Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
18 Mei '18. No. 2134
II
f
Ondanks groote moeilijkheden
is het oqs tot nu toe mogelijk
geweest, constructie, qualiteit
en afwerking onzer rijwielen
onveranderd te handhaven.
Be motieven, die, bij behoefte
aan een nieuw rijwiel, tot de
keuze van een FÜNGEES
leiden, zijn thans nog talrijker en
sterker dan voorheen.
DeGroniogefRpielenfabiiekA.fÖHGERS
?Hllllllllllllllllllllillllllllliliiiiiiiiiiiiiiiiiintiilllllllliliii IMIIMItlMII
De Bajadere
In 't stof der straten, bij Madoera's poorten,
lag slapend Ugaponta uitgestrekt.
De poorten waren dicht, gedoofd de lichten,
en 's hemels glans met wolken was bedekt.
Een voet raakt zacht het lichaam van
den Wijze,
sieraden rinkelen met fijn getik.
Lantarenlicht aanschouwt hij bij 't ontwaken
en twee zachte oogen, zoekend zijnen blik.
Door zoeten wijn van jeugd en schoonheid
dronken,
met fonklende edelsteenen op 't gewaad,
zóó stond voor Boedha'S Knecht de Bajadere,
en riep hem toe: Wat doet gij hier
zoo laat?
U waardig toch is niet het stof der wegen,
Heer zegen mQ, sta op en volg mij nu!
Qa mij maar voor, o schoonste vrouw
der vrouwen,
wanneer het tijd is, kom ik wel tot u!"
Een bliksemflits joeg ijlend door het donker,
toen Ugaponta sprak dit manend woord.
Bevend van schrik het meisje vluchtte henen,
hij zag haar droevig na, en peinsde voort.
En maangetqden onder storm en regen
gingen voorbij, en juichen werd gehoord,
de lente kwam, hoog jubelden schalmeien,
toen stond hij op en ging weer tot de poort.
Wie lag daar voor Madoera's hooge muren,
in 't stof der wegen schreiend uitgestrekt,
krimpend van pijnen en den bloei der leden
met zwarte zweren gruwlijk-fel bedekt?
Haar trof de zwarte pest, de Bajadere,
gebannen door haar vrienden uit de stad,
geen enkle laaft de brandend-drooge lippen
met koel, frisch water waar zij staêg om bad.
En aan haar zijde liet de monnik zich neder,
en vleide zacht haar hoofd in zijnen schoot,
en laafde haar en zalfde zacht haar wonden,
. en overwon het dreigen van den dood.
Wie ben je? lachte zacht de Bajadere,
Engel van meelij, waarom helpt gij mij?
Gij weet toch, kind, dat ik tot u zou komen,
de tijd is ddar, gij vindt mij aan uw zij.
(Naar Tagore) JOANNES REDDINGIUS
**?
Nederland en de
Oewonden-Verpleging in Frankrijk
Wij ontvingen van de Presidente van het
Roode Kruis Comitéte Le Mans en van de
Directrice van het Hopital St.Jullen brieven
d.d. 28 Maart waarin in geestdriftige be
woordingen warme dank wordt uitgesproken
voor de gift van frs. 7740 60 welke wij door
verschillende edelmoedige bijdragen in staat
waren (23 Februari) naar Le Mans voor de
gewonden verpleging te sturen.
De brieven liggen voor belangstellenden
bij de Redactie ter inzage.
miiiiiiiiiiiiiiiniiiiim
VAN 'T PLATTELAND
't Bezoek van Olden Berend."
De zorgen van het Landbouwverlof.
Tingeling," klonk de bel.
Juist was een boertje vertrokken, die hulp
had gevraagd om landbouwverlof te ver
krijgen voor zijn oudsten zoon en keken
mijn vrouw en ik elkander aan, terwijl we
probeerden 't lastige probleem op te lossen
of we ons laatste schepje thee zouden ge
bruiken terwille van de meerdere gezellig
heid van 't aanschemerende avonduur, toen
het belletje ons in de lösung des Problems"
stoorde.
De meid klopte: daar was olde Berend"
van de Veldhoeve en of hij mijnheer eens
spreken mocht.
Nu, dat mocht natuurlijk en olde Berend
kwam binnen, na een poosje geaarzeld te
hebben of hij in de kamer van mijnheer"
z'n klompen zou aanhouden precies als bij
hem thuis in de keuken, of dat hij ze op
het gangmatje zou laten staan. Een heime
lijke eerbied voor al die mooie spullen"
in mijn dood-simpel huisvertrek bewoog
hem gelukkig! tot het laatste.
Berend ging voorzichtig zitten op de stoel,
die mijn vrouw hem aanbood en waarop
hij, niet zonder schrik, een kussen ontwaarde.
Dat leek hem even deftig als de
burgemeestersbank in de kerk!
Berend en ik praatten over 't gewas, over
't scheuren van 't grasland, over 't in be
slag nemen van het vee, en zoo langzamer
hand merkte Berend dat, al waren de stoelen
wat anders dan bij hem in de kukke" en
al waren er bij mijnheer" allerlei mooie
spullen," die Berend in zijn boerderijtje
niet om zich heen zag, toeh ook in mijn
huis de geestes-sfeer van het platteland
zweefde. Dat stelde hem gerust. Daardoor
kreeg hij moed om met zijn eigenlijke bood
schap voor den dag te komen. Want een
boodschap wordt den plattelander niet ge
vraagd, maar hem wordt vrij spel gelaten
om zijn offensief te beginnen, wanneer het
hem goeddunkt.
Berend dan wou mijnheer wel eens wat
vragen.
En op mijn beleefdheidshalve verplichte
TJIT
CT .A. IsT T J" IE
VRAOENRUBRIEK
voor
Algemeene Wetenswaardigheden
Men gelieve de vragen voor deze rubriek in te
zenden aan het Redactiebureau, met op den omslag
het motto -Leekenspiegel", en onder opgave van
naam en adres (die als veitrouwellik zullen worden
beschouwd.)
J. V. te A. Kunt U mij opgeven of er
Nederlandsche vertalingen bestaan van de
beroemste dialogen van Plato, niet voor het
gebruik bij studie, maar om met den inhoud
daarvan in kennis te komen ?
In de serie Klassieke schrijvers verschenen
voor eenige jaren goede vertalingen van
Phaidon, over de onstervelijkheid der ziel;
Veraedlging van Socrates, Crito en Meno.
aanmoediging kwam 't verhaal van Berend
er uit:
Zie-je, mijnheer, ik kwam mijnheer eens
vragen, eens verzoeken of mijnheer ons
van dienst zou willen zijn. Mijnheer hoeft
't niet voor niets te doen. We willen mijn
er wel wat voor geven, vooral als 't lukt,
maar als mijnheer ons nu maar helpen wou."
Ik kende die inleidingen reeds. Er ging
niet vaak een week voorbij of ik hoorde ze.
Soms iederen dag. 't Waren zaken van al
lerlei aard: landbouwverlof voorden zoon;
vergoeding voor een kostwinner; puzzles,
verscholen in de contracten van notarissen
of veeverzekeringen; ja soms
stroopersvonnissen, waarbij boschwachter, politie of
marechaussee onder de dreigementen der
heeren-jagers en de verleiding van groote
premie zoo-maar den een of anderen ver
dachte hadden bekeurd.
De heele omtrek wist dat ze bij mijn
heer" wel terecht konden, althans wat raad
betrof. Ook wist iedereen, dat die raad
steeds gratis werd verstrekt. Een enkele
keer heb ik wel eens de minder-edele ge
dachte gekoesterd, dat de boertjes juist
daarom zoo gul betaling aanboden, omdat
zij wel wisten dat ze toch niet geaccep
teerd werd.
Berend vond het dan ook een
Hefhebberieë" dat mijnheer" zich aanstonds bereid
verklaarde gratis te helpen.
Toen kwam de kwestie:
Berend had een zoon, een flinke jongen.
Ja, dat moest mijnheer gelooven, want een
flinke jongen, dat was 't. Hij was nu dertig
jaar en vier jaar geleden getrouwd. Achter
in 't broekland had hij een boerderijtje laten
bouwen. Nu ja, mijnheer begreep wel, en
oude Berend kneep n oog dicht in een
net van fijne rimpeltjes, dat Berend hem
daarbij geholpen had, maar dat was dan
ook plicht. Daarvoor had Berend dan ook
meer dan dertig jaar lang, ja 't was de
zuivere waarheid, wel vijf en dertig jaar
lang hard gewerkt en mét de vrouw
mirakelszuinig geweest. Nu zat de jongen dan ook
op een plaatsje, waarvoor hij aan zijn vader
een redelijk pachtprijsje gaf. 't Ging alles best.
Drie kindertjes, och ja, drie aardige kindertjes,
vertelde Berend, 't was alweer een
llefhebberieë", dat aardige jonge goedje. Maar
toen kwam de kink in de kabel: Berend's
zoon moest als landstormer in dienst.
Ochchut-e-chut! dat was een spul! De vrouw
zat met drie haar kindertjes. Berend zelf al
oud de vrouw van Berend sukkelend,
moeilijk In 't loopen, hoe moest dat? De
buren deden zoo'n beetje 't zware werk, de
jonge vrouw zorgde zooveel mogelijk voor
de vier koebeesten, maar mijnheer kon wel
Andere yerraalde werken van Plato in
onze taal zijn ons niet bekend.
J. R. te K. Onlangs sprekende over een
Zeeuwsche vrouw, gebruikte ik het woord
Zeeuwin", waarop beweerd werd dat zulks
niet juist is en moet zijn Zeeuwsche". Ik
dacht daarby aan Jood en Jodin", Fries en
Friezin" (zie van Dale). Hoe is uwe meening
over dat woord?
Ook onze meening is dat men moet zeg
gen Zeeuwsche. Dat van Dale bij het woord
Fries voor een Friesche vrouw opgeeft
Friezin duidt o. i. er op dat het hier een
uitzondering geldt. Een bepaalde regel
waarom en wanneer het vrouwelijk van
dergelijke woorden gevormd wordt door
het achtervoegsel in is ons niet bekend.
Het woord Zeeuwin hebben we in geen
enkel geschrift aangetroffen, wel Zeeuwsche.
G. C. T. te d. H. Kunt u ook een
technisehe verklaring geven van de term
loonzagerij"?
Een loonzagerij is een zagerij waar tegen
loon, bezoldiging, vergoeding, voor derden
zaagwerk wordt verricht in tegenstelling
met een zagerij aan een groote fabriek, b.v.
begrijpen, dat alles er onder leed. 't Was
dan mirakels-jammer. En dat in dezen tijd
van gén voer, gén kunstmest, geen var
kensfokkerij, hooi van den zandgrond waar
geen voedsel in zat voor 't vee, gén
arbeidsvolk te krijgen l
Maar wat zal je er aan doen ? Ze berust
ten dan ook maar, al was 't een vreeselijke
toestand.
Toen de zoon geoefend was, werd hij
ingedeeld.
En nou mot-ie-e's lust'ren meneer" zei
Berend en zijn grijze oogjes begonnen te
glinsteren van felle bewogenheid over 't
onrecht, dat hij had ondervonden. Meneer
zou wel weten dat er in Berend's dorp,
grenzend aan 't mijne, soldaten lagen er, in
bijna alle dorpen in de omgeving. Nu had
Berend en zijn zoon al geprobeerd om over
plaatsing te krijgen liefst naar 't eigen dorp
of anders zoo dicht mogelijk er bij. Maar
nee. Dat kon niet. En Berend was duivelsch
geworden van kwaadheid.
Landbouwverlof had z'n zoon niet kun
nen krijgen, overplaatsing was geweigerd.
En 't boerderijtje ging met den dag achter
uit. Maar dat kon die Haagsche heeren
niks niemendal schelen. De goeie rogge
had Berend afgestaan, slechte rommel had
hij er voor terug ontvangen. Ze zeiden, dat
't niet anders kon. Goed, Berend klaagde
niet.
Zijn zoon had hij afgestaan. Vrede had
Berend er nooit mee gehad. Maar om 't
voor zijn eigen vrouw en voor die van zijn
zoon niet zwaarder te maken dan 't al was,
had Berend gezwegen.
Maar dat die Heeren en Berend begon
te vloeken nu zóó weinig om den boer
gaven dat zou Berend ze nooit vergeven.
Nooit! En 't slimste moest nog komen.
Dat was volgens Berend p.v.d. een schan
daal, waarbij de minsche geen mlnsche
zoe blieven".
Nu had Berend's zoon naar aanleiding
van al 't geschrijf In de kranten en de com
mando's van Posthuma een stuk van zijn
grasland gescheurd. In de krant had ge
staan dat dat plicht was tegenover 't lands
belang. Berend kon zich dat begrijpen. Hoe
meer verbouw, hoe meer eten. En de koeien
werden toch minder, dus dan kón het ook,
al was Berend bang dat de zandboeren,
indien ze nog minder hooi hadden dan den
laatsten winter, heelemaal niet meer aan
den gang zouden kunnen blijven. Maar goed
dan: Berend's zoon had grasland gescheurd.
Nu zou mijnheer denken, zei Berend, dat
de militaire heeren tenminste daarin een
reden zouden zien om zijn zoon ter wille
ta zijf. Toen hij voor de derde keer
waarin uitsluitend zaagwerk wordt verricht
ten behoeve van hetgeen in die fabriek wordt
vervaardigd. Ook in andere samenstellingen
van gelijke beteekenis komt het woord loon
voor, zooals loonschaverij, loonmaalderfj enz.
A. F. te B. Gaarne zou ik iets weten over
de politie in ons land vóór de instelling van
de Rijksveldwacht, en wie toen met den
politiedienst op de zittingen der rechtbanken
waren belast.
Volgens een Keizerlijk decreet van 25
Maart 1811 werd onder den Minister van
Politie overal ingesteld Directeuren-generaal
van politie, welke over groote deelen van
het rijk hun beheer voerden. Onder deze
directeuren stonden commissarissen-generaal
van drie onderscheidene klassen; commis
sarissen-generaal, wier zetel voor sommige
bepaald was, doch wier standplaats door
den Minister kon aangewezen worden en
de gewone Commissarissen van politie in
de steden. Dit stelsel was dus: Stelselmatige
hiërarchie van het politiebeheer met plaat
selijke indeeling van het personeel, of wel
gemeentepolitie met een streng en nauw
keurig toezicht van rijkswege.
De gemeentelijke indeeling van de politie
gevraagd had aan den kapitein of hij voor
overplaatsing naar zijn woonplaats of voor
landbouwverlof in aanmerking kon komen,
toen... had de kapitein gevloekt en was
Berend's zoon gestraft!
't Is waarachtig de waarheid, meneer, zoo
| waar 'k hier bij meneer in de kamer zit.
Mien zunne is d'r voor gestraft!" zei Berend,
en er ging een trilling door dat oude
werklichaam.
Die kapitein mocht van geluk f preken dat
hij niet in mijn kamer zat, want Berend is
wel oud, maar zijn knoken zijn hard van
werken, harder dan 't geschoren gezicht van
den kapitein en bij een botsing zouden
Berend's knoken de rol hebben vervuld van
den Ijzeren pot en des kapiteins gezicht van
den aarden.
Hn nu kwam Berend vragen of mijnheer
niet helpen wou om aan dat schandaal wat
te doen. Want dat was godgeklaagd!
Ik stond op en liep eens heen-en-weer.
Opnieuw woelde in mij de ergernis over dat
onrecht en die stomme tacteloosheid van
zoo'n militairen chef tegenover menschen,
die hun heele leven werken en ploeteren,
en alleen met de uiterste zuinigheid een toe
komst voor hun kinderen kunnen verwerven.
Ik beloofde Berend te zullen doen al wat
ik kon en sprak hem moed in. Maar we
waren 't er met ons drieën volkomen over
eens, dat er met tal van belangen en daar
door ook met het algemeen belang in menig
opzicht hoegenaamd geen rekening wordt
gehouden.
Berend ging weg met nieuwe hoopin'thart.
En als mijnheer dan met geweld niets
wou hebben voor zijn moeite, dan moest
mijnheer met de juffer" eens bij Berend
komen als ze in Berend's woonplaats kwamen.
Hij woonde aan den ouden Hessenweg, dat
zou mijnheer wel weten. Al moesten Berend
en zijn vrouw dan ook een heelen dag
zónder koffie blijven meneer en de juffer
zouden een kopje koffie krijgen. Dus ver
wachtte Berend ons op een visietje".
't Was donker geworden.
Berend scharrelde op 't gangmatje zijn
klompen weer op en aanvaardde in den
avond den anderhalf-uur langen tocht naar
zijn boerderij.
Hij was al over de zestig!
Den volgenden morgen vond ik op mijn
studeerkamer vragen van een kamerlid over
landbou w-verloven.
In de verslagen der eerste kamer vond ik
een uitlating van minister De Jonge over
deze zaak, die hierop neerkwam dat Zijne
bleef na 1813 gehandhaafd, waar de inrich
ting verschilde naar de uitgebreidheid van
de gemeente. In de kleine gemeenten was
de burgemeester met alle werkzaamheden,
de politie betreffend, belast; in de steden
stonden naast hem de Commissaris van
politie. De gemeentel^ke politie was belast
met de gemeente, zoowel als met de rijks
politie. In de provincie Limburg,
NoordBrabant en een gedeelte van Zeeland was
de marachausseègevestigd; maar de ge
meente-politie was hoofdzaak of in het
grootste gedeelte van het land de eenige
politie.
Tot aan de instelling van de Rijksveldwacht
in 1854 werd voor den dienst op de terecht
zittingen gebruik gemaakt van
gerechtsdienaars. Dit waren door het Rijk bezol
digde ambtenaren, die tevens belast waren
met het transporteeren van gevaugenen en
het verrichten van bode-dienst op de par
ketten. Zij stonden in geen betrekking tot
de politie en waren dan ook in de meeste
provlnciön niet beëedigd.
militaire Excellentie aan de
landbouw-belangen zoo ongeveer maling had, zooals dat
onder ministers voor elkaar's departement
meer en meer gebruikelijk schijnt.
Maar de bitteiheid van Berend en zijn
gerechtvaardigde toorn deed mij een laatste
i poging in 't werk stellen.
Ik schreef een model-request aan den
Opperbevelhebber en meldde Berend, dat
zijn zoon 't moest indienen op het bureau"
waar hij in dienst was. Ook raadde ik hem
aan gunstig advies te kiijgen van den bur
gemeester. Daar Berend nooit ruzie met
dezen autoriteit had gehad, kreeg Berend dat
advies wel. Aan een ander, die 't minstens
zoo noodig had als Berend's zoon en die
reeds langer onder de wapenen was, had
de burgemeester het hardnekkig geweigerd,
omdat deze aanvrager wel eens een konijn
schoot, dat zijn kool opvrat en omdat de
burgemeester een heeren-jager was, die zijn
onbeperkte macht in dezen tijd gebruikte
om stroopers, strikkers en boeren-jagers
dwars te zitten zooveel hij maar kon, met
geen ander gevolg dan dat de burgemeester
dubbel gehaat en... bedrogen werd.
Enfin, Berend's request kreeg het gunstig
advies van den autocraat der gemeente en
zijn zoon leverde liet in op 't bureau.
Toen kwam de moeilijkheid" met
Duitschland over het zand en grint, moeilijk
heden, die waarschijnlijk in December 1918
openbaar zullen worden gemaakt.
Verloven werden niet gegeven. Tegen
Duitschland? Tegen de relletjes"? Om de
aandacht af te leiden? Om het nationale
eergevoel" mér te doen jeuken dan de maag ?
In 't najaar zullen we 't misschien weten.
Nu wacht Berend.
Nu wachten de kinderen en de vrouw
van zijn zoon.
Nu ligt het ongescheurde land verder
onbewerkt.
Nu ligt de haat te smeulen.
Weten de leidslieden van ons landbouwend
volk niet, dat, even hardnekkig als de boeren
zijn in het arbeiden om van den grond hun
bestaan af te winnen, ze even hardnekkig
zijn in het vastklemmen aan hun recht?
Weten de leidslieden niet, dat dit goed
deels de glorie is van dit ras?
Weten zij niet, dat de keerzijde is een
even groote hardnekkigheid 4n haat tegen
wie het recht van dit volk vertreedt?
Begrijpen zij niet, dat het dubbel ramp
zalig is, Indien die vertreders gevonden
worden in.... burgemeester, kapitein of
minister ?
F L. VAN GELDER