De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 4 mei pagina 2

4 mei 1918 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 4 Mei '18. No. 2132 PRIJSVRAAG KRACHT EN WARMTE Door de jury voor de Kracht en Warmte Prijsvraag is samengesteld een uitvoetig verslag, waarin de bekroonde antwoor den voor zoover daartoe de toestem ming der inzenders werd verkregen afzonderlijk worden besproken en nader toegelicht wat betreft de uitvoerbaarheid, de aan eventueele uitvoering verbonden kosten, de te bereiken voordeden, enz. enz. dus alles wat betreft hun waarde voor de practijk. Waar de beschikbare plaatsruimte niet toelaat dit verslag hier in zijn geheel te publlceeren, stelt De Amsterdammer" voor ieder belangstellende een exemplaar beschikbaar dat gratis wordt toegezonden na aanvrage bij het Secretariaat, Keizers gracht 333, Amsterdam. Bekroond werden de hier volgende in zendingen : 1. C. Prlnce, te Driebergen. Onderwerp: Het fabriceeren van briketten uit sintelgruis. Toegekende prfjs f 200. 2. J. van Essen, te Amsterdam. Onder motto De tijd zal het leeren". Onderwerp: Het briketteeren van magerfi j n kool in een kalkzandsteenfabriek. Toegekende prijs f 150. 3. A. J. Balond, te Utrecht. Onder motto Sintels". Onderwerp: Briketteeren van gesorteerde sintels in een steenfabriek. Toegekende prijs f 100. 4. Mevr. K. Berg van Middelburgh, geb. Bray, te Utrecht. Onder motto Ernst". Onderwerp: Gloeiend zand in combinatie met het systeem hooikist. Toegekende prijs f 100. 5. G. W. Lovendaal, te Grave. Onder motto Alle beetjes helpen", (no. 47), Onderwerp: Isoleeringsmanchet voor gaskooktoestellen. Toegekende prijs f 100. 6. A. J. den Duytsen, te Arnhem. Onderwerp: Turfmolm-vulkachel. Toegekende prijs f 25. 7. D. van Vugt, Jr. Amsterdam. Onder motto: Alle beetjes helpen". Onderwerp: Isoleeroven voor gaskookt oestellen. Toegekende prijs f 25. Voorts zijn nog prijzen toegekend aan twee inzenders die geen machtiging tot publicatie hebben gegeven. Een inzending van Columbus Junior" laten wij, hoewel niet behoorend tot de bekroonde vindingen, volgen: Een Eskimo met huid vol vet. Heeft in de kou de grootste pret. Welaan dan, sleur op zij gezet, Voor ditmaal geld als winterwet: Geen plekje huid blijv' onbezet Met olie, boter, traan of vet Ter dikte van een ommelet; Zulks telle niet als vreemde smet, Van binnen blijft men onverlet, Goed Hollandsen zindelijk en net, En komt het voorjaar, niets belet, Terugkeer tot normaal toilet; Men schraapt dan zuinig zijn appret Gebruikt het nog voor wagenvet. De Commissie voor de Kracht en Warmte Prijsvraag. lllllllllltlllllllllllllllHIIIIIIIIMIMIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII held niet erkennen. Zij willen desnoods de dynastie, maar tegen de vereeniging onder de dynastie zien zij op. Karl geloof de aan de ster van zijn heerschersgeslacht. Zijn geboorte had hem op een af stand van den troon geplaatst, maar op Erz. Karl", zooals hij werd genoemd, hechtte zich van jongs af de aandacht. Hij scheen voor bestemd, en hij heeft de functies van het Keizerschap met gratie en met toewijding leeren waarnemen. Ook als keizer en opperveldheer heeft hij de moeiten van den oorlog meegemaakt. In de Alpendalen van Tyrol leed hij de ontberingen van den winter mede met zijn troepen. Maar hij dacht aan den vrede. Hij kon niet buiten den vrede. De oude ministers van Frans Jozef heeft hij op hun tijd en vriendelijk hun afscheid gegeven. Hij vertrouwde op de graven Czernin en Clam Martinitz, echte pijlers van de dynastie, representanten van den machtigen Oostenrijkschen adel. Dat was zijn keus; het waren zijn menschen. Czernin zou hem den vrede verschaffen; hij