Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
27 April '18. - No. 2131
even zoo diep in de schuld van zQne voor
gangers? Zij, die de werken van Qluck,
Spontinl, Weber, Marschner, enz. goed ken
nen, zullen weten, dat Wagner aan deze
(componisten onbekommerd heeft ontleend,
hetgeen hem van dienst kon zijn.
Trouwens, de muziekgeschiedenis is vol
van dergelijke voorbeelden.
Vooral in den .goeden ouden tijd" gin?
men zeer vaak met eene benijdenswaardige'
gewetenloosheid te werk. Zoo nam b.v.
Handel telkens heele partituur-bladzijden
van andere komponisten over in zijne wer
ken, en het geval van B o n o n c i n i, die
een heel werk van een ander als zijn eigen
werk uitgaf, is te bekend om er nog over
te spreken,
Retournons h nos moutonsl
Wanneer wij niet al te kieskeurig zijn,
wat aangaat de oorspronkelijkheid der muzi
kale gedachten, dan is d'Indy's werk heden
op zijn twee-en-dertigjarigen leeftijd nog
wel degelijk in staat te boeien. Vooral toont
zich d'Indy daarin als koorkomponist van
buitengewone bekwaamheid. De partituur is
vol van verrassende effekten in de
kiorgedeelren, vooral in het vierde tableau, dat
in dit opzicht et n: nauwkeurige bestudeering
waard is.
De orkestratie (de partituur eischt o.a. de
medewerking van de piano als orkestinstru
ment) is nu en dan wat te druk, maar toch
steeds interessant en vol van mooie
klankeffekten. Hetzelfde geldt van de harmonisatie.
Bizonder treffend is het gebruik van den
mixolydlschen toonaard bij den zang van de
priesters In het laatste gedeelte.
Het was zeker zeer verdienstelijk dat de
K. O. V. met dit werk opnieuw is voor den
dag gekomen, en ook de wijze, waarop Le
chant de la cloche ten gehoore werd gebracht,
was in hooge mate te roemen.
Van de solopartijen is de belangrpste
en de moeilijkste die van den tenor. Deze
werd door den heer Van Tulder te elfder
ure overgenomen. Dit alleen mag als buiten
gewone prestatie worden beschouwd. Niet
tegenstaande dat het voor hem onmogelijk
was zijne partij tot in de kleinste puntjes
te verzorgen, was de wijze, waarop hij zich
van zijne taak kweet, toch in de hoogste
mate te prijzen. Al eischt de tenorpartij
ook in de eerste plaats een heldentenor
timbre (of ten minste een demi-charactèr«"),
wist Van Tulder toch de toehoorders door
de hem eigene zangkunst te bekoren. De
sopraan-solo werd vervuld door mevrouw
Kubbinga?Burg, de partij van de moeder
door Mej. J. Brandsma. Beide dames hebban
recht op groote hulde. Aan den heer J. Ph.
Caro waren twee partijen opgedragen, ter
wijl de heer Hendrik Kubbinga drie partijen
voor zijne rekening had genomen. Het spreekt
van zelf, dat deze welbekende kunstenaars
met de vertolking van hunne partijen de
uitvoering op hoog artistiek peil brachten.
Ter vervanging van den heer Tiri» had de
heer Sem Dresden de leiding op zich geno
men en een alleszins verdienstelijke uitvoe
ring tot stand gebracht. Kleine oneffenheden
moeten toegeschreven worden aan het
nietgewendzijn van het orkest aan den vreemden
dirigent.
Nog eene vraag. Zou het niet mogelijk
zijn geweest aan de klok (in het slotgedeelte)
waardigere tonen te ontlokken ? Het hangt
nl. zeer veel ervan af, op welke plaats de
bel door den klepel wordt geraakt l
Le chant de la cloche werd in het jaar
1885 gekomponeerd, en is te Parijs (25 Febru
ari 1886) voor het eerst onder de leiding
van Charles Lamoureux uitgevoerd gewor
den, met Ernest van Dijck als vertolker der
hoofdpartij.
