De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 11 mei pagina 8

11 mei 1918 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

l ( t DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 Mei '18. - No. 2133 SCHILDERKUNST-KRONIEK ARTI, AMSTERDAM Sommige schilders zijn levend, en levendig genoeg, om telkens te lokken tot nieuwe beschouwing; sommige tentoonstellingen zijn zoo. Bij anderen vindt ge telkenmale een zelfde, eens geconstateerde hoogte, of een zelfde, eenmaal en voor altoos, bepaalde gemiddelde hoedanigheid, of een gebrek aan de noodige hoedanigheden. Waartoe, tot welke der drie groepen, een tentoon stelling behoort van Arti's leden, het is zoo veel maal gezegd, dat te herhalen overbodig lijkt; een ding is echter zeker: zij is niet te rekenen bij het levende, en levendige. Jan V e t h zond twee portretten, in zijn lichte gamma. Het portret van prof. Kapteyn te Groningen, met de te zwaar aangeduide details op den kop, bij het voorhoofd enz. is een voorbeeld van de vele niet geslaagde werken, die Veth in te groote serie maakt, en gemaakt heeft. Beter, en veel beter, is het andere portret, eveneens in Veth's lichte gamma, dat van mevr. D. De innigheid heeft hier de moeiten overwonnen; in het portret van prof. Kapteyn is de materie daarentegen niet overwonnen. Van Blaaderen's Naaktfiguur is ten eenenmale anders geschilderd dandeOIympia van Edouard Manet. Toch kan ik me bij het bezien van dit werk niet bevrijden van de herinnering, dat Van Blaaderen's Oiympia de vroagere niet overtroffen heeft het is dadelijk duidelijk. Het mist de lenige kracht van den franschen schilder er is hier iets gewild daarenboven, en ginder is instinct. Colnot en Jan Sluyters zijn twee der Laatsten" op Arti. Colnot heeft een kleur, die smaakvol is. Jan Sluyters heeft een talent, dat de dingen, die het met zin nelijkheid kan voordragen, zeo ook voor draagt. In het Interieur met naakifiguur vindt ge hem als zoodanig. Er is daar echter nog iets anders in te zien; de .verdeeling is grooter dan gewoonlijk, en eenvoudiger wijze dat Monnickendam's Hoedemakers pad" bewijst meer des schilder's zoeken dan zijn vloden. Monnickendam, als Sluyters, is op zoek; hij is, als de andere, in een overgangstijd; het lijkt me altijd opnieuw toe, dat de romantische Monnickendam ten slotte eenvoudig, en diep van gamma zal worden, en Sluyters eenvoudig van kleur, zonvondsten, die tijdelijk zijn; zonder moed willigheden; op andere wijze, sober. Dysselhoff is hier, als elders, een zekere waard. De twee K n a p 's, het portret van Josina Knap is veel beter dan het figuurstuk van Q. W. Knap. De laatste is niet zuiver, en zwart, waar alles trans parant moet zijn ; Josina Knap, van wie om haar jeugd te veel gerept werd, kan iets van IIIMIIIIIIIIIIIHIilllIIIIHIIIMIIHIIi Illlllllllllllllllllllllll Illllllllllimil Nieuwe Fransche Boeken ANDRÉSUARÈS, Sur la mort de mon frère, nouvelle dition (eerste uitgave die in den handel is\ Parjjs, EmilePaul frères, 1917, 16°, 248 blz., fr. 3.50. IDEM, Remarques. 1ste deeltje. Parijs, Nouvelle Revue Francaise. Aug. 1917, 8°, 36 blz., f r. 2. Suarès, of Kunst en Levenswanhoop Ga zitten, zeide Philip Valckenaer, mfln vriend. Heb je Sur la mort de mon frère gelezen, en hoe zie je nu dien Suarès? Als een sterken en diepen geest! In dit ne boekje, van zoo lang geleden, van 1904, en nu eindelijk verkrijgbaar, vind ik den heelen Suarès terug, den altijd strijdenden Individualist, den wanhopige, den zeer bijzonderen kunstenaar. Waarom interrumpeerde Philip, waarom nu juist weer wanhopig l? Val mij niet in de rede, antwoordde ik snel en opgewonden (want bewegen, als zoo vaak, door de passie om eens anders passies te begrijpen) laat mij uitspreken. Suarès is wanhopig, en hij heeft gelijk. Natuurlijk, wie iets is, heeft altijd ge lijk, zeide Philip, niet zonder streven naar zinrijke kortheid. Maar waarom kan die Suarès, als hij dan individualist is, er niet gelaten bij Hij ven; vanwaar nu die wanhoop? Phil, houd op, en laat mij nu alles rustig zeggen. Suarès is een individualist. In den aanvang," zegt hij, onopzettelijk, tot zichzelf, was mijn rede en was mijn hart." Zoo spreken immers alle egotisten. Hun gemoed, hun geest, dat is hun eigen lijk alles... Nu ja, zoo zijn we allemaal. Mogelijk; maar luister hoezér dan Suarès zulk een egotist is. Herinner je je uit zijn Ibsen dit smalende bladzij tegen de moraalzieke Noren? Rien de léger dans l'esprit; une inclination pédaate aux cas de conscience; l'intelllgence peu rapide, et presque toujours doctorale; une commune envie d'être sincère et de se montrer original, et la bizarre vanitéde croire qu'on est plus vrai, a mesure qu'on se range avec plus d'ostentation contre l'avis commun; (verwar dit niet met het ware individualisme!) enfin, cette maladie de la religion propre a quelques glises réformées, qui consiste a faire de la morale comme on fait du trapèze, et a s'assurer que l'on en fait d'autant mieux qu'on saute plus haut, quitte dans la chute a se casser la tête ou a la rompre aUx autres." Terloops gezegd, zou niet ook Holland zich dit kunnen aantrekken ? Als jij maar kan smalen op de Hol landers, zei Philip. Smaal toch niet operoepen; geniet het individu, of haat het, als het moet. Je hebt gelijk. Maar, wat ik zeggen wilde; blijkt uit Suarès' afkeer voor het Noorsche en Noordsche gemorallseer niet dat hij hooger zaken kent dan moraal ? Blijkt er niet zijn individualisme uit ? Zedeleer is een leer voor allen; het sterke individu vraagt alleen naar een leer voor zich. En meer nog: in den grond erkent het geen maatschappij. Daarom ook verwerpt een Suarès den socialistischen heilstaat, die maatschappij in den n-den graad. Luister hoe sarkastisch Suarès, toch zoo'n groot bewonderaar van Tolstoi, dat reppen waard worden. Al doende, Karsen's Boerenhofstede moet vermeld worden om het curieuze (niet het groote) dezer persoonlijkheid; de bloemen van Coba Ritsema, wie kleur eigen is als anderen Adem; G. Rueter's kinderportret (hoewel hetgeen hij maakt meer vibreeren moet); Garf's Vruchten, Hogerwaard's Dikkie", de Dooi van Hulshoff Pol, Meyer's portret, Spoor's Broeder, Betsy Osieck's Hofje en Wolter's Houthaven (Winterochtend).... Dit is wat naast het bekende, nu Arti kleurt. SINT LUCAS", AMSTERDAM. Ge kunt het werk van Lizzy Ansingh in drie soorten verdeelen. In n deel h»rer schilderijen vindt ge ten eerste en enkel, de schilderes; in een tweede treft bovenal de voorstelling, het geestige, de geest; ineen derde is de geest geheel tot schildering ge worden ; dat is bij haar de belangrijkste uiting. Het schilderij de Oude WQvenmolen" be hoort voor mij tot het tweede deel. Er zijn bekorende détails; er is geest en opmerkings gave, en psychologie genoeg. Er is een bi zarre mengeling van deugd en van ondeu gendheid, zal ik schrijven; er zijn zeer wei geschilderde partijen. Toch is de bouw ervan voor mij minder dan in het Gezonken Beeldje"; toch is de geest er in voor mij niet zoo scherp en schril en zoo sterk als in de Hoveling"; toch is de voorstelling voor mij niet zoo psychologisch en niet zoe rijk aan psychologische détails als de Zeven Zenden". Humor is er in. natuurlijk. Het geheele geval geeft er aanleiding toe, maar toch niet van haar teedersten humor, en niet van haar meest zwellende romantiek. Het geheel is niet overzichtelijk genoeg... Een ongewoon gegeven is de .Meeuwenzwerm" van Anton Mauve. Het is lucht en wolken, en zwermende meeuwen. Er is geen aarde, geen grond. Vanzelf lijkt daar door de lucht als een scherm ietwat te staan achter de zwerm der meeuwen. Dat kan niet anders. Maar dit, dat toegegeven moet wor den, verhindert niet, dat ik sinds lang van Mauve geen beter werk zag. Er is werkelijk, in een zuivere zachte kleur de eenzaamheid der luiht gegeven, de eenzaamheid van wolken; en de vlucht en het wezen der vogels is begrepen, zooals ge van dezen Mauve dat verwachten kondt. Hij toch is een die zich versteekt, maar hij is een schuwe verliefde van de eenzaamheid, die ge hier vindt, en van de natuur, alleen, zonder menschen. Hij voelt zich daar het meest ongestoord, en het levendigst; er komt dan geen enkele schram op zijn gevoel... en op zijn geluk, dat zijn gevoel om het landschap is, en om het water der zee Van Sam van Beek is zeker een Dood Aapje" hier te vermelden ; van Mej. A. v. d. Berg Bloemen (20); van Th. S c h w a r t z e een stilleven. Jac. Eriks zond een portret van een cellist (70). Mej. Gallas haar Lief desherinnering" (86). G e r d e s is het best in het portret van G. Westermann; Grauss heeft een Modelstudie hier (106). VanH'q'iet roem ik Le collier de deux sous" (139); diens droom van gelijkheid veroordeelt: On renvole ce moujik au diable, d'oi il vient: car il sort du plus bas enfer qu'il y ait au monde, une hutte de rustre, une bauge sordide, dans Ie désert d'esprit qui va de la Vistule au Pacifique, oüIe seul art qui vaille est de s'enivrer, et de chanter sur la guitare a deux cordes une chanson m lancolique, nee de la souffrance et del'eau-devle. Le moujik l Voüa t-il pas un bon juge en art et en pensee ? Schopenhauer ne sera pas philosophe, parce que Ie moujik n'entend rien a la volontéde vivre; et parce qu'il n'entend pas plus Ie Quatuor en ut dièze mineur'', qu'il ne voit goutte a un crcquis de Rembrandt, il faudra condamner la peinture et la muslqu ?". En denk je niet, dat dit alles voor Suarès even waar blijft al heeft hij niet Tolstoi, maar de gewone sociaaldemocratie tegenover zich, en al vervang je moejik door het gros der menschen ? Ja, hij is een individualist... Natuurlijk: hij is kunstenaar. Dat wilde ik juist zeggen. Om zijn kunst is hij verplicht het eigen ik te stellen boven alles. Niets vind hij zoo schoon als kunst te scheppen, en niets moet hem dus zoo dierbaar zijn als zijn eigen persoonlijkheid. Het lijkt wel of je hem gelijk geeft, zei Philip. En laatst heb je geschreven - gek genoeg van je! dat geen zaak ter wereld, zelf* de kunst niet, even schoon is als de triumf van recht en vrijheid. Het is een moeilijke vraag; maar ik verklaar je nu Suaiès. Lees eens in Tolstoi' vivant wat hij denkt van apostelen der moraal die, als Tolstoi' toen hij oud was, zuivere kunstenaars verachten. Dan begrijp je ten volle dat iemand die kunst zóó hoog stelt haar niet kan verzaken, en dus ook niet zijn ik. Het ik, het ik verzaken ... hoe meen je eigenlijk? Het ik, dat is eigen verstand en eigen gevoel: oorsprong van alle waarachtige kunst. Eigen gevoel vooral. Wat het verstand betreft, Suarès ziet in, dat alle verstandelijke overtuigingen gelijkwaardig zijn, dat het verstand, na eenige gymnastiek, alles kan bewijzen en dus niets be_wijst. Uitingen tegen het verstand vind je bij Suarès overal. Het hart: de bron van alle scheppen de rede: slechts een comédienne enivrée de son röle", ziedaar een tegenstelling die Suarès' innerlijk leven kenmerkt. Ik citeerde daar uit Sar la mort de mon frère: die tegenstelling is een van de hoofdzaken in dat boek. Als overal, verwerpt hij ook hier wél die eene helft van zijn ik, de rede, maar de andere, het hart, is hem onont beerlijk. En het is een echte Franschman van dezen tijd van den vóórlaatsten tijd vooral die aldus het hart boven de rede verkiest. Goed, maar je noemt hem een wan hopige, en een strijdend individualist. Ja, en ik zal je zeggen waarom. Omdat er tegenspraak is in zijn wezen. Omdat hij, ofschoon egotist, toch de liefde zoekt, de liefde die niet anders is dan een gedeel telijk opgeven van eigen ik, een begin van dood. Herinner je zijn geschrift, zijn gezang zou ik haast zeggen, over Dostojefski, en wat Dirk Coster daarvan heeft gezegd. De egotist Suarès is bezeten door den wensch aan zijn egotisme te ont komen. Maar gelukt het hem, dan lijdt hij: want hij mist dan ten deele zichzelf. En gelukt 't hem niet, dan lijdt hij niet minder: want hij is eenzaam. Hij heeft de liefde... lief: met een wanhopige liefde. Het boekje van Hulshoff Pol een Interieur (150), van Jonkvr. de Jonge haar Rozenkelting is, voor haar doen goed, in den Leguaan (171), Kouw in Tegen den Avend"; Kruyder in Het Paradys (197). Van de drie werken van Monnickendam leek mij de Amsteldijk'' (226) te verkiezen. Pel ze l is als schilder een betrekkelijke nieuweling. Zijn portret van Zuster Westerhof typeert; zijn studie van een scheepsmodel vertoont een schilder; de Binnen Amstel een beweeg lijkheid in het gevoel. G -trouwd met de zuster van Lizzy Anzingh is hij in die spheer geen indringeling; hij heeft hoedanigheden van het vak aan zich. Reus' Buurpraatje" ontging mij niet, en niet een Avondzon" van Mej. Jansen. Een als schilder zeer begaafde natuur is Coba Ritsema. Ge vindt h iar als dat in het stilleven (No. 274). De kleur is bij haar vol innerlijk en vol drang; soms vol gehouden rijk over het geheele vlak van een schilderij. Als zoodanig noem ik het blauwe stilleven. Zij heeft daarbij de eigen schap groot te zien; het portret van haar Moeder is daarvan een nog te weinig ge erd voorbeeld. Zij heeft niet altijd het geluk gehad regelmatig haar productie op de haar passende hoogte te kunnen houden, maar ik hoop dat het meer dan een vermoeden zal zijn, dat deze begaafde dat voortaan zal doen. Haar gave is te reëel en te rijk om gemist te worden; kleur en grootzien vindt ge niet op iederen weg van lederen dag Van Spoor is te noteeren een portretstudie (299); van Sys de zomeravend (304). Als altijd is Leo Visser toch te vermelden; mej. Vlielander Hein is te noemen om twee stillevens. Vreedenburgh het f t een eigen vlotheid, maar de kleur blijft hard; Wandscheer's Petunia's; Ter Weeme's In- en exterieur (in October) en een stilleven van Betsy Osieck (338) zijn de laatste die ik in de opsomming niet wil overslaan. PLASSCHAERT MAHLER-9DE SYMPHONIE j j' Mahler het f t het nog mogen beleven ook zijne negende" althans voor het grootste deel voltooid te knnnen zien. Toen heeft ook die geheimzinnige macht, wier vonnis hoogste instantie is, aan zijn werkzaam leven een einde gemaakt. Daarmede moest de uit werking van een en ander, nog onvoltooid, door vreemde handen worden overgenomen. Eene uitvoering heeft de componist niet mogen beleven. Of hij, na het hooren van dit werk, mutaties zou hebben aangebracht, zooals in zijn 6de of 7de, weten wij natuurlijk niet, maar wij mogen het veronderstellen, Sur la mort is vooral zoo meoi als een lied van bewondering, genegen heid voor zijn gestorven broeder. Van hem heeft hij kunnen houden; maar te dik wijls is liefde hem niet mogelijk geweest... omdat hij immers vóór alles zichzelf moest zijn! En je ziet nu, waarom ik hem een strijdend individualist heb genoemd: hij strijdt om zijn isolement te verbreken en die strijd is een der kenmerken van zijn wezen. Die strijd zal wel nooit worden be slecht. Daarom ook laat de wanhoop in hem niet af. Le moi est Ie héros qui désespère." Eén wezen is er dat hij met nog meer overgave zou dienen dan zichzelf: 't is God. Maar hij kent hem niet. H3 kent slechts de onweerstaanbare Noodzaak. De blinde Noodzaak, die ons voortbrengt, zooals zij ook de bladeren maakt aan de boomen, en die ons gedachteloos doodt als waren wij niet meer dan vliegen. A cause de son cceur", zegt hij in Sur la mort, l'homme iê/e d'être homme et croit l'être," Mais quoi? Le destin m connait que des mouches " Inderdaad prachtig, riep Philip getroffen uit; want dit voelde hij volkomen mee. Maar..., ging hij voort, die noodzaak is voor zoovelen tegenwoordig een godheid. Een koude godheid... Suaiès is zij niet genoeg. Hij zoekt den persoonlijken Qod dien een Pascal aanbad. Helaas: evenals Pascal heeft hij hartstochtelijk ontkend; maar anders dan voor Pascal, is voor hem het heelal n leegte gebleven. Wat Pascal te beurt viel: Qod te vinden door Christus", was hem niet mogelijk. Wie is de arme, tegenwoordig, die het nog kan? Neen Philip,wij kunnen het niet meer; wij weten nauwelijks wat het beteekent... Jij blijft er intusschen gelaten bij; maar dezen Suaiès maakt het wanhr pig. Heb je zijn Visite a Pascal gelezen? Je suis Pascal sansjësus- Christ" getuigt hij daarvan zichzelf. Ik zal je zeggen, antwoordde mijn vriend, wat mij die gelatenheid geeft waar van je spreekt: er is een godheid die je de menschheid", het al" zou kunnen noemen De menschheid, het al Wat weten wij van het al?" Voor Suarès is het een chaos, of, als je wilt, een beursene vrucht met enkele gave plekken; wetmatigheid, doelstelling ziet hij nergens. En de mensch heid? Heb ik je daareven niet laten hooren wat Suarès geeft om de moejiks... van eiken rang en stand? Maar dit is volkomen wanhoop. Geen vrede met het (Ar, noch met de samenleving; en geen god Wanhoop inderdaad, en bijna volkomen. Bijna: want n troost bestaat. Qui voitla mort dans sa plénitude, il n'a que trois partis: Mourir. Ou croire a Ia cause qui donne, qui te et qui rend la vie. Ou crcer a son image, en attendant la mort, l'ombre de la vie" Créer... dat redt hem. Maar slechts een oogenblik: de geringste bezinning is wanhoop voor Suaiès. Connóiire est Ie propre de l homme, et par la désespérer". Kennis onderscheidt den mensch van andere wezens. En wat kent de mensch? Den dood. L'homme est l'animal qai connsit la mort; et qui médite la mort dans la douïeur". Alleen de arbeid, het scheppen kan ons den dood doen vergeten. Maar als ons een geliefde ontvalt, gaat ook deze laatste troost te loor. Dan moeten wij den dood in 't aange zicht zien, omdat geen arbeid ons meer mogelijk is. Zoo ging het Suaiès toen hij zijn broeder verloor. Deze had hem, door zijn waar veel in dit overigens zeer belangrijk werk te sterk uitgesponnen schijnt. Als wij eene onderverdeeling van Mahler's oeuvre zouden willen maken, dan zouden wij deze symphonie in een groep willen rangschikken met de Kindertotenlieder en het Lied vonderErde". Over al deze zweeft de tragische majesteit van den dood. In de Kindertotenlieder is de slag reeds gevallen en heeft het gewonde vaderhart tot ons binnenste gesproken in klanken van zoo diepgevoeldtn weemoeden smart, dat wij in de moderne litteratuur te vergeefs een werk zoeken van zulke ontroerende schoonheid. In de symphonie en het Lied von der Erde" gevoelt de kunstenaar voor zich het einde naderen Zij zijn als een dubbele zwanenzang het slot van eene zeer belang rijke kunsl periode. Het .vocale werk is retrospectief. In de symphonie, vooral de belde hoekdeelen, ontsluit ons het klankenbeeld het visioen der toekomstige dingen. Over het Andante commodo ligt een zacht berustend waas, nu en dan onderbroken door uitbarstingen van smart en verzet. Richard Specht noemt dit deel niet oneigenaardig ein grosses Kindertotenlied." Het tweede deel toont ons het bijkans tot schablone geworden beeld van den gemoedelijken Zuid-Duitschen volksgeest. Dit wordt intusschen hier nog drastischer en karakteristieker geteekend dan in een zijner voorgaande werken. Vooral waar bepaalde orkestgroepen ob stinaat den oorspronkelijken toonaard vast houden, terwijl andere moduleeren, zijn geestige vondsten te boeken. Echter heeft dit humoristische deel in hooge mate de défaut de la qualü, dat het veel te lang is. Dat zelfde kan men, voor zooverre eenig oordeel bij eene eerste uit voering beslissend kan zijn, zeggen yjnhet laatste deel (Adagio), een stuk muziek in het karakter eener Verklarung, dat, zoowel in gedachte als technische opzet en ont wikkeling herinnert aan het slot der derde". Technisch nochthans gecompliceerder en vooral modulatorisch rijker; maar evenmin achterlatend sporen van een verheven voor naam innerlijk gemoedsleven, zooals de vorst der symphonieën" dat kende, toont ook dit deel de gapende kloof tusschen genie en talent, die geene cerebrale factoren kunnen overbruggen. Welluidende, schoonklinkende muziek met warm romantisch getinte charme, maar mis sende de monumentale universeele schoon heid van een Adagio van wat voor ons voorloopig blijft: de negende"\ Hoe komt het, dat in Mahler's werk ons altijd de vergelijking met den onsterfelijken kolos zich opdringt? Misschien wel de om standigheid, dat uit Mahler's werk den bewusten wil spreekt dien geest te benaderen niet alleen, maar tevens den wil de evolutie der toonkunst, met deze klassieke kunst als fondament, te willen bewerkstelligen ? Zoo ja, dan moest het element der hoogste geestelijke gedachte, die het universeel genie van een Beethoven in een nooit daarvoor genegenheid, nog een bemoediging gegeven, welke hem tot werken bekwaam deed zijn. Zijn broeder had zijn ik nog bevredigd: en, let wel l het was daarom tusschen hen geen zuivere liefde geweest, maar ten deele egoïstische! Nu stierf die broeder, geen ikbevrediging bleef over; wat bleef, was slechts liefde niet langer door aanwezigheid ver troebeld. Zoo duet eerst de dood ons ongetroebelde liefde kennen... Zoo zouden dood en liefde n zijn ? Voor mij, zeide Philip, is liefde integendeel het hoogste leven ... En het opperste leven grenst aan den dood. Maar ik zal Suarès zelf laten spreken. Rappelle-toi, toi qui doutes d' une douïeur sans borne. Il n' y a qu' un amour. Les amants ne savent pas qu' ils aiment: trompds par Ie nuage du désir, ils ne mirent que leur instinct en eux-mêmes. Mais, déja, la volupt leur découvre l'océan du vide; et dans la profonde plainte de la passion, déja une voix douloureuse s'élève, ;.un son lointain, l'appel d'une terre inconnue, que porte Ie vent, et oüil faudra faire escale, et peuttre que l'on aborde. L'amour des amants se fait connaiire dans la douïeur. Voila l'ile, oü, erfin, la voluptémême descend, etdont elle avait entendu la cloche, a travers Poccan. Si Ie des'in retianche, d'une pée brusque, ces amants l'un de l'autre, si la mort frappe l'une de ces chairs, faisant a l'autre une mortelle blessure, alors Ie nuage de la passion se retire, et l'amour se revele". Zoo is de liefde van allen dag een streeling voor het ik, maar de ware liefde een vrijwillige of gedwongen zelf verzaking. Zoo is ware liefde hetzelfde als zuivere smait. Je doet me pijn, zeide mijn vriend. Het moet, want 't is waar. Zoolang een dichter het zegt. Maar dan ook volkomen. Liefde is het min of meer opgaan in een ander, dat wil zeggen: verlies (of smart) voor het ik. Hoe volkomener dit opgaan, hoe dieper de smart. Ontneemt de geliefde ons door zijn dood alle ik-vreugde, dan is de smart geheel onvermengd. En toch, zeide Philip, als die dood eens nuttig en noodig was voor het geheel ? Je weet wat Suarès denkt van het ge heel, en van de moejiks. Maar in elk geval komt zulke smart ten goede aan de kunst. Zeker, dit boek bewijst het. Maar de schrijver voelde de vertroosting van het scheppen eerst lang ra het verlies. Toen zijn broeder heenging, bleef hem niets: ten diepste uitgehold voelde hij zich toen, vol komen zuiver geschraapt w n alle vreugde. Waartoe dient het zulke boeken te schrijven ? Hef is een zelfbevrijding... En den hedendaagschen lezer mag men zulk een diepen inkijk wd eens geven... En, je zei het zelf, het is mooi... Lees het, en geniet van de dikwijls treffende beelden, van de aangrijpende manier waarop de dood en de dooden beschreven worden, van de symbo listische prozagedichten, diep van zin, vol maakt van cadans. Het rythme is inderdaad bij Suarès iets zér opmerkelijks; ook in zijn critiek. ledere gemoedsbeweging zet zich bij hem, rechtstreeks en geheel, _in een correspondeerende beweging van zijn proza om. Ik vind hem dikwijls zoo duister en onbeheerscht. Ook zoo... opzettelijk. 't Is waar. Hij is niet klassiek. De Action Frari(;aise" schrikt er telkens weer van. Ik heb ook wel bezwaren, La pitic ef daarna gehoorde muzikale taal kon uit gieten, den slechts ten deele genialen Mahler noodlottig worden. Zou hij zelve zulks bij de conceptie zijner negende" vaag gevoeld hebben? Waarom wordt de ee-iste Satz, gemeenlijk het zwakke punt, hier vervangen door een Andante en oek het slot door een Adagio? Ontgaat hij met opzet den gefjkten sy mphonischen vorm ? zooals hij reeds in zijne achtste" deed. Zoo blijft deze hoogst merkwaardige man ook hier voor ons een vraagteeken. Een vraagteeken, dat thans geen pro's of contra's vermogen weg te nemen, maar dat slechts de komende generatie zal vermogen op te lossen. Een zuiverder oordeel zal zich Intusschen kunnen vormen, wanneer wij het werk bij herhaling te hooren krijgen en dan vermoe delijk volledig. Thans werd het derde deel weggelaten. Wij vermoeden, dat de tijd van behoorlijke voorbereiding en het feit, dat Mengelberg toch nog dit seizoen het werk wilde laten hooren, met elkander de oor zaak zijn van deze onvolledigheid. Het orkest heeft de drie deelen met dui delijkheid en schoonen klank ten gehoore gebracht. Toch zal hetzelve evenals zijn leider, de volbloed Mahlervereerder Willem Mengelberg, van dit werk bij herhaling nog wel heelwat meer kunnen maken. VAN LEEUWEN iiiiiiin iiiiiiniiiuiiiii i mm Hoeveel Brood leveren de toege zegde 14000 ton Graan uit Amerika ? Onder bovenstaand opschrift wordt in uw blad becijferd, dat de uit Amerika toegezegde 14000 ton graan voldoende zouden zijn voor 17 dagen brood voor de Nederlandsche bevolking. Daarbij wordt echter uitgegaan van de veronderstelling, dat 45 percent hulpmateriaal (bijv. rogge- en aardappel meel) zou kunnen worden toegevoegd, boven en behalve hetgeen daarvan loch reeds noodig is voor de bestaande broodvoorziening. Die beschouwing is o. i. echter te optimis tisch. Wij beschikken over een zekere voor raadhulpmateriaal, die niet vergroot wordt, wanneer 14COO ton graan hier zou komen. Wil men dus uitrekenen hoeveel langer wij brood zouden hebben, dan moet die verlengde duur alleen ontstaan door de 14000 ton graan. Aangezien wij nu voor de broodvoorziening op dit oogenblik in het geheel circa 42COO ton grondstoffen per maand noodig hebben, zou 14000 ton graan beteekenen niet 17 dagen, maar ','a maand of 10 dagen meer brood. BUREAU VOOR MEDEDEELINGEN INZAKE DE VOEDSELVOOR/IENINQ HUI 11II Illlllllt {Illllllllllllllllllllllll IIIIIIMMIIIIIIIIIllllllIlllllllltm que je dis est une victoire de la force" uit Tolstoi is opzettelijk ongewoon, onklassiek zeer zeker, en een losstaande zin als Aimer les taches difficiles". punt, uit (in 't zelfde boek) is opzettelijk Pascaliaansch. Pascal had 't plan zulke korte notities uit te werken maar is jonggestorven. Suarès, wat drommel, leeft nog ! Opzette lijkheid vind je in Sur la mort ook wel Ja, zei Philip, daarom heb ik toch wel plezier gehad toen ik dien zin van Henri Clouard las over Ie juif portugais qui griffonne sous Ie nom de Suarès". Nu ja, Clouard, een van die jongelui die zich, vóór den oorlog, achter hun schrijf tafel tot een leven van de daad" zaten op te winden en die alle verfijning en verdieping van gemoed met des te meer vastberadenheid versmaadden, naarmate zij zelf meer... hoe zal ik 't zeggen: in 't groot dachten en gevoelden. Wind je nu zelf niet op. Neen... Je hebt gelijk. Suarès heeft iets onklassieks. Als men hem, in deze recente uitgave, aldoor hoort uitroepen : Ha, tu m' aurais revele ta présence", Toi, toi, Ha.." maakt dat ha wel indruk, maar ook een eenigszins... 16de-eeuwschen, vóór-klas sieken, barbaarschen indruk. Ik vind het zelfs ongemeen irriteerend. En als hij zegt in 't hoofdstuk ^oupir... Nog mér zuchten ? zuchtte Philip. Suares is wel eentonig. En Pascal kon ten minste nog eens geestig zijn. De smart is niet geestig. En Suarès is eentonig als het leed. Et fin, riep Philip eindelijk, een beetje ongeduldig, gevoel jij dat dood en liefde n zijn ? Heb je 't beleefd ? Ik voel het als hij het zegt. Dus niet altijd. Des te beter. Want hq zou je alle geluk ontnemen. En wat anders zoeken wij dan geluk? Zoo sprak Philip Valckenaer, mijn vriend en ik bedacht dat hij gelijk had als hij onder geluk somtijds ook verstaat: wat de wereld als gemis of ongeluk beschouwt. En ik las het eerste deeltje van Suarès' Remarques. Het is weer de oude, wel sprekende, diepzinnige en ook soms wel wat raadselachtige Suaiès, als hij betoogt dat men zich niet boven het krijgsgewoel" mag plaatsen, maar toch wel 't recht heeft zich een uur of wat af te zonderen om orde te stellen op zijn gedachten en gevoelens; als hij Goethe Ie Grand en de vrije ontwikkeling der persoonlijkheid ver heerlijkt ; als hij juiste en gevoelde opmer kingen maakt over de stem en den glimlach. Maar men vindt er ook weer den ouden, be lachelijk geforceerden Suarès in, waar hij Dickens een clown" noemt of waar hij schrijft: Lejeu du clown est a trois dimensions: il est cube", en Le clown est triangulaire." Dat is misbruikte Pascal stijl. Pascal in den circus", zou Phil p hebben gemeesmuild. JOHANNES TlELROOY

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl