Historisch Archief 1877-1940
l ( t
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
11 Mei '18. - No. 2133
SCHILDERKUNST-KRONIEK
ARTI, AMSTERDAM
Sommige schilders zijn levend, en levendig
genoeg, om telkens te lokken tot nieuwe
beschouwing; sommige tentoonstellingen
zijn zoo. Bij anderen vindt ge telkenmale
een zelfde, eens geconstateerde hoogte, of
een zelfde, eenmaal en voor altoos, bepaalde
gemiddelde hoedanigheid, of een gebrek
aan de noodige hoedanigheden. Waartoe,
tot welke der drie groepen, een tentoon
stelling behoort van Arti's leden, het is zoo
veel maal gezegd, dat te herhalen overbodig
lijkt; een ding is echter zeker: zij is niet te
rekenen bij het levende, en levendige.
Jan V e t h zond twee portretten, in zijn
lichte gamma. Het portret van prof. Kapteyn
te Groningen, met de te zwaar aangeduide
details op den kop, bij het voorhoofd enz.
is een voorbeeld van de vele niet geslaagde
werken, die Veth in te groote serie maakt,
en gemaakt heeft. Beter, en veel beter, is
het andere portret, eveneens in Veth's lichte
gamma, dat van mevr. D. De innigheid heeft
hier de moeiten overwonnen; in het portret
van prof. Kapteyn is de materie daarentegen
niet overwonnen.
Van Blaaderen's Naaktfiguur is ten
eenenmale anders geschilderd dandeOIympia
van Edouard Manet. Toch kan ik me bij het
bezien van dit werk niet bevrijden van de
herinnering, dat Van Blaaderen's Oiympia
de vroagere niet overtroffen heeft het
is dadelijk duidelijk. Het mist de lenige kracht
van den franschen schilder er is hier iets
gewild daarenboven, en ginder is instinct.
Colnot en Jan Sluyters zijn twee
der Laatsten" op Arti. Colnot heeft een
kleur, die smaakvol is. Jan Sluyters heeft
een talent, dat de dingen, die het met zin
nelijkheid kan voordragen, zeo ook voor
draagt. In het Interieur met naakifiguur vindt
ge hem als zoodanig. Er is daar echter nog
iets anders in te zien; de .verdeeling is
grooter dan gewoonlijk, en eenvoudiger wijze
dat Monnickendam's Hoedemakers
pad" bewijst meer des schilder's zoeken dan
zijn vloden. Monnickendam, als Sluyters, is
op zoek; hij is, als de andere, in een
overgangstijd; het lijkt me altijd opnieuw
toe, dat de romantische Monnickendam
ten slotte eenvoudig, en diep van gamma
zal worden, en Sluyters eenvoudig van
kleur, zonvondsten, die tijdelijk zijn;
zonder moed willigheden; op andere wijze,
sober. Dysselhoff is hier, als elders,
een zekere waard. De twee K n a p 's, het
portret van Josina Knap is veel beter dan
het figuurstuk van Q. W. Knap. De laatste
is niet zuiver, en zwart, waar alles trans
parant moet zijn ; Josina Knap, van wie om
haar jeugd te veel gerept werd, kan iets van
IIIMIIIIIIIIIIIHIilllIIIIHIIIMIIHIIi Illlllllllllllllllllllllll
Illllllllllimil
Nieuwe
Fransche Boeken
ANDRÉSUARÈS, Sur la mort de mon
frère, nouvelle dition (eerste uitgave
die in den handel is\ Parjjs,
EmilePaul frères, 1917, 16°, 248 blz., fr. 3.50.
IDEM, Remarques. 1ste deeltje. Parijs,
Nouvelle Revue Francaise. Aug. 1917,
8°, 36 blz., f r. 2.
Suarès, of Kunst en Levenswanhoop
Ga zitten, zeide Philip Valckenaer,
mfln vriend. Heb je Sur la mort de mon
frère gelezen, en hoe zie je nu dien Suarès?
Als een sterken en diepen geest! In
dit ne boekje, van zoo lang geleden, van
1904, en nu eindelijk verkrijgbaar, vind ik den
heelen Suarès terug, den altijd strijdenden
Individualist, den wanhopige, den zeer
bijzonderen kunstenaar.
Waarom interrumpeerde Philip, waarom
nu juist weer wanhopig l?
Val mij niet in de rede, antwoordde
ik snel en opgewonden (want bewegen, als
zoo vaak, door de passie om eens
anders passies te begrijpen) laat mij
uitspreken. Suarès is wanhopig, en hij heeft
gelijk.
Natuurlijk, wie iets is, heeft altijd ge
lijk, zeide Philip, niet zonder streven naar
zinrijke kortheid. Maar waarom kan die
Suarès, als hij dan individualist is, er niet
gelaten bij Hij ven; vanwaar nu die wanhoop?
Phil, houd op, en laat mij nu alles
rustig zeggen. Suarès is een individualist.
In den aanvang," zegt hij, onopzettelijk,
tot zichzelf, was mijn rede en was mijn
hart." Zoo spreken immers alle egotisten.
Hun gemoed, hun geest, dat is hun eigen
lijk alles...
Nu ja, zoo zijn we allemaal.
Mogelijk; maar luister hoezér dan
Suarès zulk een egotist is. Herinner je je
uit zijn Ibsen dit smalende bladzij tegen de
moraalzieke Noren? Rien de léger dans
l'esprit; une inclination pédaate aux cas de
conscience; l'intelllgence peu rapide, et
presque toujours doctorale; une commune
envie d'être sincère et de se montrer
original, et la bizarre vanitéde croire qu'on est
plus vrai, a mesure qu'on se range avec
plus d'ostentation contre l'avis commun;
(verwar dit niet met het ware individualisme!)
enfin, cette maladie de la religion propre
a quelques glises réformées, qui consiste
a faire de la morale comme on fait du
trapèze, et a s'assurer que l'on en fait d'autant
mieux qu'on saute plus haut, quitte dans la
chute a se casser la tête ou a la rompre
aUx autres." Terloops gezegd, zou niet ook
Holland zich dit kunnen aantrekken ?
Als jij maar kan smalen op de Hol
landers, zei Philip. Smaal toch niet operoepen;
geniet het individu, of haat het, als het moet.
Je hebt gelijk. Maar, wat ik zeggen
wilde; blijkt uit Suarès' afkeer voor het
Noorsche en Noordsche gemorallseer niet
dat hij hooger zaken kent dan moraal ? Blijkt
er niet zijn individualisme uit ? Zedeleer is
een leer voor allen; het sterke individu vraagt
alleen naar een leer voor zich. En meer nog:
in den grond erkent het geen maatschappij.
Daarom ook verwerpt een Suarès den
socialistischen heilstaat, die maatschappij in den
n-den graad. Luister hoe sarkastisch Suarès,
toch zoo'n groot bewonderaar van Tolstoi,
dat reppen waard worden. Al doende,
Karsen's Boerenhofstede moet vermeld
worden om het curieuze (niet het groote)
dezer persoonlijkheid; de bloemen van
Coba Ritsema, wie kleur eigen
is als anderen Adem; G. Rueter's
kinderportret (hoewel hetgeen hij maakt
meer vibreeren moet); Garf's Vruchten,
Hogerwaard's Dikkie", de Dooi van
Hulshoff Pol, Meyer's portret, Spoor's Broeder,
Betsy Osieck's Hofje en Wolter's Houthaven
(Winterochtend)....
Dit is wat naast het bekende, nu Arti
kleurt.
SINT LUCAS", AMSTERDAM.
Ge kunt het werk van Lizzy Ansingh
in drie soorten verdeelen. In n deel h»rer
schilderijen vindt ge ten eerste en enkel,
de schilderes; in een tweede treft bovenal
de voorstelling, het geestige, de geest; ineen
derde is de geest geheel tot schildering ge
worden ; dat is bij haar de belangrijkste uiting.
Het schilderij de Oude WQvenmolen" be
hoort voor mij tot het tweede deel. Er zijn
bekorende détails; er is geest en opmerkings
gave, en psychologie genoeg. Er is een bi
zarre mengeling van deugd en van ondeu
gendheid, zal ik schrijven; er zijn zeer wei
geschilderde partijen. Toch is de bouw ervan
voor mij minder dan in het Gezonken
Beeldje"; toch is de geest er in voor mij
niet zoo scherp en schril en zoo sterk als
in de Hoveling"; toch is de voorstelling
voor mij niet zoo psychologisch en niet zoe
rijk aan psychologische détails als de Zeven
Zenden". Humor is er in. natuurlijk. Het
geheele geval geeft er aanleiding toe, maar
toch niet van haar teedersten humor, en niet
van haar meest zwellende romantiek. Het
geheel is niet overzichtelijk genoeg...
Een ongewoon gegeven is de
.Meeuwenzwerm" van Anton Mauve. Het is lucht
en wolken, en zwermende meeuwen. Er is
geen aarde, geen grond. Vanzelf lijkt daar
door de lucht als een scherm ietwat te staan
achter de zwerm der meeuwen. Dat kan niet
anders. Maar dit, dat toegegeven moet wor
den, verhindert niet, dat ik sinds lang van
Mauve geen beter werk zag. Er is werkelijk,
in een zuivere zachte kleur de eenzaamheid
der luiht gegeven, de eenzaamheid van
wolken; en de vlucht en het wezen der
vogels is begrepen, zooals ge van dezen
Mauve dat verwachten kondt. Hij toch is
een die zich versteekt, maar hij is een
schuwe verliefde van de eenzaamheid, die
ge hier vindt, en van de natuur, alleen,
zonder menschen. Hij voelt zich daar het
meest ongestoord, en het levendigst; er komt
dan geen enkele schram op zijn gevoel...
en op zijn geluk, dat zijn gevoel om het
landschap is, en om het water der zee
Van Sam van Beek is zeker een Dood
Aapje" hier te vermelden ; van Mej. A. v. d.
Berg Bloemen (20); van Th. S c h w a r t z e
een stilleven. Jac. Eriks zond een portret
van een cellist (70). Mej. Gallas haar Lief
desherinnering" (86). G e r d e s is het best
in het portret van G. Westermann; Grauss
heeft een Modelstudie hier (106). VanH'q'iet
roem ik Le collier de deux sous" (139);
diens droom van gelijkheid veroordeelt:
On renvole ce moujik au diable, d'oi il
vient: car il sort du plus bas enfer qu'il y
ait au monde, une hutte de rustre, une bauge
sordide, dans Ie désert d'esprit qui va de la
Vistule au Pacifique, oüIe seul art qui
vaille est de s'enivrer, et de chanter sur la
guitare a deux cordes une chanson m
lancolique, nee de la souffrance et
del'eau-devle. Le moujik l Voüa t-il pas un bon juge
en art et en pensee ? Schopenhauer ne sera
pas philosophe, parce que Ie moujik n'entend
rien a la volontéde vivre; et parce qu'il
n'entend pas plus Ie Quatuor en ut dièze
mineur'', qu'il ne voit goutte a un crcquis
de Rembrandt, il faudra condamner la
peinture et la muslqu ?". En denk je niet, dat
dit alles voor Suarès even waar blijft al
heeft hij niet Tolstoi, maar de gewone
sociaaldemocratie tegenover zich, en al vervang je
moejik door het gros der menschen ? Ja, hij
is een individualist...
Natuurlijk: hij is kunstenaar.
Dat wilde ik juist zeggen. Om zijn kunst
is hij verplicht het eigen ik te stellen boven
alles. Niets vind hij zoo schoon als kunst
te scheppen, en niets moet hem dus zoo
dierbaar zijn als zijn eigen persoonlijkheid.
Het lijkt wel of je hem gelijk geeft,
zei Philip. En laatst heb je geschreven - gek
genoeg van je! dat geen zaak ter wereld,
zelf* de kunst niet, even schoon is als de
triumf van recht en vrijheid.
Het is een moeilijke vraag; maar ik
verklaar je nu Suaiès. Lees eens in Tolstoi'
vivant wat hij denkt van apostelen der
moraal die, als Tolstoi' toen hij oud was,
zuivere kunstenaars verachten. Dan begrijp
je ten volle dat iemand die kunst zóó hoog
stelt haar niet kan verzaken, en dus ook
niet zijn ik.
Het ik, het ik verzaken ... hoe meen
je eigenlijk?
Het ik, dat is eigen verstand en eigen
gevoel: oorsprong van alle waarachtige
kunst. Eigen gevoel vooral. Wat het verstand
betreft, Suarès ziet in, dat alle verstandelijke
overtuigingen gelijkwaardig zijn, dat het
verstand, na eenige gymnastiek, alles kan
bewijzen en dus niets be_wijst. Uitingen
tegen het verstand vind je bij Suarès overal.
Het hart: de bron van alle scheppen de
rede: slechts een comédienne enivrée de
son röle", ziedaar een tegenstelling die
Suarès' innerlijk leven kenmerkt. Ik citeerde
daar uit Sar la mort de mon frère: die
tegenstelling is een van de hoofdzaken in
dat boek. Als overal, verwerpt hij ook hier
wél die eene helft van zijn ik, de rede,
maar de andere, het hart, is hem onont
beerlijk. En het is een echte Franschman
van dezen tijd van den vóórlaatsten tijd
vooral die aldus het hart boven de rede
verkiest.
Goed, maar je noemt hem een wan
hopige, en een strijdend individualist.
Ja, en ik zal je zeggen waarom. Omdat
er tegenspraak is in zijn wezen. Omdat hij,
ofschoon egotist, toch de liefde zoekt, de
liefde die niet anders is dan een gedeel
telijk opgeven van eigen ik, een begin
van dood. Herinner je zijn geschrift, zijn
gezang zou ik haast zeggen, over
Dostojefski, en wat Dirk Coster daarvan
heeft gezegd. De egotist Suarès is bezeten
door den wensch aan zijn egotisme te ont
komen. Maar gelukt het hem, dan lijdt hij:
want hij mist dan ten deele zichzelf. En
gelukt 't hem niet, dan lijdt hij niet minder:
want hij is eenzaam. Hij heeft de liefde...
lief: met een wanhopige liefde. Het boekje
van Hulshoff Pol een Interieur (150), van
Jonkvr. de Jonge haar Rozenkelting is, voor
haar doen goed, in den Leguaan (171), Kouw
in Tegen den Avend"; Kruyder in Het
Paradys (197). Van de drie werken van
Monnickendam leek mij de
Amsteldijk'' (226) te verkiezen. Pel ze l is als
schilder een betrekkelijke nieuweling. Zijn
portret van Zuster Westerhof typeert; zijn
studie van een scheepsmodel vertoont een
schilder; de Binnen Amstel een beweeg
lijkheid in het gevoel. G -trouwd met de
zuster van Lizzy Anzingh is hij in die spheer
geen indringeling; hij heeft hoedanigheden
van het vak aan zich. Reus' Buurpraatje"
ontging mij niet, en niet een Avondzon" van
Mej. Jansen.
Een als schilder zeer begaafde natuur is
Coba Ritsema. Ge vindt h iar als dat
in het stilleven (No. 274). De kleur is bij
haar vol innerlijk en vol drang; soms vol
gehouden rijk over het geheele vlak van
een schilderij. Als zoodanig noem ik het
blauwe stilleven. Zij heeft daarbij de eigen
schap groot te zien; het portret van haar
Moeder is daarvan een nog te weinig ge
erd voorbeeld. Zij heeft niet altijd het geluk
gehad regelmatig haar productie op de haar
passende hoogte te kunnen houden, maar
ik hoop dat het meer dan een vermoeden
zal zijn, dat deze begaafde dat voortaan zal
doen. Haar gave is te reëel en te rijk om
gemist te worden; kleur en grootzien vindt
ge niet op iederen weg van lederen dag
Van Spoor is te noteeren een portretstudie
(299); van Sys de zomeravend (304). Als
altijd is Leo Visser toch te vermelden;
mej. Vlielander Hein is te noemen om twee
stillevens. Vreedenburgh het f t een eigen
vlotheid, maar de kleur blijft hard;
Wandscheer's Petunia's; Ter Weeme's In- en
exterieur (in October) en een stilleven van
Betsy Osieck (338) zijn de laatste die ik in
de opsomming niet wil overslaan.
PLASSCHAERT
MAHLER-9DE SYMPHONIE j j'
Mahler het f t het nog mogen beleven ook
zijne negende" althans voor het grootste
deel voltooid te knnnen zien. Toen heeft
ook die geheimzinnige macht, wier vonnis
hoogste instantie is, aan zijn werkzaam leven
een einde gemaakt. Daarmede moest de uit
werking van een en ander, nog onvoltooid,
door vreemde handen worden overgenomen.
Eene uitvoering heeft de componist niet
mogen beleven. Of hij, na het hooren van
dit werk, mutaties zou hebben aangebracht,
zooals in zijn 6de of 7de, weten wij natuurlijk
niet, maar wij mogen het veronderstellen,
Sur la mort is vooral zoo meoi als
een lied van bewondering, genegen
heid voor zijn gestorven broeder. Van
hem heeft hij kunnen houden; maar te dik
wijls is liefde hem niet mogelijk geweest...
omdat hij immers vóór alles zichzelf moest
zijn! En je ziet nu, waarom ik hem een
strijdend individualist heb genoemd: hij
strijdt om zijn isolement te verbreken en
die strijd is een der kenmerken van zijn
wezen. Die strijd zal wel nooit worden be
slecht. Daarom ook laat de wanhoop in
hem niet af. Le moi est Ie héros qui
désespère."
Eén wezen is er dat hij met nog meer
overgave zou dienen dan zichzelf: 't is God.
Maar hij kent hem niet. H3 kent slechts
de onweerstaanbare Noodzaak. De blinde
Noodzaak, die ons voortbrengt, zooals zij
ook de bladeren maakt aan de boomen, en
die ons gedachteloos doodt als waren wij niet
meer dan vliegen. A cause de son cceur",
zegt hij in Sur la mort, l'homme iê/e
d'être homme et croit l'être," Mais quoi?
Le destin m connait que des mouches "
Inderdaad prachtig, riep Philip getroffen
uit; want dit voelde hij volkomen mee.
Maar..., ging hij voort, die noodzaak is
voor zoovelen tegenwoordig een godheid.
Een koude godheid... Suaiès is zij
niet genoeg. Hij zoekt den persoonlijken
Qod dien een Pascal aanbad. Helaas: evenals
Pascal heeft hij hartstochtelijk ontkend;
maar anders dan voor Pascal, is voor hem
het heelal n leegte gebleven. Wat Pascal
te beurt viel: Qod te vinden door Christus",
was hem niet mogelijk.
Wie is de arme, tegenwoordig, die het
nog kan?
Neen Philip,wij kunnen het niet meer;
wij weten nauwelijks wat het beteekent...
Jij blijft er intusschen gelaten bij; maar
dezen Suaiès maakt het wanhr pig. Heb je
zijn Visite a Pascal gelezen? Je suis Pascal
sansjësus- Christ" getuigt hij daarvan zichzelf.
Ik zal je zeggen, antwoordde mijn
vriend, wat mij die gelatenheid geeft waar
van je spreekt: er is een godheid die je de
menschheid", het al" zou kunnen noemen
De menschheid, het al Wat weten
wij van het al?" Voor Suarès is het een
chaos, of, als je wilt, een beursene vrucht
met enkele gave plekken; wetmatigheid,
doelstelling ziet hij nergens. En de mensch
heid? Heb ik je daareven niet laten hooren
wat Suarès geeft om de moejiks... van eiken
rang en stand?
Maar dit is volkomen wanhoop. Geen
vrede met het (Ar, noch met de samenleving;
en geen god
Wanhoop inderdaad, en bijna volkomen.
Bijna: want n troost bestaat. Qui voitla
mort dans sa plénitude, il n'a que trois
partis: Mourir. Ou croire a Ia cause qui
donne, qui te et qui rend la vie. Ou crcer
a son image, en attendant la mort, l'ombre
de la vie" Créer... dat redt hem. Maar
slechts een oogenblik: de geringste bezinning
is wanhoop voor Suaiès. Connóiire est Ie
propre de l homme, et par la désespérer".
Kennis onderscheidt den mensch van andere
wezens. En wat kent de mensch? Den dood.
L'homme est l'animal qai connsit la mort;
et qui médite la mort dans la douïeur".
Alleen de arbeid, het scheppen kan ons
den dood doen vergeten. Maar als ons een
geliefde ontvalt, gaat ook deze laatste troost
te loor. Dan moeten wij den dood in 't aange
zicht zien, omdat geen arbeid ons meer
mogelijk is. Zoo ging het Suaiès toen hij
zijn broeder verloor. Deze had hem, door zijn
waar veel in dit overigens zeer belangrijk
werk te sterk uitgesponnen schijnt.
Als wij eene onderverdeeling van Mahler's
oeuvre zouden willen maken, dan zouden
wij deze symphonie in een groep willen
rangschikken met de Kindertotenlieder en
het Lied vonderErde". Over al deze zweeft
de tragische majesteit van den dood. In de
Kindertotenlieder is de slag reeds gevallen
en heeft het gewonde vaderhart tot ons
binnenste gesproken in klanken van zoo
diepgevoeldtn weemoeden smart, dat wij in
de moderne litteratuur te vergeefs een werk
zoeken van zulke ontroerende schoonheid.
In de symphonie en het Lied von der
Erde" gevoelt de kunstenaar voor zich het
einde naderen Zij zijn als een dubbele
zwanenzang het slot van eene zeer belang
rijke kunsl periode.
Het .vocale werk is retrospectief. In de
symphonie, vooral de belde hoekdeelen,
ontsluit ons het klankenbeeld het visioen
der toekomstige dingen. Over het Andante
commodo ligt een zacht berustend waas,
nu en dan onderbroken door uitbarstingen
van smart en verzet. Richard Specht noemt
dit deel niet oneigenaardig ein grosses
Kindertotenlied."
Het tweede deel toont ons het bijkans
tot schablone geworden beeld van den
gemoedelijken Zuid-Duitschen volksgeest.
Dit wordt intusschen hier nog drastischer
en karakteristieker geteekend dan in een
zijner voorgaande werken.
Vooral waar bepaalde orkestgroepen ob
stinaat den oorspronkelijken toonaard vast
houden, terwijl andere moduleeren, zijn
geestige vondsten te boeken.
Echter heeft dit humoristische deel in
hooge mate de défaut de la qualü, dat het
veel te lang is. Dat zelfde kan men, voor
zooverre eenig oordeel bij eene eerste uit
voering beslissend kan zijn, zeggen yjnhet
laatste deel (Adagio), een stuk muziek in
het karakter eener Verklarung, dat, zoowel
in gedachte als technische opzet en ont
wikkeling herinnert aan het slot der derde".
Technisch nochthans gecompliceerder en
vooral modulatorisch rijker; maar evenmin
achterlatend sporen van een verheven voor
naam innerlijk gemoedsleven, zooals de
vorst der symphonieën" dat kende, toont
ook dit deel de gapende kloof tusschen
genie en talent, die geene cerebrale factoren
kunnen overbruggen.
Welluidende, schoonklinkende muziek met
warm romantisch getinte charme, maar mis
sende de monumentale universeele schoon
heid van een Adagio van wat voor ons
voorloopig blijft: de negende"\
Hoe komt het, dat in Mahler's werk ons
altijd de vergelijking met den onsterfelijken
kolos zich opdringt? Misschien wel de om
standigheid, dat uit Mahler's werk den
bewusten wil spreekt dien geest te benaderen
niet alleen, maar tevens den wil de evolutie
der toonkunst, met deze klassieke kunst als
fondament, te willen bewerkstelligen ? Zoo
ja, dan moest het element der hoogste
geestelijke gedachte, die het universeel genie
van een Beethoven in een nooit daarvoor
genegenheid, nog een bemoediging gegeven,
welke hem tot werken bekwaam deed zijn.
Zijn broeder had zijn ik nog bevredigd: en,
let wel l het was daarom tusschen hen geen
zuivere liefde geweest, maar ten deele
egoïstische! Nu stierf die broeder, geen
ikbevrediging bleef over; wat bleef, was slechts
liefde niet langer door aanwezigheid ver
troebeld. Zoo duet eerst de dood ons
ongetroebelde liefde kennen...
Zoo zouden dood en liefde n zijn ?
Voor mij, zeide Philip, is liefde integendeel
het hoogste leven ...
En het opperste leven grenst aan den
dood. Maar ik zal Suarès zelf laten spreken.
Rappelle-toi, toi qui doutes d' une douïeur
sans borne. Il n' y a qu' un amour. Les
amants ne savent pas qu' ils aiment: trompds
par Ie nuage du désir, ils ne mirent que leur
instinct en eux-mêmes. Mais, déja, la volupt
leur découvre l'océan du vide; et dans la
profonde plainte de la passion, déja une
voix douloureuse s'élève, ;.un son lointain,
l'appel d'une terre inconnue, que porte Ie
vent, et oüil faudra faire escale, et
peuttre que l'on aborde. L'amour des amants
se fait connaiire dans la douïeur. Voila l'ile,
oü, erfin, la voluptémême descend, etdont
elle avait entendu la cloche, a travers Poccan.
Si Ie des'in retianche, d'une pée brusque,
ces amants l'un de l'autre, si la mort frappe
l'une de ces chairs, faisant a l'autre une
mortelle blessure, alors Ie nuage de la passion
se retire, et l'amour se revele". Zoo is de
liefde van allen dag een streeling voor het
ik, maar de ware liefde een vrijwillige of
gedwongen zelf verzaking. Zoo is ware liefde
hetzelfde als zuivere smait.
Je doet me pijn, zeide mijn vriend.
Het moet, want 't is waar.
Zoolang een dichter het zegt.
Maar dan ook volkomen. Liefde is het
min of meer opgaan in een ander,
dat wil zeggen: verlies (of smart) voor het
ik. Hoe volkomener dit opgaan, hoe dieper
de smart. Ontneemt de geliefde ons door
zijn dood alle ik-vreugde, dan is de smart
geheel onvermengd.
En toch, zeide Philip, als die dood eens
nuttig en noodig was voor het geheel ?
Je weet wat Suarès denkt van het ge
heel, en van de moejiks.
Maar in elk geval komt zulke smart
ten goede aan de kunst.
Zeker, dit boek bewijst het. Maar de
schrijver voelde de vertroosting van het
scheppen eerst lang ra het verlies. Toen
zijn broeder heenging, bleef hem niets: ten
diepste uitgehold voelde hij zich toen, vol
komen zuiver geschraapt w n alle vreugde.
Waartoe dient het zulke boeken te
schrijven ?
Hef is een zelfbevrijding... En den
hedendaagschen lezer mag men zulk een
diepen inkijk wd eens geven... En, je zei
het zelf, het is mooi... Lees het, en geniet
van de dikwijls treffende beelden, van de
aangrijpende manier waarop de dood en de
dooden beschreven worden, van de symbo
listische prozagedichten, diep van zin, vol
maakt van cadans. Het rythme is inderdaad
bij Suarès iets zér opmerkelijks; ook in
zijn critiek. ledere gemoedsbeweging zet
zich bij hem, rechtstreeks en geheel, _in
een correspondeerende beweging van zijn
proza om.
Ik vind hem dikwijls zoo duister en
onbeheerscht. Ook zoo... opzettelijk.
't Is waar. Hij is niet klassiek. De
Action Frari(;aise" schrikt er telkens weer
van. Ik heb ook wel bezwaren, La pitic
ef daarna gehoorde muzikale taal kon uit
gieten, den slechts ten deele genialen Mahler
noodlottig worden.
Zou hij zelve zulks bij de conceptie zijner
negende" vaag gevoeld hebben? Waarom
wordt de ee-iste Satz, gemeenlijk het zwakke
punt, hier vervangen door een Andante en
oek het slot door een Adagio? Ontgaat hij
met opzet den gefjkten sy mphonischen vorm ?
zooals hij reeds in zijne achtste" deed.
Zoo blijft deze hoogst merkwaardige man
ook hier voor ons een vraagteeken. Een
vraagteeken, dat thans geen pro's of contra's
vermogen weg te nemen, maar dat slechts
de komende generatie zal vermogen op te
lossen.
Een zuiverder oordeel zal zich Intusschen
kunnen vormen, wanneer wij het werk bij
herhaling te hooren krijgen en dan vermoe
delijk volledig. Thans werd het derde deel
weggelaten. Wij vermoeden, dat de tijd van
behoorlijke voorbereiding en het feit, dat
Mengelberg toch nog dit seizoen het werk
wilde laten hooren, met elkander de oor
zaak zijn van deze onvolledigheid.
Het orkest heeft de drie deelen met dui
delijkheid en schoonen klank ten gehoore
gebracht. Toch zal hetzelve evenals zijn
leider, de volbloed Mahlervereerder Willem
Mengelberg, van dit werk bij herhaling nog
wel heelwat meer kunnen maken.
VAN LEEUWEN
iiiiiiin iiiiiiniiiuiiiii i mm
Hoeveel Brood leveren de toege
zegde 14000 ton Graan uit Amerika ?
Onder bovenstaand opschrift wordt in uw
blad becijferd, dat de uit Amerika toegezegde
14000 ton graan voldoende zouden zijn voor
17 dagen brood voor de Nederlandsche
bevolking. Daarbij wordt echter uitgegaan
van de veronderstelling, dat 45 percent
hulpmateriaal (bijv. rogge- en aardappel
meel) zou kunnen worden toegevoegd,
boven en behalve hetgeen daarvan loch
reeds noodig is voor de bestaande
broodvoorziening.
Die beschouwing is o. i. echter te optimis
tisch. Wij beschikken over een zekere voor
raadhulpmateriaal, die niet vergroot wordt,
wanneer 14COO ton graan hier zou komen.
Wil men dus uitrekenen hoeveel langer
wij brood zouden hebben, dan moet die
verlengde duur alleen ontstaan door de
14000 ton graan. Aangezien wij nu voor de
broodvoorziening op dit oogenblik in het
geheel circa 42COO ton grondstoffen per
maand noodig hebben, zou 14000 ton graan
beteekenen niet 17 dagen, maar ','a maand
of 10 dagen meer brood.
BUREAU VOOR MEDEDEELINGEN
INZAKE DE VOEDSELVOOR/IENINQ
HUI 11II Illlllllt {Illllllllllllllllllllllll
IIIIIIMMIIIIIIIIIllllllIlllllllltm
que je dis est une victoire de la force"
uit Tolstoi is opzettelijk ongewoon,
onklassiek zeer zeker, en een losstaande zin
als Aimer les taches difficiles". punt,
uit (in 't zelfde boek) is opzettelijk
Pascaliaansch. Pascal had 't plan zulke korte
notities uit te werken maar is jonggestorven.
Suarès, wat drommel, leeft nog ! Opzette
lijkheid vind je in Sur la mort ook wel
Ja, zei Philip, daarom heb ik toch wel
plezier gehad toen ik dien zin van Henri
Clouard las over Ie juif portugais qui
griffonne sous Ie nom de Suarès".
Nu ja, Clouard, een van die jongelui
die zich, vóór den oorlog, achter hun schrijf
tafel tot een leven van de daad" zaten op
te winden en die alle verfijning en verdieping
van gemoed met des te meer vastberadenheid
versmaadden, naarmate zij zelf meer... hoe
zal ik 't zeggen: in 't groot dachten en
gevoelden.
Wind je nu zelf niet op.
Neen... Je hebt gelijk. Suarès heeft
iets onklassieks. Als men hem, in deze recente
uitgave, aldoor hoort uitroepen : Ha, tu m'
aurais revele ta présence", Toi, toi, Ha.."
maakt dat ha wel indruk, maar ook een
eenigszins... 16de-eeuwschen, vóór-klas
sieken, barbaarschen indruk.
Ik vind het zelfs ongemeen irriteerend.
En als hij zegt in 't hoofdstuk ^oupir...
Nog mér zuchten ? zuchtte Philip.
Suares is wel eentonig. En Pascal kon ten
minste nog eens geestig zijn.
De smart is niet geestig. En Suarès is
eentonig als het leed.
Et fin, riep Philip eindelijk, een beetje
ongeduldig, gevoel jij dat dood en liefde
n zijn ? Heb je 't beleefd ?
Ik voel het als hij het zegt.
Dus niet altijd. Des te beter. Want hq
zou je alle geluk ontnemen. En wat anders
zoeken wij dan geluk?
Zoo sprak Philip Valckenaer, mijn vriend
en ik bedacht dat hij gelijk had als hij onder
geluk somtijds ook verstaat: wat de wereld
als gemis of ongeluk beschouwt.
En ik las het eerste deeltje van Suarès'
Remarques. Het is weer de oude, wel
sprekende, diepzinnige en ook soms wel wat
raadselachtige Suaiès, als hij betoogt
dat men zich niet boven het
krijgsgewoel" mag plaatsen, maar toch wel 't recht
heeft zich een uur of wat af te zonderen
om orde te stellen op zijn gedachten en
gevoelens; als hij Goethe Ie Grand en de
vrije ontwikkeling der persoonlijkheid ver
heerlijkt ; als hij juiste en gevoelde opmer
kingen maakt over de stem en den glimlach.
Maar men vindt er ook weer den ouden, be
lachelijk geforceerden Suarès in, waar hij
Dickens een clown" noemt of waar hij
schrijft: Lejeu du clown est a trois
dimensions: il est cube", en Le clown est
triangulaire." Dat is misbruikte Pascal stijl.
Pascal in den circus", zou Phil p hebben
gemeesmuild.
JOHANNES TlELROOY