Historisch Archief 1877-1940
'11 Mei '18. -> No. 2133
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Levensverzekering Maatschappij
H A A R L E M"
Wilsonsplein 11
DEVOORDEEUGSTE TARIEVEN
Reizen van Wtllem Barents, facob van
Heemskerck, fan Cornelis Rijp en
anderen naar het Noorden (1594
1597), verhaald door GERRIT DE VEER.
uitgegeven door S. P. L'HoNOK
NABER. 's Qravenhage, Martlnus
Nijhoff. 2 dln.
De twee deelen, waarin het beroemde
reisverhaal van Gerrit de Veer door den
heer L'HonoiéNaber is uitgegeven, vormen
deel 14 en 15 van de werken der loffelijke
Linschoten-Vereeniging. Zij helpt zoo op
hare, dus wetenschappelijke wijze 's lands
glorie en 's volks energie ophouden in een tijd,
nu de Nederlandsche zeevaart wordt
lamgeslagen of ten bate van vreemde belangen
wordt aangewend. Nergens treft ons den
samenhang van heden en verleden meer dan
in de geschiedenis van onze scheepvaart
en handel. Staatkundig hebben wij veel van
onze kracht ingeboet; ons leger beslist niet
meer den vrede van Europa. Maar onze
koopman dei f t niet de oude energie en het
voorvaderlijk beleid. En ons zeevolk is nog
hetzelfde stoere, onbuigzame ras van voor
heen.
Wanneer men de reisverhalen van Garrit
de Veer nog eens leest, is men dadelijk
en pays de connalssance". Zelfs in
Turksche vertaling zou het reiaas zich onmid
dellijk als Hollandsch verraden. Hier is
iemand aan het woord van onze kennis; de
mannen, over wie hij schrijft, hebben wij
wel ontmoet. Zulke mannen heeft ons volk
gelukkig ten allen tijde gehad, al hadden
zij niet steeds de gelegenheid tot uiting en
tot ontwikkeling te komen. Zoo is de Hol
lander, zoo is de Hollandsche zeeman nog,
zooals wij hem daar in het ijzige Noorden
vinden, in de ellendige hut van Nova Zembla,
maar vooral varende in de Ijszee en zoekende
naar den weg naar Indië. Een stoer, energiek
ras, dat weet door te zetten, omdat het van
zijn kracht zich bewust is. Zeer vasthoudend
aan het eenmaal opgezette voornemen; is
het niet karakteristiek, dat men tot drie
maal toe toch wil doorzetten, wat telkens
weer onmogelijk bleek. Doorzettend tot kop
pigheid toe en zelfs daaroverheen nog. Of
wat is het anders dan stijfhoofdigheid, dat
een man van helder inzicht en scherp ver
stand als Willem Barents weigert den
nieuwen stijl aan te nemen, hoewel het
zeevolk van alle natiën dien had aanvaard?
Hij blijft den ouden stijl zelfs gebruiken in
de Middellandsche Zee, waar niemand er
meer van gediend is en waar onze schippers
er alleen last van hebben. En deze zelf ie
man onderneemt de grootste dingen, zonder
eenlg vertoon, als de eenvoudigste zaak
der wereld. Ook dat is echt Hollandsch.
Les Hollandais ont fait de grandes choses
sans la moindre grandeur". Inderdaad, men
behoeft de reisverhalen van De Veer slechts
door te lezen om dat zoo te vinden. Tollens'
Overwintering heeft veel meer, ook onge
paste en ongemotiveerde lyriek dan het
simpele verhaal van De Veer. Het is de
eenvoud zelf, alleen hier en daar verlucht
door een aardigheid, uiting ook van die
andere, echt Hollandsche eigenschap, de
zelflronle.
De Veer is nooit geestig, soms grappig,
juist als een Hollandsche jongen dat zijn
kan. Laat men vooral niet meenen, dat deze
Qerrit de Veer een brave Hendrik was;
eer heeft hij iets van een losbandigen Karel.
Hij is volstrekt niet een man van de
beteekenis van zijn vader Ellert, den bekenden
pamflettist, boekverkooper, notaris, geschied
schrijver en drukker, of van zijn broeder
Albert, die secretaris, daarna pensionaris
van Amsterdam werd om te eindigen als
raadsheer in den Hoogen Raad en heer van
Slot van het feuilleton van pag. 3
maar 't helpt ons op 't oogenblik uit den brand.
Lieske zag naar beiden, met 'n wijs, be
grijpend gezicht je, Het even den omvang van't
gebeuren tot zich doordringen ging dan weer
op haar lief, bedaarde manier naar haar tafeltje.
Henri liep op het bed toe.
Ais de nood op 't hoogst is, is de red
ding nabij. En nou zullen we 'r is voor jouw
zorgen vrouwtje. Wat heeft de dokter ook
weer gezegd, dat je moest hebben, eieren en ...
Och Henri, laat dat, denk asjeblieft om
alles wat betaald moet worden, om Jaantje,
dat hindert me alles zoo...
Kom zijn fijn, reeds eenigszinsafge
leefd gezicht glom van welwillendheid, we
meenen't goed met j e hé, 't beste kalfje van
stal, wat? Jaantja is tevree, en over'n paar
dagen is 't de eerste, dan is er weer rantsoen.
De vorige keer hebben we zoo moeten
wachten Henri.
Geen zorgen voor den dag van
mnrgen, jij zult 't goed bij me hebben vrouwtje,
nu, wil je 't niet zeggen? Lieske, wat zei de
dokter...
Melk, eieren en liefst nu en dan 's 'n
glaasje Tokayer.
Helder, als een dikwijls herhaald en van
buiten geleerd lesje kwamen de woorden,
haar gezichtje glansde.
Mooi dan zal 'k daar dadelijk voor
zorgen te duur? wat kost dat nou
'n half fleschje. 'k Zal 't zuinig aandoen,
dat beloof 'k je 'k weet waarachtig ook
wel, waar 't geld vandaan komt. En je ver
dient 't zoo, jij arm, geduldig wijfje.
Ze zwichtte voor de weinig gehoorde,
weeke toon in zijn stem en lei 't hoofd be
rustend neer.
Hij streelde haar hand nou ben je ver
standig, Maatje.
Hij verliet de kamer en kwam nog even
terug in 'n tamelijk afgedragen demi en 'n
namaak panama 'n ccquet dun rottinkje
onder den arm.
Och Henri.
-Ja.
Zou je Lieske niet meenemen ze
komt zoo weinig uit en 't is zoo heerlijk
buiten.
Callantsoog. Gerrit is wat de verloren zoon
der familie. Hij was een man van eenig
alent, ook van schrijven. Maar veel kon
lij niet; onderwijs had hij blijkbaar niet
veel genoten; hij blijkt in het algemeen
wat los van hoofd te zijn. Een hooge
posi:ie bekleedde hfj ook niet op de tochten
naar het Noorden; van Invloed Is geen
sprake; een kommando heeft hij niet. Hfj
voelt zich min of meer de beschermeling
ran Barents; het staat hem goed, dat hfj
loog opziet tegen Heemskerck, die toch niet
veel ouder dan hij kan zijn geweest. Ove
rigens wel een geschikt reiskameraad, blijk
baar vlot en goed van humeur, gewillig en
gehoorzaam aan zijn meerderen, stellig een
joed verteller en een scherp, wat nuchter
jpmerker, met een tikje echt-Hollandschen
lumor, die hem ook in de zwaarste ellende
niet in den steek laat.
Van Gerrits vroeger leven weten wij wei
nig, van zijn later bestaan ongeveer niets.
Deze man zou dan ook volkomen zijn ver
geten, wanneer hij niet de eenige van alle
reisgenooten was geweest, die de pen heeft
gevoerd. Zoo werd hfj ineens een beroemd
man in Nederland en ook daar bulten; want
ook het buitenland interesseerde zich zeer
voor de koene poolvaarten der Hollanders,
destijds eenig in hun soort. Het reisverhaal
van Gerrit de Veer werd in Nederland even
geliefd als de reizen van schipper Bontekoe;
het werd dan ook steeds herdrukt en ook
vertaald in het Latijn, het Fransch, het
Duitsch, het Italiaansch en het Engelsch.
Van 1598 tot 1619 verschenen van het snel
beroemd geworden verhaal vier Nederland
sche, twee Latrjnschs, vier Fransche, vier
Duitsche, een Engelsche en twee Italiaansche
uitgaven. Zoo is het voortgegaan tot in onze
dagen.
De Veer heeft gegeven de Waerachtighe
Beschryvinghe van drie seylaglen, ter werelt
noyt soo vreemt ghehoort." Hij heeft dus
alle reizen beschreven, hoewel hij de eerste,
die van 1594, niet heeft meegemaakt. Voor
deze reis heeft zijn verhaal dus veel minder
waarde. Gelukkig hebben wij daarvoor het
reisverhaal van den meer beroemden en ook
veel degelijker zeevaarder Jan Huyghen van
Linschoten. Linschoten heeft ook den twee
den tocht, dien van 1595 medegemaakt en
beschreven, zoodat wij daarvoor zoowel zijn
verhaal als dat van De Veer bezitten. Voor
de historie der derde reis is echter De Veer
onze eenige zegsman; vandaar dan ook de
groote beteekenis van zijn boek.
Deze derde reis heeft altijd het meest de
aandacht getrokken. Begrijpelijk, maar niet
geheel terecht. Want voor het groote publiek
lag en ligt de herinnering aan de
Noordpooltochten vast aan de overwintering op
Nova Zembla, door Tollens en anderen ver
eeuwigd. Maar uit een oogpunt van zee
vaart en ontdekkingen zijn andere episodon
stellig belangrijker. Het verst gekomen was
men al dadelijk op de eerste reis, die zoo
veel, zelfs de vrije vaart naar Indiëbe
loofde. Op de derde reis ontdekte Rijp het
Bereneiland en Spitsbergen. De kaart van
de ppolst reken is door deze tochten geheel
gewijzigd; geheele eilanden werden ge
schrapt, evenals het groote poolland, dat
op alle oude kaarten voorkomt. Eindelijk
zijn onze betrekkingen met Rusland door
deze poolvaarten belangrijk toegenomen. Dat
alles is voor handel, scheepvaart en weten
schap van zeer veel belang geweest, veel
meer dan de beroemde overwintering op
Nova Zembla. Stellig was het een daad of
liever een reeks van daden van
grootelpassieve energie en moed, dat lange verblijf in
het barre Noorden in den donkeren pool
nacht, maar groote gevolgen heef i het verder
niet gehad. O"ze voorvaderen dachten er
ook zoo over, Zij beschouwden den geheelen
tocht als mislukt en namen Heemskerck
euvel af, dat hij schip en lading had ver
loren.
De nieuwe uitgave, die de
Linschotenvereeniging alle eer aandoet, was bij den
heer L'HonoréNaber in de beste handen.
Er is voor het tot stand brengen van zulk
een publicatie een combinatie van gaven
noodig, die vrij zeldzaam is: een goed be
grip van de toenmalige historie moet ge
paard gaan met grondige theoretische en
praktische kennis van de zeevaart van die
dagen. Door de combinatie van beide kon
de heer Naber niet alleen deze oude journalen
uitgeven, maar ook uitgebreid toelichten. Het
Wel ja waarom niet kleed je
aan, muis, je heb 't wel noodig.
Graag pa.
Even later hoorde de zieke het toeslaan
der zware eiken voordeur, zoo vlug waren
ze alle trappen afgeloopen, die driehoog'',
verbonden met de buitenwereld, zoo vlug
en zonder aarzelen heerlijke gezondheid.
Ze trachtte scherp luisterend, op de straat
hunne voetstappen te onderscheiden, toen
koesterde ze zich in de heerlijke rust van
het alleen zijn en sloot de oogen.
Henri zoemde zachtjes 'n liedje tusschen
de tanden zijn hand omvatte Lieske's
tenger polsje hij keek naar haar, ze was
toch waarachtig 'n mooi kind, 'n kostelijk
fijn poppetje, zooals ze daar met haar stil,
tevreden snoetje naast hem voertstapte.
Bij 't stadhuisplein tjingelde 't helder
geluidje van de electrische tram uit
Vlissingen die zoemend vertrok door de
Lange Viele gelukkig?zoo was 't stadhuis
veel mooier. Als 'n gebouw uit 'n sprookje
leek het Lieske, hel stond zoo stil en zoo
ruslig in zijn harmonisch mooi en Lieske
hield van stilte en rust. Bijna onbewust was
het kind blijven stilstaan, ze zag op naar
het sierlijke torentje, de wolk was
weggedreven, hing nu in gerekte goudige vegen
in het verbleekte blauw... En zijn aangezicht
glom gelijk de zon en zijn kleederen
waren wit, gelijk het licht
Een zachte blijdschap was in haar hartje
om wat nu toch de middag gebracht had^
Henri wachtte, glimlachend om zijn eigen
goedig geduld.
Op het plein stonden nog overhuifde
handkarren met vooijaarsbloemen manden vo
narcissen.
'n Half verlegen vraag: Paatje, koopt
u er wat voor moeder ?
Hij lachte: m'n laatste kwartje moet ook
nog springen, vooruit dan maar.
Even later liepen ze in de Lange Delft.
Henri droeg zelf de narcissen Lieske's
handen waren zoo heet ze verwelkten
dan maar en hij vond, dat hetstónd als je
kennissen wisten, dat je thuis 'n zieke
vrouw had.
Met 'n tersluiksche blik spiegelde hij zich
zelf in de ruiten 'n verdomd knappe ven
eerste deel bevat uitsluitend den tekst van het
reisverhaal, met reproductlën der platen van
iet origineel en aanteekeningen van den
>ewerker. In het tweede vinden wij behalve
het voorbericht allereerst de uitvoerige inlei
ding, waarin in vijf hoofdstukken de biogra
fieën worden gegeven van de voornaamste,
den tocht betrokken personen, Petrus
Plancius, Willem Barents, Jacob van Heemskerck,
an Cornelisz-Rijp en Gerrit de Veer. Daar
door is de auteur in de gelegenheid de
voornaamste momenten van de drie tochten
naar voren te brengen; een volledige beschrij
ving van het geheel was onnoodig, daar de
ochten algemeen bekend zijn en de bronnen
hans gemakkelijk bereikbaar. Die bronnen
zijn natuurlijk in de eerste plaats de jour
nalen, maar bovendien een aantal stukken,
die in de bijlagen van deze uitgave zijn
opeenomen, remonstrantiën en instructiën,
jrieven, monsterrollen, resolutiën enz. Achter
de genoemde biographieën en vóór de
bijagen heeft de heer Naber een uitvoerige
uiteenzetting gegeven van het bekende
NovaZembla-verschfjnsd. Men weet, wat de zaak
s. Volgens de juiste berekening van Barents
moest de zon weer den Ten Februari 1597
voor het eerst worden gezien; zij was im
mers den 3den November 1596 voor het
laatst waargenomen. Evenwel kwam tot
groote vreugde der wachtende zeelieden de
zon veertien dagen vroeger, reeds 24 Januari
weer boven de kim. De vraag, hoe dat
mogelijk was, heeft gedurende drie eeuwen
vele geleerden bezig gehouden. Natuurlijk
dacht men dadelijk aan straalbreking, maar
men begreep, dat daardoor alleen een ver
schil van enkele dagen kon worden verklaard.
Daarom gaf reeds onmiddellijk de schran
dere Robbert Robbeitsz. de trouwens voor
de hand liggende verklaring, dat de schepe
lingen zich in den langen poolnacht in de
:elling der uren zouden hebben vergist. De
lieer Naber acht dat met het oog op de
vaste levensgewoonten aan boord en ook
In de hut nauwelijks denkbaar. Hij wijst op
den door Barents steeds gebruikten ouden
stijl, waardoor een verschil van tien dagen
zou zijn verklaard. Laten wij bovendien de
waarneming van 24 Januari als onzeker buiten
beschouwing en nemen wij nogeenige weinige
dagen voor de straalbreking in die bereke
ning op, dan klopt de som vrijwel. Maar
dan is er toch wel degelijk een fout begaan
en om die te bedekken, heeft men in het
vaderland volhard bij de verkeerde bereke
ning; men heeft zelfs een peging gedaan
om den eerlijken Robbert Robbertsz. er in te
laten loopen en hem het verhaal van de
te vroeg teruggekeerde zon zoo onbevangen
mogelijk gedaan. Wij laten aan meer des
kundigen de beoordeelingvan deze hypothese
over; vooralsnog lijkt zij vrij plausibel.
Teekenen wij ten slotte nog aan, dat dr.
C. P. Burger Jr., onze uitnemende kenner
van oude zeevaartboeken, een zeer zorg
vuldige bibliographie van de Drie Seylagien"
en van de litteratuur daarover aan de uitgave
toevoegde. Alles te zamen dus een
voortrtffelijke publicatie, voor ons volk een kost
baar bezit.
H. BRUGMANS
C. F. WESTERMAN, Ht (Leven van Martinus
Luther. Amst., H. C. Thomsen, 1918.
Een boek van 400 kleine bladzijden, uitge
geven door het Nederl. Luth. Genootschap
voor Uit- en inwendige Zending. Ronduit
gezegd: waarvoor draagt men het schrijven
van zulk een boek op aan iemand, die de
gave van historieschrijven geheel mist, die
wel aardig keuvelt, maar niet voldoende op
de hoogte toont te zijn ? En begrijpt dit
OM DEN GOEDEN OOGST
Teekening voor De Amsterdammer" vanGeorge van Raemdonck.
De Vogelverschrikker van den Wereldakker
genootschap niet, dat de tijd voorbij behoort
te zijn voor een louter bewonderes de bio
grafie? Trouwens het is een geheel over
bodig bo^k. Nadat korte levensbeschrijvingen
als van Bakels en mej. Wolf-ion en uitvoerige
als van J >hannes Luther, Callenbach en prof.
van Veen zijn verschenen met daarbij reeksen
historische studiën van deskundigen, ware
het beter geweest, wanneer dit boek van
ds. Westermann niet was gedrukt. Het ge
schrift eindigt meteen hoofdstuk over Luthers
karakter. Laat n voorbeeld typeeren wat
dit boek waard is: Zoo had Luther van
nature een echt kinderlijk gemoed: hoog
moed, verwaandheid, hooghariighrid zijn
hem steeds vo'komen vreemd gebleven". Wie
zoo anno 1918 schrijft, is in zijn vooringe
nomenheid zóó verblind, dat men gaat
twijfelen aan de oprechtheid van den auteur.
K. Vos.
OELOF flITROE
Kalverstraat 1
= Opgericht 1850 =
TELEFOON 658 N
Paarlen, Brillanten
Goud, Zilver en Horloges
Uitsluitend eerste kwaliteit
iiiimniiiimi imiiiiiimiMimiiiiMiiiiimiimiMHii
Huiswaarts
In 't eerste schemergrijs
Blauw-groen de weide lag.
De koeien droomden wat
Bij 't scheiden van den dag.
Een kort en dof geblaf
Vreemd uit de verte klonk.
In de nog lichte lucht
Een avondsterre blonk.
De boomen langs den weg
Bogen tot donk're poort.
Die lang in ross'ge verf
Van zongloed werd doorgloord.
Luid trad een enk'le stap
In de verlaten laan...
was hij toch wat 'n houding hé. En
dat was nou in de wolken met 'n sjovel
briefje van tien. 't Was waarachtig wél
ver met 'm gekomen.
'n Plotseling nijdig gevoel kwam over hem.
En dat kind, waarom moest dat nu
mee, 100 ineens om op te passen om
controle te houden, of papa wel op z'n
pootjes terecht kwam wat 'n armelijk
zieltje was het, in d'r verwasschen katoentje
en sloffende schoenen en hij, die zoo van
chic en elegance hield.
Zooals als altijd was zijn stemming ineens
omgeslagen. Hij liet het vochtig-warme
handje los.
Ga naar huis, snauwde hij. Zeg je
moeder, dat 'k geen oppas noodig heb.
Lieske kromp in een 'n felle angst in
de oogen, toen keerde ze zich om en ging
weg, als een kleine, geslagen hond.
Even bleef hij staan met 'n pijnlijk gevoel
van berouw, toen vervolgde hij zijn weg
een diepe plooi tusschen de oogen, de mond
vertrokken tot 'n lange smalle streep, maar
spoedig week de wrevel van zijn geiicht,
z'n rotting zwaaide, z'n pas werd luchtiger.
'n Rij knappe donkere Walchersche boe
rinnetjes passeerde hem, de bloote armen,
waar de fluweelen mouwtjes om strakten,
ineen gehaakt, de coquette witte mutsen om
de frisch-rose gezichten, in langzamen
graeieusen wiegelpas. Vijf paar vroolijke donkere
oogen namen hem op met 'n vluggen blik.
Hij zag nog even om over den schouder.
Verduiveld mooi goed, die 7eeuwsche
boerinnetjes en of ze 't wisten, je moest ze
zien loopen, nou, hij mocht dat wel.
Uit 'n café, waarvoor rieten stoelen lokten
onder rood gestreepte marquisen kwam een
zacht klakkend geluid van billardballen. Hij
liep door, voorbij doch plotseling keerde
hij zich met een schok om en liep zender
aarzelen met vasten zekeren stap het caf
binnen.
Hier herademde hij hier was hij thuis
viel elke herinnering aan onaangenaam
heden van hem af hij gooide z'n bloemen
op het eerste 't beste tafeltje en bestelde
'n glas bier onderwijl reeds oogende naar
den stand van het spel op het groene laken.
Met opgetrokken schouders, korte kermende
snikjes opwellend in haar keel, sloop Lieske
voort, in haar hoofd waren nog geen ge
dachten, ze voelde alleen, voelde zoo'n
heftige, schrijnende pijn, de teleursttlling had
zoo onverwachts in haar blij hartje gegrepen.
In de nauwe stiaat, waar ze woonde, bleef
het kind plotseling staan- Ze was bang de
zelfde pijn van teleurstelling te zien in moe
ders vragende oogen.
Als vader eens gauw terug kwam...
Lieske kon van hier moeders venster zien.
De schemering hing al in de straat, kroop op
tegen de oude muren, maar boven blonken nog
de kleine vierkante ruitjes in het laatste licht.
Naast een iets vooruit springenden gewei
was een stil, donker hoïkje. Een
scheefgezakte zerken paal stond dicht voor den
mtgebrokkelden muur. Lieske zette zich op den
steen, sloeg de handen om de knitëa en
wachtte..,
Het werd koeler, de schaduwen werden
dieper.
Enktle buurtkinderen speelden nog, had
den zich verstoken in geheimzinnige hoekjes,
en als het roepen van een late vogel klonk
hun buut, buut... als er een gevangen was,
Nu stoof er een naar Lieske toe, weck
verschrikt terug voor het gedoken figuurtje,
snelde heen.
Er blonk een lichtje aan het eind van de
straat, nog een, nog een.
Nu leek het donker,
Hel werd stil. De kinderen waren in huis
geroepen. Lieske wachtte stil en geduldig
met steeds dalende hoop in haar hartje, het
hoofd gekeerd naar den lichtcirkel van den
naastbij zijnden lantaarn.als vader nu kwam....
Maar het was steeds 'n ander gezicht, dat
vlnchtig, als 'n schim, beschenen werd door
den gelen schijn. Ze keek en keek, als je
de oogen half toeneep en het licht door de
wimpers liet schijnen, was het. of de licht
stralen dansten als een waaier van levende
stralen was het dan ....
Nu kwam er niemand meer, vreemd stil
was het, stil en donker....
Plotseling klonk vlak boven haar een korte
snerpende schreeuw, vloag geruUchlooseen
kleine, lichte gedaante langs haar heen.
Lieske sprong op, de oogen groot, het
gezichtje vertrokken, in heftigen schrik en
Ik nam wat schoonheid mee
Zoo bij het huiswaarts gaan.
3> O O
N. S.
l flIllIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIItlllllllllUI
als opgejaagd snelde ze voort, naar moeder.
Ze wist heel goed dat het maar 'n kat was,
die haar had doen schrikken, doch de angst
was zoo fel en onafwendbaar over haar ge
komen, angst voor vreeselijke, vreemde
dmgen, veor akelige verschijningen en boos
gloeiende oogen ... ze voelde zich van ach
teren vastgegrepen aan haar jurkje, voelde
zware handen op de schouders, en stond
pas stil bij het kalme licht, dat uit moedeis
kamer in den corridor drong.
Nu zat ze bij moeders bed en staarde met
wijdvertrokken oogen in de vlam van een
kleine schemerlamp, de zieke streelde haar
koudgewordi-n handen...
Siil zaten ze zoo. Lieske dacht.dat moeder't
kloppen van haar hart moest hooren, ze wachtte
een vraag, doch het bletf stil, dood,doodstil....
Nu vertelde Lieske, in korte, door snikjes
afgebroken zinnen, en bedaarde langzaam
door moeders weldadige nabijheid en het
voelen van haar goede handen
En ga nu maar slapen, mijn lieveling.
Lieske wilde zich weren, zeggen dat ze
bang was voor alles, alles... doch zeging,
gewend aan gehoorzamen, in de troostende
gedachte, dat haar kamertje vlak bij moeder
was, dat ze haar ledikant kon hooren kraken
door het houten beschot, dit gaf haar een
gevoel van veiligheid, de angst week en
spoedig siiep ze in.
In de groote kamer was geen geluid
Stil als dedood dacht de zieke.donkere
gedachten kwamen, groeiden, werden zwar
ter, banger
De uren vergingen, aldoor weer klonk het
carillon over de daken, bonsden bij heel en
half uur de zware metalen slagen, aldoor
vergleden de schaduwen en elke voetstap, die
echode tegen de hooge huizen en voorbijging,
gaf dezelfde steek van pijnlijke teleurstelling.
Even nadat van de Lange Jan twaalf
dreunende slagen waren verklonken, werd de
sleutel in de deur gestoken en kwam iemand
tastend en schuifelend de trap op Henri....
Ze zag hem in den lichtkring van de epen
deur en haar stille, onbewogen blik nam
hem op zooals hij daar stond met zijn on
zekere houding, zijn rood gezicht met starende
oogen, en met de verflenste narcissen als
geschenk voor haar in zijn slappe handen