WILLEM HARMANS
liiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiilimiiiiiiiiiiiiimiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiitii
Hoeveel Brood leveren de toege
zegde 14 000 ton Graan uit Amerika?
BQ het veelvuldig bespreken der
Amerikaansche Schepenquaestie, zal menigeen zich
hebben afgevraagd, in hoeverre de eerste
toegezegde hulp, welke ons met de 3 schepen
uit Amerika er. Argentiniëhopelijk binnen
kort bereiken zal, nu voorzien zal in de
algemeene broodbehoefte.
14 000 ton graan is toegezegd, maar hoe veel
brood wordt daarmede vertegenwoordigd ?
Enkele inlichtingen van bevoegde zijde
ontvangen brengen ons tot de volgende
berekenlng:
Eén ton = 1000 K.Q. graan levert 800 K.Q.
(gebuild) meel.
iiiiiiiimiiiiiHiiii
Een Belangrijke Periode uit de
Geschiedenis van Arras (Atrecht)
ADAM DE LA HALLE
De eerste Revue en de eerste Opéra comique.
Arras of Atrecht, de Noord-Fransche thans
deels verwoeste stad, die in een der brand
punten van den verwoeden wereldstrijd ligt,
en dus de aandacht trekt, verdient die dubbel,
wegens haar roemrijk verleden.
Wij gaan in gedachten terug naar de tweede
helftvan de 13e eeuw.toen Arras, de bloeiende
en welvarende hoofdstad van het aan Vlaan
deren grenzende graafschap Artois, een cen
trum was van industrieel en commercieel
leven en tevens een plaats van vermaak en
gezelligheid. De burgers hadden er de over
hand op den ridderstand en genoten met
volle teugen van het leven. Er werd ge
speeld, gedronken, gedanst en gezongen. De
favernes vierden er hoogtij, wat reeds het
geval was ten tijde van den Picardischen
dichter Jean Bodel, die er Le Jeu de
SaintNlcolas" liet opvoeren. Dichters en compo
nisten leverden stof genoeg, om de vreugde
stemming er in te houden. Aan de spits
stond Adam de ia Halle, in zijn land
bijgenaamd Ie Bossu," niet omdat hij een
krommen rug had immers in zijn Rol
de Sicile zegt hij, dat hij heelemaal niet
gebocheld is maar wellicht, omdat hij
zoo geestig is. In elk geval was hij een
man van op den voorgrond tredend talent,
realistisch, ondeugend, satiriek en pikant
en viel hij bijzonder in den smaak van
het vermaakzuchtige Arras. Geboren om
streeks 1235, openbaarde zich bij hem
reeds op jeugdigen leeftijd de voorliefde
tot de letteren en de muziek. Hij werd ver
liefd op een jong meisje en brak zijn studiën
af, om haar te trouwen; na een korte
huwelijksperiode, gingen beiden voor een paar
jaren van elkaar; hij ging zijn studiën voort
zetten, hoogstwaarschijnlijk te Parijs; zij
bleef te Arras; in 1271 was hij terug in
zijn geboorteplaats.
Voor het Meifeest, vermoedelijk in het jaar
Eén KG. meel levert l« K.O. wittebrood.
14 000 ton eraan leveren dus 11.200 000K.O.
meel = 16 800.000 K.G. wittebrood.
Veronderstellend, dat het Amerikaansche
graan bestaan zal uit tarwe, waaraan de
behoefte Is, kan men voorts rekenen, dat bij
de broodbereiding wordt toegevoegd 35 pCt.
roggemeel, voorloopig voldoende voorradig
en 10 pCt. aardapptlmeel, of ander nood
hulpmateriaal. Deze 45 pCt. gevoegd bij de
16 800.000 K.G. geeft 24 360.000 K G. brood,
welke hoeveelheid dus verkregen kan worden
met de toegezegde Amerikaansche hulp.
De Nederlandsche Bevolking, verbiuikt
gemiddeld 1.400.000 K.G. brood per dag,
aannemend, dat de niet-broodgebruikers
(jonge kinderen e.a.) de
aanvullings-rantsoenen compenseeren, zoodat men rekenen
kan, dat de nieuwe aanvoer strekken zal
voor ongeveer 17 dagen.
iiiiiiiiiiiiiMiiiiMiMiiiiiiiiiiiiimniiiiiiiiimiiMiiiiimiiiiiiMmiiiMiiiiiiii
VRAOENRUBRIEK
voor
Algemeene Wetenswaardigheden
J. v. R. te C. Bestaat er ook een
alphabetisch plaatsnamenboek van de geheele
wereld In den naadel?
Zulke werken zijn:
Vorsterman van Oyen en van Maanen,
Algemeen woordenboek der aardrijkskunde
3e druk (1912).
Kramers, Geografisch woordenboek der
geheele aarde 2e druk, 2 dln.
Ritter, Geographisch-s'atist. Lexikon, 2 Bde.
Webersik, Giogr.-statist. Weltlexikon.
Zeer uitgebreide registers van plaatsnamen
zijn ook opgenomen in de bekende groote
atlassen van Andree, Stieler en Vidal
Lablache.
G. M. C. T. te d. H., Wat is een
spoorweepostkantoor ?
Een spoorwegpostkantoor is geen post
kantoor in den gewonen zin van het woord.
Het is een kantoor dat belast is met de
regeling van en het toezicht op het vervoer
van alle postzaken op de verschillende mid
delen van vervoer (spoor, tram, boot). In
ons land zijn vier spoorwegpostkantoren, n.l.
te Amsterdam, Rotterdam, Zwolle en Arn
hem. Het is niet noodlg dat zulk een
kantoor in een spoorwegstation is gevestigd,
dat te Amsterdam is gehuisvest in het ge
bouw Mercurius" aan de Prins Hendrikkade.
L. V. te A. Aan welh adres moet ik mij
wenden om te solliciteeren voor de betrekking
van postdirecteur v m een hulpp istkantoor
in Limburg? Welke eischen worden daarvoor
gesteld?
Voor zulk een betrekking moet u sollici
teeren bij dir.-generaal der poiterflen en
telegraphie te 's-Gravenhage. Doorgaans wor
den all directeur der kleine postkantoren
.benoemd kantoorbedienden der posterijen
en telegrafie die minstens drie jaren als
zoodanig werkzaam zijn. Vereischt worden:
vlug en duidelijk schrift; voldoende kennis
van de nederlandsche taal, kennis van de
vier hoofdregels der rekenkunde, de
tiendeelige en gewane breuken en het neder
landsche stelsel van maten en gewichten.
Verder: de staatkundige Indeeling van
Europa; kennis van de ligging der voor
naamste plaatsen en zeeën en van den loop
der rivieren in Nederland en de andere
landen van Europa. Ligging der voornaamste
plaatsen in de andere werelddeelen, in het
bijzonder in Nederlandsch Oost- en
WestInd . Kennis van het spoorwegnet in Neder
land en van vreemde talen, waaraan het
verkeer van het kantoor behoefte heeft.
Einddiploma H. B. S. 3 j. of 5 j. cursus of
daarmee gelijkgesteld diploma geeft vrij
stelling van dit examen.
S. te D. Ik bezit een Nationale Schuld
brief gront 600 gulden van da Bataafsche
Republiek van I Mei 1800, geteekend door
Gogel. Heeft dit papier waarde voor een
verzamelaar ?
Er zijn van deze assignaties nog zoovele
luimmimiimiiiMMiimiiiMiiii
1262 vervaardigde hij een satirieke revue
hoogstwaarschijnlijk de eerste in dit genre:
Le Jeu de la Feuillée, genoemd naar de
plaats der opvoering, onder een looverdak.
In deze Revue treedt hij in studenten
costuum zélf het eerst op en deelt hij zijn
vrienden mede, dat hij naar Parijs vertrekt;
achtereenvolgens voert hij ten tooneele zijn
vader, dien hij bespot om zijn gierigheid:
voorts krijgt men op cynischen toon te hooren,
dat zijn eigen vrouw haar bekoorlijkheden
verloren hetft. Hij zegt o.a.: Toutmesanle
(semble) ore (maintenant) en li mué(changé);
Ele avoit front bien compassé(réguliei);
or (maintenant) Ie voi cresté(ridéi et estroit".
De slotregel luidt: Car mes fains (envie)
en est apaiés (apaisé)". Dit zal dus wel de
hoofdreden zijn, waarom hij weggaat; het
verlangen om zijn studiën voort te zetten
is dan slechts een voorwendsel. Hij laat, in
al hun ondeugden, gebreken en belachelijke
eigenschappen zijn huren, zijn vrienden, ken
nissen en vooral zijn vijanden defileeren in
een serie tableaux, waarin banaal realisme en
aantrekkelijke fantasie wonderlijk vermengd
zijn. Zoo verschijnt een docter, die raad getft
aan zijn patiënten, wier geheimen hij tevens
weet los te krijgen. Er treedt een monnik
relieken-drager op, die smalend bij den neus
genomen wordt in een kroeg; hij is in slaap
gevallen en daarvan maakt de kroeghouder
gebruik om hem een poets te bakken: Etor
me faites tuut tscout, metons li ja, sus qu'il
doit tout et que Hane a por luljoé. (Luistert:
Laten we hem wijs maken, dat hij alles be
talen moet, en dat Hane voor hem gespeeld
heeft), zegt hij tot zijn gasten-drinkebroers.
Als de monnik wakker wordt en hij verneemt
tot zijn verbazing zijn schuld, laat hij eenige
van zijn relieken achter, omdat hij geen geld
bij zich heeft. De docter zegt hem: moines
vos n'estes pas soz, qui vos en alez." Aan
het einde verschijnen feeën en dan komt
een tafreel<je, waarin de monnik zijn relieken
moet in pand geven, om het'gansche gelag
te betalen.
De medespelenden zijn bewoners van Arras,
met Adam de la Halie in de hoofdrol; zij
bebewaard gebleven dat ze geen bijzondere
waarde hebben.
W. R. v. R. te L. Bestaat er verband.
tusschen de verschillende standen van de
maan en de weersgesteldheid op aarde?
(B.v.: Dooi onmiddellijk na volle maan, e.d.)
Zoo jt, is hiervoor een wetenschappelijke
verkUring, en welke is deze?
Volgens alle wetenschappeigke onderzoe
kingen is de invloed van de maan op de
weersgesteldheid zóó gering, dat ze practisch
van geen beteekenis is.
Abonnéte L. Is u ten werkje bekend waarin
in zeer beknopten vorm een overzicht gegeven
wordt van het Komeinsche recht, en dat als
voorbereiding kan dienen tot de studie van
dit onderwerp uit handboeken als van Mod
derman, Olrard, May, Sohm e.a.?
Een zoodanig werkje is: v. Czyhlarz,
Lehrbuch «Ier Institutionen des törmschen
Rechts.
J. H. te L. Sedert meer dan 100 jaren
bezat Leiden een beroemd Museum van
Natuurlijke Historie, druk bezocht door
schoolkinderen en het vulk, indirect ontwik
kelend in de hoogste mate. Jarenlang drong
het Bestuur aan op betere hulsvesting;
eindelok is voor veel geld een nieuw gebouw in
orde en alles overgebracht, maar het Museum
is voor het publiek gesloten en komt niet meer
voor in de lijst der Rijksmusea. Waarom is
dit geschied ? Weet de hooge Regtering van
dezen, de ontwikkeling van htt volk
benadeeItnden maatregel?
Volgens door het Ministerie van
Binnenlandsche Zaken verstrekte inlichtingen is in
overeenstemming met de grondgedachte van
de inrichting van het rieuwe gebouw, de
collectie van het Museum van Natuurlijke
Historie te Leiden thans aan bezichtiging
van het publiek onttrokken, en worden
slechts overzichtcollectics van de Neder
landsche fauna in een klein zaaltje voor
ledereen tentoongesteld. Dit zaaltje is na
voorafgaande aanvrage dagelijks, uitgeno
men des Zondags, te bezichtigen.
on
a re h
ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM
» m* -^^ w I^HW
l
M
A
B
M
A
B
ABKABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABttABM.ABM.ABM.AB M
A de
MEEREN-ARTIKELEN,
UITRUSTINGEN.
MMMimmiiiMtni
Illlllllllllllllllllllllllllllllill
Avondrood
O schoonheid, wonderbaar en groot,
De hemelen in avondrood;
En in 't onwezenlijke licht,
De boomen als een droomgezicht;
En over 't land de nevel flauw,
Een schuchtre ster In 't avondblauw;
En over 't water glanzend-klaar,
Een donkre schaduw hier en daar;
Een eerzaam schip hoe schij .t van ver,
Zijn lichfje als een vertrouwde ster,
En zacht verstervend al die pracht,
In 't donker wezen van den nacht.
J. A. RISPENS
Op den Economischen Uitkijk
Handelsregisters en Kamers
van Koophandel.
In het nummer van 25 November ('17)
besprak ik het op 16 November ingediend
ontwerp tot instelling van een handels
register" en de daarbij in uitzicht gestelde
(tevens de daaraan vastgekoppelde) reor
ganisatie der Kamers van Koophandel. Men
zal zich wellicht herinneren dat ik het een
en het ander met eenige warmte toejuichte
en daarbij wees op het groote belang der
zaak. Nu ligt sedert geruimen tijd reeds 1)
het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer
over dit ontwerp op mfln schrijftafel en
wacht op eene bespreking. Want daar deze
aangelegenheid werkelijk van practisch ge
wicht is vooral de verruiming van de
werkings-sf eer der Kamers v. K. in de breedte
en in de difpte kan van groot practisch
nut zijn voor handel en nijverheid en voor
oordeelkundige voorlichting van deRegeering
omtrent beider belangen , wil ik mijn
lezers, zonder hen met Beschouwingen pro
en contra pvsr de wijze van regeling te ver
moeien, niet ervan onkundig laten hoe de
gedachte, die het ontwerp beheerscht, door
de Kamer is ontvangen.
Mij dunkt: nog al heel goed. Men vindt
in zoo'n V. V. nu eenmaal altijd de meeningen
van onderscheidenen", zeer velen", som
migen", enkelen" enz. en men moet dan
daaruit de balans weten op te maken van
de instemming of afkeuring. Maar dit V.V.
begint met de mededeeling: vrij algemeen
verklaarde men met ingenomenheid van de
indiening van dit wetsontwerp te hebben
kennis genomen". En nu zie ik wel, verder
lezende, dat daartegenover anderen" blijk
gaven van niet met het ontwerp ingenomen
te zijn, maar ik vermoed toch (en hoop), dat
zij tegenover de vrij algemeene" voorstanders
in de minderheid zijn. Is dit zoo, dan heeft
het ontwerp een redelijk goede kans en kan
men vertrouwen dat de zaak wel tot stand
zal komen,... wanneer althans deze Tweede
Kamer nog tijd en gelegenheid vindt deza
zaak af te doen. Maar dit is een punt, waar
over ik misschien nog wel etns enkele op
merkingen zal ten beste geven.
Mij, die de indiening van dit ontwerp
toejuich, interesseeren meer dan de gron
den der voorstanders, de bedenkingen der
..anderen1'. Wat hadden zij aan te voeren?
Zij konden, zoo lees ik, de waarde van een
handelsregister voor den bloei van handel
en nijverheid voorshands niet hoog aan
slaan" en betwijfelden of deze instelling
wel zoo groote kosten waard is. Het roepen,
uit zekere kringen, om een handelsregister,
moet eerder verklaard worden uit een
ondoordachte modezucht, dan uit een wezen
lijke behoefte daaraan". Zoo'n register, al
dus vervolgden zij, bevat weinig of niets
omtrent de soliditeit der verschillende zaken,
omtrent de bij 't aangaan van handelstrans
acties gewenschte zakelijke waarborgen.
Informatiebureaux beteekenen in dat opzicht
heel wat meer en zullen wel altijd de voor
naamste vraagbaak blijven vocir wie nieuwe
relaties wil aanknoopen ...
Sterk is, dunkt mij, deze beschouwing
niet. Terecht voerden de voorstanders daar
tegen aan, dat het handelsregister een
gansch andere taak heeft dan het informatie
bureau (hoe men over de waarde van dit
laatste ook denke); de taak van het register
is beperkt: het opent de gelegenheid vol
komen betrouwbare gegevens te erlangen
betreffende uiterlijke hoedanigheden en
omstandigheden van koopman en zaak."
Mij komt het voor, dat hier de taak (en het
nut) van het handelsregister geheel juist is
weergegeven. Niemand heeft, voor zoover
ik weet, ooit gezegd dat het handelsregister
zoo iets als een panacee" zou zijn tegen
IIIMIIIIIllllllllllllllllllllllnillHMIIIIIIIIII
OELOF
Kalverstraat 1
=- Opgericht 1850 =
TELEFOON 658 N
flITROEN
Paarlen, Brillanten
II
Goud, Zilver en Horloges
Uitsluitend eerste kwaliteit
utmniiiimniiii
uiiMimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
hoorden tot een vriendenkring en vrij zeker
niet tot een der middeleeuwsche Fransche
academies, Puy" genaamd. Het stuk speelde
zeer waarschijnlijk deels onder een berceau,
met daarnaast de taverne van Raoul de
Waidier; de vrouwenrollen werden door
mannen vervuld; aanwijzingen omtrent de
decors zijn er zeer weinig; de voornaamste
is wel, dat twee acteurs een tafel dekken,
als de feeën moeten verschijnen.
Als de eerste artisten niets te doen had
den, zaten ze ter zijde van het tooneel.
Wellicht waren er ook vrouwen onder het
publiek. De auteur heeft in zijn humo
ristische toespelingen op de huisvrouwen,
die de broek aan hebben, op de corpulentie
van Dame Douche, wier naam in de necro
logie van Arras voorkomt en die in de revue
optreedt, wel niet de bedoeling gehad te
beleedigen; evenmin als de tegenwoordige
revue-auteurs: hun doel is gepeperd ver
maak te geven; thans vormen kleurrijke
groepen, fantastische tableaux daarenboven
hoofdschotels.
Wij zijn nu gekomen tot het tweede be
langrijke werk: Le Jeu de Robln et de
Marion." van Adam de la Halle; het ontstond
als volgt: Als trouvére (dichter en zanger)
begeleidde hij Robert II, Graaf van Artois,
naar Italië, volgde dezen naar Napels, waar
hulp noodig was aan Karel van Anjou bij
de beteugeling en onderdrukking van de
troebelen na de Siciliaansche Vesper" (1282).
Tot vermaak van de hovelingen en de strij
ders vervaardigde hij aldaar een pastorale"
of dramatische idylle", die hij ter plaatse
en later te Arras liet opvoeren en die als
de eerste opera comique" beschouwd kan
worden.
Hoofdpersonen zijn Robin, Marion, ridder
Aubert, Perrette, Gautier en koning Baudon.
De korte inhoud is als volgt: Marion opent
de vertooning met een zang-aria: Robins
m'aime, Robins m'a; Robtns m'a demandée,
Si m'ara; Robins m'acata cotele d'escarlate,
bonne et bete, souskanie et cliainturele; a
leur i va! Robins m'aime, Robins m'a; Ro
bins m'a demandée: si m'ara!"
Een ridder met een edelvalk op de hand,
nadert Marion en vraagt, of zij een ridder
zou kunnen minnen, waarop de herderin
antwoordt, dat zij niemand anders lief heeft
dan Robin, die haar mooie kleeren en smake
lijke ^ijzen geeft.
Te vergeefs noodigt de ridder haar voor
een rijtoenje te paard uit; hij gaat daarna
zingende heen.
Robin, die een vroolijk aria neuriet, treedt
op en verneemt van Marion het gebeurde;
hij zou, als hij met zijn vrienden hier ge
weest was, er op los geklopt hebben! Na
een weinig gegeten te hebben, gaat hij zijn
vrienden halen, om gereed te zijn, als de
ridder zich nog eens verstouten mocht, aan
zoek bij Marion te doen. Daar verschijnt
Aubert opnieuw.
Pour Dieu," zegt ze angstig, alcs vostre
voie, car je suis en trop grand frichon
(frayeur); voire, s'il Ie savoit, ja mais nul
jour ne m'ameroit, ni je tant rien n' aim
comme l ui f"
De ridder, die zijn valk verloren heeft,
houdt aan en middelerwijl komt Robin er
mede aangeloopen; hij krijgt een geducht
pak slaag van den ridder, onder voorwendsel,
dat hij den vogel zoo onhandig aanpakt;
de ware reden is natuurlijk jaloesie. Marion
snelt Robin, die klaagt van de pijn en wiens
kleeren gescheurd zijn, te hulp en van dit
oogenblik maakt de ridder gebruik om Marion
te paard weg te voeren.
Robin trekt er nu met zijn vrienden op
uit, om haar te bevrijden, maar zij loopt al
heel spoedig weer vrij op den weg.
Nu wordt tot vreugde een rustiek spelletje :
Koning- en Koninginnespel" uitgevoerd,
Baudon wordt tot koning uitgeroepen;
waardigheid houdt hij er niet op na; hij is
integendeel een ongegeneerde schalk; onder
de vragen, die hij aan zijn hofhouding doet
is er n aan Robin: Quant une beste naist,
a col scs-tu qu'elle est femele". waarop
Robin antwoordt: Sire rois, au culliwardés
(regardez)". Het wordt nog erger, als
Warnier vertoornd verschijnt met de mededee
ling dat zijn vriendin bevallen is en dat men
allerlei ongewenschte dingen, ook niet: dat
het hetzelfde werk zou doen als tot nog
toe door handelsinformatie-bureaux wordt
gedaan. Maar de alles beheerschende vraag
is: of het handelsregister zal bevatten een
verzameling van langs anderen weg niet
of uiterst moeilijk verkrijgbare bet-ouwbare
gegevens, waarvan de raadpleging van groot
belang is voor menschen van zaken. En
omdat die vraag in de kringen van handel
en nijverheid niet vrij", maar ik meen
volstrekt algemeen bevestigend wordt be
antwoord, mag men het ervoor houden dat
de instelling heel nuttig zal zijn. Daartegen
over te spreken van een ondoordachte
modezucht" heeft toch waarlijk geen zin.
Onze Hollandsche kooplieden en nijveren
zijn over het geheel nogal heel nuchtere
zaken-menschen, die men niet terecht kan
beschuldigen van bevliegingen, van een
zekere liefhebberij om ondoordacht" iets
te verlangen, dat nu eenmaal In de mode
zou zijn. Wie dat meent, kent onze han
delaren en industrieelenniet, hij miskent ze.
Van het nauw verband door de Regeering
gelegd tusschen de instelling van het han
delsregister en de reorganisatie der Kamers
van K. had men" met belangstelling kennis
genomen. Ook met betrekking tot deze zaak
doet zich thans de invloed gevoelen van de
verwachtingen, welke omtrent de economi
sche omstandigheden na het sluiten van den
vrede vrij algemeen worden gekoesterd.
In den feilen econom/schen strijd, dien ook
ons land vermoedelijk tegemoet gaat, kan
het wapen van een doelmatige organisatie
van de Kamers van Koophandel niet worden
gemist". Deze (door mij gecursiveerde)
woorden geven m. i. geheel juist weer, wat
vooral nu, de groote beteekenis is der
voorgenomen reorganisatie, noodig was die
reorganisatie reeds zeer lang, onmisbaar is
zij thans, omdat zij in een wellicht zeer
nabije toekomst eenonontbeerlijkstrijdwapen
zal zijn en omdat wij dus thans reeds moe
ten zorgen dat dit wapen voor gebruik ge
reed is en dat wij met het gebruik daarvan
vertrouwd zijn tegen den dag, waarop wij
er ons van zullen moeten bedienen.
Allicht herinnert men z'ch uit mijn be
spreking van het ontwerp, dat het boven
bedoeld verband tusschen beide aar gelegen
heden is van tweeërlei aard: het register
zal werden bijgehouden door en zijn te
raadplegen in het bureau van de Kamers
van K.; de opdracht van die taak aan deze
lichamen zal veel beteekenen voor hunne
geldelijke onafhankelijkheid, zal hun gezag
vergrooten en een bruikbare basis voor
het kiesrecht dezer colleges geven. Vele
leden" konden zich met een en ander zeer
goed vereenigen en vonden dit een ge
lukkige gedachte": men zal, zoo oordeelden
zij, er eerder toe komen het register te gaan
inzien ter secretarie van de Kamer van K.
dan wanneer het berust ter griffie van een
kantongerecht .en daardoor in de oogen
van velen een geheel ander karakter heeft
dan een naslagwerk 2) ten behoeve van
handel en nijverheid." Er waren (natuurlijk!)
anderen", die liever de taak hadden opge
dragen gezien aan de griffiers der kanton
gerechten, want - zoo zeiden zij dezen
zijn met dergelijk werk vertrouwd" en
hunne griffies zijn .daarop ingericht." Bij
deze tegenwerping wil ik maar liever niet
lang stil staan. Met dit werk zijn deze
griffiers niet vertrouwd en daarop zijn hunne
griffies riet ingericht. Het is niet rationeel, ge
gevens ten behoeve van handel en nijverheid
ter raadpleging beschikbaar te stellen bij
het bureau van organen derrechterlijke macht.
1) Het stuk is dsor de Commissie van
Rapporteurs vastgesteld 18 Maart.
2) Naslagwerk". De bedoeling is duide
lijk: een wetk, waarin men iets naslaat. Is
het woord Hollandsen? Ik twijfel met grooten
twijfel!
mompelt, dat de priester de vader van het
kind is. Daarna wordt een landelijk maal ge
houden en het slotiseensoortbal-champêtre
met zang.... Vorm en inhoud van Lejeu de
Robin et de Marion zijn primitief, met weinig
spannende intrigue, met niet veel actie, maar
de behandeling van het lief desthema is gees
tig en bevallig en in een rustieke omgeving
met aardige rijm en in frisschen, natuurlijken
stijl. Deartisten eten brood, kaas, vruchten,
spek een echte pique-nique; ze springen,
dansenen zingen en al worden erdingen gede
biteerd, die voorkuische ooren niet geschikt
zijn, als zedenschildering is de vertooning
van blijvende beteekenis en ze vormt met
Le Jeu de la Feuillée een evenement in
de geschiedenis van het middeleeuwsche
theater. Beide weiken zijn merkwaar
digerwijze, de eenige van het komische
theater-repertoir uit de 13e eeuw, welke
bekend zijn. De 14e eeuw leverde slechts
eenige moraliteiten, farces en dialogen.
De 15e eeuw opent een nieuwe era. Adam
de la Halle was een trouvére, originaal
en spontaan in zijn werken. Het pleit on
getwijfeld voor de waarde en de beteekenis
van zijn Jeu de Robin et de Marion, dat het
werk 21 juni 1896, dus ruim zes eeuwen later,
opnieuw te Arras opgevoerd werd met een
succes, dat alle verwachtingen overtrof. De
verzen waren verfrischt door Emile Blémont;
de aria's hersteld en geaccompagneerd door
een orchestratie van Julien Tiersot, den
bekenden conférencier en chansonnier, die
een twintigtal jaren geleden in de Alliance
frarifaise te Amsterdam en in eenige andere
steden van ons Land, voordrachten hield over
de historie van het oude Fransche lied.
Om het cachet van de voorstelling te Arras
te verhoogen, maakten Jean Richepin en
andere dichiers er gelegenheidsverzen bij.
Het stuk bleek niets van zijn oorspronkelijke
frischheid verloren te hebben en wijlen de
groote Parijsche criticus Sarcey was er
buitengewoon mede ingenomen.
De partitie voor piano en zang verscheen
bij den uitgever Fromont.
K. DE HARTOÜH