De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 11 mei pagina 7

11 mei 1918 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

'11 Mei '18. -> No. 2133 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Levensverzekering Maatschappij H A A R L E M" Wilsonsplein 11 DEVOORDEEUGSTE TARIEVEN Reizen van Wtllem Barents, facob van Heemskerck, fan Cornelis Rijp en anderen naar het Noorden (1594 1597), verhaald door GERRIT DE VEER. uitgegeven door S. P. L'HoNOK NABER. 's Qravenhage, Martlnus Nijhoff. 2 dln. De twee deelen, waarin het beroemde reisverhaal van Gerrit de Veer door den heer L'HonoiéNaber is uitgegeven, vormen deel 14 en 15 van de werken der loffelijke Linschoten-Vereeniging. Zij helpt zoo op hare, dus wetenschappelijke wijze 's lands glorie en 's volks energie ophouden in een tijd, nu de Nederlandsche zeevaart wordt lamgeslagen of ten bate van vreemde belangen wordt aangewend. Nergens treft ons den samenhang van heden en verleden meer dan in de geschiedenis van onze scheepvaart en handel. Staatkundig hebben wij veel van onze kracht ingeboet; ons leger beslist niet meer den vrede van Europa. Maar onze koopman dei f t niet de oude energie en het voorvaderlijk beleid. En ons zeevolk is nog hetzelfde stoere, onbuigzame ras van voor heen. Wanneer men de reisverhalen van Garrit de Veer nog eens leest, is men dadelijk en pays de connalssance". Zelfs in Turksche vertaling zou het reiaas zich onmid dellijk als Hollandsch verraden. Hier is iemand aan het woord van onze kennis; de mannen, over wie hij schrijft, hebben wij wel ontmoet. Zulke mannen heeft ons volk gelukkig ten allen tijde gehad, al hadden zij niet steeds de gelegenheid tot uiting en tot ontwikkeling te komen. Zoo is de Hol lander, zoo is de Hollandsche zeeman nog, zooals wij hem daar in het ijzige Noorden vinden, in de ellendige hut van Nova Zembla, maar vooral varende in de Ijszee en zoekende naar den weg naar Indië. Een stoer, energiek ras, dat weet door te zetten, omdat het van zijn kracht zich bewust is. Zeer vasthoudend aan het eenmaal opgezette voornemen; is het niet karakteristiek, dat men tot drie maal toe toch wil doorzetten, wat telkens weer onmogelijk bleek. Doorzettend tot kop pigheid toe en zelfs daaroverheen nog. Of wat is het anders dan stijfhoofdigheid, dat een man van helder inzicht en scherp ver stand als Willem Barents weigert den nieuwen stijl aan te nemen, hoewel het zeevolk van alle natiën dien had aanvaard? Hij blijft den ouden stijl zelfs gebruiken in de Middellandsche Zee, waar niemand er meer van gediend is en waar onze schippers er alleen last van hebben. En deze zelf ie man onderneemt de grootste dingen, zonder eenlg vertoon, als de eenvoudigste zaak der wereld. Ook dat is echt Hollandsch. Les Hollandais ont fait de grandes choses sans la moindre grandeur". Inderdaad, men behoeft de reisverhalen van De Veer slechts door te lezen om dat zoo te vinden. Tollens' Overwintering heeft veel meer, ook onge paste en ongemotiveerde lyriek dan het simpele verhaal van De Veer. Het is de eenvoud zelf, alleen hier en daar verlucht door een aardigheid, uiting ook van die andere, echt Hollandsche eigenschap, de zelflronle. De Veer is nooit geestig, soms grappig, juist als een Hollandsche jongen dat zijn kan. Laat men vooral niet meenen, dat deze Qerrit de Veer een brave Hendrik was; eer heeft hij iets van een losbandigen Karel. Hij is volstrekt niet een man van de beteekenis van zijn vader Ellert, den bekenden pamflettist, boekverkooper, notaris, geschied schrijver en drukker, of van zijn broeder Albert, die secretaris, daarna pensionaris van Amsterdam werd om te eindigen als raadsheer in den Hoogen Raad en heer van Slot van het feuilleton van pag. 3 maar 't helpt ons op 't oogenblik uit den