beloofde het, hij was er zeker van. Ook had de keizer zijn eigen weg gevolgd in zijn brief aan broeder Sixtus. Karl is een moederskind. De vrome prinses van Saksen wie het lot een Oostenrijkschen aartshertog tot echtgenoot had beschikt, was in haar huwelijk diep en diep teleurgesteld geworden. Al haar levensgeluk had zij ge plaatst op het hoofd van haar knappen zoon. Met voldoening zag zij dan hoe zijn trekken niet aan het type herinnerden van het Habsburgsche huis, maar aan haar eigen geslacht. Een Sakser" heette men hem aan het hof, om zijn ronde gelaat. Hij had meer gemoe delijkheid over zich, een meer zieh laten gaan dan eigenlijk bij een Habsburger be hoort. Alleen had hij au fond den eigen wil van den Habsburger. Een moederskind daar enboven, heb ik gezegd, gewoon zijn zin te krijgen. Hij heeft een vrouw getrouwd, Prinses Zita van Bourbon, uit een groote familie van twintig kinderen, zoo ik goed tel, die geleefd heeft onder een excellent hoofd als vader, den in zijn jeugd verdreven hertog van Parma. Neiging heeft den voor Keizer bestemden prins tot de prinses gebracht en alleen reeds wat haar bewonderaars van haar oogen DERTIENDE PRIJS van onzen Novellen-Wedstrijd DE VERSCHIJNING DOOR W. C. J. MOOY Als's morgens zus ter Angelique de kloosterbel klepte, ging Ludegonde de poort opensluiten voor de herders, die in de kapel kwamen bidden. Zq liep dan even heen en weer op de smal geëffende bergweg en luisterde naar de geluiden, die van het dorp in 't dal opkwamen. Het was altijd hetzelfde: een bengelende klok en nu en dan het gekraai van een haan of het blaffen van een hond; op de bergweiden loeide een koe met een klageirjk lange schreeuw, maar van menschen was er geen geluid, want de her ders kwamen zwijgend en ernstig uit hun zomerhutten. Zoo stond het klooster, hoog in 't gebergte, in een heilig zwijgen. Doch nog nader tot den hemel, op de hoogste vlakte, stond scherp tegen de bleeke lucht de donkere kluis van Olmerik. De Schrijver zeggen lachend drijven zij alle zorg weg en zorgend smeeken zij haar kommer te verdrijven doet ons de neiging me gevoelen. Maar in de herinnering van het Weener-publiek is haar beeld gebleven, zooals zij vooraan ging, door de aartshertoginnenstoet, gevolgd in de oorlogsprocessie van de Moeder Gods, geheel in ,t zwart, de wimpers over de oogen neergeslagen, het teedere gezichtje gebogen als een andere madonna van smart, over den langen weg te voet, door tienduizenden en tienduizenden stilzwijgend aangestaard. Want als Kroonprlnses en Keizerin heeft men haar nog niet gekend. Zij leeft met den Keizer terugge trokken. Hoe intiem is hun samenleven geweest, hoe hebben zij het ook wel willen weten voor de wereld! Men heeft er aanmerking op gemaakt. Zij hadden te zamen maar n slaapkamer. Het streed tegen de Habsburgetikette. Bij keizer Frans Jozef is beklag ingediend. Over het leêren gelaat van den rimpeligen Keizer gleed een grijze schim van een lach. Laat het zoo!" zeide de oude man. De realiteit van het nijpende leven kent de Keizer niet. Een Habsburger staat daar boven. Hij gaat tusschen luisterrijke woorden, en iedere wezenlijkheid wordt in die hoogere sfeer een glansrijk woord. Vrede heeft Graaf Czernin zijn heer en meester willen ver schaffen; maar die vrede die als wereldvrede was bedoeld, werd hoe dichter het einde naderde van het jaar, hoe langer hoe meer een Duitsehe vrede. Ach, al lang dacht de keizer niet meer aan een opeischen van Elzas-Lotharingen. Ik geloof dat het hoofd kwartier in de Aprilmaand van 1917 zijn bekeering heeft gezien door den Medekeizer over het onrecht van Frankrijk. En zooveel dingen meer weken uit het gezicht. In Clam Martinitz had hij zich teleurge steld gevonden, en htj had het ministerie in Oostenrijk aan een burgertrnepje moeten overgeven. In Hongarije ging het niet meer na het afscheid aan Tisza. Ook Czernin zou misschien spoedig zijn opgebruikt. Daar beging de man op wien hij toch nog rekende, de onvoorzichtigheid om Clemenceau te tergen en hij wilde niet als leugenaar" aan het hoofd van een regeering IIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIII Als het kleppen verstilde, met nog een enkele losse slag, kwam de kluizenaar naar buiten en knielde op de weide met het ge laat naar het klooster. Wellicht was ook hij gaarne voor het simpele altaar gekomen, doch zijn hut stond aan gindsche zijde van een afgrond en de omweg door het dal was een halve dag rijden voor een man: en een paard had Otmerik niet. Het was reeds zeven jaar, dat hij zoo elke morgen lag te bidden. Tegen de winter, toen de kudden reeds naar lagere weiden gedreven waren, had hij zich plot seling vertoond op de hooge top. Verschei dene dagen was hij bezig geweest met het sleepen van groote rotsblokken, waaruit hij zich een schuilplaats bouwde. In de hof stonden heimelijk de nonnen en zagen nieuwsgierig naar het bedrijvig doen van de man; Luiegonde was immer onder haar. Zij keken gespannen en praatten over hem, met korte vraagjes en gerade oplossingen. Ludegonde zeide, dat zijn haar blond was en zijn oogen blauw en zij verwonderden zich over haar scherpe blik, want niemand kon dit zien. Maar zij wisten niet, dat Ludegonde de kluizenaar gekend had, toen hij nog ridder Aertewyn heette en in de steekspelen haar kleuren droeg. Zeker zou zij eens zijn vrouw geworden zijn, maar de vorst had de vereeniging hunner goederen gevreesd en voor een simpel vergrijp was ridder Aerte wyn uit het land gebannen. Uit de vreemde had hij boodschap gezonden, dat hij kasteel en goederen en titel overdroeg op zijn broeder, wat slechts een list was, opdat hij als onbekend burger te sneller zou wederkeeren naar Ludegonde's burcht. Doch zij had dit niet begrepen, driemaal had ze de bode voor zich doen ontbieden en hem tot het laatste woord uitgevraagd, toen had zij gemeend dat Aertewijn voor immer in de vreemde bleef en zij had zich teruggetrok ken in het klooster der Eenzamen, waar des blijven, daar de Keizer bulten hem om zijn weg was gegaan. Toen kwam de realiteit van alle kanten den Habsburger omringen. En het werd een postcriptum van den Apostolischen Keizerbrief. Dat postcriptum nu was de vernedering voor den Hotienzollern, het teruggaan tot het régime van Frans Jozef onder Tisza, het enzijn met zijn burger ministerie, dat den Keizer parlementaire zeden zal voorschrijven. Als de Rijksdag nu niet weldra nog een tweede dringend postcriptum bij het eerste voegt! Het zou toch beter zijn geweest, wanneer het vodje papier" in zijn vergeten hoek was blijven sluimeren. Maar de storm van den tijd waait de laatste dorre bladeren uit hun schuilplaats te voorschijn, een herinne ring aan heengegane lente, wanneer alleen nog de heugenis aan de verloren bloesems over is. W. G. C. BYVANCK WIJZIGINGEN IN HET ECONOMISCH LEVEN VAN ZWIT SERLAND GEDURENDE EN TENGEVOLGE VAN DEN OORLOG Het onderstaand artikel, ons toegezonden uit Lausanne door den heer I. I. Brants, vormt door de scherpe belichting der Zwit sersche economische toestanden der laatste jaren, een interessante bijdrage voor ons blad, welke wij gaarne hier publiceer en. I. Zwitserland heeft zich ontwikkeld tot een der belangwekkendste terreinen van Staats economie Dit is geschied onder de auspiciën der partij, welke, steunend op eene o/ergroote en goed gedisciplineerde meerderheid der kiezers, sedert meer dan menschenheugenis het land bestuurd heeft en toe valligerwijze" radicaal is geneeten, iets wat zonder eenige beteekenis is, doch enkel als een distinctief etiquette moet gelden, dat evengoed door welk ander ook vervangen kpnde worden. Uit politiek oogpunt gaat dit geval ons op deze plaats niet aan. In economisch opzicht echter is zijn ontwik kelingsgang zoo leerzaam, dat het loonen zal er even onze aandacht op te vestigen. Evenals alle andere partijen had ook deze radicale partij oorspronkelijk haar ontstaan te danken aan politieke motieven. Het door haar begonnen regime bracht destijds her vormingen te weeg, waarmede men, naar gelang van het ingenomen politieke stand punt, het min of meer eens kan zijn. Geleide lijk echter kwam hierin verandering. Door hare geweldige en onverwoestbare meerder heid van het bewind verzekerd, liet de regeeringspartij meer en meer de ideeënstrijd ter zijde om zich ongestoord toe te leggen op het verhoogen der materieele welvaart des vaderlands. Dit laatste scheen zij meer te beschouwen als eene handelseconomlsche onderneming dan als eene idetële abstractie in de eerste plaats, terwijl zij zichzelf scheen te gevoelen als den raad van bestuurderen dezer vereeniging. Een op zichzelf juist standpunt, dat afgetrokken politiek getwist over louter ideologieën ten slotte de welvaart der staten vernietigt, werd zoo doende naar de andere zijde overdreven tot een uitsluitend jagen naar een zoo batig mogelijk saldo. Hiertoe moest zelfs in toenemende mate geweld worden gedaan aan het kenmerkende grondbeginsel der federatieve Zwitsersche constitutie, immers s'erk decentraliseerend en op home rule gespitst, door van uit Bern (bonds- niet Aoo/dstad!) in steeds wijder kringeene sterk centraliseerende bureaucratie te bevorderen. Dit systeem van winstbejag werkteoppervlakkig beschouwd voortreffelijk zoo lang er inderdaad winsten gemaakt werden, die opofferingen ten koste van nationaal prestige, ais ter gelegenheid der St. Gotthard conventie en bij andere gelegen heden, voor het gros des volks dragelijk maakten. Toen evenwel de groote oorlog uitbrak, die het vreemdelingenverkeer en langzamer hand ook de andere Zwitsersche industrieën" belemmerde, die door de mobilisatie den nationalen arbeid ontwrichtte, die door de schaarschte van grondstof en fabrikaat duurte veroorzaakte, die inplaats van het balig slot H. BERSSENBRUGGE, PORTRETFOTOGRAAF ZEESTRAAT 65, naast Panorama Mdag, DEN HAAG. Tel. 1538. fiimiiijiiimiiMiimiMiiiiimiijiiiiiiliiillitiiMiiiiuiiillliiliiMliililillliiii zomers alleen de herders komen en des winters geen enkel mensch, wijl de bergen te diep in de sneeuw liggen. Haar burcht en landen waren aan verre verwanten ge komen. Toen ridder Aertewijn na twee jaren wederkeerde als een eenfoudig koopman en zijn waren bood aan Ludegonde's burcht, had hij vreemd opgehoord, dat de vrouwe niet aanwezig was, doch 't lang verhaal van de poortwachter had hem met droeve schrik geslagen. Vele weken had hij rondgeloopen, onmachtig tot denken, tot plots een helder besluit in hem was gerezen. Hij had zijn waren verkocht en voor 't geld zich een pij verschaft en zoo was hij het gebergte inge trokken, hooger en hooger tot de laatste top, vanwaar hij het klooster kon z!en. Sinds leefde hij daar als kluizenaar in een bleeke tevredenheid. Schoon zijn komen haar iets wonderlijks was geweest, had toch Ludegonde hem niet terstond herkend. Doch de tweede dag, toen ze hem gade sloeg, was uit zijn slerpende handen een zwaar blok losgeworsteld en in wilde sprongen de helling afgestort, hij had een driftig gebaar met de armen gemaakt en zich met de eene hand in 't haar gegrepen, toen dan plots wist Ludegonde, wist ze, dat de ridder van haar jong blijde jaren, een makker was geworden in haar verre eenzaamheid. En als de winter voorbij was en de herders wederkeerden uit de dorpen, hoorde de nonnen de wondere verhalen van Olmerik, de heilige man, die in armoede leefde, doch rijk scheen te wezen, want hij had hulpe gezonden overal waar zij van noode was. En allen loofden hem, slechts Ludegonde was stil in haar blijdschap. Doch na de zevende winter kwamen er andere verhalen. Olmerik bekommerde zich niet meer om de behoeftigen en i, die het gewaagd had tot hem op te klimmen, wees hij af. Hij had een gebaar gemaakt N.V. PAERELS Meubileering MIJ. COMPLETE MEUBILEERING -: BETIMMERINGEN : Rokin 128 Telef. 4541 N ii" iiiiiiin miimi deficits bracht in elk der staatsbedrijven, welke de bureaucratie zich geschapen had, die opofferingen eischen kwam ookinmati.rieelen zin, toen begon alras de groote regeeringspartij, toen begonnen heeren bestuurderen" het wankele der f undamenteele positie te gevoelen, en begon de populariteit hunner politiek" in vele kringen te verminderen. Daarbij komt, dat een handels-economisch lichaam uitteraard vrij onkundig staat tegen over de urgente militair-politieke vraagstuk ken van het oogenblik. Zoo was de Zwitsersche bewindsquaestie al dadelijk critiek en heeft zij ons dan ook in den loop van den oorlog een e reeks crisissen niet bespaard. Op het oogenblik bevinden wij ons aan den vooravond der jongste, die zich kenmerkt door haar geprononceerd staatseconomisch character. Hoewel de meerderheid der volkstegenwoordiging, in de meening dat de oor log, naar Duitsch beweren, eene stoornis van slechts enkele maanden beduiden zoude, zich gehaast had eene //zconstitutioneele blanco volmacht voor den duur ervan te verleenen aan ons zeven gestarnte", den Bondsraad, die hoewel een electief lichaam tevens ongeveer de f unctiën vervult vaneen Cabiret op de wijze van het dagelijksch bestuur eener Nederlandsche gemeente , wist deze laatste niet beter te doen dan anti-constitutioneel die inconstitutioneele macht virtueel over te geven in handen der colonels van den generalen staf. De colonels van den generalen staf onder leiding van een hunner, den heer Wille, die voor den duur van den oorlog naar landsgebruik be noemd werd tot generaal, beslisten thans in alle zaken, ook in die van diplomatiek, politiek en economisch belang, en deze be slissingen vielen steeds uit in den meest autocratisch-reactionairen, Pruisisch-militaristischen geest. Ook het Zwitsersche volksleger, op zulk een regime geenszins berekend, werd aan de Pruisische methoden onderwoipen, met het gevolg, dat de Zwitsersche jongens," waaronder bij-de-vijftigers, die zonder hier toe verplicht te zijn uit overzeesche ge westen waren overgekomen om het vader land te helpen verdedigen, vaak ten koste van waardevolle posities, weldra hun aanvankelijkdemocratisch enthousiasme voelden verkeeren in een ontgoocheld doch niet minder democratisch anti-militarisme, het welk hen niet zelden in de armen voerde van het extreemste socialisme. Ondertusschen zag de Bondsraad onder leiding van den heer Hoffman toe, dat het verzet, hetwelk deze militaire reactie ge durende de twee jaren harer almacht wekte in de volksvertegenwoordiging en vooral onder het volk, zoo krachtig mogelijk ge smoord werd. Indiscreten afgevaardigden, die met name het meer individualistisch geaarde Romaansch-Latijnsche gedeelte des lands voortbracht, werd onverwijld de mond gesnoerd. En, naar aloude traditie, was de nussale regeeringsmeerderheid te veel ge disciplineerd om niet blindelings gevolg te geven aan de wenken van het opperste partij-bestuur. De eerste crisis, die uit dezen toestand voortvloeide, was die tijdens het zooge naamde proces der Colonels." Met den inwendigen toestand des lands hing zij slechts indirect samen. Uit sympathie voor hunne mede-militaristen en -reactionairen over den Rijn hadden deze Zwitsersche autocraten handelingen gepleegd diametraal in strijd met de beginselen der neutraliteit. Hierdoor kregen ce mokkende vijanden van hun re gime vat op hen en rustten zij niet, voor zij hadden aangetoond, hoe onwaardig deze leidslieden' waren om verder het vertrouwen der regeering te genieten. Van geïnteresseerde baitenlandsche zijde heeft men getracht de meening ingang te doen vinden, alsof de beroering tijdens dit proces een gevolg was van den oorlog lusschen de Germaansche enanti-Germaansche elementen in Europa, welke zich naar de andere zijde van 't gebergte, waar de groote vlakte lag en gezegd: .Geld heeft daar zijn waarde zoo goed ais hier in 't dal, ik heb het zelf noodig". Niemand had deze woorden begrepen, doch de herders schimpten op de gierigheid en geldzucht van wie een heilige wilde zijn. Maar de abdis vermaande hen en zeide slechts op God te vertrouwen bij wie altijd hulpe was. Toen werd er in het k'ooster over Olmerik niet meer gesproken, doch als steeds zag men hem bidden op de weide. Het was een nanacht in de volle zomer, de klaarte van de dag doofde slechts voor enkele uren en in dit donker hing de witte maan hoog in de lucht en schiep een eigen nieuwe glans, vol vreemde bekoring. Ijle nevels lagen over de weiden en wierpen het dalend licht weer op, zoodat de schemering al meer verhelderd werd. Hoog langs de hemel dreef een schare lichte wolkjes, zich vermakend met een luchtig spelletje van hier en daar de sterren te verstoppen; zwervend zonder zorg, hoewel het eerste felle glanzen van de zon hun rappe dood zou zijn. In haar cel zat nog laat Ludegonde te werken aan eenaltaarkieed. Een kaars lichtte spaarzaam haar vertrekje, even flikkerend soms als de wind inblies door het venstertje, waar buiten de rijke manenacht stond. Als 't flikkeren haar hinderde bij 't werk sloot Ludegonde het venster, schoof er een gordijntje voor en werkte weer voort. Plots in de stilte was er een scherp getik tegen het glas, driemaal achtereen, zacht en toch duidelijk. Het vreemd geluid schrikte haar op en angstig ging ze naar de deur om gerucht te maken in de kloostergang en te waarschuwen voor de booze machten die rondwaarden. Doch toen het stil bleef, luwde allengs haar bang zijn, en met aar zelend voorzichtige stapjes ging ze naar het raam en gluurde naar buiten. De hof lag AAN HET NEDERLANDSCHE VARKEN Varken met uw karbonaden Met uw fraai doorregen spek, Met uw hoofdkaas en uw worsten En uw goedvoorziene nek, Met uw ooren en uw poolen, Met uw rolpens op azijn, Met uw nieren en uw lever, Ach, waar toeft ge zwierig zwijn? Varken, vetrijk, vroolijk varken, Wordt ge klandestien geslacht Wordt ge in een kinderwagen Naar de klanten toe gebracht? Ziet, daar fietst de onderwijzer Deftig langs den waterkant. Oogenschijnlijk gaat hij visschen, Bij de boeren op het land. Als hij straks weer huiswaarts peddelt, Is hij leutig en tevrêe Want dan voert hij in zijn kanus Ham in plaats van sprotjes mee. Ach, waar is de tijd gebleven Dat men uwe lappen al, Dat men erwtensoep met kluiven, Zoo maar voor het grijpen had ? Vroeger schold men om uw knorren U voor schuinsmarcheerder uil Tegenwoordig klinkt uw snorken Als een bariton-geluid. Vroeger leefden arme slokkers Van uw spek op roggebrood. Tegenwoordig smullen vorsten Van uw voor- of achterpoot. Kijk eens in uw slagerswinkel Zondag-rustig is het daar, Op het hakblok ligt nw vleeschmes Vlijmscherp voor uw buikje klaar. Maar helaas, het rust in vrede Na de laatste varkensmoord En de rappe worstmachine. Brengt slechts hondenlekkers voort. Voor de fraaie winkelramen L'gt geen varkens-achterdeel, Want de moedelooze slachter Doet in rolmops en makreel. J. H. S P E E N H O F F H. VAN DOOREN & Cie. DEN HAAG - AMSTERDAM - UTRECHT DAMES-HOEDEN en BONTWERKEN iiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiuiiiniiiiiiiiiiiii rassenmassig" ook op Zwitsersch grond gebied uit streed, en tengevolge waarvan natuurlijker wijze" de Duitsch sprekende drievetrels van dit land Duitschland zouden toevallen en de rest deels aan Italië, deels aan Frankrijk. Deze voorstelling is te opper vlakkig Duitsch om juist te zijn. Het geschil ging dieper dan een louter taalverschil. Het was het eerste massale verzet tegen de centraliseerende bureaucratie van heeren bestuurderen", die in de ure des gevaats zich incompetent bewezen hadden. Wel is het waar, dat het weerbarstiger individu alisme der Romaansch-Latijnsche cantons, aldaar het verztt een gunstiger bodem bood terwijl in de Alemannische de radicale" partijdiscipline veelal over te meegaand materiaal" beschikte, dan dat ook de af keuring des harten er drieste uiting vond. De uitslag van het ,,proces des Colonels" was het eerste groote echec voor het H ffrnann-regime, terwijl het den Bondsraad noopte althars een aanmerkelijk deel der uit de handen gegeven macht weder aan zich zelf te trekken. Meerdere kleine echecs volgden, desnietemin, culmineerende in de eind-catastrophe Hoffman-Grimm. Hoffmann had als beheerder van het departement van buitenlandsche zaken zich door zijn authoritaire Duitschgezindheid laten verleiden verlaten in 't licht, er was geen struik, die zijn takken reikte tot haar venster, zelfs niet OD storm geweld, en nu was 't bijkans stil. Na een wijle zette zij zich weer tot haar werk, docli als zij nauwelijks zat, was daar weer het zacht geklop aan haar venster. Haar hand hield even stil, dan veinsde zij niets gehoord te hebben en aandachtig trok zij de naald door het zware fluweel. Doch de booze, zoo hij het was, speelde te gretig zijn spel met haar, en bij de derde aanroep opende zij schielijk en spiedde naar de vreemde gast. Doch de hof was zoo ver laten als te voren. Dan, met haast klanklooze stem fluisterde zij: Wie is het, die mij roept?" Maar het duister antwoordde niet. Toen doofde zij het licht en legde zich tot slapen, verwonderd en toch niet bevreesd. De nacht vergleed in trage vrede. Daarna gingen de dagen voort als gewoon lijk, in de gewijde sleur van haar kloosterbestaan. Doch de vijfde avond als zij, haar gelofte getrouw, weer werkte aan haar nachttaak, voelde zij zich gansch gespannen van ontroering. En waarlijk een uur na midder nacht was daar weer het geheime teeken. Nu vraagde zij niet, doch zeide simpel: Hier ben ik", en een stem noemde haar naam: ,.Ludegonde", 't werd een klagende roep. Zij speurde, waar in de schaduw zich iemand verborgen mocht hebben, maar on verwacht zag zij een gestalte in 't vage licht, 't was haast als groeide zij daar van ijle nevelgedaante tot al scherper geteekend wezen. Het gelaat nog bleef een duistere schaduwvlek, doch Ludegonde wist aan haar ontroering, dat het ridder Aertewijn was. Hij echter, als kennend haar onbewoorde gedachte, zeide: Hoe zou ik zoo hier kunnen zijn Ludegonde, wat ridder vermeet zich de kloostervrede te breken? Doch de wijding des kluizenaars versmelt met die van de heilige hof. Aertewijn bleef achter, diep in 't dal, en op de bergen woont Olmerik".

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl