De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 11 mei pagina 2

11 mei 1918 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

* *SV " _* , 1 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 Mei '18. No. 2133 PRETTIGE WANDELING Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan VERTROUWELIJKE BILLETTEN uit de particuliere correspondentie van den heer LESTEVENON DE BERCKENRODE met zijnen neef FREDERIK P. ALLEMAN (Naar aanleiding van de Nederlandsch-Duitsche onderhandelingen) Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltllllllllllllllllltl N.V. PAERELS Meubileering MIJ. COMPLETE MEUBILEERING -: BETIMMERINGEN : Rokin 128 Telef. 4541 N iiiiiiiilliiilllii.iiimiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimimi de positie tegenover alles wat die ver zwakken wilde, gevonden heeft in de stemming, door onze burgerij aan den dag gelegd? 't Verschijnsel heeft zich weer geopen baard, dat men in Nederland altijd het beste zijn toevlucht kan nemen tot het volk. Daar was in deze een zeer algemeene stemming, dat men, hoe ongaarne ook, begreep zekere principieele punten te moeten vasthouden, en hiervoor des noods liever metterdaad zou opkomen, dan op zij gaan. Dit gaf eene ware verluchting, ook tegenover de kleinmoe digheid, waaraan sommige vooraan staande kringen helaas te gemakke lijk toegeven, en die slechts in de kaart van den vreemdeling spelen kan. Menige heer en dame zouden een voor beeld kunnen nemen aan de nuch tere beslistheid en offervaardigheid, waarmede in zulke dagen gesproken wordt aan de weg of in de derde klasse, door de mannen, de jongens en de vrou wen van de straat. v. H. llilliilltliliiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii EEN BLADZIJ VAN TAGORE O De groote Indiër troost ons, zooals weinigen in het Westen vermoogen ons te troosten. Zijn macht ligt in de diepe wijsheid waarin hij is opgegroeid, die meer zijn gansche leeven doordrong en vervulde dan de Westersche wijsheid het ons leeven deed, en in de samensmelting van Christelijke en Oostersche mystiek, die beiden elkander verhelderen en verklaren, omdat de ver schillende termen in hun signifisch weezen blijken hetzelfde te bedoelen. In deezen schrikkelijken en kritlschen tijd is Tagore ons vooruit, bij heeft het voor recht van de Oostersche gelijkmoedigheid en gelatenheid, die toch niet onverschillig heid is, en waar wij Westersche Cnristenen ons soms radeloos en verbijsterd voelen, daar is deeze Christelijke Oosterling zichzelf meester, en ziet hoe ook niet het kleinste sieiaad van de heilige leer beschadigd of verlooren is. Wij letten op het kruis en zijn geweldige zwaarte, wij vragen ons rillend af hoe lang dit vreesselijke nog geduld moet worden. Tagore denkt aan Brahma die enkel vreugde is, aan de verloochening, noodwendig voor alle schoonheid en zaligheid en zijn blik zocht van uit heldere hoogten naar de eerste spooren der koomende, alles oovertrtffende schoonheid, onder het duistere gekrioel en het afschuuwelijk gejammer. Tagore is Christen in hart en denkwijze, hij belijdt de leer die ook de onze is, al 1) RABINDRANATH TAGORE, Sadhana. Holl. uitg. bij W. Versluys. IIIIIIIIIIIHIMMH H. BERSS1ENBRUGGE, PORTRETFOTOGRAAF ZEESTRAAT 65, naast Panwm DEN HAAG. - Tel. 1538. Aan onze Medewerkers De redactie acht het gewenscht, haren medewerkers en inzenders nadrukkelijk te verzoeken, voor hunne bijdragen zoo veel mogelijk rekening te houden met den voor het Weekblad meestgeschikten om vang. Te lange artikelen leveren ver schillende bezwaren op, zijn ook voor de lezers veel minder aantrekkelijk. De normale afmeting van artikelen moet op ten hoogste 1500 woorden, en, die van Feuilletons op ten hoogste 2000 woorden worden gesteld. Van met potlood geschreven bijdragen kan de redactie geen kennis nemen; evenmin van die bijdragen waarvan het papier aan beide zijden is beschreven. Zoo mogelijk, gelieven de inzenders ge typte copie in te zenden. Gedragsregels voor individueele Duitschers in Vlaanderen In ons nummer van 16 Maart maakten wij melding van de Gedragsregels voor individueele Duitschers in Vlaanderen. Daaruit hadden wij ook vertaald de zinsnede Eine E in i gun g des Geltungsbereich der Niedeilandischen Schriftsprache ist, auch vom Standpunkt der deutschen Interessen, keineswegs erwünscht". Ons werd de opmerking gemaakt, dat hier in het oorspronkelijke staat Eine E i n e n g u n g..." Bij onderzoek Is ge bleken, dat dit juist is; een tekst met Einigung" is niet in omloop. De fout zat in eene verschrijving in het ons toegezonden manuscript. Den Haag, 7 Mei '18. Waarde neef, Den Haag heeft weer zijn normaal aspect herkregen. Wel is in diplomatieke kringen de rust nog niet geheel weergekeerd hiervoor blijven de tijden te ernstig?maar de brusque periode, toen wij gesteld werden voor plotselinge besluiten, welke zoo moeilijk te nemen vallen, is, voor het oogenblik tenminste, voorbij. O 'ze jonge diplomaten vindt men weer midden in het fashionable gedoe, dat in het teeken staat der Engclsche gtinterneerden. Zoo sprak ik gisteren den jongen Rhede. Hij is nog steeds dezelfde: altijd druk en vreeselijk in de weer, nooit een oogenblikje tijd om kalm te redeneeren, daarbij vertelt hij in vijf minuten alle on-dits en de petites histoires van geheel Den Haag. Thans is hij zeer geoccupeerd met de Engelsche officieren; hij draaft met ze door het Mauritshuis, sleept ze mee naar alle mogelijke bars en patisseries, organiseert onnoemelpe picnics, soirees en tennisfllrtations en vindt dan nog tijd de lul te amuseeren met zijne grappige songs en café-chantant mopjes. Zelfs is hij bezig met het instudeeren van een Engelsch tooneelstuk, waarin hij zelf een hoofdrol zal ver vullen! Tusschen de nieuwste histoire van Mevrouw Daudier en zijne kostelijke be schrijving van een regimental dinner van ik weet niet welk regiment uit Wales met een onuitsprekelijken naam, ratelde hij over de politieke situaties, en deed mij de ooren tuiten van zijne cor,fidenties. Mocht men hem gelooven, dan heeft men op het Plein pijnlijke oogenblikken doorleefd. Ik zie dat men uit de jongste verklaring van Minister Loudon wil opmaken dat de toestand eigenlijk niet zoo ernstig is ge weest als men, van welke zijde dan ook, heeft willen voorgeven. Men is geneigd te vragen: fiit-ce tant debruit pouruneommelette? Ik wees je er reeds op dat men in militaire kringen den toestand rooit zeer donker heeft ingezien. Ik belief ook niet aan melodramatische exhorbitante Duitsche eischen te gelooven. De Duitsche diplomatie vermijdt hij zooveel moegelijk de termen die zulk een kwaden klank verkreegen door misbruik en vervalsching. En onmiddellijk keert hij zich teegen de verdoolingen en uit wassen dier leer, die scheiding en misverstand brachten in onze Westersche geloofseenheid. Hij keert zich teegen het dweepzuchtige ascetisme, dat de eigen persoonlijke zaliging zoekt buiten de groote stroom dermenschheid om. Het slechte monniks-weezen dat zoowel Boeddhisme als Christendom heeft vervalscht en vergiftigd, en dat de leege hervorming die enkel op weetenschap, kennis en menschverheerlijking berust, meer macht heeft gegeeven dan eenig ander misbruik, want het wendde de eedelste geesten van de Gods-vertrouwelijkheid af. Nu is het zaak, in onzen tijd, de koomende schoonheid te begrijpen van de waereld, die nooit verzaakt maar altijd geheiligd moet worden. Dit is nu moeyelijker dan ooit, omdat het menschenleeven, in dit hoogte punt van haat, bloeddorst en tweedracht, ons zoo zeer afgtijsselijk voorkomt. Maar men kan toch van uit een hoog gezichtspunt het gansche ooverzien, en de waereld blijven beminnen en hervormen, zonder naar de afzondering en eenzelvige rust te verlangen, die de asceeten zoeken. Dit is nu moeyelijker dan ooit, en het leeven calm, sad, secure, behind high convent walls" lijkt ons thans verlokkender dan in de zwaarste dagen der strijdende Kerk. Daarom zijn de woorden van den vroomen Indiër nu zoo nuttig en troostrijk voor ons. Hij ziet de gruuwelen waartoe het ontaarde Christendom de volkeren heeft gebracht, en hij verschrikt of twijfelt niet. Hij ziet er weer in een herhaling van de Maha-baratha, den Grooten Strijd tusschen goed en kwaad, waarin de held niet mag aarzelen zich te moest veel vertoon maken omdat zij een steiken indruk te vestigen had... te Berlijn. Sedert langen tijd is men daar in sommige kringen niet tevreden met haar optreden jegens de neutralen.Vooral het gezantschapspersoneel te 's-Gravenhage heeft het moeten ontgelden. Op den Vijverberg was men nog te veel van den concllianten geest door trokken. Nu is er een nieuwen wind komen waaien. Men slaat met de vuist op tafel en hoopt dat de echo van dien slag in Potsdam zal worden gehoord; men buldert, in de stille verwachting dat dit geluid voor een oogen blik het dreunen der kanonnen in het groote Hoofdkwartier zal overstemmen. Men vecht er .. pour sa propre existance. Veel werd van Holland verlangd-; toch niet zooveel als men ginds wel zou wenschen. De storm is nu bezworen; het leek een stijve bries. Zal echter niet weldra een nieuwe storm op steken? Het antwoord hierop ligt noch in Den Haag, noch te Berlijn: het ligt op het Westelijk front. Je vraagt mij hoe men de verkregen op lossing in entente kringen opvat. Men is daar voor het oogenblik zeer gereserveerd. Want al zullen over het Zuid-Limburgsch spoorlijntje geen troepen, munitie, wapen tuig en legerproviand worden vervoerd, de portee van deze verbinding wordt eerst dui delijk wanneer het verkeer werkelijk een aanvang heeft genomen. Dan zal ook blijken in hoever onze Minister van Buitenlandsche Zaken den toestand juist heeft gekenschetst, toen hij er van sprak als zijnde hoogst ernstig. Voor het overige is alles nog bij 't oude. Men heeft van het beproefde, bedachtzame tempo bij de oplossing van het laatste con flict met Duitschland wat moeten afwijken; thans is het weer in eere hersteld. Wij on derhandelen over kolen, ijzer en credieten, zooals wij reeds voor vier weken hebben onderhandeld, en veel verder zJjn wij niet gekomen. Ik verzoek je mijne hartelijke groeten aan je lieve vrouw over te brengen, en ben steeds, na onzer alle complimenten Je toegenegen Oom LESTEVENON DE BERCKENRODE iiiiiiiiMiiiiiiiiiiiinfimiiiuii H. L BERCKENHOFF f Met H. L. Berckenhoff, den oud-redacteur correspondent der Nieuwe Rotterdamsche Courant te Amsterdam, die in het laatst der vorige week te 's-Gravenhage is overleden, is een der meest eminente Nederlandsche journalisten heengegaan. Hij was een voor beeld van den all-round"-journalist, een type dat in vroeger jaren, toen het leven nog niet zoo gespecialiseerd was en toen ook de journalistiek nog niet zoo in specialiteiten uiteenviel, mér voorkwam dan thans. Eigenlijk ken ik maar n Nederlandsch journalist die in dit opzicht mengen, al is alle haat enbloedstodinghem een afkeer en een gruuwel. En hij ziet de r.ieuwe koomende waereld in haar akelig beginnen toch vol teekenen van wonderbaar schoon, en ongekende vreugde. Want is het hem niet van zijn vroegste jeugd geleerd, dat alles wat is en blijft, vreugde en schoonheid heet? Brahma is vreugde, en de waereld die hij den menschen aanwees om in te strijden en te lijden, tot hooger zaligheid, mag niet verzaakt en veracht worden. Zóó spreekt Tagore tot den asceet: Wie is er, die in zijn hoekje zittend, duift belachen deeze grootsche ze!f-expressie der menschheid in daden, deeze gestadige zelftoewijding? Wie denkt er dat de vereening van God en mensen te vinden is in een afgezonderd genot van zijn persoonlijke verbeeldingen, ver van de ten heemelopstreevende tempel van menschelijke groot heid, die de gansche menschheid, in zonne schijn en storm, zwoegend op te richten tracht in den gang der eeuwen? Wie duift te denken dat zulk een afgezonderde ge meenschap de hoogste vorm van godsdienst is? O gij verstrooide z'.verver, dronken door den wijn van zelf-bedwelming, hoort gij niet den voortgang reeds van de menschelijke ziel, op den heirbaan, die door de wijde akkers der menschheid gaat den donder van haar vooruitgang in de wagen van haar werken, bestemd alle beletselen te oovrrschrijden die haar uitbreiding in het heelal zouden teegenhouden? De rotsen zelf worden van-én gekloofd en bezwijken voor het aanschrijden van haar banieren die triomfantelijk wapperen in den heeme!; de verwikkelde duisternissen der stoffelijke dingen verdwijnen voor haar on weerstaanbare nadering, als neevelen voor de opgaande zon, de traditie hoog houdt, en de voetstappen drukt van den cok door hem zoozeer ver eerden Berckenhoff, namelijk den Haaeschen redacteur van het Algemeen Handelsblad, C. K. Elout. Tot alle faculteiten van het menschelijk denken scheen Berckenhoff zich aangetrokken te gevoelen; over alles schreef hij en wist hij te schrijven met meesterschap. Hij had een universeelen geest. Hij behandelde, om een voorbeeld te noemen, met evenveel talent politiek als kunst, en van de kunst weer elk van de verschillende onderdeden: schilderijen, tooneel en muziek. Een Burge meester van Amsterdam zeide eens, doelend op Berckenhoff's artikelen, dat wie de gemeente-politiek van Amsterdam wilde volgen, de Nieuwe Rotterdammer" moest lezen. En wat hij over de schilderkunst, bijv. over de Marissen, heeft geschreven behoort tot het beste wat op dit gebied verschenen is. Hij is een baanbreker geweest voor de kunst der drie gebroeders, zooals hij later ook voor het Concertgebouw heeft gestreden. De theoretische ken n s van de muziek heeft Berckenhoff zich eerst op gevorderden leeftijd eigen gemaakt, toen zijn werkzame geest om nog grooter arbeidsveld vroeg Vergissen wij ons niet dan is Bernard Zweers hem hierbij tot leermeester geweest Berckenhoff was geen man van schoolsche vorming. Wat hij wist had hij zich eiger gemaakt in het leven, door studie en na denken ; in den tijd reeds toen hij nog telegraaf-directeur was te Boxtel ;want di: is het begin geweest van zijn maatschappe lijke loopbaan) een ambtenaar dus met we zeer uitgesproken kunstzinnige aspiraties en later, in de practijk, als administrateur van de Hoogduitsche Opera te Rotterdam en van de daar gevestigde afdeeling van h Nederlandsch Tooneel. Maar vooral in de meer dan 25 jaren dat hij de Nieuwe Rotterdammer gediend het ft, gediend heef met lichaam en geest, met geheel zijn wezen. In dien trouw, dien haast al t sterken trouw aan zijn plicht, zat misschien nog iets van den vroegeren ambtenaar Smart, ziekte, wanorde wijken bij iedere stap voor haar komst; de belemmeringen van onweetendheid worden op zij geworpen; de donkerte van blindheid wordt doorboord; en 2ie, het beloofde land van weeide en gezondheid, van poëzie en kunbt, van kennis en rechtvaardigheid komt gaandeweg in 't gezicht. Zoudt gij in uw vadsigheid willen zeggen dat deeze zeege-kar der menschheid, die de aarde zelf doet dreunen van den triomf harer voortgang dor.r de machtige verschieten der geschiedenis, geen Menner heeft die haar leidt tot eindelijke bereiking? Wie weigert er te antwoorden op zijn roep om deel te neemen in den triomfanten tocht ? Wie is zoo dwaas om weg te Ioopen van de blijde meenigte en den Menner te zoeken in lustelooze leedigheid ? Wie is zoozeer in onwaarheid bevangen dat hij dit alles onwaar noemt deeze groote menschenwaereld, deeze beschaving van zich spreidende menschelijkheid, deeze eeuwige inspanning van den mensch. door diepten van smart, oover blijde hoogten, door onnoemelijk veel hindernissen van binnen en daar buiten, om de zeege te tevechten voor zijn krachten ? Kan een, die aan deze geweldigheid van verrichting der.kt als aan een geweldige leugen, nog waarlijk gelooven aan God die Waarheid is ? Wie God meent te kunnen bereiken door van de waereld weg te Ioopen, wanneer en waar verwacht hij dan Hem te zullen ontmoeten? Hoe ver kan hij vliegen ? Kan hij vliegen en vliegen, tot hij vliegt in het Niet zelf? Neen de lafaard, die wil ontvluchte?!, kan Hem niet vinden. Wij moeten moedig j-enoeg zijn om te kunnen zeggen: Wij berei ken Hem op deeze plaats zelf, op dit zelfde oogenblik. Wij moeien iri staat zijn ons te verzeekereo, dat wij die in bedrijvigheid ons zelve verweezenlijken, ook in ons zelven Hem Ik heb jarenlang met en onder hem mogen werken, daar op de onaanzienlijke bovenwoning aan het Rokin te Amsterdam, de oude Beurssteeg, waar de Nieuwe Rotteidamsche Courant vroeger haar Amterdamsch redactie-bureau gevestigd had, en ik heb dus het voorrecht gehad hem werkzaam te zien in zfln laboratorium. En van dien tijd, een tijd waaraan ik thans niet dan met eerbied en ontroering kan erugdenken, is mij vooral bijgebleven zijn wijze van werken, eene wijze die zoo ypeerend was voor zijne persoonlijkheid. Berckenhoff had veel gezien, veel gelezen, 'eel onthouden; hij beschikte over een 'lotte pen. Hij had dus een kapitaal och, lechts een geestelijk kapitaal! dat hem, o m zoo te zeggen, in staat stelde rustig te lever. En toch, welk eene voortdurende onrust; welk een stage onvoldaanheid! Hoe werd er telkens weer door hem geschrapt in en bijgevoegd aan het pas geschrevene: soms zat hij met het achtereind van zijn penhouder te werken in de versche inkt, zoodat het scheen, alsof zwarte rivieren hun weg zochten over het papier; en hoe menig stuk kopy, dat ik uit zijne handen zag komen, was versierd met fladderende strooken papier, die later waren aangeplakt, en die volgepend waren met verbeteringen. Nooit had hfl, naar zijn gevoelen, diep genoeg gespit; nooit was hij zijns inziens ver genoeg doorgedrongen tot den kern der dingen, dien hij onvermoeid zocht. Want hij beschouwde de menschen en hunne werken, de maatschappij en hare verschijnselen met het oog van een psycholoog. En altijd weer trachtte hij naar zijn eigen kenschetsende uitdrukkingswijze aan eene zaak een nieuwen kant af te winnen. Als gij vijf-en-twintigkanter. hebt gevonden moet hij eens gezegd hebben tot een jong Durnalisr, die zich misschien wat tetrotsch lad getoond over geleverden arbeid dan s er toch nog altijd een zes-en-twintigsten cant aan. En dien eisch van het altijd-zoeken en altijd het beste en het hoogste zoeken stelde hij in de eerste plaats aan zichzelf. Eene heilige ontevredenheid beheerschte hem en sloopte hem, naar ik vrees, vóór zijn tijd. Ik heb nooit een bepaald goed portret van Berckenhoff gezien, en ook het hierbQ ge plaatste geeft het karakteristieke van zijn gelaatsuitdrukking niet geheel weer. Matthfls Maris moet hem eens goedgeteekend hebben, niet in beeld maar in woorden. Toen Berckenhoff Maris te Londen opzocht werd deze, naar het verhaal luidt, getroffen door de vragende uitdrukking van het gelaat van dezen dagbladschrijver. Hoe juist was deze kenschets voor den journalist Berckenhoff. HQ ging als vragend de wereld rond, steeds zoekend naar nieuwe stof, en tevens naar ruimer inzicht. Zelfs placht hij vaak de meening van anderen te vragen over een onderwerp dat zijn geest bezig hield. En dat is wel eens verkeerd uitgelegd. Naïeven hebben gemeend dat Berckenhoff verwachtte van hunne lippen de wijsheid te vernemen, die hij bij zichzelf vruchteloos gezocht had. Inderdaad was het niets anders dan een toetsen van eigen meening aan die van anderen, een uitlokken van woord en wederwoord, om aldus zoo dicht mogelijk de waarheid te benaderen Du choc des opinions jaillit la vérité". En de verdienste van Berckenhoff was, dat hij, hoe troebel de droesem van het debat ook was geweest daaruit steeds het goud wist te puren, het ideëele goud dat hij zocht Trouwens bij die gelegenheden gaf hij meer dan dat hij vroeg. Voor den ondervraagde was zulk een gesprek met Berckenhoff altijd winst. Men werd er rijker van, rijker van gedachtenleven en ontwikkeling. Voor mij die zich tot zijn vrienden mocht rekenen behooren deze gesprekken dan ook tot de schoonste herinneringen mijns levens. D. KOUWENAAR DE BUREAUCRATIE EN DEMOCRATIE IN ZWITSERLAND II Schulthess, die zooals in het artikel Wijzigingen in het economisch leven van Zwitserland gedurende en tengevolge van den oorlog", in het vorig nummer reeds gezegd werd, nooit een voorstander is geweest der militaristische richting, is daarom echter niet minder een autocraat en bureaucraat dan zijn voorganger. Zijn fort is de econo mie, de staatseconomie. Alles moet en zal geregeld worden door de alleen zaligma kende staatsbureaux. Onder het Schulthessverweezenlijken, die van ons zelf het Zelf is. Wij moeten het recht, om dit zonder weifeling te zeggen, verdienen door met eigen inspan ning alle belemmering, alle wanorde, alle disharmonie van het pad onzer bedrijvigheid op te ruimen; we moeten in staat zijn te zeggen: in mijn werk is mijn vreugde, en in die vreugde berust de Vreugde van mijn vreugde. Hoewel het Westen Hem tot leeraar hetfr aangenoomen die stoutweg zijn eenheid met den Vader verkondigde, en de zijnen ver maarde, volmaakt te worden als de Vader volmaakt is, toch verzet het zich teegen het denkbeeld dat de mensch tot God zou worden, als ware dit Godslastering. Jezus zelf heeft dit denkbeeld gepredikt en de Christelijke mystieken hebben het begreepen, maar de heedendaagsche Christenen van het Westen verwerpen het. De Oostersche wijsheid leert, dat het niet de taak van onze ziel is God te winnen, te verkrijgen, om Hem voor een of ander stoffelijk telang te gebruiken. Al wat wij kunnen verwachten en verweezenlijken is het meer en meer n wordeu met God. In de muziek van den ruischenden stroom klinkt de blijde verzeekerheid: De zee zal ik worden!" Dit is geen ijdele aanmatiging, het is waarachtige deemoed, want het is waarheid. FREDERIK VAN EEDEN iliMIIMIIMIilllMltllllllllflIlHlllillllllllllIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIinilllllll NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP torÉnstvanTetenburg DAGELUKSCHE MOTORDIENST 01RECHT LEIDEN OENHAAG DELFT Vliutinichewig. lltrjchtschsïserZS. FynjékailtS. Hauttuinis' VI CE. V ERS A

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl