Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
4 Mei '18. No. 2132
PRIJSVRAAG KRACHT EN WARMTE
Door de jury voor de Kracht en Warmte
Prijsvraag is samengesteld een uitvoetig
verslag, waarin de bekroonde antwoor
den voor zoover daartoe de toestem
ming der inzenders werd verkregen
afzonderlijk worden besproken en nader
toegelicht wat betreft de uitvoerbaarheid,
de aan eventueele uitvoering verbonden
kosten, de te bereiken voordeden, enz. enz.
dus alles wat betreft hun waarde voor de
practijk. Waar de beschikbare plaatsruimte
niet toelaat dit verslag hier in zijn geheel
te publlceeren, stelt De Amsterdammer"
voor ieder belangstellende een exemplaar
beschikbaar dat gratis wordt toegezonden
na aanvrage bij het Secretariaat, Keizers
gracht 333, Amsterdam.
Bekroond werden de hier volgende in
zendingen :
1. C. Prlnce, te Driebergen.
Onderwerp: Het fabriceeren van briketten
uit sintelgruis.
Toegekende prfjs f 200.
2. J. van Essen, te Amsterdam.
Onder motto De tijd zal het leeren".
Onderwerp: Het briketteeren van
magerfi j n kool in een kalkzandsteenfabriek.
Toegekende prijs f 150.
3. A. J. Balond, te Utrecht.
Onder motto Sintels".
Onderwerp: Briketteeren van gesorteerde
sintels in een steenfabriek.
Toegekende prijs f 100.
4. Mevr. K. Berg van Middelburgh, geb.
Bray, te Utrecht.
Onder motto Ernst".
Onderwerp: Gloeiend zand in combinatie
met het systeem hooikist.
Toegekende prijs f 100.
5. G. W. Lovendaal, te Grave.
Onder motto Alle beetjes helpen", (no. 47),
Onderwerp: Isoleeringsmanchet voor
gaskooktoestellen.
Toegekende prijs f 100.
6. A. J. den Duytsen, te Arnhem.
Onderwerp: Turfmolm-vulkachel.
Toegekende prijs f 25.
7. D. van Vugt, Jr. Amsterdam.
Onder motto: Alle beetjes helpen".
Onderwerp: Isoleeroven voor
gaskookt oestellen.
Toegekende prijs f 25.
Voorts zijn nog prijzen toegekend aan twee
inzenders die geen machtiging tot publicatie
hebben gegeven.
Een inzending van Columbus Junior"
laten wij, hoewel niet behoorend tot de
bekroonde vindingen, volgen:
Een Eskimo met huid vol vet.
Heeft in de kou de grootste pret.
Welaan dan, sleur op zij gezet,
Voor ditmaal geld als winterwet:
Geen plekje huid blijv' onbezet
Met olie, boter, traan of vet
Ter dikte van een ommelet;
Zulks telle niet als vreemde smet,
Van binnen blijft men onverlet,
Goed Hollandsen zindelijk en net,
En komt het voorjaar, niets belet,
Terugkeer tot normaal toilet;
Men schraapt dan zuinig zijn appret
Gebruikt het nog voor wagenvet.
De Commissie voor de Kracht
en Warmte Prijsvraag.
lllllllllltlllllllllllllllHIIIIIIIIMIMIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
held niet erkennen. Zij willen desnoods de
dynastie, maar tegen de vereeniging onder
de dynastie zien zij op.
Karl geloof de aan de ster van zijn
heerschersgeslacht. Zijn geboorte had hem op een af
stand van den troon geplaatst, maar op Erz.
Karl", zooals hij werd genoemd, hechtte zich
van jongs af de aandacht. Hij scheen voor
bestemd, en hij heeft de functies van het
Keizerschap met gratie en met toewijding
leeren waarnemen. Ook als keizer en
opperveldheer heeft hij de moeiten van den oorlog
meegemaakt. In de Alpendalen van Tyrol
leed hij de ontberingen van den winter mede
met zijn troepen. Maar hij dacht aan den
vrede. Hij kon niet buiten den vrede.
De oude ministers van Frans Jozef heeft
hij op hun tijd en vriendelijk hun afscheid
gegeven. Hij vertrouwde op de graven
Czernin en Clam Martinitz, echte pijlers van de
dynastie, representanten van den machtigen
Oostenrijkschen adel. Dat was zijn keus;
het waren zijn menschen. Czernin zou hem
den vrede verschaffen; hij beloofde het, hij
was er zeker van. Ook had de keizer zijn
eigen weg gevolgd in zijn brief aan broeder
Sixtus.
Karl is een moederskind. De vrome prinses
van Saksen wie het lot een Oostenrijkschen
aartshertog tot echtgenoot had beschikt, was
in haar huwelijk diep en diep teleurgesteld
geworden. Al haar levensgeluk had zij ge
plaatst op het hoofd van haar knappen zoon.
Met voldoening zag zij dan hoe zijn trekken
niet aan het type herinnerden van het
Habsburgsche huis, maar aan haar eigen geslacht.
Een Sakser" heette men hem aan het hof,
om zijn ronde gelaat. Hij had meer gemoe
delijkheid over zich, een meer zieh laten
gaan dan eigenlijk bij een Habsburger be
hoort. Alleen had hij au fond den eigen wil
van den Habsburger. Een moederskind daar
enboven, heb ik gezegd, gewoon zijn zin
te krijgen.
Hij heeft een vrouw getrouwd, Prinses
Zita van Bourbon, uit een groote familie van
twintig kinderen, zoo ik goed tel, die geleefd
heeft onder een excellent hoofd als vader, den
in zijn jeugd verdreven hertog van Parma.
Neiging heeft den voor Keizer bestemden
prins tot de prinses gebracht en alleen reeds
wat haar bewonderaars van haar oogen
DERTIENDE PRIJS
van onzen Novellen-Wedstrijd
DE VERSCHIJNING
DOOR
W. C. J. MOOY
Als's morgens zus
ter Angelique de
kloosterbel klepte,
ging Ludegonde de
poort opensluiten
voor de herders, die
in de kapel kwamen
bidden. Zq liep dan
even heen en weer
op de smal geëffende
bergweg en luisterde
naar de geluiden, die
van het dorp in 't dal
opkwamen. Het was
altijd hetzelfde: een
bengelende klok en nu en dan het
gekraai van een haan of het blaffen van een
hond; op de bergweiden loeide een koe
met een klageirjk lange schreeuw, maar van
menschen was er geen geluid, want de her
ders kwamen zwijgend en ernstig uit hun
zomerhutten. Zoo stond het klooster, hoog
in 't gebergte, in een heilig zwijgen. Doch
nog nader tot den hemel, op de hoogste
vlakte, stond scherp tegen de bleeke lucht
de donkere kluis van Olmerik.
De Schrijver
zeggen lachend drijven zij alle zorg weg
en zorgend smeeken zij haar kommer te
verdrijven doet ons de neiging me
gevoelen. Maar in de herinnering van het
Weener-publiek is haar beeld gebleven,
zooals zij vooraan ging, door de
aartshertoginnenstoet, gevolgd in de oorlogsprocessie
van de Moeder Gods, geheel in ,t zwart, de
wimpers over de oogen neergeslagen, het
teedere gezichtje gebogen als een andere
madonna van smart, over den langen weg
te voet, door tienduizenden en tienduizenden
stilzwijgend aangestaard. Want als
Kroonprlnses en Keizerin heeft men haar nog niet
gekend. Zij leeft met den Keizer terugge
trokken.
Hoe intiem is hun samenleven geweest,
hoe hebben zij het ook wel willen weten
voor de wereld! Men heeft er aanmerking
op gemaakt. Zij hadden te zamen maar n
slaapkamer. Het streed tegen de
Habsburgetikette. Bij keizer Frans Jozef is beklag
ingediend.
Over het leêren gelaat van den rimpeligen
Keizer gleed een grijze schim van een lach.
Laat het zoo!" zeide de oude man.
De realiteit van het nijpende leven kent
de Keizer niet. Een Habsburger staat daar
boven. Hij gaat tusschen luisterrijke woorden,
en iedere wezenlijkheid wordt in die hoogere
sfeer een glansrijk woord. Vrede heeft Graaf
Czernin zijn heer en meester willen ver
schaffen; maar die vrede die als wereldvrede
was bedoeld, werd hoe dichter het einde
naderde van het jaar, hoe langer hoe meer
een Duitsehe vrede. Ach, al lang dacht de
keizer niet meer aan een opeischen van
Elzas-Lotharingen. Ik geloof dat het hoofd
kwartier in de Aprilmaand van 1917 zijn
bekeering heeft gezien door den Medekeizer
over het onrecht van Frankrijk. En zooveel
dingen meer weken uit het gezicht.
In Clam Martinitz had hij zich teleurge
steld gevonden, en htj had het ministerie in
Oostenrijk aan een burgertrnepje moeten
overgeven. In Hongarije ging het niet meer
na het afscheid aan Tisza. Ook Czernin zou
misschien spoedig zijn opgebruikt.
Daar beging de man op wien hij toch
nog rekende, de onvoorzichtigheid om
Clemenceau te tergen en hij wilde niet als
leugenaar" aan het hoofd van een regeering
IIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIII
Als het kleppen verstilde, met nog een
enkele losse slag, kwam de kluizenaar naar
buiten en knielde op de weide met het ge
laat naar het klooster. Wellicht was ook hij
gaarne voor het simpele altaar gekomen,
doch zijn hut stond aan gindsche zijde van
een afgrond en de omweg door het dal was
een halve dag rijden voor een man: en een
paard had Otmerik niet.
Het was reeds zeven jaar, dat hij zoo
elke morgen lag te bidden. Tegen de
winter, toen de kudden reeds naar lagere
weiden gedreven waren, had hij zich plot
seling vertoond op de hooge top. Verschei
dene dagen was hij bezig geweest met het
sleepen van groote rotsblokken, waaruit hij
zich een schuilplaats bouwde. In de hof
stonden heimelijk de nonnen en zagen
nieuwsgierig naar het bedrijvig doen van
de man; Luiegonde was immer onder haar.
Zij keken gespannen en praatten over hem,
met korte vraagjes en gerade oplossingen.
Ludegonde zeide, dat zijn haar blond was en
zijn oogen blauw en zij verwonderden zich
over haar scherpe blik, want niemand kon
dit zien. Maar zij wisten niet, dat Ludegonde
de kluizenaar gekend had, toen hij nog
ridder Aertewyn heette en in de steekspelen
haar kleuren droeg. Zeker zou zij eens zijn
vrouw geworden zijn, maar de vorst had de
vereeniging hunner goederen gevreesd en
voor een simpel vergrijp was ridder Aerte
wyn uit het land gebannen. Uit de vreemde
had hij boodschap gezonden, dat hij
kasteel en goederen en titel overdroeg op
zijn broeder, wat slechts een list was, opdat
hij als onbekend burger te sneller zou
wederkeeren naar Ludegonde's burcht. Doch zij
had dit niet begrepen, driemaal had ze de
bode voor zich doen ontbieden en hem tot
het laatste woord uitgevraagd, toen had zij
gemeend dat Aertewijn voor immer in de
vreemde bleef en zij had zich teruggetrok
ken in het klooster der Eenzamen, waar des
blijven, daar de Keizer bulten hem om zijn
weg was gegaan.
Toen kwam de realiteit van alle kanten
den Habsburger omringen. En het werd een
postcriptum van den Apostolischen
Keizerbrief. Dat postcriptum nu was de
vernedering voor den Hotienzollern, het
teruggaan tot het régime van Frans Jozef
onder Tisza, het enzijn met zijn burger
ministerie, dat den Keizer parlementaire
zeden zal voorschrijven.
Als de Rijksdag nu niet weldra nog een
tweede dringend postcriptum bij het eerste
voegt!
Het zou toch beter zijn geweest, wanneer
het vodje papier" in zijn vergeten hoek
was blijven sluimeren. Maar de storm van
den tijd waait de laatste dorre bladeren uit
hun schuilplaats te voorschijn, een herinne
ring aan heengegane lente, wanneer alleen
nog de heugenis aan de verloren bloesems
over is.
W. G. C. BYVANCK
WIJZIGINGEN IN HET
ECONOMISCH LEVEN VAN ZWIT
SERLAND GEDURENDE EN
TENGEVOLGE VAN DEN OORLOG
Het onderstaand artikel, ons toegezonden
uit Lausanne door den heer I. I. Brants,
vormt door de scherpe belichting der Zwit
sersche economische toestanden der laatste
jaren, een interessante bijdrage voor ons blad,
welke wij gaarne hier publiceer en.
I.
Zwitserland heeft zich ontwikkeld tot een
der belangwekkendste terreinen van Staats
economie Dit is geschied onder de auspiciën
der partij, welke, steunend op eene
o/ergroote en goed gedisciplineerde meerderheid
der kiezers, sedert meer dan
menschenheugenis het land bestuurd heeft en toe
valligerwijze" radicaal is geneeten, iets wat
zonder eenige beteekenis is, doch enkel als
een distinctief etiquette moet gelden, dat
evengoed door welk ander ook vervangen
kpnde worden. Uit politiek oogpunt gaat
dit geval ons op deze plaats niet aan. In
economisch opzicht echter is zijn ontwik
kelingsgang zoo leerzaam, dat het loonen
zal er even onze aandacht op te vestigen.
Evenals alle andere partijen had ook deze
radicale partij oorspronkelijk haar ontstaan te
danken aan politieke motieven. Het door
haar begonnen regime bracht destijds her
vormingen te weeg, waarmede men, naar
gelang van het ingenomen politieke stand
punt, het min of meer eens kan zijn. Geleide
lijk echter kwam hierin verandering. Door
hare geweldige en onverwoestbare meerder
heid van het bewind verzekerd, liet de
regeeringspartij meer en meer de ideeënstrijd
ter zijde om zich ongestoord toe te leggen
op het verhoogen der materieele welvaart
des vaderlands. Dit laatste scheen zij meer
te beschouwen als eene handelseconomlsche
onderneming dan als eene idetële abstractie
in de eerste plaats, terwijl zij zichzelf scheen
te gevoelen als den raad van bestuurderen
dezer vereeniging. Een op zichzelf juist
standpunt, dat afgetrokken politiek getwist
over louter ideologieën ten slotte de welvaart
der staten vernietigt, werd zoo doende naar
de andere zijde overdreven tot een uitsluitend
jagen naar een zoo batig mogelijk saldo.
Hiertoe moest zelfs in toenemende mate
geweld worden gedaan aan het kenmerkende
grondbeginsel der federatieve Zwitsersche
constitutie, immers s'erk decentraliseerend
en op home rule gespitst, door van uit Bern
(bonds- niet Aoo/dstad!) in steeds wijder
kringeene sterk centraliseerende bureaucratie
te bevorderen. Dit systeem van winstbejag
werkteoppervlakkig beschouwd voortreffelijk
zoo lang er inderdaad winsten gemaakt
werden, die opofferingen ten koste van
nationaal prestige, ais ter gelegenheid der
St. Gotthard conventie en bij andere gelegen
heden, voor het gros des volks dragelijk
maakten.
Toen evenwel de groote oorlog uitbrak,
die het vreemdelingenverkeer en langzamer
hand ook de andere Zwitsersche industrieën"
belemmerde, die door de mobilisatie den
nationalen arbeid ontwrichtte, die door de
schaarschte van grondstof en fabrikaat duurte
veroorzaakte, die inplaats van het balig slot
H. BERSSENBRUGGE,
PORTRETFOTOGRAAF
ZEESTRAAT 65, naast Panorama Mdag,
DEN HAAG. Tel. 1538.
fiimiiijiiimiiMiimiMiiiiimiijiiiiiiliiillitiiMiiiiuiiillliiliiMliililillliiii
zomers alleen de herders komen en des
winters geen enkel mensch, wijl de bergen
te diep in de sneeuw liggen. Haar burcht
en landen waren aan verre verwanten ge
komen. Toen ridder Aertewijn na twee jaren
wederkeerde als een eenfoudig koopman
en zijn waren bood aan Ludegonde's burcht,
had hij vreemd opgehoord, dat de vrouwe
niet aanwezig was, doch 't lang verhaal van
de poortwachter had hem met droeve schrik
geslagen. Vele weken had hij rondgeloopen,
onmachtig tot denken, tot plots een helder
besluit in hem was gerezen. Hij had zijn
waren verkocht en voor 't geld zich een pij
verschaft en zoo was hij het gebergte inge
trokken, hooger en hooger tot de laatste top,
vanwaar hij het klooster kon z!en. Sinds
leefde hij daar als kluizenaar in een bleeke
tevredenheid.
Schoon zijn komen haar iets wonderlijks
was geweest, had toch Ludegonde hem
niet terstond herkend. Doch de tweede dag,
toen ze hem gade sloeg, was uit zijn
slerpende handen een zwaar blok
losgeworsteld en in wilde sprongen de helling
afgestort, hij had een driftig gebaar met de
armen gemaakt en zich met de eene hand
in 't haar gegrepen, toen dan plots wist
Ludegonde, wist ze, dat de ridder van haar
jong blijde jaren, een makker was geworden
in haar verre eenzaamheid. En als de winter
voorbij was en de herders wederkeerden
uit de dorpen, hoorde de nonnen de
wondere verhalen van Olmerik, de heilige
man, die in armoede leefde, doch rijk scheen
te wezen, want hij had hulpe gezonden
overal waar zij van noode was. En allen
loofden hem, slechts Ludegonde was stil
in haar blijdschap.
Doch na de zevende winter kwamen er
andere verhalen. Olmerik bekommerde zich
niet meer om de behoeftigen en i, die
het gewaagd had tot hem op te klimmen,
wees hij af. Hij had een gebaar gemaakt
N.V. PAERELS
Meubileering MIJ.
COMPLETE MEUBILEERING
-: BETIMMERINGEN
:
Rokin 128 Telef. 4541 N
ii" iiiiiiin miimi
deficits bracht in elk der staatsbedrijven,
welke de bureaucratie zich geschapen had,
die opofferingen eischen kwam
ookinmati.rieelen zin, toen begon alras de groote
regeeringspartij, toen begonnen heeren
bestuurderen" het wankele der f undamenteele positie
te gevoelen, en begon de populariteit hunner
politiek" in vele kringen te verminderen.
Daarbij komt, dat een handels-economisch
lichaam uitteraard vrij onkundig staat tegen
over de urgente militair-politieke vraagstuk
ken van het oogenblik. Zoo was de
Zwitsersche bewindsquaestie al dadelijk critiek
en heeft zij ons dan ook in den loop van
den oorlog een e reeks crisissen niet bespaard.
Op het oogenblik bevinden wij ons aan den
vooravond der jongste, die zich kenmerkt
door haar geprononceerd staatseconomisch
character. Hoewel de meerderheid der
volkstegenwoordiging, in de meening dat de oor
log, naar Duitsch beweren, eene stoornis
van slechts enkele maanden beduiden zoude,
zich gehaast had eene //zconstitutioneele
blanco volmacht voor den duur ervan te
verleenen aan ons zeven gestarnte", den
Bondsraad, die hoewel een electief lichaam
tevens ongeveer de f unctiën vervult vaneen
Cabiret op de wijze van het dagelijksch
bestuur eener Nederlandsche gemeente ,
wist deze laatste niet beter te doen dan
anti-constitutioneel die inconstitutioneele
macht virtueel over te geven in handen der
colonels van den generalen staf. De colonels
van den generalen staf onder leiding van
een hunner, den heer Wille, die voor den
duur van den oorlog naar landsgebruik be
noemd werd tot generaal, beslisten thans in
alle zaken, ook in die van diplomatiek,
politiek en economisch belang, en deze be
slissingen vielen steeds uit in den meest
autocratisch-reactionairen,
Pruisisch-militaristischen geest.
Ook het Zwitsersche volksleger, op zulk
een regime geenszins berekend, werd aan
de Pruisische methoden onderwoipen, met
het gevolg, dat de Zwitsersche jongens,"
waaronder bij-de-vijftigers, die zonder hier
toe verplicht te zijn uit overzeesche ge
westen waren overgekomen om het vader
land te helpen verdedigen, vaak ten koste
van waardevolle posities, weldra hun
aanvankelijkdemocratisch enthousiasme voelden
verkeeren in een ontgoocheld doch niet
minder democratisch anti-militarisme, het
welk hen niet zelden in de armen voerde
van het extreemste socialisme.
Ondertusschen zag de Bondsraad onder
leiding van den heer Hoffman toe, dat het
verzet, hetwelk deze militaire reactie ge
durende de twee jaren harer almacht wekte
in de volksvertegenwoordiging en vooral
onder het volk, zoo krachtig mogelijk ge
smoord werd. Indiscreten afgevaardigden,
die met name het meer individualistisch
geaarde Romaansch-Latijnsche gedeelte des
lands voortbracht, werd onverwijld de mond
gesnoerd. En, naar aloude traditie, was de
nussale regeeringsmeerderheid te veel ge
disciplineerd om niet blindelings gevolg te
geven aan de wenken van het opperste
partij-bestuur.
De eerste crisis, die uit dezen toestand
voortvloeide, was die tijdens het zooge
naamde proces der Colonels." Met den
inwendigen toestand des lands hing zij slechts
indirect samen. Uit sympathie voor hunne
mede-militaristen en -reactionairen over den
Rijn hadden deze Zwitsersche autocraten
handelingen gepleegd diametraal in strijd
met de beginselen der neutraliteit. Hierdoor
kregen ce mokkende vijanden van hun re
gime vat op hen en rustten zij niet, voor
zij hadden aangetoond, hoe onwaardig deze
leidslieden' waren om verder het vertrouwen
der regeering te genieten.
Van geïnteresseerde baitenlandsche zijde
heeft men getracht de meening ingang te
doen vinden, alsof de beroering tijdens dit
proces een gevolg was van den oorlog
lusschen de Germaansche
enanti-Germaansche elementen in Europa, welke zich
naar de andere zijde van 't gebergte, waar
de groote vlakte lag en gezegd: .Geld
heeft daar zijn waarde zoo goed ais hier
in 't dal, ik heb het zelf noodig". Niemand
had deze woorden begrepen, doch de
herders schimpten op de gierigheid en
geldzucht van wie een heilige wilde zijn.
Maar de abdis vermaande hen en zeide
slechts op God te vertrouwen bij wie altijd
hulpe was. Toen werd er in het k'ooster
over Olmerik niet meer gesproken, doch
als steeds zag men hem bidden op de weide.
Het was een nanacht in de volle zomer,
de klaarte van de dag doofde slechts voor
enkele uren en in dit donker hing de witte
maan hoog in de lucht en schiep een eigen
nieuwe glans, vol vreemde bekoring. Ijle
nevels lagen over de weiden en wierpen
het dalend licht weer op, zoodat de schemering
al meer verhelderd werd. Hoog langs de
hemel dreef een schare lichte wolkjes, zich
vermakend met een luchtig spelletje van
hier en daar de sterren te verstoppen;
zwervend zonder zorg, hoewel het eerste
felle glanzen van de zon hun rappe dood
zou zijn.
In haar cel zat nog laat Ludegonde te
werken aan eenaltaarkieed. Een kaars lichtte
spaarzaam haar vertrekje, even flikkerend
soms als de wind inblies door het venstertje,
waar buiten de rijke manenacht stond. Als
't flikkeren haar hinderde bij 't werk sloot
Ludegonde het venster, schoof er een
gordijntje voor en werkte weer voort.
Plots in de stilte was er een scherp getik
tegen het glas, driemaal achtereen, zacht en
toch duidelijk. Het vreemd geluid schrikte
haar op en angstig ging ze naar de deur
om gerucht te maken in de kloostergang
en te waarschuwen voor de booze machten
die rondwaarden. Doch toen het stil bleef,
luwde allengs haar bang zijn, en met aar
zelend voorzichtige stapjes ging ze naar het
raam en gluurde naar buiten. De hof lag
AAN HET NEDERLANDSCHE VARKEN
Varken met uw karbonaden
Met uw fraai doorregen spek,
Met uw hoofdkaas en uw worsten
En uw goedvoorziene nek,
Met uw ooren en uw poolen,
Met uw rolpens op azijn,
Met uw nieren en uw lever,
Ach, waar toeft ge zwierig zwijn?
Varken, vetrijk, vroolijk varken,
Wordt ge klandestien geslacht
Wordt ge in een kinderwagen
Naar de klanten toe gebracht?
Ziet, daar fietst de onderwijzer
Deftig langs den waterkant.
Oogenschijnlijk gaat hij visschen,
Bij de boeren op het land.
Als hij straks weer huiswaarts peddelt,
Is hij leutig en tevrêe
Want dan voert hij in zijn kanus
Ham in plaats van sprotjes mee.
Ach, waar is de tijd gebleven
Dat men uwe lappen al,
Dat men erwtensoep met kluiven,
Zoo maar voor het grijpen had ?
Vroeger schold men om uw knorren
U voor schuinsmarcheerder uil
Tegenwoordig klinkt uw snorken
Als een bariton-geluid.
Vroeger leefden arme slokkers
Van uw spek op roggebrood.
Tegenwoordig smullen vorsten
Van uw voor- of achterpoot.
Kijk eens in uw slagerswinkel
Zondag-rustig is het daar,
Op het hakblok ligt nw vleeschmes
Vlijmscherp voor uw buikje klaar.
Maar helaas, het rust in vrede
Na de laatste varkensmoord
En de rappe worstmachine.
Brengt slechts hondenlekkers voort.
Voor de fraaie winkelramen
L'gt geen varkens-achterdeel,
Want de moedelooze slachter
Doet in rolmops en makreel.
J. H. S P E E N H O F F
H. VAN DOOREN & Cie.
DEN HAAG - AMSTERDAM - UTRECHT
DAMES-HOEDEN en BONTWERKEN
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiuiiiniiiiiiiiiiiii
rassenmassig" ook op Zwitsersch grond
gebied uit streed, en tengevolge waarvan
natuurlijker wijze" de Duitsch sprekende
drievetrels van dit land Duitschland zouden
toevallen en de rest deels aan Italië, deels
aan Frankrijk. Deze voorstelling is te opper
vlakkig Duitsch om juist te zijn. Het geschil
ging dieper dan een louter taalverschil. Het
was het eerste massale verzet tegen de
centraliseerende bureaucratie van heeren
bestuurderen", die in de ure des gevaats
zich incompetent bewezen hadden. Wel is
het waar, dat het weerbarstiger individu
alisme der Romaansch-Latijnsche cantons,
aldaar het verztt een gunstiger bodem bood
terwijl in de Alemannische de radicale"
partijdiscipline veelal over te meegaand
materiaal" beschikte, dan dat ook de af
keuring des harten er drieste uiting vond.
De uitslag van het ,,proces des Colonels"
was het eerste groote echec voor het H
ffrnann-regime, terwijl het den Bondsraad
noopte althars een aanmerkelijk deel der
uit de handen gegeven macht weder aan
zich zelf te trekken. Meerdere kleine echecs
volgden, desnietemin, culmineerende in de
eind-catastrophe Hoffman-Grimm. Hoffmann
had als beheerder van het departement van
buitenlandsche zaken zich door zijn
authoritaire Duitschgezindheid laten verleiden
verlaten in 't licht, er was geen struik, die
zijn takken reikte tot haar venster, zelfs
niet OD storm geweld, en nu was 't bijkans
stil. Na een wijle zette zij zich weer tot
haar werk, docli als zij nauwelijks zat, was
daar weer het zacht geklop aan haar venster.
Haar hand hield even stil, dan veinsde zij
niets gehoord te hebben en aandachtig trok
zij de naald door het zware fluweel. Doch
de booze, zoo hij het was, speelde te gretig
zijn spel met haar, en bij de derde aanroep
opende zij schielijk en spiedde naar de
vreemde gast. Doch de hof was zoo ver
laten als te voren. Dan, met haast klanklooze
stem fluisterde zij: Wie is het, die mij
roept?" Maar het duister antwoordde niet.
Toen doofde zij het licht en legde zich tot
slapen, verwonderd en toch niet bevreesd.
De nacht vergleed in trage vrede.
Daarna gingen de dagen voort als gewoon
lijk, in de gewijde sleur van haar
kloosterbestaan. Doch de vijfde avond als zij, haar
gelofte getrouw, weer werkte aan haar
nachttaak, voelde zij zich gansch gespannen van
ontroering. En waarlijk een uur na midder
nacht was daar weer het geheime teeken.
Nu vraagde zij niet, doch zeide simpel:
Hier ben ik", en een stem noemde haar
naam: ,.Ludegonde", 't werd een klagende
roep. Zij speurde, waar in de schaduw zich
iemand verborgen mocht hebben, maar on
verwacht zag zij een gestalte in 't vage
licht, 't was haast als groeide zij daar van
ijle nevelgedaante tot al scherper geteekend
wezen. Het gelaat nog bleef een duistere
schaduwvlek, doch Ludegonde wist aan haar
ontroering, dat het ridder Aertewijn was.
Hij echter, als kennend haar onbewoorde
gedachte, zeide: Hoe zou ik zoo hier kunnen
zijn Ludegonde, wat ridder vermeet zich de
kloostervrede te breken? Doch de wijding
des kluizenaars versmelt met die van de
heilige hof. Aertewijn bleef achter, diep
in 't dal, en op de bergen woont Olmerik".