brand. Lieske zag naar beiden, met 'n wijs, be grijpend gezicht je, Het even den omvang van't gebeuren tot zich doordringen ging dan weer op haar lief, bedaarde manier naar haar tafeltje. Henri liep op het bed toe. Ais de nood op 't hoogst is, is de red ding nabij. En nou zullen we 'r is voor jouw zorgen vrouwtje. Wat heeft de dokter ook weer gezegd, dat je moest hebben, eieren en ... Och Henri, laat dat, denk asjeblieft om alles wat betaald moet worden, om Jaantje, dat hindert me alles zoo... Kom zijn fijn, reeds eenigszinsafge leefd gezicht glom van welwillendheid, we meenen't goed met j e hé, 't beste kalfje van stal, wat? Jaantja is tevree, en over'n paar dagen is 't de eerste, dan is er weer rantsoen. De vorige keer hebben we zoo moeten wachten Henri. Geen zorgen voor den dag van mnrgen, jij zult 't goed bij me hebben vrouwtje, nu, wil je 't niet zeggen? Lieske, wat zei de dokter... Melk, eieren en liefst nu en dan 's 'n glaasje Tokayer. Helder, als een dikwijls herhaald en van buiten geleerd lesje kwamen de woorden, haar gezichtje glansde. Mooi dan zal 'k daar dadelijk voor zorgen te duur? wat kost dat nou 'n half fleschje. 'k Zal 't zuinig aandoen, dat beloof 'k je 'k weet waarachtig ook wel, waar 't geld vandaan komt. En je ver dient 't zoo, jij arm, geduldig wijfje. Ze zwichtte voor de weinig gehoorde, weeke toon in zijn stem en lei 't hoofd be rustend neer. Hij streelde haar hand nou ben je ver standig, Maatje. Hij verliet de kamer en kwam nog even terug in 'n tamelijk afgedragen demi en 'n namaak panama 'n ccquet dun rottinkje onder den arm. Och Henri. -Ja. Zou je Lieske niet meenemen ze komt zoo weinig uit en 't is zoo heerlijk buiten. Callantsoog. Gerrit is wat de verloren zoon der familie. Hij was een man van eenig alent, ook van schrijven. Maar veel kon lij niet; onderwijs had hij blijkbaar niet veel genoten; hij blijkt in het algemeen wat los van hoofd te zijn. Een hooge posi:ie bekleedde hfj ook niet op de tochten naar het Noorden; van Invloed Is geen sprake; een kommando heeft hij niet. Hfj voelt zich min of meer de beschermeling ran Barents; het staat hem goed, dat hfj loog opziet tegen Heemskerck, die toch niet veel ouder dan hij kan zijn geweest. Ove rigens wel een geschikt reiskameraad, blijk baar vlot en goed van humeur, gewillig en gehoorzaam aan zijn meerderen, stellig een joed verteller en een scherp, wat nuchter jpmerker, met een tikje echt-Hollandschen lumor, die hem ook in de zwaarste ellende niet in den steek laat. Van Gerrits vroeger leven weten wij wei nig, van zijn later bestaan ongeveer niets. Deze man zou dan ook volkomen zijn ver geten, wanneer hij niet de eenige van alle reisgenooten was geweest, die de pen heeft gevoerd. Zoo werd hfj ineens een beroemd man in Nederland en ook daar bulten; want ook het buitenland interesseerde zich zeer voor de koene poolvaarten der Hollanders, destijds eenig in hun soort. Het reisverhaal van Gerrit de Veer werd in Nederland even geliefd als de reizen van schipper Bontekoe; het werd dan ook steeds herdrukt en ook vertaald in het Latijn, het Fransch, het Duitsch, het Italiaansch en het Engelsch. Van 1598 tot 1619 verschenen van het snel beroemd geworden verhaal vier Nederland sche, twee Latrjnschs, vier Fransche, vier Duitsche, een Engelsche en twee Italiaansche uitgaven. Zoo is het voortgegaan tot in onze dagen. De Veer heeft gegeven de Waerachtighe Beschryvinghe van drie seylaglen, ter werelt noyt soo vreemt ghehoort." Hij heeft dus alle reizen beschreven, hoewel hij de eerste, die van 1594, niet heeft meegemaakt. Voor deze reis heeft zijn verhaal dus veel minder waarde. Gelukkig hebben wij daarvoor het reisverhaal van den meer beroemden en ook veel degelijker zeevaarder Jan Huyghen van Linschoten. Linschoten heeft ook den twee den tocht, dien van 1595 medegemaakt en beschreven, zoodat wij daarvoor zoowel zijn verhaal als dat van De Veer bezitten. Voor de historie der derde reis is echter De Veer onze eenige zegsman; vandaar dan ook de groote beteekenis van zijn boek. Deze derde reis heeft altijd het meest de aandacht getrokken. Begrijpelijk, maar niet geheel terecht. Want voor het groote publiek lag en ligt de herinnering aan de Noordpooltochten vast aan de overwintering op Nova Zembla, door Tollens en anderen ver eeuwigd. Maar uit een oogpunt van zee vaart en ontdekkingen zijn andere episodon stellig belangrijker. Het verst gekomen was men al dadelijk op de eerste reis, die zoo veel, zelfs de vrije vaart naar Indiëbe loofde. Op de derde reis ontdekte Rijp het Bereneiland en Spitsbergen. De kaart van de ppolst reken is door deze tochten geheel gewijzigd; geheele eilanden werden ge schrapt, evenals het groote poolland, dat op alle oude kaarten voorkomt. Eindelijk zijn onze betrekkingen met Rusland door deze poolvaarten belangrijk toegenomen. Dat alles is voor handel, scheepvaart en weten schap van zeer veel belang geweest, veel meer dan de beroemde overwintering op Nova Zembla. Stellig was het een daad of liever een reeks van daden van grootelpassieve energie en moed, dat lange verblijf in het barre Noorden in den donkeren pool nacht, maar groote gevolgen heef i het verder niet gehad. O"ze voorvaderen dachten er ook zoo over, Zij beschouwden den geheelen tocht als mislukt en namen Heemskerck euvel af, dat hij schip en lading had ver loren. De nieuwe uitgave, die de Linschotenvereeniging alle eer aandoet, was bij den heer L'HonoréNaber in de beste handen. Er is voor het tot stand brengen van zulk een publicatie een combinatie van gaven noodig, die vrij zeldzaam is: een goed be grip van de toenmalige historie moet ge paard gaan met grondige theoretische en praktische kennis van de zeevaart van die dagen. Door de combinatie van beide kon de heer Naber niet alleen deze oude journalen uitgeven, maar ook uitgebreid toelichten. Het Wel ja waarom niet kleed je aan, muis, je heb 't wel noodig. Graag pa. Even later hoorde de zieke het toeslaan der zware eiken voordeur, zoo vlug waren ze alle trappen afgeloopen, die driehoog'', verbonden met de buitenwereld, zoo vlug en zonder aarzelen heerlijke gezondheid. Ze trachtte scherp luisterend, op de straat hunne voetstappen te onderscheiden, toen koesterde ze zich in de heerlijke rust van het alleen zijn en sloot de oogen. Henri zoemde zachtjes 'n liedje tusschen de tanden zijn hand omvatte Lieske's tenger polsje hij keek naar haar, ze was toch waarachtig 'n mooi kind, 'n kostelijk fijn poppetje, zooals ze daar met haar stil, tevreden snoetje naast hem voertstapte. Bij 't stadhuisplein tjingelde 't helder geluidje van de electrische tram uit Vlissingen die zoemend vertrok door de Lange Viele gelukkig?zoo was 't stadhuis veel mooier. Als 'n gebouw uit 'n sprookje leek het Lieske, hel stond zoo stil en zoo ruslig in zijn harmonisch mooi en Lieske hield van stilte en rust. Bijna onbewust was het kind blijven stilstaan, ze zag op naar het sierlijke torentje, de wolk was weggedreven, hing nu in gerekte goudige vegen in het verbleekte blauw... En zijn aangezicht glom gelijk de zon en zijn kleederen waren wit, gelijk het licht Een zachte blijdschap was in haar hartje om wat nu toch de middag gebracht had^ Henri wachtte, glimlachend om zijn eigen goedig geduld. Op het plein stonden nog overhuifde handkarren met vooijaarsbloemen manden vo narcissen. 'n Half verlegen vraag: Paatje, koopt u er wat voor moeder ? Hij lachte: m'n laatste kwartje moet ook nog springen, vooruit dan maar. Even later liepen ze in de Lange Delft. Henri droeg zelf de narcissen Lieske's handen waren zoo heet ze verwelkten dan maar en hij vond, dat hetstónd als je kennissen wisten, dat je thuis 'n zieke vrouw had. Met 'n tersluiksche blik spiegelde hij zich zelf in de ruiten 'n verdomd knappe ven eerste deel bevat uitsluitend den tekst van het reisverhaal, met reproductlën der platen van iet origineel en aanteekeningen van den >ewerker. In het tweede vinden wij behalve het voorbericht allereerst de uitvoerige inlei ding, waarin in vijf hoofdstukken de biogra fieën worden gegeven van de voornaamste, den tocht betrokken personen, Petrus Plancius, Willem Barents, Jacob van Heemskerck, an Cornelisz-Rijp en Gerrit de Veer. Daar door is de auteur in de gelegenheid de voornaamste momenten van de drie tochten naar voren te brengen; een volledige beschrij ving van het geheel was onnoodig, daar de ochten algemeen bekend zijn en de bronnen hans gemakkelijk bereikbaar. Die bronnen zijn natuurlijk in de eerste plaats de jour nalen, maar bovendien een aantal stukken, die in de bijlagen van deze uitgave zijn opeenomen, remonstrantiën en instructiën, jrieven, monsterrollen, resolutiën enz. Achter de genoemde biographieën en vóór de bijagen heeft de heer Naber een uitvoerige uiteenzetting gegeven van het bekende NovaZembla-verschfjnsd. Men weet, wat de zaak s. Volgens de juiste berekening van Barents moest de zon weer den Ten Februari 1597 voor het eerst worden gezien; zij was im mers den 3den November 1596 voor het laatst waargenomen. Evenwel kwam tot groote vreugde der wachtende zeelieden de zon veertien dagen vroeger, reeds 24 Januari weer boven de kim. De vraag, hoe dat mogelijk was, heeft gedurende drie eeuwen vele geleerden bezig gehouden. Natuurlijk dacht men dadelijk aan straalbreking, maar men begreep, dat daardoor alleen een ver schil van enkele dagen kon worden verklaard. Daarom gaf reeds onmiddellijk de schran dere Robbert Robbeitsz. de trouwens voor de hand liggende verklaring, dat de schepe lingen zich in den langen poolnacht in de :elling der uren zouden hebben vergist. De lieer Naber acht dat met het oog op de vaste levensgewoonten aan boord en ook In de hut nauwelijks denkbaar. Hij wijst op den door Barents steeds gebruikten ouden stijl, waardoor een verschil van tien dagen zou zijn verklaard. Laten wij bovendien de waarneming van 24 Januari als onzeker buiten beschouwing en nemen wij nogeenige weinige dagen voor de straalbreking in die bereke ning op, dan klopt de som vrijwel. Maar dan is er toch wel degelijk een fout begaan en om die te bedekken, heeft men in het vaderland volhard bij de verkeerde bereke ning; men heeft zelfs een peging gedaan om den eerlijken Robbert Robbertsz. er in te laten loopen en hem het verhaal van de te vroeg teruggekeerde zon zoo onbevangen mogelijk gedaan. Wij laten aan meer des kundigen de beoordeelingvan deze hypothese over; vooralsnog lijkt zij vrij plausibel. Teekenen wij ten slotte nog aan, dat dr. C. P. Burger Jr., onze uitnemende kenner van oude zeevaartboeken, een zeer zorg vuldige bibliographie van de Drie Seylagien" en van de litteratuur daarover aan de uitgave toevoegde. Alles te zamen dus een voortrtffelijke publicatie, voor ons volk een kost baar bezit. H. BRUGMANS C. F. WESTERMAN, Ht (Leven van Martinus Luther. Amst., H. C. Thomsen, 1918. Een boek van 400 kleine bladzijden, uitge geven door het Nederl. Luth. Genootschap voor Uit- en inwendige Zending. Ronduit gezegd: waarvoor draagt men het schrijven van zulk een boek op aan iemand, die de gave van historieschrijven geheel mist, die wel aardig keuvelt, maar niet voldoende op de hoogte toont te zijn ? En begrijpt dit OM DEN GOEDEN OOGST Teekening voor De Amsterdammer" vanGeorge van Raemdonck. De Vogelverschrikker van den Wereldakker genootschap niet, dat de tijd voorbij behoort te zijn voor een louter bewonderes de bio grafie? Trouwens het is een geheel over bodig bo^k. Nadat korte levensbeschrijvingen als van Bakels en mej. Wolf-ion en uitvoerige als van J >hannes Luther, Callenbach en prof. van Veen zijn verschenen met daarbij reeksen historische studiën van deskundigen, ware het beter geweest, wanneer dit boek van ds. Westermann niet was gedrukt. Het ge schrift eindigt meteen hoofdstuk over Luthers karakter. Laat n voorbeeld typeeren wat dit boek waard is: Zoo had Luther van nature een echt kinderlijk gemoed: hoog moed, verwaandheid, hooghariighrid zijn hem steeds vo'komen vreemd gebleven". Wie zoo anno 1918 schrijft, is in zijn vooringe nomenheid zóó verblind, dat men gaat twijfelen aan de oprechtheid van den auteur. K. Vos. OELOF flITROE Kalverstraat 1 = Opgericht 1850 = TELEFOON 658 N Paarlen, Brillanten Goud, Zilver en Horloges Uitsluitend eerste kwaliteit iiiimniiiimi imiiiiiimiMimiiiiMiiiiimiimiMHii Huiswaarts In 't eerste schemergrijs Blauw-groen de weide lag. De koeien droomden wat Bij 't scheiden van den dag. Een kort en dof geblaf Vreemd uit de verte klonk. In de nog lichte lucht Een avondsterre blonk. De boomen langs den weg Bogen tot donk're poort. Die lang in ross'ge verf Van zongloed werd doorgloord. Luid trad een enk'le stap In de verlaten laan... was hij toch wat 'n houding hé. En dat was nou in de wolken met 'n sjovel briefje van tien. 't Was waarachtig wél ver met 'm gekomen. 'n Plotseling nijdig gevoel kwam over hem. En dat kind, waarom moest dat nu mee, 100 ineens om op te passen om controle te houden, of papa wel op z'n pootjes terecht kwam wat 'n armelijk zieltje was het, in d'r verwasschen katoentje en sloffende schoenen en hij, die zoo van chic en elegance hield. Zooals als altijd was zijn stemming ineens omgeslagen. Hij liet het vochtig-warme handje los. Ga naar huis, snauwde hij. Zeg je moeder, dat 'k geen oppas noodig heb. Lieske kromp in een 'n felle angst in de oogen, toen keerde ze zich om en ging weg, als een kleine, geslagen hond. Even bleef hij staan met 'n pijnlijk gevoel van berouw, toen vervolgde hij zijn weg een diepe plooi tusschen de oogen, de mond vertrokken tot 'n lange smalle streep, maar spoedig week de wrevel van zijn geiicht, z'n rotting zwaaide, z'n pas werd luchtiger. 'n Rij knappe donkere Walchersche boe rinnetjes passeerde hem, de bloote armen, waar de fluweelen mouwtjes om strakten, ineen gehaakt, de coquette witte mutsen om de frisch-rose gezichten, in langzamen graeieusen wiegelpas. Vijf paar vroolijke donkere oogen namen hem op met 'n vluggen blik. Hij zag nog even om over den schouder. Verduiveld mooi goed, die 7eeuwsche boerinnetjes en of ze 't wisten, je moest ze zien loopen, nou, hij mocht dat wel. Uit 'n café, waarvoor rieten stoelen lokten onder rood gestreepte marquisen kwam een zacht klakkend geluid van billardballen. Hij liep door, voorbij doch plotseling keerde hij zich met een schok om en liep zender aarzelen met vasten zekeren stap het caf binnen. Hier herademde hij hier was hij thuis viel elke herinnering aan onaangenaam heden van hem af hij gooide z'n bloemen op het eerste 't beste tafeltje en bestelde 'n glas bier onderwijl reeds oogende naar den stand van het spel op het groene laken. Met opgetrokken schouders, korte kermende snikjes opwellend in haar keel, sloop Lieske voort, in haar hoofd waren nog geen ge dachten, ze voelde alleen, voelde zoo'n heftige, schrijnende pijn, de teleursttlling had zoo onverwachts in haar blij hartje gegrepen. In de nauwe stiaat, waar ze woonde, bleef het kind plotseling staan- Ze was bang de zelfde pijn van teleurstelling te zien in moe ders vragende oogen. Als vader eens gauw terug kwam... Lieske kon van hier moeders venster zien. De schemering hing al in de straat, kroop op tegen de oude muren, maar boven blonken nog de kleine vierkante ruitjes in het laatste licht. Naast een iets vooruit springenden gewei was een stil, donker hoïkje. Een scheefgezakte zerken paal stond dicht voor den mtgebrokkelden muur. Lieske zette zich op den steen, sloeg de handen om de knitëa en wachtte.., Het werd koeler, de schaduwen werden dieper. Enktle buurtkinderen speelden nog, had den zich verstoken in geheimzinnige hoekjes, en als het roepen van een late vogel klonk hun buut, buut... als er een gevangen was, Nu stoof er een naar Lieske toe, weck verschrikt terug voor het gedoken figuurtje, snelde heen. Er blonk een lichtje aan het eind van de straat, nog een, nog een. Nu leek het donker, Hel werd stil. De kinderen waren in huis geroepen. Lieske wachtte stil en geduldig met steeds dalende hoop in haar hartje, het hoofd gekeerd naar den lichtcirkel van den naastbij zijnden lantaarn.als vader nu kwam.... Maar het was steeds 'n ander gezicht, dat vlnchtig, als 'n schim, beschenen werd door den gelen schijn. Ze keek en keek, als je de oogen half toeneep en het licht door de wimpers liet schijnen, was het. of de licht stralen dansten als een waaier van levende stralen was het dan .... Nu kwam er niemand meer, vreemd stil was het, stil en donker.... Plotseling klonk vlak boven haar een korte snerpende schreeuw, vloag geruUchlooseen kleine, lichte gedaante langs haar heen. Lieske sprong op, de oogen groot, het gezichtje vertrokken, in heftigen schrik en Ik nam wat schoonheid mee Zoo bij het huiswaarts gaan. 3> O O N. S. l flIllIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIItlllllllllUI als opgejaagd snelde ze voort, naar moeder. Ze wist heel goed dat het maar 'n kat was, die haar had doen schrikken, doch de angst was zoo fel en onafwendbaar over haar ge komen, angst voor vreeselijke, vreemde dmgen, veor akelige verschijningen en boos gloeiende oogen ... ze voelde zich van ach teren vastgegrepen aan haar jurkje, voelde zware handen op de schouders, en stond pas stil bij het kalme licht, dat uit moedeis kamer in den corridor drong. Nu zat ze bij moeders bed en staarde met wijdvertrokken oogen in de vlam van een kleine schemerlamp, de zieke streelde haar koudgewordi-n handen... Siil zaten ze zoo. Lieske dacht.dat moeder't kloppen van haar hart moest hooren, ze wachtte een vraag, doch het bletf stil, dood,doodstil.... Nu vertelde Lieske, in korte, door snikjes afgebroken zinnen, en bedaarde langzaam door moeders weldadige nabijheid en het voelen van haar goede handen En ga nu maar slapen, mijn lieveling. Lieske wilde zich weren, zeggen dat ze bang was voor alles, alles... doch zeging, gewend aan gehoorzamen, in de troostende gedachte, dat haar kamertje vlak bij moeder was, dat ze haar ledikant kon hooren kraken door het houten beschot, dit gaf haar een gevoel van veiligheid, de angst week en spoedig siiep ze in. In de groote kamer was geen geluid Stil als dedood dacht de zieke.donkere gedachten kwamen, groeiden, werden zwar ter, banger De uren vergingen, aldoor weer klonk het carillon over de daken, bonsden bij heel en half uur de zware metalen slagen, aldoor vergleden de schaduwen en elke voetstap, die echode tegen de hooge huizen en voorbijging, gaf dezelfde steek van pijnlijke teleurstelling. Even nadat van de Lange Jan twaalf dreunende slagen waren verklonken, werd de sleutel in de deur gestoken en kwam iemand tastend en schuifelend de trap op Henri.... Ze zag hem in den lichtkring van de epen deur en haar stille, onbewogen blik nam hem op zooals hij daar stond met zijn on zekere houding, zijn rood gezicht met starende oogen, en met de verflenste narcissen als geschenk voor haar in zijn slappe handen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl