De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 18 mei pagina 2

18 mei 1918 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND i l l < l l V ( 18 Mei '18. No. 2134 f/*" ib r. Prijsvraag voor een Teekening mot het onderwar!» De Tweelingen uit Loms Couperus' laatste werk DE KOMEDIANTEN" De Amsterdammer" stelt beschikbaar een Jsten prijs van f 150.?en een van f 50. voor de beste twee teekeningen met het onderwerp de Tweelingen" CECILIUS en CECILIANUS uit DE KOMEDIANTEN", van Louis Couperus. De teekenaars zijn in opvatting en compositie geheel vrij. De beoordeeling zal geschieden door een jury, samengesteld uit de Hecren M. BAUER, LOUIS COUPERUS en Prof. dr. W. VOGELSANG, die zich daartoe welwillend hebben bereid verklaard. De inzendingen moeten aan het adres, Keizersgracht 333, inkomen, uiterlijk l JULI a.s., en vergezeld gaan van een gesloten couvert waarop een motto en waarin gesloten is een kaart met hetzelfde motto en den volledigen naam en het adres van den inzender. De twee bekroonde ontwerpen zullen met den naam van den inzender onderteekend, in De Amsterdammer" gereproduceerd worden, terwijl ook het recht tot verdere reproductie voorbehouden wordt. De niet bekroonde inzendingen zullen op aanvrage onder het gegeven motto worden geretourneerd met insluiting van het ongeopende couvert met motto en naam. mmiiiiuiiiiiiuiiiiiiiuiuiiiiiiiiiiiuiiiiiiii hierbij vanzelf tevens ook de verschaffing van werkgelegenheid aan de werkeloozen, die thans door de stilstand van industrie en scheepvaart, hun gewone taak niet kunnen verrichten. Hier mag evenmin gerekend worden, dat zeer spoedig alles weer tot het oude zal komen. Ook deze krachten moeten, voor langen of korten tijd, in andere banen geleid worden. Dit deel van het vraagstuk heeft zijnen mortelen en zijn economischen kant. Moreel, omdat het niets-doen en steun trekken door groote gedeelten der be trokkenen zelve al demoraliseerend wordt evoeld. Economisch, omdat het een waze toestand is, dat hunne krachten niet gebruikt worden. De vraag der werkverschaffing is niet gemakkelijk. Maar ook daarvoor hebben plannen reeds vorm gekregen. Zij vragen slechts om het commando, de bevelen en de maatregelen tot uitvoering. Voor ons ligt b.v. het officieele rapport, in 1917 uitgebracht over De invloed van den Waterafvoer op het Nederlandsche Landbouwbedrijf", waarin aangetoond wordt dat: in tal van streken van ons land de waterstanden het verkrijgen van maximumopbrengsten van den Nederlandschen bodem in den weg staan". De werken worden genoemd, grootere en kleinere, die daaraan kunnen tegemoet komen. Het is tijd, daar de hand aan te slaan. Alweer mogen de kosten niet terugschrikken. En men stelle hieraan onder behoorlijke voorwaarden, de werk gelegenheid voor werkloozen open. Skilied labour" kan in deze al evenmin als in andere opzichten, met de grootste nauwkeurigheid worden geëischt. Een verder en dringend uitzicht openen in dit verband de veenderijen. Wanneer hier de exploitatie met meer kracht en doelbewust plan werd opgezet, en meer handen in het werk betrokken, dan zou een veel ruimere brandstofvoorziening bereikt worden. En pok moge wel eens de aandacht gevestigd worden op de belangrijke ge legenheid tot werkverschaffing, gelegen in de plannen tot Maaskanalisatie, waarbij tevens honderden H.A. moerasland in de Peel enz., tot goeden bouwgrond kunnen worden omgelegd. Vooralsnog schijnt de gang der zaak te stuiten op «jiiiiiiijiimiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinii ifiiiiiiijiiiiiijifiiiiifiiiiiiiiiiiiiiii DIENSTWEIGERING Een zeeker deel van ons volk, wel klein, maar niet het slechtste deel, verwijt mij, dat ik de dienst-weigeraars niet steun en voor spreek. Men begrijpt dit niet van mij. Men vindt dat het niet oovereen komt met hetgeen ik tot nog toe gezegd heb. Men had een andere houding van mij verwacht. Men ziet teegenstrfldigheid, een transigeeren met mijn oovertuiging, een zeekere halfheid die men tot nog toe niet van mij gewoon was. Men zegt mg, dat veelen op mij lettenen acht geeven op mijn woorden, woorden die tot nog toe hen steunden in hun eigen oovertuiglng, maar die hen nu teleurstellen, omdat ze niet meer uitdrukken wat ze in zich voelen als waarheid. Dit spijt mij natuurlijk. Het is hard iemand te moeten teleurstellen, die op ons vertrouwt. Er ontstaat door zulk vertrouwen een gevoel van verantwoordelijkheid, dat zwaar weegt. De schoonste lofspraak die ik ooit ontving was deeze, dat men mij noemde het Qeweeten van ons volk. Die lofspraak wil ik graag verdienen, door zonder bijgedachte, zonder aanzien van persoonen, zonder vrees voor de gevolgen, vol te houden wat ik gevoel als Waarheid en Rechtvaardigheid. Maar dan mag ik ook niet anders spreeken dan ik werkelijk denk, zelfs al moest ik het ver trouwen verliezen van hen, die tot nog toe op mijn woorden bouwden en vast geloof hadden in de zuiverheid van mijn bedoelingen. Ik wil terstond toegeeven dat het een subtiele en moeyelijke zaak is. De reeden daar van is duidelijk. Wij leeven in een zeer ongelijkmatlgen beschavings-toestand.'in een tijd van verwarring, in een groepeering die de meest verschillende individuen omvat De maatschappij verandert onophoudelijk, er is nauwelijks stabiliteit genoeg om even op adem te koomen en de veranderingen te constateeren, zoowel in de gemeenschap als in de individuen. Het gaat met ongehoorde snelheid, waar geen enkele beweeging uit de geschiedenis mee te vergelijken schijnt. 11111 iiiinii i u n n, mum ,i Nederl. Munt Hollands meest gewilde Sigaar de onteigeningen. Maar waarom dan ook hiervoor niet de spoedonteigening toe passelijk gemaakt? M«n komt dus altijd weer terecht bij het begin, het A.B.C: Aanpakken, Be sturen, Centraliseeren is noodig. Met belangstelling hebben wij dan ook de voorstellen vernomen voor eene Productie-Centrale, van Rotterdam uitegaan, om het euvel te verhelpen. Beoeld wordt een zelfstandig officieel lichaam, dat de geheele productie-zorg in 't algemeen belang ter hand neemt, toegerust met eigen middelen, werkende onder medezeggenschap van de regeering en als het ware uitvoerder van het regeeringsbeleid over het geheele gebied van levensmiddelenproductie, eenheid brengende in alle uiteenloopende organen, die op 't oogenblik aan deze zaak wat doen, of... niet doen. Dit is een gedachtengang, waarin fut en besef van den toestand zit. Ziet de regeering zich niet in staat, een geheel departementale, maar tevens krachtige productie-leiding in het leven te roepen, dan zal zij in eenigen vorm tot zoodanige speciale plannen moeten meewerken. Er zullen dan waarschijnlijk ook nog punten van noodwetgeving tot stand moeten worden gebracht, als daar zijn: uitbreiding van de spoedonteigeningiwet, versterking van de macht in watèrstaatszaken, verschaffing van fond sen enz. Ook daarvoor moet de overheid doortastend te werk gaan. 't Is jammer, zoo weinig als de ge dachten op dit alles nog gericht zijn. Anders zou b.v. allicht ook de voortdu rende verbittering onder de landbouwers reeds zijngematigd,wanneer maar eenmaal aanvaard werd, dat voor intense pro ductie een volk goeddeels afhankelijk is van de tevredenheid van zijnen boeren stand, en dat het allen ten goede komt, wanneer de boer loonend werken kan. Ook de toekenning van landbouwverloven, vooral voor de kleine, zelfstandige landbouwers, zou men met dit doel van militaire zijde in ruime mate willen zien geschieden. Wordt aan dit alles de hand gehouden, zoo kunnen van den anderen Wij voelen daarbij ons zelven ook groeyen en wijder uitzicht verkrijgen. Natuurlijk is die groei in onze uitingen merkbaar, als wij oprecht en eerlijk spreeken. Reeds vroeger heb ik geweezen op de moeyelijkheid voor partij-leiders en volks-menners om hun vol gelingen brj zich te houden en toch oprecht te zijn. Als ze ronduit en eerlijk spreeken moeten ze ook hun eigen veranderingen oapenbaren, en dan noemen de volgelingen hen inconsequent, raken in de war en ver liezen hun vertrouwen in de leiding. Daarom kan, in tijden als de onze, een partij-leider nooit tegelijk oprecht en voorspoedig zijn. Als hij oprecht is, verliest hij zijn kuddeke, dat geen groote wendingen kanmeemaken. Alleen als hij bizonder dom is, zal hij zich niet ontwikkelen en steeds hetzelfde beweeren. Wijzigt zich zijn meening, zooals natuurlijk en waarschijnlijk is, dan moet hij óf liegen en draayen, of gevaar loopen in zij n eerlijk heid alleen te blijven staan. In zake dienstweigering is het menschdom midden in een diepgaanden omkeer. Jezus woorden zijn niet voor niet gesprooken, maar hebben eeuwen noodig gehad om in hun volle waarde gevoeld te worden. Eerst in onze dagen begint men er langzamerhand ernst mee te maken, Of liever, men begint te begrijpen, dat er ernst mee gemaakt moet worden. Maar tot voor korten tijd werd er door de groote massa vrijwel niets van begreepen of doorvoeld. Men denke aan de Kruisvaarders, aan het bloedbad aangericht te Jeruzalem, door degenen die zich volgelingen van Jezus noemden en kwamen om zijn leer te brengen, in het land waar hij geleefd heeft. Noch door de heiligen, die de navolging van Jezus preedikten, noch door ds christelijke katho lieke kerk zelve, zoogenaamd op Jezus leer gebouwd, is de volle beteekenis van het Evangelie aan de waereld voorgehouden. De kerk zeegende en prees de bloedstorting, wanneer het gold Gads eer en haar groot heid. De christelijke helden voerden het zwaard zoo goed als de volgelingen van Mahomed, geheel in strijd met het voor naamste wat Jezus ons menschen heeft gileerd. Het wonder Is, dat het Evangelie daarbij onaangetast is gebleeven en buiten Kerk en heiligen om, zich gehandhaafd heeft en thans nog zijn macht laat gelden. Het is niet anders als een weeder krachtig kant den boeren ook ernstige verplich tingen voor het algemeen belang wor den opgelegd. Anders zou waarschijnlijk ook een wets ontwerp als dat op den Burgerlijken Dienstplicht door de natie met beter begrip ontvangen zijn geworden. Wij bedoelen nu niet het tweede, het militaire gedeelte, dat o. i. door de regeering zeer ten onrechte en helaas aan het eerste beginsel is verbonden geworden. Maar het eerste beginsel: dat in den tegenwoordigen tijd ieder, mits onder behoor lijke en loonende voorwaarden, verplicht is, naar mogelijkheid mede te werken tot de opbrengst en de verdeeling van de noodige levensbehoeften voor ons volk, dit beginsel had een betere ont vangst verdiend, dan door 't parlement voprloopig ter zijde te worden gelegd. Wij hadden het gaarne, zij 't gewijzigd, wet zien wordea, en achten zulks ge zondere democratie, dan de theoretische democratie, waarop het nu is blijven hangen l Doch wat wil men zoolang een man als de sociaal-democratische leider er nog voor pleiten kan, gelijk hij dezer dagen deed, de volksvertegen woordiging liever naar huis te laten gaan tot het voeren van verkiezingspropaganda, en dan maar desnoods de aanhangige wetsontwerpen te laten wachten, zooals b.v. 't nieuwe Distributiepntwerp, waardoor de Minister tenminste met meer kracht teeltregelingen zal kunnen voorschrijven, die zoo dringend noodig zijn? Er moet integendeel met nooit ver flauwende kracht en voortvarendheid wor den vastgehouden aan de zorg voor de economische productiepolitiek. Verzuimt Nederland hierin aan te pakken, dan ziet het ander jaar en later ons nog veel erger in de neer. v. H. iiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiJffiiiiiiiiHtiiiJiiJiiiiiiiiiiiiimimiiiiJiiii AMSTERDAM'S JONGST VERLE DEN EN ZIJN NAASTE TOEKOMST Het beste gewas kweekt de boer, die den grond kent, en die weet wat er op is be proefd, mislukt en geslaagd; die zich van de ervaringen heeft rekenschap gegeven en daardoor voor verdere vergissingen wordt behoed. Alleen waar vooruitstrevendheid en besef van het verleden gepaard gaan, worden de beste resultaten bereikt. Deze gedachte dringt zich ook aan ons op, wanneer wij trachten de lijnen te stip pelen van eene stad als de onze. Zij strekt hare armen uit naar de toekomst en vraagt om leiding voor haar mogelijke expansie, voor gebiedsuitbreidingen bouwplannen.voor de haveninstallatie en scheepvaart-inrichtingen, de binnenwaterweg-verbinding met den Rijn en anderzins; voor de spoor weglijnen, den groei van het industrieele gebied, den vlucht over het IJ, de verkeerswegen in de binnenstad, enz. Veel van dit alles sluimert nu een beetje, onder den indruk van distributie, belasting en centrale keuken. Doch deze nooden van den dag kunnen den wiekslag voor de verdere toekomst niet verlammen. En wie Amsterdam van r,üvergelijkt met de stad van honderd jaar, ja nog korter, terug, weet dat de vooruitzichten voor den verderen bloei om nauwkeurige, vruchtbare denk beelden vragen. In dezen gedachtengang gevoelt men zich ook aangetrokken door de vertoogen, dezer dagen geleverd door dr. M. G. de Boer over opleevend besef van de beteekenis van dat Evangelie, dat nu het verschijnsel der dienstweigering doet ontstaan, in zulk een mate en met zulk een kracht als tot nog toe in de menschheid niet is voorgekoomen. Misschien alleen in de eerste twee of drie eeuwen van het christendom was het eeven sterk als thaas. Maar die omkeer voelen we ook in onszelven. Ten minste zoo Is het mij gegaan, en ik geloof daarin niet veel te verschillen van de groote meerderheid, met uitzondering van enkele bizondere individuen. Als kind, als knaap was ik physiek strijdlustiger dan als man. Zonder een vechtersbaas te zijn had ik bewondering voor sterke, strijdbare menschen. Ik speelde met soldaatjes en las graag krijgsverhalen. Een jongen die niet durfde vechten, scheen mij noodzakelijk laf en verachtelijk. Een held was een man met een zwaard, dat hij ook durfde gebruiken. In n woord: ik was, zooals bijna normaal kan genoemd worden, als kind een kleine Pruis en vertrouwde op lichaamskracht en geweld. Maar wie weet niet dat dit een algemeene kinderlijke eigenschap is, eevenals hebzucht en gulzigheid ? Heldhaftigheid en moed blijven eeven noodig, lafheid blijft eeven afkeurenswaard, maar de mensen vergeestelijkt naarmate hij ouder wordt, en zijn strijd wordt van een physieke tot een geestelijke. Nog altijd is de menschheid in haar kinderjaren en kent moed en strijd vooral nog in hun physieken vorm. De jongen die niet physiek strijd vaardig en dapper is, groeit meestal niet op tot een held in geestelijken zin. Er zyn er wel, die tegelijk dapper en zachtmoedig zijn, zooals Jezus het wilde, van kindsbeen aan, maar dat zijn groote uitzonderingen, die door de menigte niet begreepen en ge waardeerd worden. Een goed vader van onzen tijd zal zijn jongens wel straffen, als ze aan 't bakkeleien zijn geweest, maar als het ging om een of ander noobel gevoel en niet uit boosaardig heid, dan zal hij in zijn hart trotsch zijn op zijn flinke kinderen. Zoo is de meerder heid nog, in de hoogststaande volken. Het is er mee als met het Gezag. Zoolang de mensch nog kind is, heeft hij gezag noodig. Hij verdient zijn volkoomen vrijheid eerst als hij volwassen is geworden, zelftucht heeft geleerd en zichzelven geheel meester N.V. PAERELS Meubileering M". COMPLETE MEUBILEERING -: BETIMMERINGEN : Rokin 128 Telef. 4541 N De Economische Geschiedenis van A ms t er dam sinds 1813." Zeer terecht wordt er daarin op gewezen, hoe 't tegenwoordige Amsterdamsen geslacht, dat overigens wél van aanpakken weet, slecht en slechts bij uitzondering georiënteerd is in de jongste voorgeschiedenis van de handels- en industrie-instellingen onzer stad, in de plannen, hunne uitvoering en hunne fouten. Toch heeft dit alles veel praktischer be teekenis voor eene generatie, die de toekomst met kracht ter hand wil nemen. Hoeveel inspiratie, waarschuwing en voorlichting zou er voor 't vervolg niet te putten zijn uit: de reeks van plannen ter verbinding van Amsterdam met den Rijn ; de uitbreiding van den spoorwegaanleg en het vraagstuk van het havenfront; den aanleg der kadeinrichtingen; de projecten voor de verbinding met den overkant van het IJ; de zorg voor het stadsschoon, enzoovoort. Wij noemen slechts enkele punten. De heer De Boer wijst verder op de ontwikkeling onzer stoomvaartlijnen, van ondernemingen als de Werkspoor" en den Scheepsbouw maatschappij van de groote handelsinstellin gen enz. Hij deelt mede, hoe omtrent dit alles groote hoeveelheden archiefstukken aanwezig zijn, welker bewerking de moeite waard is. Zij zou niet door n persoon kunnen ge schieden. Maar het ware een zeer vruchtbaar plan voor de gemeente of voor belang stellende burgers, eene serie monografieën te doen samenstellen over de ontwikkelingvan Amsterdam's economische belangen en instel lingen sinds de vorige halve eeuw. Ieder, die Quack's Herinneringen gelezen heeft, weet hoeveel aanwijzingen er reeds te putten vallen uit hetgeen daarin schetsmatig gegeven werd. Expresselfjk samengestelde studie's en overzichten zouden allicht heel wat opwekking te weeg brengen, en heel wat systematischen voortzettingsarbeid bevor deren, die nu lukraak geschiedt. Heel wat fouten ook voorkomen, als men zich aan de dwalingen van het voorgeslacht spie gelen kan. Onder de dingen, die wij van de Duitschers leeren kunnen, behoort de waarde van goed gedocumenteerde commercieeleconomische studiën voor de verdere ont wikkeling van de praktijk. Zoo hebben daar te lande de universiteiten en instellingen als 't Instituut voor Wereldhandelskunde te Kiel met hunne monografiën veel nut gesticht. Nog moesten wij onlangs een goed onder zoek aangaande de onderlinge Konkurrenzfahigkeif' van de havens van Antwerpen, Rotterdam, Amsterdam, Londen en Hamburg vinden in een Duitsch werkje; en de eco nomische verhouding van Holland en Belgi is zoo juist in een vlijtige studie van Hampe in 't Duitsch het best toegelicht! Zoude niet in deze tijden van ietwat wachtende voorbereiding, van Amsterdamsche zijde de bewerking op touw te zetten is. Dan vervangt de innerlijke tucht en dis cipline het uitwendig gezag. De dwaling van dienstweigeraars en anarchisten ligt hierin, dat ze alle menschen willen behandelen alsof zij reeds mondig waren. En meestal ook daarin, dat ze zichzelven reeds mondig achten, zonder daarvan de zeekerheid te heb ben en het bewijs te toonen. Nu meen ik dat onze houding in de ge meenschap niet enkel mag bepaald worden door onze persoonlijke gevoelens en eigen schappen, maar dat wij steeds reekening moeten houden met den aard en de gezind heid der anderen, waarmee wij in groeps verband moeten satnenleeven. Het gaat niet aan mij steeds toe te voegen dat ik, te oordeelen naar mijn oprechte uitingen, mee behoorde te doen aan de be weeging voor dienstweigering. Herhaaldelijk heb ik gezegd dat mijn persoonlijke gevoelens hier niet uitsluitend in aanmerking koomen. Wat ik zelf doen zou, in geval men mij wilde dwingen tot het dooden van een eevenmensch, als men mij de keuze liettusschen moorden of vermoord worden, dat is een vraag waaróp ik geen antwoord behoef te geeven, tenzij door een daad, op het oogen blik vaa beslissing. Dat zal afhangen van de mate van mondigheid die ik op dat oogen blik zal hebben bereikt. Gaarne wil ik mij tot volger van Jezus verklaren, en zeggen dat ook ik een mondig-worden der gansene menschheid verwacht, waarbij alle strijd is vergeestelijkt en geen ander gezag zal bestaan als Gods gezag, en dat der ouderen oover hun kinderen. Waarbij dus liefde-volle wijs heid zal koomen in plaats van geweld-dwang. Maar in hoever ik persoonlijk den Meester zou kunnen navolgen, dat weet ik niet. Ik kan alleen hoopen Hem geen schande aan te doen. En zeeker zal ik mij niet moogen beklagen wanneer de menschen mij, eeven als zij het Hem deeden, verguizen en haten en straffen. Daarvoor zqn het maar onmon dige menschen. Nu echter onder mijn volk dienst-weigering te gaan preediken, dat lijkt mij een groote dwaasheid. Ik kan het gemakkelijk doen, want ik ben acht-en-vijftig jaar, en zal wel niet tot moorden gedwongen worden. Ook ben ik vrij zeeker er een grooten aanhang door te winnen, daar ieder den oorlog verafschuuwt. Maar zijn de motieven voor dien afkeer zuiver? Ontstaat ze uit kleinmoedige JUBILARESSE SPEENHOFF AAN ZIJNE VROUW liet is de allereerste keer Dat ik mijn vrouw eens kan bezingen, Want nu zij vroolijk jubileert Kan ik mijn vingers niet bedwingen. [k neem dus mijn gietaar ter hand En vraag uw aandacht dames, heeren Ik zing een lustig jubellied Een lied gemaakt, ter harer eere. Sinds twaalf en 'n half jaar Legt zij zich toe op liedjes zingen, Trok ze met mij door heel ons land Van Finsterwold naar Wemeldinge. Soms kwam ze met me in 'n plaats Wier naam ze maar niet kon verwerken Ze zei: Ou sommes nous mon ami?" Ze noemde rijpkerk", Griepsekerke." Eens zong ze hier in Rotterdam, Een sociëteit had ons genomen, Toen vroeg ze stil aan 'n meneer De burgemeester zou die komen ?" Hij is een sympatieke baas", Zei mijn bedeesde Cesarine Toen fluisterde die hooge gast: U spreekt met hem, om u te dienen" Het was voor haar in 'r begin Een toer om onze taal te spreken. Na heel veel moeite en getob Doet zij het haast zonder gebreken. Maar als ze boos is op haar man Wordt ze de echte Franskillonne Begint ze met Jij Apekopt" En eindigt met: Je te pardonnef' Eens zong ze in 'n Variét Toen plotseling de menschen lachten. Een olifant trad met ons op En stond al op zijn beurt te wachten Het brave beest snoof met zijn snuit. Van af haar armen tot haar schoentjes Toen kreeg ze bevend van de angst Op eens wat olifanten-zoentjes. Ik eindig nu mijn jubellied Al zou ik veel meer kunnen zingen, Er komt zooals u allen weet Een eind aan alle goede dingen. Ik voeg er dit nog even bij : Mijn allerliefste wensch is deze: Dat zij nog vele jaren lang Mijn vrouw en kameraad mag wezen!" J. H. SPEENHOFF H.VANDOOREN&C'l. AMSTERDAM - DEN HAAG - UTRECHT Bewaart gedurende de Zomermaanden Uw BONT in MOTVRIJE KLUIS zijn van de onderwerpen, als welke wij hebben aangestipt? In dr. De Boer ware ongetwijfeld een goede leider van den stof te vinden. En het kan nuttig werk opleveren, waarbij de studie de werkelijk heid dienen kan, voor eene stad en eene burgerij als déonze, die, gesterkt door het verleden, vooruit willen. v. H. vrees, of uit waarachtige Christelijkheid en moreele mondigheid? Ik heb groot respect voor die enkelen die zich uit waarachtig, innig gevoel teegen bloedstorting verzetten. Maar die hebben mijn steun en mijn propaganda niet noodig. ]al het zou zelfs zeer verkeerd zijn hen aan te moedigen, daar zulk lijdelijk verzet alleen mag voortkoomen uit vuurigen innerlijken drang. En wie het uit innerlijke mo tieven doet begeert geen steun of aanmoe diging. Hij heeft den Meester tot steun, en de verguizing door menschen kan slechts zijn moed versterken. In geen zaak acht ik de werking dier suggestie, die men propaganda noemt, ge vaarlijker en verwerpelijker. Ze is verkeerd voor de echte christenen, en nog erger voor de schijn-christenen. Alleen door het voor beeld van ons eigen leeven moogen we suggestie uitoefenen. Op de massa van ons volk, dat nog zoo verre van mondigheid is, zou woord-propaganda een fatale werking hebben. Strijdbaarheid, physieke weerbaar heid en moed, als het geldt onze onaf hankelijkheid te verdeedigen, wordt door ons volk in massa, en ook niet door de slechtsten, nog hoog geëerd. In die massa dienstweigering te gaan preediken is een misdaad, die door de ooverheid zeer terecht als zoodanig moet worden bestraft. De sttijdbare acht zijn kracht door de dienst weigeraars verzwakt, en zijn leeven en onafhankelijkheid door hun weigering be dreigd. Hier ontstaat noodwendig een conflict tusschen individu en gemeenschap, waarin ieder kiezen moet naar eigen covertuiging. Wie de zijde van den Meester kiest moet wel heel zeeker weeten, dat hij het uit de allerzuiverste en innigste motieven doet, en dan moet hij de ooverheid er in 't minst geen verwijt van maken dat ze hem straft. Aan de ooverheid staat het tusschen echt ea onecht te onderscheiden en de straf naar bevinding zoo ligt moegelijk te maken. FREDERIK VAN EED'EN H. BEP3SSENBRUGGE, PORTRETFOTOG RAAF ZEESTRAAT 65, naast Panorama Mesdag, DEN HAAG. Tel. 1538.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl