De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 11 mei pagina 5

11 mei 1918 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

11 Mei '18. No. 2133 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Ia het Spijslokaal van de Centrale Keuken 't Is Donderdag half n, ik ga naar de Qeelvinck" op 't Singel. Ik wil een kijkje nemen in het spijslokaal van de Centrale Keuken. Vóór het gebouw staat een groote menschen massa. Niet dringen, niet dringen, maant de dienstdoende agent. Langzaam opschieten, ieder krijgt zijn beurt. Heb jij een kaart kleine meid, Ja? Dan links. Heb jij geen kaart dan rechts." De Amsterdamsche politiebeambte heeft er den wind onder, hij kent zijn volkje. Met een grap, een dreigement houdt hij ze kalm: mannen, vrouwen, jongens, meisjes, die allen te wachten staan op een warm maal. Daar rijdt juist de groote kar van de Centrale Keuken voor. Plaats maken l op zijde! niet dringen?" Porsche mannen torsen de groote gevulde blikken ketels vol warme spijs naar binnen. 't Zijn er vele, de kar staat vol. Ordelijk blijft de groep Amsterdamsche burgers in de rij. Ze weten dat ze wachten moeten en... ze zijn geduldig l Bij groepjes trekken zij die het maal ge nuttigd hebben uit het gebouw en evenveel personen treden telkens binnen. Eerst den gang door, dan achteraan rechts de zaal binnen. Heb je geen kaart? Dan eerst vooraan een kaart keopen. Zorg toch dat je een kaart medebrengt. Die kaar ten hebben gaan voor, dat weet je immers," bromt de agent. Bij het binnentreden van de zaal wordt de kaart in ontvangst genomen en verder in het iooppad van n persoons breedte wordt aan den aanrecht, het dampende eten in aardewerk-schalen uitgedeeld. Ieder gaat met zijn schaal een plaatsje zoeken aan een der talrijke tafels. Het eet gerij, dat moet worden medegebracht, wordt voor den dag gehaald, het maal begint. De damp slaat van het eten, 't is heden stampot van snQboonen met aardappelen en melkpoeder. Ik heb eerbied voor de magen waarin die porties verdwijnen. Smaakt het goed, vraag ik aan een werk man, die in mijn buurt zit. Best juffrouw" is het antwoord. Zoo'n stampot daar heb je wat aan, als we soep hebben, dan blijf je nog wel eens wat hol van binnen, doch als je dit op hebt, heb je genoeg gehad." Het klonk zoo goedgezind, zoo dankbaartevreden. De zaal is geheel gevuld, geen plaatsje onbezet. Den vorigen dag zijn er 1690 eters" geweest tusschen 12?2 uur, zoo wordt mij verhaald. Een zestal vrouwen verrichten de loopende werkzaamheden, bestaande in het wegnemen der schalen, waarvan er 900 in omloop zijn, het afwasschen, en het op scheppen van het eten. Mevr. Lotgering Hillebrand, directrice, en de heer Content directeur, houden het oog op den gang van zaken. Dan zijn er nog: de leidster mej. Wilmink, een flinke kracht, en de bedrijfschef de heer Schröder. De heer Schröder houdt orde in de zaal. Niet blijven zitten, die klaar is, vertrek ken" klinkt telkens zijn stem. En even ordelijk als de intocht was, is ook weer de uittocht. Men komt in het lokaal om te eten, dat geschiedt, en daarna vertrekt men. Gten getwist of noodeloos gepraat worden gehoord. Die spijslokalen van de Centrale Keuken zijn zegenrijke Instellingen! Er zijn er ver scheidene in Amsterdam: in de Houtrijkstraat, de Spaarndammerstraat, de Frans Halsstraat, de Hoogte Kadijk. Ze zijn op verschillende uren geopend, van 12?2 of van 5 - 7 of op beide tijden. Voor 13 cents een flinke portie warm eten l Ons kiekje werd genomen in de Qeelvinck" op het gewone middaguur. ELIS. M. ROGGE Van Vrouwelijk Doen en Denken Het is allerzins begrijpelijk, dat men in de oorlogvoerende landen peinst over het probleem, hoe het jammerlijk uitgemoorde geslacht te herstellen niet alleen, maar hoe een beter geslacht op te voeden. Men is De Sierkunstenaars onder de Vogels Een stuk of zes spreeuwen stapten rond in het weiland en plukten madeliefjes. Het leek alsof het een verzinsel, een sprookje was, maar we zagen het voor onze eigen oogen gebeuren. Een spreeuw heeft weinig sprookjesachtigs over zich, vooral wanneer hij loopt. Heel vastberaden en doelbewust gingen ze naar hun madelief, knepen met hun gelen snavel het bloemhoofdje af, hiel den het meteen vast en vlogen dan heen, naar hun nest toe. Dan kwamen ze weer terug om een tweede of derde bloempje en dat duurde zoo een half uur voort. Daarna kwam er geen een meer opdagen. Het gekste van het geval leek, dat in onze omgeving alleen dit groepje spreeuwen zoo n liefde voor bloemen aan den dag legde; de andere deden heel gewoon en als ze aan kun nesten werkten, dan zag je ze alleen sjouwen met grassprietjes en dergelijke rommel. Een poosje geleden, 't was in 1909, had ik iets dergelijks gezien in de buurt van Woerden. Daar stond een paardenkastanje in vollen bloei en nu waren talrijke spreeu wen onophoudelijk bezig om de dikke witte bloemen af te plukken en ze te sjouwen naar hun nesten onder de dakpannen, waarin reeds jongen zaten te schreeuwen en zoo leek het dan, dat deze blaemen minder voor sieraad dan wel voor voedsel dien den of als middel voor koelte en vochEen kijkje in het spijslokaal op het etensuur IIIMMIIIMIIIMIIIIIIHIII overal wel tot de overtuiging gekomen, dat de waanzin, die de volkeren heeft aange grepen niet alleen te wijten is aan de indi viduen zelf, dat ook de opvoeding schuld had. En men denkt zich de hersens moe, op welke wijze gemaakte fouten en mis grepen in de toekomst te vermijden zijn. Nu in alle landen gebleken is, dat de vrouw in elk opzicht meer presteeren kan, dan ze tot nog toe deed, nu ze uit het openbare leven niet meer is weg te dringen, hebben mannen in wie de organisatie-geest vaardig was zich op het vrouwen-vraagstuk geworpen. En zoo is er in Duitschland in 1917 een boek uitgekomen dat in 364 bladzijden een gansch systeem van vrouwen dienstplicht uiteenzet. Deze dienstplicht is drieledig. l o. Ze vordert alle meisjes op van 17 jaar. 2o. Ze is persoonlijk, plaatsvervanging is dus uitgesloten. 3o. Het huwelijk moet wor den verschoven tot na den dienstplichttijd. Zij bestaat uit een opleidlngsdienst met drie vertakkingen: lo. huishoudelijke opleiding, 2o. maatschappelijke opleiding, 3o. licha melijk hygiënische opleiding. Dit alles klinkt heel mooi en eigenlijk lang niet verwerpelijk, want wie onze vrouwen en meisjes van wat meer nabij gadeslaat, weet, dat hare ontwikkeling langs de lijn van hare eigenlijke roeping vaak zeer eenzijdig is en nog veel te wenschen laat. Wat echter in het systeem van de makers (HohmannH.B.S.-leeraarendr. Reicher leeraar aande kweekschool voorgeestelijken)alles be derft, is het oud-duitsche marzregel systeem, waaraan zfj ook de duitsche meisjes willen «nderwerpen. Want de verplichte opleidings tijd kan niet worden vervuld door het be zoeken van cursussen in bovengenoemde afdeelingen, neen alles staat op militaire leest geschoeid. De meisjes worden vanaf hun 17de jaar aan het gezin onttrokken, de moeders mogen niet langer hare dochters onderwijzen in al de finesses van de kunst der huishouding, ze mogen ze niet zelf rijp maken voor het huwelijk en het moederschap. Dit zal voortaan moeten gebeuren in ka zernes voor vrouwen, waar ze onder strenge tucht zullen leven en waar de altijd nog eigenzinnige" natuur der vrouw zal worden te niet gedaan. Het huwelijk wordt verscho ven tot na het opleidingsjaar zelfs al is dit jaar uitgesteld om ziekte of andere geldige" redenen tot aan het 25ste, ja mo gelijk zelfs tot aan het dertigste jaar. De schrijvers willen zelfs dat een wet dien aangaande worden ingevoerd, waarin onder meer deze clausule voorkomt: geslachtsge meenschap met een vrouw, die haar dienst plichttijd nog niet heeft vervuld, is strafbaar! (sic I) Zoo kan het dus voorkomen dat het een vrouw van 29 jaar verboden is te hu wen en moeder te worden, ja zelfs lief te heb ben. Belachelijker kan het al moeielijk. En om u te toonen hoe ver de matzregel waanzin in Duitschland heeft ingevreten, moet ik erbij vertellen dat dit boekje, dat tot titel heeft: De dienstplicht der duitsche vrouw" bekroond is geworden door een zekere Stifting" zooals er in Duitschland zoovele zijn. De jury bestond uit een comit van 50 dames, een burgemeester, een domin en een H. B, S. leeraar. Denkt men op déze wijze het nieuwe geslacht hooger, beier, gelukkiger te maken? Denkt men de vrouw onder dwang te leeren, tigheld. Ik wil graag erkennen dat ik heelemaal niet precies weet waarvoor dat allemaal dient, maar nu de kastanjes weer in bloem staan en de spreeuwen weer hun streken uithalen kunnen wij nog wel eens probeeren, achter dit interessante levensgeheimpje te komen. Ik weet ook van een merelnest, dat rondom bestoken was met bloemen en dat zag er werkelijk uit alsof het den vogel er om te doen was geweest, om zijn nest te ver sieren. Het wordt echter niet vermeld, wat die merel deed, toen de bloemen verwelkten. De priëelvogel van Australiëvervangt de verwelkte bloe men door frissche. Dat geldt dan echter niet zijn nest, maar zijn liefdestempel. Voor het tot paren of broeden komt, bouwt deze vogel een soort van tentje en legt daarvoor een dansplaats aan, be dekt met mos en ver sierd met schitterend gekleurde bloemen en vruchten. Wan neer die verwelken en verbleeken sjouwt hij ze naar den afval hoop achter zijn hut en vervangt ze door nieuwe. Deze spe- Een nest van het ciale en zeer gewat zij zich alleen met liefde en toewijding kan eigen maken ? Wil men de wat eigen zinnige", zeg liever, vrijheidlievende, indivi dualistische natuur der vrouw onderdrukken, opdat ze later, wanneer ze weer vrij is, des te heftiger zal opborrelen of uit hare boeien springen ? Voelt het duitsche volk nog altijd niet, dat bewaakte deugd geen deugd is, dat een opgelegd juk altijd wordt afgeschud, dat, wat een vrouw alleen moet leeren uit verdammte Pflicht", nooit het werk harer liefde zal worden. Wie den sympathetlschen kant van de vrouw onderschat of zooals hier negeert, komt bedrogen uit. Geen enkele vrouw doet met liefde of lust, dik wijls zelfs niet met ijver, wat tegen haar natuur indruischt. Reeds op de school kan men dit psychologisch verschijnsel waar nemen bij het meisje. Veel meer dan de jongen, heeft zij een hekel aan de vakken, waarvoor zij den aanleg mist. Of een dwangsysteem goede moeders zal kweeken is een vraag, die zeer te betwijfelen valt. Want beter en intensiver dan alle theorie en schoolpractijk werkt het voorbeeld der eigene moeder, die in dezen dienstplicht tijd een voudig wordt uitgeschakeld. Zoo zal aan de verscheuring van het gezin geen einde komen. Als de vader weer terug keert, verlaat de dochter het huis en heeft de moeder als opvoedster, als een te dien opzichte verder onnut wezen afgedaan. Heeft men neg niet begrepen, dat heel dit wereld conflict zijn ontstaan heeft te danken aan liefdeloosheid, en wil men nu de liefde nog gaan bannen uit het hart van de rijpende jonge vrouw, inplaats van haar hart voor de liefde wijd te openen. Wat in liefde wordt ontvangen, wordt in liefde gebaard, maar wat onder dwang aan de vrouw wordt opgedrongen dat stoot ze van zich af, als ze van dien dwang loskomt,onherroepelijk. En zoo zal dit systeem, uitgedacht door menschen, die al heel weinig de psyche der vrouw hebben doorgrond precies het tegen overgestelde uitwerken dan wat er mee wordt voorgestaan. Toch zijn er aan het plan an und für sich" wel goede kanten. Daarover later. EGB. C. v. D. M. IIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Een Juweelenfonds Om eventueel misverstand te voorkomen zal ik maar dadelijk zeggen, dat met deze benaming niet bedoeld wordt het een of andere syndicaat, om onze modalnes op gemakkelijke en voordeelige wijze van juweelen te vaorzien. Integendeel, zij moeten er toe gebracht worden van eenlge harer sieraden en kostbaarheden afstand te doen. In Engeland is sedert korten tijd een fonds gesticht van deien naam, met het sympa thieke doel kinderverzorging op ruime schaal ter harte te nemen. Terecht zien de stichters er van in, dat kinderverzorging in dm rui m sten zin een gebiedende eisch van onzen tijd is. Immers, de omstandigheden zijn, vooral voor de onbemiddelden, om van de onvermogenden niet eens te spreken, z moeilijk, dat het voor vele ouders totaal onmogelijk is zwakke of zieke kinderen en speciaal zuigelingen, die zulk een zorgvul dige verpleging behoeven om te gedijen, alles te geven wat er noodig is, om hen te doen compliceerde gewoonte heeft terecht sedert langen tijd de verwondering en bewondering der natuurkenners verwekt en wettigt zeer zeker het vermoeden dat wij soms ook bij onze vogels kunstzin of opzet tot versiering zouden mogen verwachten. We moeten in deze gevallen echter uiterst voorzichtig met ons oordeel zijn. Vele vogelnesten zijn vanstrandpleviertje, met schelpjes versierd Foto A. Burdet opgroeien tot gezonde, krachtige mensshen. Even terecht heeft men evenwel ingezien, dat het in dezen tijd voortdurend moeilijker wordt geld, zelfs voor een zoo sympathiek doel, bijeen te brrngen. Ieder vreest te kort te zullen komen, komt heel dikwijls ook te kort, en niemand durft de som voor liefda digheid beschikbaar te stellen, die hij anders zonder aarzeling zou hebben geschenken. Nu heeft men in Engeland, met den daar gebrulkelijken practlschen zin, een weg gevenden om dit bezwaar uit den weg te ruimen. Kan men geen geld missen? Goed, dat is in ieder opzicht begrijpelijk. Maar ieder heeft toch wel sieraden en kostbaar heden, misschien in een laad je of kastje of doosje een half vergeten, ouderwetsch byou, een souvenir, dat lang bewaard werd, een dubbel stel zilveren tafelgerei of wat dan ook. Met wat goeden wil kan ieder wel wat vinden, dat geld waard is en dat men kan mis sen of dat men wil opofferen, terwiile van de kinderen, die hulp behoeven. Zoo werd het Juweelenfonds gesticht; op ket kureau daarvan worden de giften ont vangen, voornamelijk kostbaarheden van allerlei aard. Deze worden te gelde gemaakt, natuurlijk op de meest loonende wijze, en met de daardoor verkregen sommen worden de onkosten bestreden van kindertehuizen, crèches, vacantiekolonies, rustoorden, kinderkleertjes, versterkende middelen en alles wat er verder bij bekoort. Het Engelsche Juweelenfonds heeft niet te klagen over gebrek aan belangstelling. Vele koninklijke en kostbare giften hebben hun weg daarheen gevonden en daarnaast oek voorwerpen van weinig waarde, roerend door hun eenvoud en bescheidenheid. Een zilveren drlnkkroes, een rammelaar, een paarkinderarmbandjes, tusschen voorwerpen en siera den van hooge, soms historische waarde. De gedachte, dat een sieraad, waarvan wij ons ontdoen, zelfs of misschien juist als dit ons eene opoffering kost, mede zal helpen om aan arme, misdeelde kinderen gezond heid en wat levensvreugde en levensblijheid te ge/en, moet, dunkt mij, warme gevoelens in ieder vrouwenhart wakker roepen. Wanneer wij denken aan den financieelen strijd, die allerlei inrichtingen voor kinder verzorging en -verpleging te voeren hebben, aan de massa werk, die er «p dit gebied nog te verrichten valt, dan vraeen wij ons af, of ook in Holland een dergelijk Juweelen fonds geen recht van bestaan zou hebben en of er niet veel mee te bereiken zou zijn. Doch er zijn vrouwen noodig, die het initiatief willen nemen tot de stichting van een Juweelenfonds, waarvan de baten aan kinderverpleging ten goede zonden komen; er zijn vrouwen voor noodig met practischen zin en organisatietalent, met veel liefde voor het misdeelde kind. Wie spant zich daar nu eens voor? W. PÉTILLON Van het Schoeisel der Vrouwen Wie de geheele geschiedenis van het schoeisel wil kennen, ga naar het museum Carnavalet te Parijs. Daar ziet men ook hoe het schoentje van de bekoorlijke Josephlne de Beauharnais minstens even groot is als dat van den minder bekoorlijker! Napoleon. Neen, in het kleine schijnt de bekoring niet te zitten, want dan zouden de Chineesche muiltjes zeker overal de kroon spannen. Waar die dan wel in zit? Och, misschien bij elke mode in iets anders of bij elke vrouw in iets anders. Het heet immers: niet wat men draagt, maar hoe men het draagt is van belang. Tegenwoordig ja, ik geloof heusch dat de charme in de hoeveelheid zit... en dat, terwijl het leer zoo duur is! Het zijn meest hooge laarzen die men ziet, zóó hoog, ik durf heusch niet te noemen tot waar. Soms tot een vierde van de heele vrouw. Vlug plooit het rokje, waarvan de golvende beweging me aan het ballet doet denken, om de lange bruin- of zwart ingeregen paaltjes. Hoe oud ben je. liefje?" zou ik willen vragen. Goddank dat ik het niet gedaan heb! Ik zie een majestueus hoofd zich omwenden ,.. een blik... ze huist zeker al een halve eeuw op die paaltjes! Die paaltjes ze worden soms tot ducdalven! Nu, dan vergist men zich van zelf niet, want zoo'n omvang alleen eischt al respect. Zouden die laarzen mis schien ja men kan nooit weten tegen aderspatten dienen? of zouden ze de wol en het katoen zijn nu zoo duur een te veel van het een, een te kort aan het ander verraden? Kijk ze loopen voorover gebogen! Zou daarom de wandelstok mode zijn geworden? zelf al zoo mooi in onze oogen dat we de kleine bouwmeesters al voor kunste naars houden, waar zij een gewoon utiliteitswerk tot stand brengen. Wij vinden nog al eens winterkoninkjesnesten van mus, van korstmos en wel van die blauwgroene everniafestoenen, waarmee de eikenstammen wel overdekt zijn. Zoo'n nestje ziet er allerprachtigst uit, het mooie materiaal komt er uit in volle schoonheid. Zoo is het ook vaak met de nesten van staartmees, schildvink, spotvogel, waar met stukjes korstmos een zeer treffende uitwerking wordt verkregen, zoo mooi, dat een kunstnfjveraar ervan zou watertanden. Het is echter wel zeker dat de vogels zelf in dit geval in het geheel geen artistieke aandrift volgen. Een nog al druk besproken groep van nesten isdieder strandvogelijes. Opslijkerige en zandlge schelprijke stranden vinden we de nesten van strandpleviertjes, bontbekpleviertj?s en dwergsterntjes, allemaal kleine vogeltjes, die twee, drie of vier grijze of blauwgrijze, dicht gevit kte eiljes leggen in een vlak kuiltje in het zand of in de schelpen. Soms ligt het nest in het zuivere zand, soms in een dichte schelpen vloer, die honderden vierkante meters groot kan zijn en daarover is dan in ons geval verder niets te zeggen. Maar als de nesten liggen in een streek waar het zand vermengd is met schelpen of steengruis, dan gebeurt het zeer dikwijls dat de vogel om de eitjes heen de schelpen heeft bijeen gegaard en ze heeft gegroepeerd tot een in onze oogen aantrekkelijk geheel. Dikwijls genoeg doet hij zichzelf daar geen voordeel mee, want op de somber gekleurde slibvlakte vallen de vroolrjke schelpenplekjes dadelijk in het oog, niet alleen van de wel willende onschadelijke natuurvrienden, maar ook van de eierroovers, zooals sommige Teekening voor de Amster dammer" van Sijl/e Aafjes MEI Op een heel smal weggetje Naast een hel groen heggelje, Gaan ze met z'n drietjes, Mollig, dikke knietjes, Klompjes aan de voetjes, Lachend guit'ge snoeijes, Kindertjes heel klein, Praten met elkander Van het een en ander, in den zonneschijn. En dat drietal kindertjes Spreekt van gele vlindertjes, En van bonte bloemen, Waarop bijen zoemen, Koetjes in de weide, Schaapjes op de heide, Lammetjes heel klein; Vogels in de boomen, Die hun liedjes droomen In den zonneschijn. Op dat smalle weggetje Naast dat groene heggetje Zien die kleine kopjes Naar de groene knopjes. En hun poppedflntjes Dragen ze zoo fijntjes In hun armpjes klein. Telkens ijvrig bukken, Bloemetjes te plukken In den zonneschijn. P. A. E. OOSTERHOTF Ze trippelen op hooge hakjes, o, zoo voorzichHg maar met aanmerkelijk grooter passen dan vioeger. Zie toch den stand van die voe'en! altijd een helling afloopend. Gevaarlijk! en dan die onbezorgde geziciten daarbij, zelfs in dezen tijd. Gelukkig, want wie weet hoe gauw ze op klompen moeten gaan. Dat zullen ze dan ook al weer met gratie weten te doen. Het geklik-klak zal wat holler en slepender klinken, maar de beweging zal even vroolfjk zijn, de houding weer recht op en de rok...klompvrfjzullen we zeggen, maar niet meer. Wat zullen er dan een asschepoetstertjes komen, die haar muiltjes zelfs in de straten verliezen. Of de prinsen ook weerkomen in de eeuw van het vrouwenkiesrecht? HANNA VAN LINGEN Verzoeke alle stukken voor de rubriek Voor Vrouwen" in te zenden Koninginneweg 93, Haarlem. :: VERHUIZEN :: MEUBELS BEWAREN E. J. VRN SCHAICK EOOTHSTRflflT UTRECHT meeuwen en scholeksters. Het lijkt dan zelfs alsof we hier te doen krijgen met het uit de menschenwereld zoo bekende feit, dat welvaart en veiligheid geofferd worden aan de kunstdrift. Wij hebben onbeschrijflijk mouie nesijes gevonden van strandplevierijes waar als met opzet de witte, gele en rozeroode glimmende Tellina-schelpjes tot fraaie patronen waren saam gebracht en vijfentwintig jaar geleden hield ik dan ook die vogeltjes voor zeer begenadigde kunstenaars. Er zijn echter ook andere lezingen mogelijk en een heel eenvoudige is deze, dat de schelpjes of steenbrokjes door den broedenden vogel bijeengegaard worden uit de allernaaste omgeving alleen maar om wat te doen te hebben. Inderdaad zitten die vogels dan vaak te peuteren en te p kken. Als het weer het toelaat stappen ze wat rond om het nest, pakken een schelpje of een steentje beet en laten het weer vallen en daar zij ten slotte alttjd weer naar het nest terugkeeren, ontstaat in die richting een opeenhooping van hun speelgoed. Deze nog al plausibele verklaring" is afkomstig vanden zeer vlijtigen en geduldigen Engelschen vogelwaarnemer Edmund Selous en ik heb op onze stranden veel gezien wat hiermee strookt. Gaarne echter geef ik toe, dat er nog wel andere mogelijkheden bestaan. Ook kan het madeliefjes plukken van mijn spreeuwen op deze wijze heelemaal niet verklaard worden en we moeten dus probeeren om in de weken, die ons wachten, daar wat meer van te zien te krijgen. In het bijzonder wil ik het geval met de kastanjebloesems in uw aandacht aanbevelen. ) A C. P. T H )J S S l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl