De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 27 april pagina 8

27 april 1918 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 27 April '18. - No. 2131 even zoo diep in de schuld van zQne voor gangers? Zij, die de werken van Qluck, Spontinl, Weber, Marschner, enz. goed ken nen, zullen weten, dat Wagner aan deze (componisten onbekommerd heeft ontleend, hetgeen hem van dienst kon zijn. Trouwens, de muziekgeschiedenis is vol van dergelijke voorbeelden. Vooral in den .goeden ouden tijd" gin? men zeer vaak met eene benijdenswaardige' gewetenloosheid te werk. Zoo nam b.v. Handel telkens heele partituur-bladzijden van andere komponisten over in zijne wer ken, en het geval van B o n o n c i n i, die een heel werk van een ander als zijn eigen werk uitgaf, is te bekend om er nog over te spreken, Retournons h nos moutonsl Wanneer wij niet al te kieskeurig zijn, wat aangaat de oorspronkelijkheid der muzi kale gedachten, dan is d'Indy's werk heden op zijn twee-en-dertigjarigen leeftijd nog wel degelijk in staat te boeien. Vooral toont zich d'Indy daarin als koorkomponist van buitengewone bekwaamheid. De partituur is vol van verrassende effekten in de kiorgedeelren, vooral in het vierde tableau, dat in dit opzicht et n: nauwkeurige bestudeering waard is. De orkestratie (de partituur eischt o.a. de medewerking van de piano als orkestinstru ment) is nu en dan wat te druk, maar toch steeds interessant en vol van mooie klankeffekten. Hetzelfde geldt van de harmonisatie. Bizonder treffend is het gebruik van den mixolydlschen toonaard bij den zang van de priesters In het laatste gedeelte. Het was zeker zeer verdienstelijk dat de K. O. V. met dit werk opnieuw is voor den dag gekomen, en ook de wijze, waarop Le chant de la cloche ten gehoore werd gebracht, was in hooge mate te roemen. Van de solopartijen is de belangrpste en de moeilijkste die van den tenor. Deze werd door den heer Van Tulder te elfder ure overgenomen. Dit alleen mag als buiten gewone prestatie worden beschouwd. Niet tegenstaande dat het voor hem onmogelijk was zijne partij tot in de kleinste puntjes te verzorgen, was de wijze, waarop hij zich van zijne taak kweet, toch in de hoogste mate te prijzen. Al eischt de tenorpartij ook in de eerste plaats een heldentenor timbre (of ten minste een demi-charactèr«"), wist Van Tulder toch de toehoorders door de hem eigene zangkunst te bekoren. De sopraan-solo werd vervuld door mevrouw Kubbinga?Burg, de partij van de moeder door Mej. J. Brandsma. Beide dames hebban recht op groote hulde. Aan den heer J. Ph. Caro waren twee partijen opgedragen, ter wijl de heer Hendrik Kubbinga drie partijen voor zijne rekening had genomen. Het spreekt van zelf, dat deze welbekende kunstenaars met de vertolking van hunne partijen de uitvoering op hoog artistiek peil brachten. Ter vervanging van den heer Tiri» had de heer Sem Dresden de leiding op zich geno men en een alleszins verdienstelijke uitvoe ring tot stand gebracht. Kleine oneffenheden moeten toegeschreven worden aan het nietgewendzijn van het orkest aan den vreemden dirigent. Nog eene vraag. Zou het niet mogelijk zijn geweest aan de klok (in het slotgedeelte) waardigere tonen te ontlokken ? Het hangt nl. zeer veel ervan af, op welke plaats de bel door den klepel wordt geraakt l Le chant de la cloche werd in het jaar 1885 gekomponeerd, en is te Parijs (25 Febru ari 1886) voor het eerst onder de leiding van Charles Lamoureux uitgevoerd gewor den, met Ernest van Dijck als vertolker der hoofdpartij. WILLEM HARMANS liiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiilimiiiiiiiiiiiiimiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiitii Hoeveel Brood leveren de toege zegde 14 000 ton Graan uit Amerika? BQ het veelvuldig bespreken der Amerikaansche Schepenquaestie, zal menigeen zich hebben afgevraagd, in hoeverre de eerste toegezegde hulp, welke ons met de 3 schepen uit Amerika er. Argentiniëhopelijk binnen kort bereiken zal, nu voorzien zal in de algemeene broodbehoefte. 14 000 ton graan is toegezegd, maar hoe veel brood wordt daarmede vertegenwoordigd ? Enkele inlichtingen van bevoegde zijde ontvangen brengen ons tot de volgende berekenlng: Eén ton = 1000 K.Q. graan levert 800 K.Q. (gebuild) meel. iiiiiiiimiiiiiHiiii Een Belangrijke Periode uit de Geschiedenis van Arras (Atrecht) ADAM DE LA HALLE De eerste Revue en de eerste Opéra comique. Arras of Atrecht, de Noord-Fransche thans deels verwoeste stad, die in een der brand punten van den verwoeden wereldstrijd ligt, en dus de aandacht trekt, verdient die dubbel, wegens haar roemrijk verleden. Wij gaan in gedachten terug naar de tweede helftvan de 13e eeuw.toen Arras, de bloeiende en welvarende hoofdstad van het aan Vlaan deren grenzende graafschap Artois, een cen trum was van industrieel en commercieel leven en tevens een plaats van vermaak en gezelligheid. De burgers hadden er de over hand op den ridderstand en genoten met volle teugen van het leven. Er werd ge speeld, gedronken, gedanst en gezongen. De favernes vierden er hoogtij, wat reeds het geval was ten tijde van den Picardischen dichter Jean Bodel, die er Le Jeu de SaintNlcolas" liet opvoeren. Dichters en compo nisten leverden stof genoeg, om de vreugde stemming er in te houden. Aan de spits stond Adam de ia Halle, in zijn land bijgenaamd Ie Bossu," niet omdat hij een krommen rug had immers in zijn Rol de Sicile zegt hij, dat hij heelemaal niet gebocheld is maar wellicht, omdat hij zoo geestig is. In elk geval was hij een man van op den voorgrond tredend talent, realistisch, ondeugend, satiriek en pikant en viel hij bijzonder in den smaak van het vermaakzuchtige Arras. Geboren om streeks 1235, openbaarde zich bij hem reeds op jeugdigen leeftijd de voorliefde tot de letteren en de muziek. Hij werd ver liefd op een jong meisje en brak zijn studiën af, om haar te trouwen; na een korte huwelijksperiode, gingen beiden voor een paar jaren van elkaar; hij ging zijn studiën voort zetten, hoogstwaarschijnlijk te Parijs; zij bleef te Arras; in 1271 was hij terug in zijn geboorteplaats. Voor het Meifeest, vermoedelijk in het jaar Eén KG. meel levert l« K.O. wittebrood. 14 000 ton eraan leveren dus 11.200 000K.O. meel = 16 800.000 K.G. wittebrood. Veronderstellend, dat het Amerikaansche graan bestaan zal uit tarwe, waaraan de behoefte Is, kan men voorts rekenen, dat bij de broodbereiding wordt toegevoegd 35 pCt. roggemeel, voorloopig voldoende voorradig en 10 pCt. aardapptlmeel, of ander nood hulpmateriaal. Deze 45 pCt. gevoegd bij de 16 800.000 K.G. geeft 24 360.000 K G. brood, welke hoeveelheid dus verkregen kan worden met de toegezegde Amerikaansche hulp. De Nederlandsche Bevolking, verbiuikt gemiddeld 1.400.000 K.G. brood per dag, aannemend, dat de niet-broodgebruikers (jonge kinderen e.a.) de aanvullings-rantsoenen compenseeren, zoodat men rekenen kan, dat de nieuwe aanvoer strekken zal voor ongeveer 17 dagen. iiiiiiiiiiiiiMiiiiMiMiiiiiiiiiiiiimniiiiiiiiimiiMiiiiimiiiiiiMmiiiMiiiiiiii VRAOENRUBRIEK voor Algemeene Wetenswaardigheden J. v. R. te C. Bestaat er ook een alphabetisch plaatsnamenboek van de geheele wereld In den naadel? Zulke werken zijn: Vorsterman van Oyen en van Maanen, Algemeen woordenboek der aardrijkskunde 3e druk (1912). Kramers, Geografisch woordenboek der geheele aarde 2e druk, 2 dln. Ritter, Geographisch-s'atist. Lexikon, 2 Bde. Webersik, Giogr.-statist. Weltlexikon. Zeer uitgebreide registers van plaatsnamen zijn ook opgenomen in de bekende groote atlassen van Andree, Stieler en Vidal Lablache. G. M. C. T. te d. H., Wat is een spoorweepostkantoor ? Een spoorwegpostkantoor is geen post kantoor in den gewonen zin van het woord. Het is een kantoor dat belast is met de regeling van en het toezicht op het vervoer van alle postzaken op de verschillende mid delen van vervoer (spoor, tram, boot). In ons land zijn vier spoorwegpostkantoren, n.l. te Amsterdam, Rotterdam, Zwolle en Arn hem. Het is niet noodlg dat zulk een kantoor in een spoorwegstation is gevestigd, dat te Amsterdam is gehuisvest in het ge bouw Mercurius" aan de Prins Hendrikkade. L. V. te A. Aan welh adres moet ik mij wenden om te solliciteeren voor de betrekking van postdirecteur v m een hulpp istkantoor in Limburg? Welke eischen worden daarvoor gesteld? Voor zulk een betrekking moet u sollici teeren bij dir.-generaal der poiterflen en telegraphie te 's-Gravenhage. Doorgaans wor den all directeur der kleine postkantoren .benoemd kantoorbedienden der posterijen en telegrafie die minstens drie jaren als zoodanig werkzaam zijn. Vereischt worden: vlug en duidelijk schrift; voldoende kennis van de nederlandsche taal, kennis van de vier hoofdregels der rekenkunde, de tiendeelige en gewane breuken en het neder landsche stelsel van maten en gewichten. Verder: de staatkundige Indeeling van Europa; kennis van de ligging der voor naamste plaatsen en zeeën en van den loop der rivieren in Nederland en de andere landen van Europa. Ligging der voornaamste plaatsen in de andere werelddeelen, in het bijzonder in Nederlandsch Oost- en WestInd . Kennis van het spoorwegnet in Neder land en van vreemde talen, waaraan het verkeer van het kantoor behoefte heeft. Einddiploma H. B. S. 3 j. of 5 j. cursus of daarmee gelijkgesteld diploma geeft vrij stelling van dit examen. S. te D. Ik bezit een Nationale Schuld brief gront 600 gulden van da Bataafsche Republiek van I Mei 1800, geteekend door Gogel. Heeft dit papier waarde voor een verzamelaar ? Er zijn van deze assignaties nog zoovele luimmimiimiiiMMiimiiiMiiii 1262 vervaardigde hij een satirieke revue hoogstwaarschijnlijk de eerste in dit genre: Le Jeu de la Feuillée, genoemd naar de plaats der opvoering, onder een looverdak. In deze Revue treedt hij in studenten costuum zélf het eerst op en deelt hij zijn vrienden mede, dat hij naar Parijs vertrekt; achtereenvolgens voert hij ten tooneele zijn vader, dien hij bespot om zijn gierigheid: voorts krijgt men op cynischen toon te hooren, dat zijn eigen vrouw haar bekoorlijkheden verloren hetft. Hij zegt o.a.: Toutmesanle (semble) ore (maintenant) en li mué(changé); Ele avoit front bien compassé(réguliei); or (maintenant) Ie voi cresté(ridéi et estroit". De slotregel luidt: Car mes fains (envie) en est apaiés (apaisé)". Dit zal dus wel de hoofdreden zijn, waarom hij weggaat; het verlangen om zijn studiën voort te zetten is dan slechts een voorwendsel. Hij laat, in al hun ondeugden, gebreken en belachelijke eigenschappen zijn huren, zijn vrienden, ken nissen en vooral zijn vijanden defileeren in een serie tableaux, waarin banaal realisme en aantrekkelijke fantasie wonderlijk vermengd zijn. Zoo verschijnt een docter, die raad getft aan zijn patiënten, wier geheimen hij tevens weet los te krijgen. Er treedt een monnik relieken-drager op, die smalend bij den neus genomen wordt in een kroeg; hij is in slaap gevallen en daarvan maakt de kroeghouder gebruik om hem een poets te bakken: Etor me faites tuut tscout, metons li ja, sus qu'il doit tout et que Hane a por luljoé. (Luistert: Laten we hem wijs maken, dat hij alles be talen moet, en dat Hane voor hem gespeeld heeft), zegt hij tot zijn gasten-drinkebroers. Als de monnik wakker wordt en hij verneemt tot zijn verbazing zijn schuld, laat hij eenige van zijn relieken achter, omdat hij geen geld bij zich heeft. De docter zegt hem: moines vos n'estes pas soz, qui vos en alez." Aan het einde verschijnen feeën en dan komt een tafreel<je, waarin de monnik zijn relieken moet in pand geven, om het'gansche gelag te betalen. De medespelenden zijn bewoners van Arras, met Adam de la Halie in de hoofdrol; zij bebewaard gebleven dat ze geen bijzondere waarde hebben. W. R. v. R. te L. Bestaat er verband. tusschen de verschillende standen van de maan en de weersgesteldheid op aarde? (B.v.: Dooi onmiddellijk na volle maan, e.d.) Zoo jt, is hiervoor een wetenschappelijke verkUring, en welke is deze? Volgens alle wetenschappeigke onderzoe kingen is de invloed van de maan op de weersgesteldheid zóó gering, dat ze practisch van geen beteekenis is. Abonnéte L. Is u ten werkje bekend waarin in zeer beknopten vorm een overzicht gegeven wordt van het Komeinsche recht, en dat als voorbereiding kan dienen tot de studie van dit onderwerp uit handboeken als van Mod derman, Olrard, May, Sohm e.a.? Een zoodanig werkje is: v. Czyhlarz, Lehrbuch «Ier Institutionen des törmschen Rechts. J. H. te L. Sedert meer dan 100 jaren bezat Leiden een beroemd Museum van Natuurlijke Historie, druk bezocht door schoolkinderen en het vulk, indirect ontwik kelend in de hoogste mate. Jarenlang drong het Bestuur aan op betere hulsvesting; eindelok is voor veel geld een nieuw gebouw in orde en alles overgebracht, maar het Museum is voor het publiek gesloten en komt niet meer voor in de lijst der Rijksmusea. Waarom is dit geschied ? Weet de hooge Regtering van dezen, de ontwikkeling van htt volk benadeeItnden maatregel? Volgens door het Ministerie van Binnenlandsche Zaken verstrekte inlichtingen is in overeenstemming met de grondgedachte van de inrichting van het rieuwe gebouw, de collectie van het Museum van Natuurlijke Historie te Leiden thans aan bezichtiging van het publiek onttrokken, en worden slechts overzichtcollectics van de Neder landsche fauna in een klein zaaltje voor ledereen tentoongesteld. Dit zaaltje is na voorafgaande aanvrage dagelijks, uitgeno men des Zondags, te bezichtigen. on a re h ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM » m* -^^ w I^HW l M A B M A B ABKABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABttABM.ABM.ABM.AB M A de MEEREN-ARTIKELEN, UITRUSTINGEN. MMMimmiiiMtni Illlllllllllllllllllllllllllllllill Avondrood O schoonheid, wonderbaar en groot, De hemelen in avondrood; En in 't onwezenlijke licht, De boomen als een droomgezicht; En over 't land de nevel flauw, Een schuchtre ster In 't avondblauw; En over 't water glanzend-klaar, Een donkre schaduw hier en daar; Een eerzaam schip hoe schij .t van ver, Zijn lichfje als een vertrouwde ster, En zacht verstervend al die pracht, In 't donker wezen van den nacht. J. A. RISPENS Op den Economischen Uitkijk Handelsregisters en Kamers van Koophandel. In het nummer van 25 November ('17) besprak ik het op 16 November ingediend ontwerp tot instelling van een handels register" en de daarbij in uitzicht gestelde (tevens de daaraan vastgekoppelde) reor ganisatie der Kamers van Koophandel. Men zal zich wellicht herinneren dat ik het een en het ander met eenige warmte toejuichte en daarbij wees op het groote belang der zaak. Nu ligt sedert geruimen tijd reeds 1) het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer over dit ontwerp op mfln schrijftafel en wacht op eene bespreking. Want daar deze aangelegenheid werkelijk van practisch ge wicht is vooral de verruiming van de werkings-sf eer der Kamers v. K. in de breedte en in de difpte kan van groot practisch nut zijn voor handel en nijverheid en voor oordeelkundige voorlichting van deRegeering omtrent beider belangen , wil ik mijn lezers, zonder hen met Beschouwingen pro en contra pvsr de wijze van regeling te ver moeien, niet ervan onkundig laten hoe de gedachte, die het ontwerp beheerscht, door de Kamer is ontvangen. Mij dunkt: nog al heel goed. Men vindt in zoo'n V. V. nu eenmaal altijd de meeningen van onderscheidenen", zeer velen", som migen", enkelen" enz. en men moet dan daaruit de balans weten op te maken van de instemming of afkeuring. Maar dit V.V. begint met de mededeeling: vrij algemeen verklaarde men met ingenomenheid van de indiening van dit wetsontwerp te hebben kennis genomen". En nu zie ik wel, verder lezende, dat daartegenover anderen" blijk gaven van niet met het ontwerp ingenomen te zijn, maar ik vermoed toch (en hoop), dat zij tegenover de vrij algemeene" voorstanders in de minderheid zijn. Is dit zoo, dan heeft het ontwerp een redelijk goede kans en kan men vertrouwen dat de zaak wel tot stand zal komen,... wanneer althans deze Tweede Kamer nog tijd en gelegenheid vindt deza zaak af te doen. Maar dit is een punt, waar over ik misschien nog wel etns enkele op merkingen zal ten beste geven. Mij, die de indiening van dit ontwerp toejuich, interesseeren meer dan de gron den der voorstanders, de bedenkingen der ..anderen1'. Wat hadden zij aan te voeren? Zij konden, zoo lees ik, de waarde van een handelsregister voor den bloei van handel en nijverheid voorshands niet hoog aan slaan" en betwijfelden of deze instelling wel zoo groote kosten waard is. Het roepen, uit zekere kringen, om een handelsregister, moet eerder verklaard worden uit een ondoordachte modezucht, dan uit een wezen lijke behoefte daaraan". Zoo'n register, al dus vervolgden zij, bevat weinig of niets omtrent de soliditeit der verschillende zaken, omtrent de bij 't aangaan van handelstrans acties gewenschte zakelijke waarborgen. Informatiebureaux beteekenen in dat opzicht heel wat meer en zullen wel altijd de voor naamste vraagbaak blijven vocir wie nieuwe relaties wil aanknoopen ... Sterk is, dunkt mij, deze beschouwing niet. Terecht voerden de voorstanders daar tegen aan, dat het handelsregister een gansch andere taak heeft dan het informatie bureau (hoe men over de waarde van dit laatste ook denke); de taak van het register is beperkt: het opent de gelegenheid vol komen betrouwbare gegevens te erlangen betreffende uiterlijke hoedanigheden en omstandigheden van koopman en zaak." Mij komt het voor, dat hier de taak (en het nut) van het handelsregister geheel juist is weergegeven. Niemand heeft, voor zoover ik weet, ooit gezegd dat het handelsregister zoo iets als een panacee" zou zijn tegen IIIMIIIIIllllllllllllllllllllllnillHMIIIIIIIIII OELOF Kalverstraat 1 =- Opgericht 1850 = TELEFOON 658 N flITROEN Paarlen, Brillanten II Goud, Zilver en Horloges Uitsluitend eerste kwaliteit utmniiiimniiii uiiMimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii hoorden tot een vriendenkring en vrij zeker niet tot een der middeleeuwsche Fransche academies, Puy" genaamd. Het stuk speelde zeer waarschijnlijk deels onder een berceau, met daarnaast de taverne van Raoul de Waidier; de vrouwenrollen werden door mannen vervuld; aanwijzingen omtrent de decors zijn er zeer weinig; de voornaamste is wel, dat twee acteurs een tafel dekken, als de feeën moeten verschijnen. Als de eerste artisten niets te doen had den, zaten ze ter zijde van het tooneel. Wellicht waren er ook vrouwen onder het publiek. De auteur heeft in zijn humo ristische toespelingen op de huisvrouwen, die de broek aan hebben, op de corpulentie van Dame Douche, wier naam in de necro logie van Arras voorkomt en die in de revue optreedt, wel niet de bedoeling gehad te beleedigen; evenmin als de tegenwoordige revue-auteurs: hun doel is gepeperd ver maak te geven; thans vormen kleurrijke groepen, fantastische tableaux daarenboven hoofdschotels. Wij zijn nu gekomen tot het tweede be langrijke werk: Le Jeu de Robln et de Marion." van Adam de la Halle; het ontstond als volgt: Als trouvére (dichter en zanger) begeleidde hij Robert II, Graaf van Artois, naar Italië, volgde dezen naar Napels, waar hulp noodig was aan Karel van Anjou bij de beteugeling en onderdrukking van de troebelen na de Siciliaansche Vesper" (1282). Tot vermaak van de hovelingen en de strij ders vervaardigde hij aldaar een pastorale" of dramatische idylle", die hij ter plaatse en later te Arras liet opvoeren en die als de eerste opera comique" beschouwd kan worden. Hoofdpersonen zijn Robin, Marion, ridder Aubert, Perrette, Gautier en koning Baudon. De korte inhoud is als volgt: Marion opent de vertooning met een zang-aria: Robins m'aime, Robins m'a; Robtns m'a demandée, Si m'ara; Robins m'acata cotele d'escarlate, bonne et bete, souskanie et cliainturele; a leur i va! Robins m'aime, Robins m'a; Ro bins m'a demandée: si m'ara!" Een ridder met een edelvalk op de hand, nadert Marion en vraagt, of zij een ridder zou kunnen minnen, waarop de herderin antwoordt, dat zij niemand anders lief heeft dan Robin, die haar mooie kleeren en smake lijke ^ijzen geeft. Te vergeefs noodigt de ridder haar voor een rijtoenje te paard uit; hij gaat daarna zingende heen. Robin, die een vroolijk aria neuriet, treedt op en verneemt van Marion het gebeurde; hij zou, als hij met zijn vrienden hier ge weest was, er op los geklopt hebben! Na een weinig gegeten te hebben, gaat hij zijn vrienden halen, om gereed te zijn, als de ridder zich nog eens verstouten mocht, aan zoek bij Marion te doen. Daar verschijnt Aubert opnieuw. Pour Dieu," zegt ze angstig, alcs vostre voie, car je suis en trop grand frichon (frayeur); voire, s'il Ie savoit, ja mais nul jour ne m'ameroit, ni je tant rien n' aim comme l ui f" De ridder, die zijn valk verloren heeft, houdt aan en middelerwijl komt Robin er mede aangeloopen; hij krijgt een geducht pak slaag van den ridder, onder voorwendsel, dat hij den vogel zoo onhandig aanpakt; de ware reden is natuurlijk jaloesie. Marion snelt Robin, die klaagt van de pijn en wiens kleeren gescheurd zijn, te hulp en van dit oogenblik maakt de ridder gebruik om Marion te paard weg te voeren. Robin trekt er nu met zijn vrienden op uit, om haar te bevrijden, maar zij loopt al heel spoedig weer vrij op den weg. Nu wordt tot vreugde een rustiek spelletje : Koning- en Koninginnespel" uitgevoerd, Baudon wordt tot koning uitgeroepen; waardigheid houdt hij er niet op na; hij is integendeel een ongegeneerde schalk; onder de vragen, die hij aan zijn hofhouding doet is er n aan Robin: Quant une beste naist, a col scs-tu qu'elle est femele". waarop Robin antwoordt: Sire rois, au culliwardés (regardez)". Het wordt nog erger, als Warnier vertoornd verschijnt met de mededee ling dat zijn vriendin bevallen is en dat men allerlei ongewenschte dingen, ook niet: dat het hetzelfde werk zou doen als tot nog toe door handelsinformatie-bureaux wordt gedaan. Maar de alles beheerschende vraag is: of het handelsregister zal bevatten een verzameling van langs anderen weg niet of uiterst moeilijk verkrijgbare bet-ouwbare gegevens, waarvan de raadpleging van groot belang is voor menschen van zaken. En omdat die vraag in de kringen van handel en nijverheid niet vrij", maar ik meen volstrekt algemeen bevestigend wordt be antwoord, mag men het ervoor houden dat de instelling heel nuttig zal zijn. Daartegen over te spreken van een ondoordachte modezucht" heeft toch waarlijk geen zin. Onze Hollandsche kooplieden en nijveren zijn over het geheel nogal heel nuchtere zaken-menschen, die men niet terecht kan beschuldigen van bevliegingen, van een zekere liefhebberij om ondoordacht" iets te verlangen, dat nu eenmaal In de mode zou zijn. Wie dat meent, kent onze han delaren en industrieelenniet, hij miskent ze. Van het nauw verband door de Regeering gelegd tusschen de instelling van het han delsregister en de reorganisatie der Kamers van K. had men" met belangstelling kennis genomen. Ook met betrekking tot deze zaak doet zich thans de invloed gevoelen van de verwachtingen, welke omtrent de economi sche omstandigheden na het sluiten van den vrede vrij algemeen worden gekoesterd. In den feilen econom/schen strijd, dien ook ons land vermoedelijk tegemoet gaat, kan het wapen van een doelmatige organisatie van de Kamers van Koophandel niet worden gemist". Deze (door mij gecursiveerde) woorden geven m. i. geheel juist weer, wat vooral nu, de groote beteekenis is der voorgenomen reorganisatie, noodig was die reorganisatie reeds zeer lang, onmisbaar is zij thans, omdat zij in een wellicht zeer nabije toekomst eenonontbeerlijkstrijdwapen zal zijn en omdat wij dus thans reeds moe ten zorgen dat dit wapen voor gebruik ge reed is en dat wij met het gebruik daarvan vertrouwd zijn tegen den dag, waarop wij er ons van zullen moeten bedienen. Allicht herinnert men z'ch uit mijn be spreking van het ontwerp, dat het boven bedoeld verband tusschen beide aar gelegen heden is van tweeërlei aard: het register zal werden bijgehouden door en zijn te raadplegen in het bureau van de Kamers van K.; de opdracht van die taak aan deze lichamen zal veel beteekenen voor hunne geldelijke onafhankelijkheid, zal hun gezag vergrooten en een bruikbare basis voor het kiesrecht dezer colleges geven. Vele leden" konden zich met een en ander zeer goed vereenigen en vonden dit een ge lukkige gedachte": men zal, zoo oordeelden zij, er eerder toe komen het register te gaan inzien ter secretarie van de Kamer van K. dan wanneer het berust ter griffie van een kantongerecht .en daardoor in de oogen van velen een geheel ander karakter heeft dan een naslagwerk 2) ten behoeve van handel en nijverheid." Er waren (natuurlijk!) anderen", die liever de taak hadden opge dragen gezien aan de griffiers der kanton gerechten, want - zoo zeiden zij dezen zijn met dergelijk werk vertrouwd" en hunne griffies zijn .daarop ingericht." Bij deze tegenwerping wil ik maar liever niet lang stil staan. Met dit werk zijn deze griffiers niet vertrouwd en daarop zijn hunne griffies riet ingericht. Het is niet rationeel, ge gevens ten behoeve van handel en nijverheid ter raadpleging beschikbaar te stellen bij het bureau van organen derrechterlijke macht. 1) Het stuk is dsor de Commissie van Rapporteurs vastgesteld 18 Maart. 2) Naslagwerk". De bedoeling is duide lijk: een wetk, waarin men iets naslaat. Is het woord Hollandsen? Ik twijfel met grooten twijfel! mompelt, dat de priester de vader van het kind is. Daarna wordt een landelijk maal ge houden en het slotiseensoortbal-champêtre met zang.... Vorm en inhoud van Lejeu de Robin et de Marion zijn primitief, met weinig spannende intrigue, met niet veel actie, maar de behandeling van het lief desthema is gees tig en bevallig en in een rustieke omgeving met aardige rijm en in frisschen, natuurlijken stijl. Deartisten eten brood, kaas, vruchten, spek een echte pique-nique; ze springen, dansenen zingen en al worden erdingen gede biteerd, die voorkuische ooren niet geschikt zijn, als zedenschildering is de vertooning van blijvende beteekenis en ze vormt met Le Jeu de la Feuillée een evenement in de geschiedenis van het middeleeuwsche theater. Beide weiken zijn merkwaar digerwijze, de eenige van het komische theater-repertoir uit de 13e eeuw, welke bekend zijn. De 14e eeuw leverde slechts eenige moraliteiten, farces en dialogen. De 15e eeuw opent een nieuwe era. Adam de la Halle was een trouvére, originaal en spontaan in zijn werken. Het pleit on getwijfeld voor de waarde en de beteekenis van zijn Jeu de Robin et de Marion, dat het werk 21 juni 1896, dus ruim zes eeuwen later, opnieuw te Arras opgevoerd werd met een succes, dat alle verwachtingen overtrof. De verzen waren verfrischt door Emile Blémont; de aria's hersteld en geaccompagneerd door een orchestratie van Julien Tiersot, den bekenden conférencier en chansonnier, die een twintigtal jaren geleden in de Alliance frarifaise te Amsterdam en in eenige andere steden van ons Land, voordrachten hield over de historie van het oude Fransche lied. Om het cachet van de voorstelling te Arras te verhoogen, maakten Jean Richepin en andere dichiers er gelegenheidsverzen bij. Het stuk bleek niets van zijn oorspronkelijke frischheid verloren te hebben en wijlen de groote Parijsche criticus Sarcey was er buitengewoon mede ingenomen. De partitie voor piano en zang verscheen bij den uitgever Fromont. K. DE HARTOÜH

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl