoldoende was, moest ik naar iets anders omzien, en uitte ik mijn vrees voor verdwalen", ofschoon ik niet het minste wantrouwen koesterde tegen Noniha's orienteeringsvermogen. Noniha haalde een voudig de schouders op en vond me, ge loof ik niet recht snik." Ik sprak van ziek worden, door het loopen in wateren moeras en als laatste uitvlucht, de onmogelijkheid om vuur aan te maken, omdat mijn enkele overgebleven doosjes lucifers nat waren geworden. Alles vond Noniha even over dreven en niets mocht baten. Het eenigste, wat ik bereikt had, was, dat Noniha mij een verachtelijk wezen vond en wat er onder dien zwarten krullebol omging, beloofde niets goedsvoorme.Nonihaisniettevermurwen,en zooals ik hem daar zie liggen, voel ik dat het verlangen naar zijn hondjes hem ten slottete machtig zal worden. Ik moet hem te vriend houden en zal trachten hem af te leiden. Het eenigste, wat een jager afleiding be zorgt, is de jacht. Ik neem dus mijn geweer en noodig Noniha uit met mij te gaan jagen. Zijn oogen beginnen te glinsteren en spoe dig zijn we op pad of liever gezegd ploe teren we door de modder en banen ons een weg door eene dichte wildernis van struik gewas. Maar het geluk wil ons niet dienen, en zelfs het geoefende oog van Noniha kan niets ontdekken, wat de moeite van het schieten loont. Het water heeft alle sporen van het wild doen verdwijnen. Wel krijschen boven onze hoofden de geelgekuifde witte papegaaien, maar geen kroonduif laat zich zien en kangoeroe en leguaan zijn verdwe nen, voor ik hen onder schot krijg. Uren ploeteren we zoo rond, en te vergeefs. Ein delijk wijst Noniha me op een hollen boom waar binnen eene groote vette slang, als een hoopje opgerold, haar siësta houdt. Een enkel schot is voldoende om het ondier af te maken, en met welgevallen staart Noniha naar het kadaver. Ik vraag hem ter loops of hij ook gewoon is deze beesten te eten en Noniha zegt me, dat van deze slangen, de kop alleen een zeer smakelijk voedsel oplevert. Het is misschien niet onmogelijk, maar ik gun hem de pret, en laat het aan Noniha over, om dien kop mede te nemen. Tot mijn bevreemding, doet hij echter schijnbaar on verschillig, en laat het beest onaangeroerd. Terwijl we huiswaarts gaan, vraagt Noniha me om een doosje lucifers, dat hij wenscht te gebruiken om vleesch en broodvruchten te kunnen roosteren. Ik doorzie hem echter en weet, dat hij weer aan zijn hondjes denkt, en tegen mijn zin in, moet ik hem de luci fers wel weigeren. Moe en afgemat komen we in ons bivak, en ik zeg: Noniha, ik wil nu gaan slapen." Ik kruip op mijn veldbed onder mijn sprei en beveilig mij met een muskietennetje. Noniha echter gaat languit op de rolsteenen liggen en terwijl zwermen muskieten lustig gonzen en zoemen om zijne naakte karkas, blijft hij doodstil liggen en schijnt niets hem te deren. Het is volle maan en vóór ik ga slapen kijk ik nog eens even naar Noniha, maar het zwarte glimmende lichaam ligt onbe wegelijk. Toch had ik het gevoel of ik hem voor het laatst zie. Als ik den velgenden morgen wakker word, is Noniha verdwenen. De slang ligt nog op dezelfde plaats, maar zonder kop, te drommel hoe zou hij toch aan lucifers zijn gekomen? INHOUD: Biadz. 1: De Veiligheids klep Dicht, door v. H. Buitenlandsch Overzicht: Foch, Opperbevelhebher, door dr. G. W.C.Biivanck. Verlix'iiwelijke Billetten. - l Mei 1918, door A. B. de Zeeuw. -- 2: Tegenover den storm, door v. H. Krekelzang, door j. H. Speenhotï. Wer jetzt nicht liigt, ist ein Schuit, door dr. F, van lieden. 3: Feuilleton: Noniha, door S en Klooster (Twaalfde Prijs in den Novellen-Wedstrijd). 5: Voor Vrou wen (onder redactie van Elis. M. Rogge) door E. Heymans-van Beek. Mededeeiing. ??Uit de Natuur, door Jac. P. Thijsse. -- 7: De Volksraad, door A. . D. Boekbespreking, door prof. H. Brugnians. Muziek in de Hoofdstad, door Willem Harmans. SchilderkunstKroniek, door Plasschaert. 8: Hoe veel Brood leveren de toegezegde 14.000 ton Graan uit Amerika? Leekenspiegel. Financiën en Economie: Handels registers en Kamers van Koophandel, door jhr, mr. H. Smissaert. Een be langrijke periode uit de geschiedenis van Arras (Atrecht) door K. de Hartogh. 10 : Onder de Duitsche Krijgsgevangenen in Rotterdam, door Hijman Croiset, niet teekeningen van Is. van Mens. Uit het Kladschrift van Jantje. Droombeeld, teekening van G. Dolnay. 11 : De Itrsche Quaestie, teekeningen van Joh. Biaakensiek.?Biljartsport.?Spreekzaal. Bijvoegsel: Booze Voorteekenen. Saul bij de Toovenares van Endor, teekening van Joh. Braakensiek.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl