Historisch Archief 1877-1940
* *SV " _* , 1
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
11 Mei '18. No. 2133
PRETTIGE WANDELING
Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan
VERTROUWELIJKE BILLETTEN
uit de particuliere correspondentie van den heer
LESTEVENON DE BERCKENRODE met zijnen neef FREDERIK P. ALLEMAN
(Naar aanleiding van de Nederlandsch-Duitsche onderhandelingen)
Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltllllllllllllllllltl
N.V.
PAERELS
Meubileering MIJ.
COMPLETE MEUBILEERING
-: BETIMMERINGEN
:
Rokin 128 Telef. 4541 N
iiiiiiiilliiilllii.iiimiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimimi
de positie tegenover alles wat die ver
zwakken wilde, gevonden heeft in de
stemming, door onze burgerij aan den
dag gelegd?
't Verschijnsel heeft zich weer geopen
baard, dat men in Nederland altijd het
beste zijn toevlucht kan nemen tot het
volk. Daar was in deze een zeer
algemeene stemming, dat men, hoe ongaarne
ook, begreep zekere principieele punten
te moeten vasthouden, en hiervoor des
noods liever metterdaad zou opkomen,
dan op zij gaan. Dit gaf eene ware
verluchting, ook tegenover de kleinmoe
digheid, waaraan sommige vooraan
staande kringen helaas te gemakke
lijk toegeven, en die slechts in de
kaart van den vreemdeling spelen kan.
Menige heer en dame zouden een voor
beeld kunnen nemen aan de nuch
tere beslistheid en offervaardigheid,
waarmede in zulke dagen gesproken
wordt aan de weg of in de derde klasse,
door de mannen, de jongens en de vrou
wen van de straat. v. H.
llilliilltliliiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
EEN BLADZIJ VAN TAGORE O
De groote Indiër troost ons, zooals weinigen
in het Westen vermoogen ons te troosten.
Zijn macht ligt in de diepe wijsheid waarin
hij is opgegroeid, die meer zijn gansche
leeven doordrong en vervulde dan de
Westersche wijsheid het ons leeven deed,
en in de samensmelting van Christelijke en
Oostersche mystiek, die beiden elkander
verhelderen en verklaren, omdat de ver
schillende termen in hun signifisch weezen
blijken hetzelfde te bedoelen.
In deezen schrikkelijken en kritlschen tijd
is Tagore ons vooruit, bij heeft het voor
recht van de Oostersche gelijkmoedigheid
en gelatenheid, die toch niet onverschillig
heid is, en waar wij Westersche Cnristenen
ons soms radeloos en verbijsterd voelen,
daar is deeze Christelijke Oosterling zichzelf
meester, en ziet hoe ook niet het kleinste
sieiaad van de heilige leer beschadigd of
verlooren is. Wij letten op het kruis en zijn
geweldige zwaarte, wij vragen ons rillend
af hoe lang dit vreesselijke nog geduld moet
worden. Tagore denkt aan Brahma die enkel
vreugde is, aan de verloochening, noodwendig
voor alle schoonheid en zaligheid en zijn
blik zocht van uit heldere hoogten naar de
eerste spooren der koomende, alles
oovertrtffende schoonheid, onder het duistere
gekrioel en het afschuuwelijk gejammer.
Tagore is Christen in hart en denkwijze,
hij belijdt de leer die ook de onze is, al
1) RABINDRANATH TAGORE, Sadhana.
Holl. uitg. bij W. Versluys.
IIIIIIIIIIIHIMMH
H. BERSS1ENBRUGGE,
PORTRETFOTOGRAAF
ZEESTRAAT 65, naast Panwm
DEN HAAG. - Tel. 1538.
Aan onze Medewerkers
De redactie acht het gewenscht, haren
medewerkers en inzenders nadrukkelijk
te verzoeken, voor hunne bijdragen zoo
veel mogelijk rekening te houden met den
voor het Weekblad meestgeschikten om
vang. Te lange artikelen leveren ver
schillende bezwaren op, zijn ook voor
de lezers veel minder aantrekkelijk. De
normale afmeting van artikelen moet
op ten hoogste 1500 woorden, en, die
van Feuilletons op ten hoogste 2000
woorden worden gesteld.
Van met potlood geschreven bijdragen
kan de redactie geen kennis nemen;
evenmin van die bijdragen waarvan het
papier aan beide zijden is beschreven.
Zoo mogelijk, gelieven de inzenders ge
typte copie in te zenden.
Gedragsregels voor individueele
Duitschers in Vlaanderen
In ons nummer van 16 Maart maakten
wij melding van de Gedragsregels voor
individueele Duitschers in Vlaanderen.
Daaruit hadden wij ook vertaald de zinsnede
Eine E in i gun g des Geltungsbereich der
Niedeilandischen Schriftsprache ist, auch
vom Standpunkt der deutschen Interessen,
keineswegs erwünscht".
Ons werd de opmerking gemaakt, dat
hier in het oorspronkelijke staat Eine
E i n e n g u n g..." Bij onderzoek Is ge
bleken, dat dit juist is; een tekst met
Einigung" is niet in omloop. De fout zat
in eene verschrijving in het ons toegezonden
manuscript.
Den Haag, 7 Mei '18.
Waarde neef,
Den Haag heeft weer zijn normaal aspect
herkregen. Wel is in diplomatieke kringen
de rust nog niet geheel weergekeerd
hiervoor blijven de tijden te ernstig?maar
de brusque periode, toen wij gesteld werden
voor plotselinge besluiten, welke zoo moeilijk
te nemen vallen, is, voor het oogenblik
tenminste, voorbij. O 'ze jonge diplomaten
vindt men weer midden in het fashionable
gedoe, dat in het teeken staat der Engclsche
gtinterneerden. Zoo sprak ik gisteren den
jongen Rhede. Hij is nog steeds dezelfde:
altijd druk en vreeselijk in de weer, nooit
een oogenblikje tijd om kalm te redeneeren,
daarbij vertelt hij in vijf minuten alle on-dits
en de petites histoires van geheel Den Haag.
Thans is hij zeer geoccupeerd met de
Engelsche officieren; hij draaft met ze
door het Mauritshuis, sleept ze mee naar
alle mogelijke bars en patisseries, organiseert
onnoemelpe picnics, soirees en
tennisfllrtations en vindt dan nog tijd de lul te
amuseeren met zijne grappige songs en
café-chantant mopjes. Zelfs is hij bezig met
het instudeeren van een Engelsch
tooneelstuk, waarin hij zelf een hoofdrol zal ver
vullen! Tusschen de nieuwste histoire van
Mevrouw Daudier en zijne kostelijke be
schrijving van een regimental dinner van
ik weet niet welk regiment uit Wales met
een onuitsprekelijken naam, ratelde hij over
de politieke situaties, en deed mij de ooren
tuiten van zijne cor,fidenties. Mocht men
hem gelooven, dan heeft men op het Plein
pijnlijke oogenblikken doorleefd.
Ik zie dat men uit de jongste verklaring
van Minister Loudon wil opmaken dat de
toestand eigenlijk niet zoo ernstig is ge
weest als men, van welke zijde dan ook,
heeft willen voorgeven. Men is geneigd te
vragen: fiit-ce tant debruit
pouruneommelette? Ik wees je er reeds op dat men in
militaire kringen den toestand rooit zeer
donker heeft ingezien. Ik belief ook niet
aan melodramatische exhorbitante Duitsche
eischen te gelooven. De Duitsche diplomatie
vermijdt hij zooveel moegelijk de termen die
zulk een kwaden klank verkreegen door
misbruik en vervalsching. En onmiddellijk
keert hij zich teegen de verdoolingen en uit
wassen dier leer, die scheiding en misverstand
brachten in onze Westersche geloofseenheid.
Hij keert zich teegen het dweepzuchtige
ascetisme, dat de eigen persoonlijke zaliging
zoekt buiten de groote stroom dermenschheid
om. Het slechte monniks-weezen dat zoowel
Boeddhisme als Christendom heeft vervalscht
en vergiftigd, en dat de leege hervorming
die enkel op weetenschap, kennis en
menschverheerlijking berust, meer macht heeft
gegeeven dan eenig ander misbruik, want
het wendde de eedelste geesten van de
Gods-vertrouwelijkheid af.
Nu is het zaak, in onzen tijd, de koomende
schoonheid te begrijpen van de waereld, die
nooit verzaakt maar altijd geheiligd moet
worden. Dit is nu moeyelijker dan ooit,
omdat het menschenleeven, in dit hoogte
punt van haat, bloeddorst en tweedracht,
ons zoo zeer afgtijsselijk voorkomt.
Maar men kan toch van uit een hoog
gezichtspunt het gansche ooverzien, en de
waereld blijven beminnen en hervormen,
zonder naar de afzondering en eenzelvige
rust te verlangen, die de asceeten zoeken.
Dit is nu moeyelijker dan ooit, en het leeven
calm, sad, secure, behind high convent walls"
lijkt ons thans verlokkender dan in de
zwaarste dagen der strijdende Kerk.
Daarom zijn de woorden van den vroomen
Indiër nu zoo nuttig en troostrijk voor ons.
Hij ziet de gruuwelen waartoe het ontaarde
Christendom de volkeren heeft gebracht, en
hij verschrikt of twijfelt niet. Hij ziet er
weer in een herhaling van de Maha-baratha,
den Grooten Strijd tusschen goed en kwaad,
waarin de held niet mag aarzelen zich te
moest veel vertoon maken omdat zij een
steiken indruk te vestigen had... te Berlijn.
Sedert langen tijd is men daar in sommige
kringen niet tevreden met haar optreden
jegens de neutralen.Vooral het
gezantschapspersoneel te 's-Gravenhage heeft het moeten
ontgelden. Op den Vijverberg was men nog
te veel van den concllianten geest door
trokken. Nu is er een nieuwen wind komen
waaien. Men slaat met de vuist op tafel en
hoopt dat de echo van dien slag in Potsdam
zal worden gehoord; men buldert, in de stille
verwachting dat dit geluid voor een oogen
blik het dreunen der kanonnen in het groote
Hoofdkwartier zal overstemmen. Men vecht
er .. pour sa propre existance. Veel werd
van Holland verlangd-; toch niet zooveel als
men ginds wel zou wenschen. De storm is
nu bezworen; het leek een stijve bries. Zal
echter niet weldra een nieuwe storm op
steken? Het antwoord hierop ligt noch in
Den Haag, noch te Berlijn: het ligt op het
Westelijk front.
Je vraagt mij hoe men de verkregen op
lossing in entente kringen opvat. Men is
daar voor het oogenblik zeer gereserveerd.
Want al zullen over het Zuid-Limburgsch
spoorlijntje geen troepen, munitie, wapen
tuig en legerproviand worden vervoerd, de
portee van deze verbinding wordt eerst dui
delijk wanneer het verkeer werkelijk een
aanvang heeft genomen. Dan zal ook blijken
in hoever onze Minister van Buitenlandsche
Zaken den toestand juist heeft gekenschetst,
toen hij er van sprak als zijnde hoogst ernstig.
Voor het overige is alles nog bij 't oude.
Men heeft van het beproefde, bedachtzame
tempo bij de oplossing van het laatste con
flict met Duitschland wat moeten afwijken;
thans is het weer in eere hersteld. Wij on
derhandelen over kolen, ijzer en credieten,
zooals wij reeds voor vier weken hebben
onderhandeld, en veel verder zJjn wij niet
gekomen.
Ik verzoek je mijne hartelijke groeten aan
je lieve vrouw over te brengen, en ben
steeds, na onzer alle complimenten
Je toegenegen Oom
LESTEVENON DE BERCKENRODE
iiiiiiiiMiiiiiiiiiiiinfimiiiuii
H. L BERCKENHOFF f
Met H. L. Berckenhoff, den oud-redacteur
correspondent der Nieuwe Rotterdamsche
Courant te Amsterdam, die in het laatst der
vorige week te 's-Gravenhage is overleden,
is een der meest eminente Nederlandsche
journalisten heengegaan. Hij was een voor
beeld van den all-round"-journalist, een
type dat in vroeger jaren, toen het leven
nog niet zoo gespecialiseerd was en toen
ook de journalistiek nog niet zoo in
specialiteiten uiteenviel, mér voorkwam
dan thans. Eigenlijk ken ik maar n
Nederlandsch journalist die in dit opzicht
mengen, al is alle haat enbloedstodinghem
een afkeer en een gruuwel.
En hij ziet de r.ieuwe koomende waereld
in haar akelig beginnen toch vol teekenen
van wonderbaar schoon, en ongekende
vreugde. Want is het hem niet van zijn
vroegste jeugd geleerd, dat alles wat is en
blijft, vreugde en schoonheid heet? Brahma
is vreugde, en de waereld die hij den
menschen aanwees om in te strijden en te lijden,
tot hooger zaligheid, mag niet verzaakt en
veracht worden. Zóó spreekt Tagore tot den
asceet:
Wie is er, die in zijn hoekje zittend, duift
belachen deeze grootsche ze!f-expressie der
menschheid in daden, deeze gestadige
zelftoewijding? Wie denkt er dat de vereening
van God en mensen te vinden is in een
afgezonderd genot van zijn persoonlijke
verbeeldingen, ver van de ten
heemelopstreevende tempel van menschelijke groot
heid, die de gansche menschheid, in zonne
schijn en storm, zwoegend op te richten
tracht in den gang der eeuwen? Wie duift
te denken dat zulk een afgezonderde ge
meenschap de hoogste vorm van godsdienst is?
O gij verstrooide z'.verver, dronken door
den wijn van zelf-bedwelming, hoort gij niet
den voortgang reeds van de menschelijke
ziel, op den heirbaan, die door de wijde
akkers der menschheid gaat den donder
van haar vooruitgang in de wagen van haar
werken, bestemd alle beletselen te
oovrrschrijden die haar uitbreiding in het heelal
zouden teegenhouden?
De rotsen zelf worden van-én gekloofd
en bezwijken voor het aanschrijden van haar
banieren die triomfantelijk wapperen in den
heeme!; de verwikkelde duisternissen der
stoffelijke dingen verdwijnen voor haar on
weerstaanbare nadering, als neevelen voor
de opgaande zon,
de traditie hoog houdt, en de voetstappen
drukt van den cok door hem zoozeer ver
eerden Berckenhoff, namelijk den Haaeschen
redacteur van het Algemeen Handelsblad,
C. K. Elout.
Tot alle faculteiten van het menschelijk
denken scheen Berckenhoff zich aangetrokken
te gevoelen; over alles schreef hij en wist
hij te schrijven met meesterschap. Hij
had een universeelen geest. Hij behandelde,
om een voorbeeld te noemen, met evenveel
talent politiek als kunst, en van de kunst
weer elk van de verschillende onderdeden:
schilderijen, tooneel en muziek. Een Burge
meester van Amsterdam zeide eens, doelend
op Berckenhoff's artikelen, dat wie de
gemeente-politiek van Amsterdam wilde
volgen, de Nieuwe Rotterdammer" moest
lezen. En wat hij over de schilderkunst, bijv.
over de Marissen, heeft geschreven behoort
tot het beste wat op dit gebied verschenen
is. Hij is een baanbreker geweest voor de
kunst der drie gebroeders, zooals hij later
ook voor het Concertgebouw heeft gestreden.
De theoretische ken n s van de muziek heeft
Berckenhoff zich eerst op gevorderden
leeftijd eigen gemaakt, toen zijn werkzame
geest om nog grooter arbeidsveld vroeg
Vergissen wij ons niet dan is Bernard
Zweers hem hierbij tot leermeester geweest
Berckenhoff was geen man van schoolsche
vorming. Wat hij wist had hij zich eiger
gemaakt in het leven, door studie en na
denken ; in den tijd reeds toen hij nog
telegraaf-directeur was te Boxtel ;want di:
is het begin geweest van zijn maatschappe
lijke loopbaan) een ambtenaar dus met we
zeer uitgesproken kunstzinnige aspiraties
en later, in de practijk, als administrateur
van de Hoogduitsche Opera te Rotterdam en
van de daar gevestigde afdeeling van h
Nederlandsch Tooneel. Maar vooral in de
meer dan 25 jaren dat hij de Nieuwe
Rotterdammer gediend het ft, gediend heef
met lichaam en geest, met geheel zijn
wezen. In dien trouw, dien haast al t
sterken trouw aan zijn plicht, zat misschien
nog iets van den vroegeren ambtenaar
Smart, ziekte, wanorde wijken bij iedere
stap voor haar komst; de belemmeringen van
onweetendheid worden op zij geworpen;
de donkerte van blindheid wordt doorboord;
en 2ie, het beloofde land van weeide en
gezondheid, van poëzie en kunbt, van kennis
en rechtvaardigheid komt gaandeweg in 't
gezicht. Zoudt gij in uw vadsigheid willen
zeggen dat deeze zeege-kar der menschheid,
die de aarde zelf doet dreunen van den
triomf harer voortgang dor.r de machtige
verschieten der geschiedenis, geen Menner
heeft die haar leidt tot eindelijke bereiking?
Wie weigert er te antwoorden op zijn roep
om deel te neemen in den triomfanten tocht ?
Wie is zoo dwaas om weg te Ioopen van
de blijde meenigte en den Menner te zoeken
in lustelooze leedigheid ?
Wie is zoozeer in onwaarheid bevangen
dat hij dit alles onwaar noemt deeze
groote menschenwaereld, deeze beschaving
van zich spreidende menschelijkheid, deeze
eeuwige inspanning van den mensch. door
diepten van smart, oover blijde hoogten,
door onnoemelijk veel hindernissen van
binnen en daar buiten, om de zeege te
tevechten voor zijn krachten ? Kan een, die
aan deze geweldigheid van verrichting der.kt
als aan een geweldige leugen, nog waarlijk
gelooven aan God die Waarheid is ? Wie
God meent te kunnen bereiken door van
de waereld weg te Ioopen, wanneer en waar
verwacht hij dan Hem te zullen ontmoeten?
Hoe ver kan hij vliegen ? Kan hij vliegen
en vliegen, tot hij vliegt in het Niet zelf?
Neen de lafaard, die wil ontvluchte?!, kan
Hem niet vinden. Wij moeten moedig
j-enoeg zijn om te kunnen zeggen: Wij berei
ken Hem op deeze plaats zelf, op dit zelfde
oogenblik. Wij moeien iri staat zijn ons te
verzeekereo, dat wij die in bedrijvigheid ons
zelve verweezenlijken, ook in ons zelven Hem
Ik heb jarenlang met en onder hem mogen
werken, daar op de onaanzienlijke
bovenwoning aan het Rokin te Amsterdam,
de oude Beurssteeg, waar de Nieuwe
Rotteidamsche Courant vroeger haar
Amterdamsch redactie-bureau gevestigd had,
en ik heb dus het voorrecht gehad hem
werkzaam te zien in zfln laboratorium.
En van dien tijd, een tijd waaraan ik thans
niet dan met eerbied en ontroering kan
erugdenken, is mij vooral bijgebleven zijn
wijze van werken, eene wijze die zoo
ypeerend was voor zijne persoonlijkheid.
Berckenhoff had veel gezien, veel gelezen,
'eel onthouden; hij beschikte over een
'lotte pen. Hij had dus een kapitaal och,
lechts een geestelijk kapitaal! dat hem,
o m zoo te zeggen, in staat stelde rustig te lever.
En toch, welk eene voortdurende onrust; welk
een stage onvoldaanheid! Hoe werd er telkens
weer door hem geschrapt in en bijgevoegd
aan het pas geschrevene: soms zat hij
met het achtereind van zijn penhouder te
werken in de versche inkt, zoodat het scheen,
alsof zwarte rivieren hun weg zochten over
het papier; en hoe menig stuk kopy, dat ik
uit zijne handen zag komen, was versierd
met fladderende strooken papier, die later
waren aangeplakt, en die volgepend waren
met verbeteringen. Nooit had hfl, naar zijn
gevoelen, diep genoeg gespit; nooit was hij
zijns inziens ver genoeg doorgedrongen tot
den kern der dingen, dien hij onvermoeid
zocht. Want hij beschouwde de menschen
en hunne werken, de maatschappij en hare
verschijnselen met het oog van een psycholoog.
En altijd weer trachtte hij naar zijn
eigen kenschetsende uitdrukkingswijze
aan eene zaak een nieuwen kant af te winnen.
Als gij vijf-en-twintigkanter. hebt gevonden
moet hij eens gezegd hebben tot een jong
Durnalisr, die zich misschien wat tetrotsch
lad getoond over geleverden arbeid dan
s er toch nog altijd een zes-en-twintigsten
cant aan.
En dien eisch van het altijd-zoeken en
altijd het beste en het hoogste zoeken stelde
hij in de eerste plaats aan zichzelf. Eene
heilige ontevredenheid beheerschte hem en
sloopte hem, naar ik vrees, vóór zijn tijd.
Ik heb nooit een bepaald goed portret van
Berckenhoff gezien, en ook het hierbQ ge
plaatste geeft het karakteristieke van
zijn gelaatsuitdrukking niet geheel weer.
Matthfls Maris moet hem eens goedgeteekend
hebben, niet in beeld maar in woorden. Toen
Berckenhoff Maris te Londen opzocht werd
deze, naar het verhaal luidt, getroffen door
de vragende uitdrukking van het gelaat van
dezen dagbladschrijver. Hoe juist was deze
kenschets voor den journalist Berckenhoff.
HQ ging als vragend de wereld rond, steeds
zoekend naar nieuwe stof, en tevens naar
ruimer inzicht.
Zelfs placht hij vaak de meening van
anderen te vragen over een onderwerp dat
zijn geest bezig hield. En dat is wel eens
verkeerd uitgelegd. Naïeven hebben gemeend
dat Berckenhoff verwachtte van hunne
lippen de wijsheid te vernemen, die hij bij
zichzelf vruchteloos gezocht had. Inderdaad
was het niets anders dan een toetsen van
eigen meening aan die van anderen, een
uitlokken van woord en wederwoord, om
aldus zoo dicht mogelijk de waarheid te
benaderen Du choc des opinions jaillit la
vérité". En de verdienste van Berckenhoff
was, dat hij, hoe troebel de droesem van
het debat ook was geweest daaruit steeds
het goud wist te puren, het ideëele goud
dat hij zocht Trouwens bij die gelegenheden
gaf hij meer dan dat hij vroeg. Voor den
ondervraagde was zulk een gesprek met
Berckenhoff altijd winst. Men werd er
rijker van, rijker van gedachtenleven en
ontwikkeling.
Voor mij die zich tot zijn vrienden mocht
rekenen behooren deze gesprekken dan ook
tot de schoonste herinneringen mijns levens.
D. KOUWENAAR
DE BUREAUCRATIE EN
DEMOCRATIE IN ZWITSERLAND
II
Schulthess, die zooals in het artikel
Wijzigingen in het economisch leven van
Zwitserland gedurende en tengevolge van
den oorlog", in het vorig nummer reeds
gezegd werd, nooit een voorstander is geweest
der militaristische richting, is daarom echter
niet minder een autocraat en bureaucraat
dan zijn voorganger. Zijn fort is de econo
mie, de staatseconomie. Alles moet en zal
geregeld worden door de alleen zaligma
kende staatsbureaux. Onder het
Schulthessverweezenlijken, die van ons zelf het Zelf is.
Wij moeten het recht, om dit zonder weifeling
te zeggen, verdienen door met eigen inspan
ning alle belemmering, alle wanorde, alle
disharmonie van het pad onzer bedrijvigheid
op te ruimen; we moeten in staat zijn te
zeggen: in mijn werk is mijn vreugde, en
in die vreugde berust de Vreugde van mijn
vreugde.
Hoewel het Westen Hem tot leeraar hetfr
aangenoomen die stoutweg zijn eenheid met
den Vader verkondigde, en de zijnen ver
maarde, volmaakt te worden als de Vader
volmaakt is, toch verzet het zich teegen
het denkbeeld dat de mensch tot God zou
worden, als ware dit Godslastering.
Jezus zelf heeft dit denkbeeld gepredikt
en de Christelijke mystieken hebben het
begreepen, maar de heedendaagsche Christenen
van het Westen verwerpen het.
De Oostersche wijsheid leert, dat het niet
de taak van onze ziel is God te winnen, te
verkrijgen, om Hem voor een of ander
stoffelijk telang te gebruiken. Al wat wij
kunnen verwachten en verweezenlijken is
het meer en meer n wordeu met God.
In de muziek van den ruischenden stroom
klinkt de blijde verzeekerheid: De zee zal ik
worden!" Dit is geen ijdele aanmatiging, het is
waarachtige deemoed, want het is waarheid.
FREDERIK VAN EEDEN
iliMIIMIIMIilllMltllllllllflIlHlllillllllllllIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIinilllllll
NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP
torÉnstvanTetenburg
DAGELUKSCHE MOTORDIENST
01RECHT LEIDEN OENHAAG DELFT
Vliutinichewig. lltrjchtschsïserZS. FynjékailtS. Hauttuinis'
VI CE. V ERS A