Historisch Archief 1877-1940
? 4 Mei 'ia No. 2132
DE AMSTE1
77
(DAMMER,
VERHUIZEN
Teekening voor 4e Amsterdammer"
van Guurtje Winter
Mooi Vrouwenwerk
Er is een brochure uitgekomen, in tweeden
(druk, die wel verdient onder de aandacht
gebracht te worden van velen, die den
eersten druk ongemerkt lieten voorbijgaan.
De titel is Indrukken en Ervaringen in
en om de Fransche Hospitalen", doer mevr.
A. L. Engelbert van Bevervoorde jonkvr.
Treussart van Rappard.
Mevr. van Bevervoorde, iofirm'ère de la
croix rouge Francaise (Uninn des femmes
de France) weet ons op treffende wijze te
verhalen van haar reis es verblijf in Frankrijk
met een tiental Hollandsche verpleegsters,
aangesteld door den Militair Geneeskundigen
Dienst van het Ministerie van Oorlog aldaar
om in de hospitalen hulp te verleenen bij
de verzorging der gekwetsten.
Over ons leven in 't Hospitaal, zoo zegt
de schrijfster, zou zooveel te vertellen zijn,
dat het wel 't moeilijkst schijnt daaruit een
greep te doen. nzelfde gevoel waren wij
allen toegedaan dat is van warme symoathie
en innige bewondering voor onze Poilua,
wier moed en fijn beschaafde geest, ook in
't lijden, voortdurend zich openbaren en zeker
ongeëvenaard zijn.
En dan vervolgt zij met ons menig staaltje
te geven van heldenmoed in de zlekzalen,
hoe daar met 'n glimlach, 'n kwinkslag aan
vaard wordt het eigen leed, om zich nog in
te denken de belangen van anderen: van
verpleegsters die in haar vermoeiend werk
zeo weinig rust genieten, van bloedverwanten
«n vrienden, die zullen schreien indien zij
de verminking van den oorlog zien bij hen
die hun lief zijn, van zoovelen in engen of
wijden kring.
Het is treffend te lezen van dien aardigen
IIIIIIIIIIIIIIIKIIIimillllimilIIIIIMItllllllllllMIIIIIH
Grootmoeder kruit het laatste vrachtje naar de nieuwe woning
IIIIIMIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIJJIIIIHIIIIIIUlllllllUMIIIIIItllMllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllinillllllllllllinilllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIHKIIIIIIIHIIIIII
vroolijken Parijschen jongen, die na de
operatie onder 't kermen en steunen van
pijn nog kon zeggen: Quel bonheur que
ma pauvre maman ne se doute pas de ce
que je sou ff r e. J ai eu bien soin de lui crire
ce matln juste avant l'opération sans rien
lui dire, et quand viendra sa réponse les
douleurs seront passëesl" En van dien
grooten stoeren man, die na zijn operatie
heel onbeweeglijk moest blijven liggen. Hij
wilde zoo gaarne onder de brief, door de
verpleegster aan zijne vrouw geschreven,
eigenhandig een paar woorden zetten.
Op de vermaning dat het beter was
daarmede nog een paar dagen te wachten,
keek hij zijn verzorgster zacht vriendelijk
aan en zeide: Non, madam» U ne s' agit
que de deux mots pour qu'elle voit mon
criture! II faut si peu, savez vous, pour
tendre une fimtne heurmse, et ceux qui
ne Ie comprennent pas sont bien stupides."
Door die eenvoudige plattelands-bakker was
dékunst van gelukkig te maken" verstaan.
Ach, het boekje is zoo vol met zulke fijne
trekjes van diep zieleleven, van blijmoedig
aanvaarden het onvermijdelijke. Er is voor
ons allen zooveel uit te leeren. En dan te
denken, dat alle levens die in het hospitaal
gered worden weder behooren aan het
vaderland, weer gevaar, lijden en ontberen,
misschien zelfs den dood tegemoet gaan.
Dit is voor de zorgvolle verpleegsters wel
een ontzettende gedachte!
Verder vertelt de schrijfster ons van het
hospitaal-leven en werken, van het aankomen
der treinen met gewonden, van de
verdeeHng van arbeid, van den hospitaal-dienst
en altijd weer is zij vervuld met een gevoel
van bewondering van waardeering voor het
Fransche volk dat zijn leed zoo onbaat
zuchtig draagt, en elke ontbering met opge
wektheid aaavaard.
Mevr. van Bevervoorde wekt Holland's
sympathie op voor de brave kinderen van
het oude Frankrijk." Zij zelve wil aan den
vriendelijken drang van den Service de Sant
gehoor geven en terugkeeren. Dan zou zij
gaarne van de vele verpleegsters die zich
aanboden en nog steeds aanbieden enkelen
OP HET MEER
De zon had niet willen doorkomen, de
wind was weer uitgeschoten naar Noord
west. De eerste regendruppels waren nogal
goedig geweest: van die dikke, vette, wijd
uiteen, die muziek maken als zij neerplonsen
in het water. Maar later werden het nijdige,
stadige buitjes en de wind werd straffer
zoodat op het wijde meer lange golven
elkander gingen jagen.Tusschen de riethalmen
bleef het kalm, want zelfs de kleinste strui
ken kunnen reeds
een sterken lucht
stroom remmen. Het
jonge riet stond al
meer dan een
handhoog boven het water
en kleurde de vlakte
fijn, helder lichtgroen
en daartusschen sta
ken ook zwarte
bloeispitsen omhoog van
de oever zeggen. Hier
en daar verrees uit
het veld een enkele
breedvertakte wil
genstruik, die was al
uitgebloeid en nu
overdekt met
grijsgroen ontluikend ge
bladerte. Langs de
waterkanten groote
pollen van gele
dotterbloemen, nieuwe
scheuten van lissche n
en kalmoes en op de
hoogere plekken bul
tig mos of groepjes
van plnksterbloemen, de frissche lilabloempjes
neergebogen onder den regen. Verder nog
allerhande gedoe, fe veel om te noemen en
allemaal gereed, om bij het eerste vleugje
van warmte een sprong omhoog te doen.
Dan kan In een enkelen dag het landschap
geheel veranderen en dat is het wonderlijk,
beangstigend mooie van dit jaargetijde.
De zwarte koeten hebben al nesten
bijeengesleept tusschen het hooge riet in het
diepere water: natte hoopjes van
bladerrommel van het vorige jaar en daar liggen
ook al enkele eieren in, mooi bleek rossig,
dicht roodbruin gestippeld. De koeten zelf
liggen in troepjes lij waarts van een groot riet
veld, nu in de guurte nog al suffig en luste
loos, ook zfin daar enkele blinkend witte
vlekken, de flanken van de 0/erigens zwarte
kuifeendjes, laatste troepjes van de groote
benden, die hier op de plassen hebben
overik
medenemen, om mede te ftelpen zooveler
leed te verzachten.
Doch... daatvoar te geld noodlg, veel
geld helaas!
Met kleine gif ren zou dit bij elkaar kun
nen komen, l'Union fait la force."
De prijs van het boekje is ? l,?ten Bate
van het Oeuvre de la Radiologie Militaire
Francaise. Met adres van mevr. L. van
Bevervoorde?Rappard is Hotel Pension.
Royal, Rotterdam.
ELIS. M. ROGGE
i |.|;«nin iiiiiiaiii iiiiiiiiiiimmtiiiiiin i ii'lllllBi
Wat een Bezoekster van
..Liefdadigheid Naar Vermogen" me
vertelt uit den Nood der Tijden
IV
Meissie mit je plonte hao/e, an 'tlussle
f en lijn twèi," hoorde ik zingen terwql k
de trap opging naar mijn beaoek.
Het lieve kinderstemmetje werd over
schreeuwd door het geroezemoes van man-,
nen en vrouwen, die hun deelname kwamen
betuigen in het zoo smartelijk verlies.
Dat gaat hier vroolijk toe," spotte
ter begroeting bij het binnenkomen,
Meissie mit je plonte haore, an 'tlussie
fen lijn twèi," zeurde het aardige kindje.
al maar door.
Schei uijt, maid, mit je göblèrl"
,'N mins ken saan aage waord niehaare,"
bitste de Moeder.
Ben je nu zóó vroclfk?" wendde ik me
eenlgszins spijtig -tot <fcet zevenjarige bleek»
Mientje.
Nei-e, maor...-. maor... as ikke nle
sing, den... den... mot ikke sau... hul Ie!
En meteen barstte ze in een droevig snik
ken uit.
Hal-ein!.. Hd-dnl schreeuwde de vrouw
naar het achter gelegen keukentje den man
toe, die bezig was glaasjes vol te schenken
uit de fiesschea jenever en vruchten op
brandewijn, door hem bij het begrafenismaal
op getracteerd.
Gaot n sitte, gaot u sitt«, u is seiker
de Mefrau f n de bedtiüng."
Toen hij naderkwam, hernam de weduwe:
Mèg ikke u es eft> foorstelle, dèt is Hein...
de vaoder fan 't lijk... Jinssie... de suster
fan 't lijk... Chris... de swaoger fa i 't l.jk...
Het was zoo Onhumoristisch «n zoo
iniroevig, zoo walgelijk en zoo lachwekkend
tegelijk... een mengeling van de meest
tegenstrijdig* gewaarwordingen verwarden
plotseling ra$n ziel, het lacht* en weende,
het griezelde en spotte in me, alles dooreen.
mij door den broe? Van de weduwe ver
strekt. Deze was als kennis van ons dienst
meisje de iulp 'fan L. N. V. bij mij komen
In toepen voöc het kommervolle gezin. De
weinige verdiensten, die de vrouw tot nu
to« nog -had gehad door uit werken te gaan,
warea "haar langzamerhand door den nood
der 'tijden ontzegd ge worde?», ze was nu
m«t haar vijf kinderen straatarm.
Joa, 't is nou krek tfrie 'jaur gelèje, dat
!e gesturve is. S|ordk~sötemet tien stin,
al bti 'n baoaele 'kenne sein en me steun.
Nou, 't wis -der 'n /jwec/tfjochie haur! Enne
wat toen gebeurde l Op 'n Sundègmorrege,
ik bad soo 'n fijn demisesonnetje gek r e ge
fan me mefrou, waor ik wel es werkte fan
der jongetje en och gossle, daar was Sjorsie
nou cumpltit 'n graofie mét', en me man,
nau, tie most self mit 'm cp de weg. Toen
hij opeins: is 't nie te dun, 't is al No
vember, Sjorsie is sas gewend an s'n
dufiel.jel" Szur nie, ?het weirisprechtij, maok
der geen jufferehoadje fan. Maok de jonge
nie gek omdèt ie nou 'n fijn gekrtige jassie
an hét, het vuur feit fan de hèmell" En,
werochtig... driemaal kom ie mit 'm terug
of te non maor toch nle liefers sein duffeli je....
tolt ik d'm deruit schopte. Toevalla blnn«
de wereld nie uit, wat seit uwees mefrau?
iaor krtig me dat kind 'saofends 'n koors,
n koors, en in drie daoge v/As de jonge na
ongontilèking sau weg. En toen begoa het
jesoanik, waorfoor die sein d geste frau en
kinderen verwaorloosd hét. Daur was geen
>raote teige haur l Sau waisie binne... en
is ikke nou maor mei n sin had gedaon en
het duffeitje.... dan was mijn Sjorsie....
O Got en telkeas weeran fan overnieuws.
e wier der tureluurs fan. As de kindere
maor effe Sjorsie seie, dia begon het
geoanik... en as ikke nou maor meiti sin
lad gedaon en troane mit tui te. Schei uit,
wtès 'a man, h Ie most er bti mijn niet mee
ankomme. Tot ie t mit 'n borrel Is gaon
uobeire, daornao tnlt twei, daornao versoep
e sein iiaive verdienste en fan de weekst i a
eige. Nao de eerste borrel hadde de kindere
noo t nie fan mein Sjorsit" moge sègge
as tie der was en dat kleine bijdchande
dtng, sei nou maor auk as die der nie was
'oor de securigheit hm, hm" in de plaos".
Arme, arme vader, met j* edel hart, dat
zoo slecht begrepen is, welk groot zieleleed
leeft je doen bezwijken. Een leed, waar
misschien een deskundige je goed overheen
>eholp -n had en bijna zeker een liefhebbende
vrouw. Wat heeft het lot j« wreed misdeeld!
k zal je nagedachtenis eeren, welde plot
seling in me op. je kinderen zu.len voor
Lepelaar op het nest, in April.
Het kindje bleef onderwijl krampachtig
snikken.
Heb je dan veel va« Vader gehouden?"
Nou... off ik P... snik.
Dus je hebt vertfdet ?"
Nou... offik! e« meteen overstelpte ze
me met een verfeail over de ondervonden
Vaderliefde, die haar zieltje zoo diep had
beroerd.
En asse vaoder saoterdègaofend fan de
kérrewti kwam sietu toe die nog nie
saup sei die aoltijd teige Moeder, daor
wijf, daor hij jei de cente, geif mijn nou
maor twei kwèrretjes foor me lammetjes
en de scheerbaos." Ban gonge we, Ikke
en hm hm., en Frètisie'eïi Daurtje Daunje
auk mee l Daurtje aak mee l sietu toen
waase Daurtje nog klein, die kon nog
geneins laupe. Daurtje op de arm ten
Vaoder en wij an de arme, sietu (ze bedacht
zich even) twèi an de arme fan Vaoder en
twèi an de arme fan 'n kind, maor den wasae
we toch an de arm fan Vaodei! en can krege
we 'n krentebraudje f»in! en allemaol foor
twei cinte snoep en dan aoltijd maor laupe
naar de maauie winkels tot we slaope moste
en tfan kon Vaoder alles soo maaui vertelle
fan Sinterklaos en fan de kerst en de
paoschiammeijes, enne asse we dan mit Vaoder
Stindag» warm ate, door de wtUat Vaoder
©p de kcrrewèi, den sei di« aoltijd Nau
sitte ik tusse mijn igeste beide Mientjes
dat wasse ikke en Moeder en vroeger sattie
auk wel tusse ikke en hm. hm.
ik keek het kind verbaasd aan, ik begreep
niet, waarom het naar het mij toescheei
telkens een persoonlijkheid achter hm
Jun" verborg.
Nou, mèggie wel hartje l"
Dat sit sau," helderde de moeder op.
Nog weet ik niet, wat me meer overstuu
had gemaakt, de ijskoude van uit het moeder
hart of de innige warme liefde van uit ht
vaderhatt in haar volgend verhaal gfschetsl
dat heel anders klonk dan de inlichtingen
MMïlMlIlllllllllllllllllllllllllllllllllltlltflIMIIIIIIIIIIIIIIII
winterd. Als we met den kijker de water
vlakte afzoeken, zisn we nog meer brokj
winter: tafeleeiKJjes met kastar.jibruinen
kop en toppers met parelgrijze ruggetjes
Enkele van die gasten blijven hier broeden
Soms gaat zoo'n troepje eenden de luch
in, sorns iieele slierten en dan komen ook
gewone wilde eenden voor den dag en
slobbers en talinkjes en 't is een groot ge
noegen, om te zien boe deze dieren, die
blijkbaar toch zoo na aan elkander verwan
zijn, niet alleen in kleur maar ook in alge
meen uiterlijk zoo duidel^k verschillen
ledere eendensoort hetft zijn eigen gelaats
uitdrukking; de kleine kuifeendjes kijken
het verstandigst. Daar trekt een donker
warreling door de lucht, een lange sliert
die zich oprolt en weer ontrolt en dan een
vasteren vorm aanneemt, een breed fror
van vogels, wulpen met lange krommi
snavels. Het mogen er een goede honderd
zijn, ze vliegen, wat ze kunnen naar de
Zuiderzee heen, want hier in de plassen
voor hen weinig te doen, ze zijn maar op
den doortrek. Pijlsnel schieten ook eenige
dekgekraagde kemphanen over. Of ze nog
hun kampplaats hebben op de Bussumsche
M. ent ?
Dof klinkt het geroep van den roerdomp
door het moeras. Soms lijkt het et-n kort
stoot op een misthoorn, dan weer het ge
toeter van een automobhl, het loeien van
een koe, het brullen van een leeuw, maa
dat alles in de verte. Toch is hij misschien
geen vijft'g nieter van or.s af, maar hij wee
zich voortrtff lijk schuil te houden dank zi
zijn geelbruin vederkleed, grill g donke
gestreept en gevlekt. En onafgebroken, in
't eerst haast niet te onde'scheiden uit h
suizen van den regen of het ritselen van
dorre riet klo- k htt zacht maar goed ge
articuleerd geril van den snor of nach
tegaal-Meizanger: rrrrrrrrrr en ander
niet; het epitheton nachtegaal" is al zee
onverdiend. Het lijkt de stem van het rie
zelve, want het vogeltje is moeilijk t
vinden. Maar eindelijk zien we er een te
zoover het in mijn vermogen is, in jouvr
;eest worden opgevoed, in ware christelijke
iefde.
De vrouw ontving aen renteloos voorschot.
We hebben haar in een onderwoning een
komenijszaakje laten beginnen, dat weldra
druk beklant is geworden. Er rustte zegen
op ons werk. Na eenige maanden kocht haar
buurman het vervallen perceel, om bij zijn
groote zaak Ie trekken. Hij veilangde, dat
ze binnen vier weken den kelder zou
veraten. Door mijn warm pleidooi kreeg ze
londerd zestig gulden schadevergoeding.
Sinds zes weken zet ze haar nering in een
keurig buurt winkelt je voort.
De klandiwe overtreft onze stoutste ver
wachtingen. De kinderen gaan geregeld naar
school en worden door onze bemiddeling
op de meest heilzame wijze 'savonds en op
de vrije dagen beziggehouden. Van Mientje
is zeker wat te maken, het schattige ver
standige kindje.
Arme, arme Vader, rust in Vrede!"
Ondanks welken nood der tijden, zullen
wij je kinderen niet verlaten. Je hebt dat
vtrdlend.
E. W. ASSCHF.R
lllmMIIIIHIMIIIttlHIMIIMHIMIHIIlmltllI
INGEZONDEN
Naar aanleiding van Van vrouwelijk doen
en denken", door Egb. C. v. d. M,, d.d. 13
April 1918.
Ik ben een vrouw, wel niet mooi, maar
ook niet overoud 26 you please en ik
las uw stukje in de Amsterdammer" over
Vrouwenwerk- op Kantoren. Zelf ben ik op
kantoor, een heel groot zelfs, pi.m. 200
mannen en jongens en pi.m. 20 meisjes.
Ik moet bekennen, er is veel waars in uw
schrijven... maar toch...
Zie eens hier, laten we spreken over
doorsnee-kantoorwerk, dus: machinaal ge
doe... en laten we dan maar eerlijk beken
nen wat waar is! De doorsnee-kantoorheer
staat op lager peil van ontwikkeling dan
de kantoorjuffrouw.
Dan vinden we vrouwen, die nog steeds
hopen haar bestemming" te bereiken, jonge,
dartele vlindertjes en vrouwen, die al een
weinig den leeftijd gepasseerd zijn en te oud
om haar bestemming te bereiken, maar toch
met een gróót verlangen (onbewust meestal)
naar iets hoogers, ik zou haast zeggen naar
iets wat meer liefde eischt ook. En deze
vrouwen nu werken te zamen met den kan
toorman, die z'n werk nou wel saai, maar
toch nog zoo kwaad niet vindt. Mannen, die
tevreden zijn, als de vrouw het eten klaar
heeft wanneer ze thuis komen, hun buikje
vol eten, hun pijpje opsteken en met heel
de wereld tevreden zijn, 't meest met hun
eigen persoontje.
Daar zit nu de boekhoudster met al haar
verlangens brandend in haar. Soms vroolijk,
soms down boekt ze haar posten en schrijft
kwitanties, en daarnaast zit de boekhouder
en doet hetzelfde zonder buitengewone
vroolijkheid, zonder buitengewoon verdriet..
en het resultaat... gelooi me, ik spreek Uit
ondervinding, is precies hetzelfde. De ma
chine in de vrouw werkt buiten haar ziel
om, evengoed als de machine van den man,
die met zijn ziel is samengegroeid... en de
chefs, al lezen ze op het vrouwengezlcht
emoties, al hooren ze de vrouwenstem soms
trillen, terwijl de mannen stroopoppen zfln
en blijven, zien in de boeken geen versihil.
Meent n, als de kantoren waren ontruimd
en de boeken open bleven liggen, dat een
buitenstaander zou kunnen aanwijzen: dit
boek wordt door een vrouw, dat dóór een
man bijgehouden? De hoeveelheid werk
is in doorsnee hetzelfde.
En 't hoofdpijn hebben" ongelukkig
genoeg ben ik zelf de eenige van onze dames,
die wel eens hoofdpijn heeft, n op de 20,
en heusch, naar verhouding zijn er van onze
heeren evenveel aan dergelijke hebbelijkheid
onderhevig en dan een vrouw zal eerder
een volgenden dag harder werken, zoodat
niemand er schade bij heeft.
Standjes van chefs, tranen... gelooft u
heusch dat mannen die standjes niet_ als
iets persoonlijks opvatten... en dat zij, in
plaats van tranen niet een paar stevige
knoopen terugdringen ? En zijn die standjes
soms niét persoonlijk? De foute cijfers zijn
de schuldigen niet, maar hij of zij die ze
maakt en wie is niet verontwaardigd
als hem te kennen wordt gegeven je bent
niet geschikt voor je werk", terwijl hij meent
er wel geschikt voor te zijn?
Dan moet ik nog opmerken, dat waar
een vrouwelijke kantoorbediende een fout
maakt, ziek is, in 't algemeen waar iets is,
waarvan iets gezegd kan worden, de heeran
in hun hart of met hun mond zeggen zie
je wel, dat heb je nou altijd met vrouwen"...
en bij een mannelijken kantoorbediende
worden dezelfde feiten doodkalm voorbij
gegaan en niemand denkt er over te
beweien dat heb je nou bij mannen altijd"! l
Met de meeste hoogachting,
EEN BOEKHOUDSTER
tiiimttnmtitiuiiiiiimmimmitimtiiitiiiiiiimiiiimiiiiiimiiiimmim
Aarde, o aarde, uw oogen sluiten
Aarde, o aarde, uw oogen sluiten,
Tot een nituwe lente naakt,
Diep naar uwe rijke mildheid
Waar, genadend, leven waakt.
Aarde, 'k weet mij nergens rustig
Dan aan uw ster-diepe hart,
Als een kind, dat in het duister
Huivrend schuilt, aan moeders hart.
Aarde, o aarde, uw groote leven
Kent den schijn die mij verwart,
Aarde, laat mij bij u wezen
Veilig, als aan moeder-hart.
TONY DE RIDDER
halverhoogte in een wilgje, rechtop, destaart
loodrecht omlaag, de wiite keelveerijes tril
lend. Anders is het een donker vogeltje; als
de zon scheen zouden we mooie moitéglan
sen zien spelen over rug en staart. Hij komt
het eerst van alle rietzangers en gold vroe
ger voor een heel zeldzaam dier, maar ge
kunt hem hooren en haast alle eenigszins
uitgestrekte moerassen: bij Nederhorst en
Kortenhoef, Loosörecht. Maar ook bij Nieuw
koop. Giethoorn en in de Friesche meren en
zelfs langs de Swalm in Limburg. Op som
mige plaatsen komt hij tegelijk voor met
zijn verwant, de sprinkhaanrielzanger, die
ook zou'n rllliedja heeft. Deze heeft een
gevlekten rug en die is bij den snor tffen.
Al zoekende naar den snor ontdekken we
in de hooge dorre rietstengels nog allerlei
klein goed: rietgorzen met zwarte kop en
witte halskraag en de prachtige baard
mannetjes, kenbaar aan hun langen staart
en de zwarte snorrebaard des mannetjes.
Hun lokroep, als harpgetokkel klinkt overal,
maar ze zijn nu niet erg roerig.
Alshetvroolijker weer was, dan zouden we ze zien
klauteren en buitelen in de rietstengels,
allerlei ongelooflijke toeren verrichtend. Hier
zweven ook de bruine kiekendieven rond op
wijdgespreide wieken de vleugelpunten fraai
omhoog gekruld. Ze vliegen nu laag over
de riet toppen, zoekend naar voedsel. Wie
weet door welke vogelgeheugenkunsten ze
de ligging zullen onthouden zan al de
koelennesten, die ze nu in aanbouw zien en
waar ze later de eieren of de jongen zullen
komen opeischer. Als het vroeger op den
dag was, konden wij hen zelf met rietstengels
zien vliegen naar de plek waar zij hun nest
bouwen.
Intusschen zijn wij langs allerlei water
lanen en over plassen terecht gekomen in
een uithoek van htt meer, waar de rietvelden
uitloopen tegen den breeden ringdijk die met
wilgen, elzen en esschen is beplant en er is
ook een schierland, dat gaandeweg met hoog
elzenhout is begroeid, nu wij er niet meer
kappen. Het gele doode riet steekt af tegen
verzoette aile stokken voer de
rubriek Voor Vrouwen" in te zenden
Koninginneweg o». Haarlem.
TER WEE
THEE
ZAANDAM
'name/f da Jïgekleurde fcfo's in
DE WATERSMOOD J916
iiimiiiiiiiiimiMiiMMiHmiiii
het donker geboomte. Vooraan is het lage
nieuwe riet te zien en tusschen al dieiuigte
ontwaren we witte gestalten, groote witte
vogels onbeweeglijk op hun nesten, staande
of neergehurkt. Er zijn er wel vijftig. We
tende, dat ze reeds eieren, zelfs jongen heb
ben komen wij niet rader, maar we zijn toch
dichtbij genoeg, om de witte kuiven te zien
wapperen in den wind. En met den verre
kijker zien we de kleinste détails: hoe de
broedende vogels met hun breede snavels
af en toe de rieijes van 't nest verschikkend,
hoe er een op gaat staan, om wat beweging
te nemen, hoe ze haast allen opkijken, als
een drietal makkers hoog in de lucht komen
aanvliegen. Die dalen langzaam neer aan
vankelijk met de witte vleugels wijdgespreid,
de pooten achterwaarts gestrekt, maar als
ze bij de nesten zijn gekomen, wordt het een
ingewikkeld gebalarceer met vleugels en
pooten en met den breeden snavel om juist
neer te komen, waar ze willen. Soms mis
lukt de landing, en dan gaat het met een
breeden zwaai het meer op, om het opnieuw
te probeeren. 't Is een prachtig schouwspel
en de indruk wordt verhoogd door de bij
zondere schoonheid van het landschap en
door de wetenschap, dat deze lepelaars in heel
West-Europa alleen maar hier te zien zijnen
aan het Zwanewater bij Cïllartoog: relieken
uit het grijs verleden. Ze hebben dit jaar
in het Meer een nieuwe brondplaats ge
kozen, veel mooier gelegen dan die van
vorige jaren, waar ze bij hun aankomst ge
hinderd werden door de spreeuwen. Het
zal er op aankomen, ze op hun nieuwe
standplaats met rust te laten, want als ze
eenmaal aan 't veranderen zijn, zouden ze
zelfs het beschermde gebied kunnen gaan
verlaten. Dus opgepast en nu terug door
den regen.
JAC. T. T H ij s s E