Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
i l l < l l V (
18 Mei '18. No. 2134
f/*"
ib
r.
Prijsvraag voor een Teekening
mot het onderwar!»
De Tweelingen uit Loms Couperus' laatste werk
DE KOMEDIANTEN"
De Amsterdammer" stelt beschikbaar een
Jsten prijs van f 150.?en een
van f 50.
voor de beste twee teekeningen met het onderwerp de Tweelingen"
CECILIUS en CECILIANUS uit DE KOMEDIANTEN", van Louis Couperus.
De teekenaars zijn in opvatting en compositie geheel vrij.
De beoordeeling zal geschieden door een jury, samengesteld uit de Hecren
M. BAUER, LOUIS COUPERUS en Prof. dr. W. VOGELSANG,
die zich daartoe welwillend hebben bereid verklaard.
De inzendingen moeten aan het adres, Keizersgracht 333, inkomen, uiterlijk
l JULI a.s., en vergezeld gaan van een gesloten couvert waarop een
motto en waarin gesloten is een kaart met hetzelfde motto en den volledigen
naam en het adres van den inzender.
De twee bekroonde ontwerpen zullen met den naam van den inzender
onderteekend, in De Amsterdammer" gereproduceerd worden, terwijl ook het recht
tot verdere reproductie voorbehouden wordt.
De niet bekroonde inzendingen zullen op aanvrage onder het gegeven motto
worden geretourneerd met insluiting van het ongeopende couvert met motto en naam.
mmiiiiuiiiiiiuiiiiiiiuiuiiiiiiiiiiiuiiiiiiii
hierbij vanzelf tevens ook de verschaffing
van werkgelegenheid aan de werkeloozen,
die thans door de stilstand van industrie
en scheepvaart, hun gewone taak niet
kunnen verrichten. Hier mag evenmin
gerekend worden, dat zeer spoedig alles
weer tot het oude zal komen. Ook deze
krachten moeten, voor langen of korten
tijd, in andere banen geleid worden.
Dit deel van het vraagstuk heeft zijnen
mortelen en zijn economischen kant.
Moreel, omdat het niets-doen en steun
trekken door groote gedeelten der be
trokkenen zelve al demoraliseerend wordt
evoeld. Economisch, omdat het een
waze toestand is, dat hunne krachten
niet gebruikt worden.
De vraag der werkverschaffing is niet
gemakkelijk. Maar ook daarvoor hebben
plannen reeds vorm gekregen. Zij
vragen slechts om het commando, de
bevelen en de maatregelen tot uitvoering.
Voor ons ligt b.v. het officieele rapport,
in 1917 uitgebracht over De invloed van
den Waterafvoer op het Nederlandsche
Landbouwbedrijf", waarin aangetoond
wordt dat: in tal van streken van ons
land de waterstanden het verkrijgen van
maximumopbrengsten van den
Nederlandschen bodem in den weg staan".
De werken worden genoemd, grootere
en kleinere, die daaraan kunnen tegemoet
komen. Het is tijd, daar de hand aan te
slaan. Alweer mogen de kosten niet
terugschrikken. En men stelle hieraan
onder behoorlijke voorwaarden, de werk
gelegenheid voor werkloozen open.
Skilied labour" kan in deze al evenmin
als in andere opzichten, met de grootste
nauwkeurigheid worden geëischt.
Een verder en dringend uitzicht openen
in dit verband de veenderijen. Wanneer
hier de exploitatie met meer kracht en
doelbewust plan werd opgezet, en meer
handen in het werk betrokken, dan zou
een veel ruimere brandstofvoorziening
bereikt worden.
En pok moge wel eens de aandacht
gevestigd worden op de belangrijke ge
legenheid tot werkverschaffing, gelegen
in de plannen tot Maaskanalisatie,
waarbij tevens honderden H.A.
moerasland in de Peel enz., tot goeden bouwgrond
kunnen worden omgelegd. Vooralsnog
schijnt de gang der zaak te stuiten op
«jiiiiiiijiimiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinii ifiiiiiiijiiiiiijifiiiiifiiiiiiiiiiiiiiii
DIENSTWEIGERING
Een zeeker deel van ons volk, wel klein,
maar niet het slechtste deel, verwijt mij, dat
ik de dienst-weigeraars niet steun en voor
spreek.
Men begrijpt dit niet van mij. Men vindt
dat het niet oovereen komt met hetgeen ik
tot nog toe gezegd heb. Men had een andere
houding van mij verwacht. Men ziet
teegenstrfldigheid, een transigeeren met mijn
oovertuiging, een zeekere halfheid die men tot
nog toe niet van mij gewoon was. Men zegt
mg, dat veelen op mij lettenen acht geeven
op mijn woorden, woorden die tot nog toe
hen steunden in hun eigen oovertuiglng,
maar die hen nu teleurstellen, omdat ze niet
meer uitdrukken wat ze in zich voelen als
waarheid.
Dit spijt mij natuurlijk. Het is hard iemand
te moeten teleurstellen, die op ons vertrouwt.
Er ontstaat door zulk vertrouwen een gevoel
van verantwoordelijkheid, dat zwaar weegt.
De schoonste lofspraak die ik ooit ontving
was deeze, dat men mij noemde het Qeweeten
van ons volk. Die lofspraak wil ik graag
verdienen, door zonder bijgedachte, zonder
aanzien van persoonen, zonder vrees voor
de gevolgen, vol te houden wat ik gevoel
als Waarheid en Rechtvaardigheid. Maar dan
mag ik ook niet anders spreeken dan ik
werkelijk denk, zelfs al moest ik het ver
trouwen verliezen van hen, die tot nog toe
op mijn woorden bouwden en vast geloof
hadden in de zuiverheid van mijn bedoelingen.
Ik wil terstond toegeeven dat het een
subtiele en moeyelijke zaak is. De reeden daar
van is duidelijk. Wij leeven in een zeer
ongelijkmatlgen beschavings-toestand.'in een
tijd van verwarring, in een groepeering die
de meest verschillende individuen omvat
De maatschappij verandert onophoudelijk,
er is nauwelijks stabiliteit genoeg om even
op adem te koomen en de veranderingen te
constateeren, zoowel in de gemeenschap als
in de individuen. Het gaat met ongehoorde
snelheid, waar geen enkele beweeging uit
de geschiedenis mee te vergelijken schijnt.
11111 iiiinii i u n n, mum ,i
Nederl. Munt
Hollands meest gewilde Sigaar
de onteigeningen. Maar waarom dan ook
hiervoor niet de spoedonteigening toe
passelijk gemaakt?
M«n komt dus altijd weer terecht bij
het begin, het A.B.C: Aanpakken, Be
sturen, Centraliseeren is noodig.
Met belangstelling hebben wij dan ook
de voorstellen vernomen voor eene
Productie-Centrale, van Rotterdam
uitegaan, om het euvel te verhelpen.
Beoeld wordt een zelfstandig officieel
lichaam, dat de geheele productie-zorg
in 't algemeen belang ter hand neemt,
toegerust met eigen middelen, werkende
onder medezeggenschap van de regeering
en als het ware uitvoerder van het
regeeringsbeleid over het geheele gebied
van levensmiddelenproductie, eenheid
brengende in alle uiteenloopende organen,
die op 't oogenblik aan deze zaak wat
doen, of... niet doen.
Dit is een gedachtengang, waarin
fut en besef van den toestand zit.
Ziet de regeering zich niet in staat, een
geheel departementale, maar tevens
krachtige productie-leiding in het leven
te roepen, dan zal zij in eenigen vorm
tot zoodanige speciale plannen moeten
meewerken. Er zullen dan waarschijnlijk
ook nog punten van noodwetgeving tot
stand moeten worden gebracht, als daar
zijn: uitbreiding van de
spoedonteigeningiwet, versterking van de macht in
watèrstaatszaken, verschaffing van fond
sen enz. Ook daarvoor moet de overheid
doortastend te werk gaan.
't Is jammer, zoo weinig als de ge
dachten op dit alles nog gericht zijn.
Anders zou b.v. allicht ook de voortdu
rende verbittering onder de landbouwers
reeds zijngematigd,wanneer maar eenmaal
aanvaard werd, dat voor intense pro
ductie een volk goeddeels afhankelijk is
van de tevredenheid van zijnen boeren
stand, en dat het allen ten goede komt,
wanneer de boer loonend werken kan.
Ook de toekenning van
landbouwverloven, vooral voor de kleine, zelfstandige
landbouwers, zou men met dit doel van
militaire zijde in ruime mate willen zien
geschieden. Wordt aan dit alles de hand
gehouden, zoo kunnen van den anderen
Wij voelen daarbij ons zelven ook groeyen
en wijder uitzicht verkrijgen. Natuurlijk is
die groei in onze uitingen merkbaar, als wij
oprecht en eerlijk spreeken. Reeds vroeger
heb ik geweezen op de moeyelijkheid voor
partij-leiders en volks-menners om hun vol
gelingen brj zich te houden en toch oprecht
te zijn. Als ze ronduit en eerlijk spreeken
moeten ze ook hun eigen veranderingen
oapenbaren, en dan noemen de volgelingen
hen inconsequent, raken in de war en ver
liezen hun vertrouwen in de leiding. Daarom
kan, in tijden als de onze, een partij-leider
nooit tegelijk oprecht en voorspoedig zijn. Als
hij oprecht is, verliest hij zijn kuddeke, dat
geen groote wendingen kanmeemaken. Alleen
als hij bizonder dom is, zal hij zich niet
ontwikkelen en steeds hetzelfde beweeren.
Wijzigt zich zijn meening, zooals natuurlijk
en waarschijnlijk is, dan moet hij óf liegen
en draayen, of gevaar loopen in zij n eerlijk
heid alleen te blijven staan.
In zake dienstweigering is het
menschdom midden in een diepgaanden omkeer.
Jezus woorden zijn niet voor niet gesprooken,
maar hebben eeuwen noodig gehad om in
hun volle waarde gevoeld te worden. Eerst
in onze dagen begint men er langzamerhand
ernst mee te maken, Of liever, men begint
te begrijpen, dat er ernst mee gemaakt
moet worden. Maar tot voor korten tijd
werd er door de groote massa vrijwel niets
van begreepen of doorvoeld. Men denke
aan de Kruisvaarders, aan het bloedbad
aangericht te Jeruzalem, door degenen die
zich volgelingen van Jezus noemden en
kwamen om zijn leer te brengen, in het land
waar hij geleefd heeft. Noch door de
heiligen, die de navolging van Jezus
preedikten, noch door ds christelijke katho
lieke kerk zelve, zoogenaamd op Jezus leer
gebouwd, is de volle beteekenis van het
Evangelie aan de waereld voorgehouden.
De kerk zeegende en prees de bloedstorting,
wanneer het gold Gads eer en haar groot
heid. De christelijke helden voerden het
zwaard zoo goed als de volgelingen van
Mahomed, geheel in strijd met het voor
naamste wat Jezus ons menschen heeft
gileerd. Het wonder Is, dat het Evangelie
daarbij onaangetast is gebleeven en buiten
Kerk en heiligen om, zich gehandhaafd
heeft en thans nog zijn macht laat gelden.
Het is niet anders als een weeder krachtig
kant den boeren ook ernstige verplich
tingen voor het algemeen belang wor
den opgelegd.
Anders zou waarschijnlijk ook een wets
ontwerp als dat op den Burgerlijken
Dienstplicht door de natie met beter
begrip ontvangen zijn geworden. Wij
bedoelen nu niet het tweede, het militaire
gedeelte, dat o. i. door de regeering zeer
ten onrechte en helaas aan het eerste
beginsel is verbonden geworden. Maar
het eerste beginsel: dat in den
tegenwoordigen tijd ieder, mits onder behoor
lijke en loonende voorwaarden, verplicht
is, naar mogelijkheid mede te werken
tot de opbrengst en de verdeeling van
de noodige levensbehoeften voor ons
volk, dit beginsel had een betere ont
vangst verdiend, dan door 't parlement
voprloopig ter zijde te worden gelegd.
Wij hadden het gaarne, zij 't gewijzigd,
wet zien wordea, en achten zulks ge
zondere democratie, dan de theoretische
democratie, waarop het nu is blijven
hangen l Doch wat wil men zoolang
een man als de sociaal-democratische
leider er nog voor pleiten kan, gelijk
hij dezer dagen deed, de volksvertegen
woordiging liever naar huis te laten
gaan tot het voeren van
verkiezingspropaganda, en dan maar desnoods de
aanhangige wetsontwerpen te laten
wachten, zooals b.v. 't nieuwe
Distributiepntwerp, waardoor de Minister
tenminste met meer kracht
teeltregelingen zal kunnen voorschrijven, die zoo
dringend noodig zijn?
Er moet integendeel met nooit ver
flauwende kracht en voortvarendheid wor
den vastgehouden aan de zorg voor de
economische productiepolitiek. Verzuimt
Nederland hierin aan te pakken, dan ziet
het ander jaar en later ons nog veel
erger in de neer.
v. H.
iiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiJffiiiiiiiiHtiiiJiiJiiiiiiiiiiiiimimiiiiJiiii
AMSTERDAM'S JONGST VERLE
DEN EN ZIJN NAASTE TOEKOMST
Het beste gewas kweekt de boer, die den
grond kent, en die weet wat er op is be
proefd, mislukt en geslaagd; die zich van
de ervaringen heeft rekenschap gegeven en
daardoor voor verdere vergissingen wordt
behoed.
Alleen waar vooruitstrevendheid en besef
van het verleden gepaard gaan, worden de
beste resultaten bereikt.
Deze gedachte dringt zich ook aan ons
op, wanneer wij trachten de lijnen te stip
pelen van eene stad als de onze. Zij strekt
hare armen uit naar de toekomst en vraagt
om leiding voor haar mogelijke expansie,
voor gebiedsuitbreidingen bouwplannen.voor
de haveninstallatie en
scheepvaart-inrichtingen, de binnenwaterweg-verbinding met
den Rijn en anderzins; voor de spoor weglijnen,
den groei van het industrieele gebied, den
vlucht over het IJ, de verkeerswegen in de
binnenstad, enz.
Veel van dit alles sluimert nu een beetje,
onder den indruk van distributie, belasting
en centrale keuken. Doch deze nooden
van den dag kunnen den wiekslag voor de
verdere toekomst niet verlammen. En wie
Amsterdam van r,üvergelijkt met de stad
van honderd jaar, ja nog korter, terug, weet
dat de vooruitzichten voor den verderen
bloei om nauwkeurige, vruchtbare denk
beelden vragen.
In dezen gedachtengang gevoelt men zich
ook aangetrokken door de vertoogen, dezer
dagen geleverd door dr. M. G. de Boer over
opleevend besef van de beteekenis van dat
Evangelie, dat nu het verschijnsel der
dienstweigering doet ontstaan, in zulk een
mate en met zulk een kracht als tot nog toe
in de menschheid niet is voorgekoomen.
Misschien alleen in de eerste twee of drie
eeuwen van het christendom was het eeven
sterk als thaas.
Maar die omkeer voelen we ook in
onszelven. Ten minste zoo Is het mij gegaan,
en ik geloof daarin niet veel te verschillen
van de groote meerderheid, met uitzondering
van enkele bizondere individuen. Als kind,
als knaap was ik physiek strijdlustiger dan
als man. Zonder een vechtersbaas te zijn
had ik bewondering voor sterke, strijdbare
menschen. Ik speelde met soldaatjes en las
graag krijgsverhalen. Een jongen die niet
durfde vechten, scheen mij noodzakelijk laf
en verachtelijk. Een held was een man met
een zwaard, dat hij ook durfde gebruiken.
In n woord: ik was, zooals bijna normaal
kan genoemd worden, als kind een kleine
Pruis en vertrouwde op lichaamskracht en
geweld. Maar wie weet niet dat dit een
algemeene kinderlijke eigenschap is, eevenals
hebzucht en gulzigheid ?
Heldhaftigheid en moed blijven eeven
noodig, lafheid blijft eeven afkeurenswaard,
maar de mensen vergeestelijkt naarmate hij
ouder wordt, en zijn strijd wordt van een
physieke tot een geestelijke. Nog altijd is de
menschheid in haar kinderjaren en kent
moed en strijd vooral nog in hun physieken
vorm. De jongen die niet physiek strijd
vaardig en dapper is, groeit meestal niet op
tot een held in geestelijken zin. Er zyn er
wel, die tegelijk dapper en zachtmoedig
zijn, zooals Jezus het wilde, van kindsbeen
aan, maar dat zijn groote uitzonderingen,
die door de menigte niet begreepen en ge
waardeerd worden.
Een goed vader van onzen tijd zal zijn
jongens wel straffen, als ze aan 't bakkeleien
zijn geweest, maar als het ging om een of
ander noobel gevoel en niet uit boosaardig
heid, dan zal hij in zijn hart trotsch zijn
op zijn flinke kinderen. Zoo is de meerder
heid nog, in de hoogststaande volken.
Het is er mee als met het Gezag. Zoolang
de mensch nog kind is, heeft hij gezag noodig.
Hij verdient zijn volkoomen vrijheid eerst
als hij volwassen is geworden, zelftucht
heeft geleerd en zichzelven geheel meester
N.V. PAERELS
Meubileering M".
COMPLETE MEUBILEERING
-: BETIMMERINGEN
:
Rokin 128 Telef. 4541 N
De Economische Geschiedenis van A ms t er dam
sinds 1813."
Zeer terecht wordt er daarin op gewezen,
hoe 't tegenwoordige Amsterdamsen geslacht,
dat overigens wél van aanpakken weet, slecht
en slechts bij uitzondering georiënteerd is
in de jongste voorgeschiedenis van de
handels- en industrie-instellingen onzer stad,
in de plannen, hunne uitvoering en hunne
fouten.
Toch heeft dit alles veel praktischer be
teekenis voor eene generatie, die de toekomst
met kracht ter hand wil nemen. Hoeveel
inspiratie, waarschuwing en voorlichting
zou er voor 't vervolg niet te putten zijn uit:
de reeks van plannen ter verbinding van
Amsterdam met den Rijn ;
de uitbreiding van den spoorwegaanleg en
het vraagstuk van het havenfront;
den aanleg der kadeinrichtingen;
de projecten voor de verbinding met den
overkant van het IJ;
de zorg voor het stadsschoon,
enzoovoort.
Wij noemen slechts enkele punten. De
heer De Boer wijst verder op de ontwikkeling
onzer stoomvaartlijnen, van ondernemingen
als de Werkspoor" en den Scheepsbouw
maatschappij van de groote handelsinstellin
gen enz. Hij deelt mede, hoe omtrent dit alles
groote hoeveelheden archiefstukken aanwezig
zijn, welker bewerking de moeite waard is.
Zij zou niet door n persoon kunnen ge
schieden. Maar het ware een zeer vruchtbaar
plan voor de gemeente of voor belang
stellende burgers, eene serie monografieën te
doen samenstellen over de ontwikkelingvan
Amsterdam's economische belangen en instel
lingen sinds de vorige halve eeuw.
Ieder, die Quack's Herinneringen gelezen
heeft, weet hoeveel aanwijzingen er reeds te
putten vallen uit hetgeen daarin schetsmatig
gegeven werd. Expresselfjk samengestelde
studie's en overzichten zouden allicht heel wat
opwekking te weeg brengen, en heel wat
systematischen voortzettingsarbeid bevor
deren, die nu lukraak geschiedt. Heel wat
fouten ook voorkomen, als men zich aan
de dwalingen van het voorgeslacht spie
gelen kan.
Onder de dingen, die wij van de
Duitschers leeren kunnen, behoort de waarde
van goed gedocumenteerde
commercieeleconomische studiën voor de verdere ont
wikkeling van de praktijk. Zoo hebben daar
te lande de universiteiten en instellingen als
't Instituut voor Wereldhandelskunde te Kiel
met hunne monografiën veel nut gesticht.
Nog moesten wij onlangs een goed onder
zoek aangaande de onderlinge
Konkurrenzfahigkeif' van de havens van Antwerpen,
Rotterdam, Amsterdam, Londen en Hamburg
vinden in een Duitsch werkje; en de eco
nomische verhouding van Holland en Belgi
is zoo juist in een vlijtige studie van Hampe
in 't Duitsch het best toegelicht!
Zoude niet in deze tijden van ietwat
wachtende voorbereiding, van
Amsterdamsche zijde de bewerking op touw te zetten
is. Dan vervangt de innerlijke tucht en dis
cipline het uitwendig gezag. De dwaling
van dienstweigeraars en anarchisten ligt
hierin, dat ze alle menschen willen behandelen
alsof zij reeds mondig waren. En meestal
ook daarin, dat ze zichzelven reeds mondig
achten, zonder daarvan de zeekerheid te heb
ben en het bewijs te toonen.
Nu meen ik dat onze houding in de ge
meenschap niet enkel mag bepaald worden
door onze persoonlijke gevoelens en eigen
schappen, maar dat wij steeds reekening
moeten houden met den aard en de gezind
heid der anderen, waarmee wij in groeps
verband moeten satnenleeven.
Het gaat niet aan mij steeds toe te voegen
dat ik, te oordeelen naar mijn oprechte
uitingen, mee behoorde te doen aan de be
weeging voor dienstweigering. Herhaaldelijk
heb ik gezegd dat mijn persoonlijke gevoelens
hier niet uitsluitend in aanmerking koomen.
Wat ik zelf doen zou, in geval men mij
wilde dwingen tot het dooden van een
eevenmensch, als men mij de keuze liettusschen
moorden of vermoord worden, dat is een
vraag waaróp ik geen antwoord behoef te
geeven, tenzij door een daad, op het oogen
blik vaa beslissing. Dat zal afhangen van
de mate van mondigheid die ik op dat oogen
blik zal hebben bereikt. Gaarne wil ik mij
tot volger van Jezus verklaren, en zeggen
dat ook ik een mondig-worden der gansene
menschheid verwacht, waarbij alle strijd is
vergeestelijkt en geen ander gezag zal bestaan
als Gods gezag, en dat der ouderen oover
hun kinderen. Waarbij dus liefde-volle wijs
heid zal koomen in plaats van geweld-dwang.
Maar in hoever ik persoonlijk den Meester
zou kunnen navolgen, dat weet ik niet. Ik
kan alleen hoopen Hem geen schande aan
te doen. En zeeker zal ik mij niet moogen
beklagen wanneer de menschen mij, eeven
als zij het Hem deeden, verguizen en haten
en straffen. Daarvoor zqn het maar onmon
dige menschen.
Nu echter onder mijn volk dienst-weigering
te gaan preediken, dat lijkt mij een groote
dwaasheid. Ik kan het gemakkelijk doen,
want ik ben acht-en-vijftig jaar, en zal wel
niet tot moorden gedwongen worden. Ook
ben ik vrij zeeker er een grooten aanhang
door te winnen, daar ieder den oorlog
verafschuuwt. Maar zijn de motieven voor dien
afkeer zuiver? Ontstaat ze uit kleinmoedige
JUBILARESSE
SPEENHOFF AAN ZIJNE VROUW
liet is de allereerste keer
Dat ik mijn vrouw eens kan bezingen,
Want nu zij vroolijk jubileert
Kan ik mijn vingers niet bedwingen.
[k neem dus mijn gietaar ter hand
En vraag uw aandacht dames, heeren
Ik zing een lustig jubellied
Een lied gemaakt, ter harer eere.
Sinds twaalf en 'n half jaar
Legt zij zich toe op liedjes zingen,
Trok ze met mij door heel ons land
Van Finsterwold naar Wemeldinge.
Soms kwam ze met me in 'n plaats
Wier naam ze maar niet kon verwerken
Ze zei: Ou sommes nous mon ami?"
Ze noemde rijpkerk", Griepsekerke."
Eens zong ze hier in Rotterdam,
Een sociëteit had ons genomen,
Toen vroeg ze stil aan 'n meneer
De burgemeester zou die komen ?"
Hij is een sympatieke baas",
Zei mijn bedeesde Cesarine
Toen fluisterde die hooge gast:
U spreekt met hem, om u te dienen"
Het was voor haar in 'r begin
Een toer om onze taal te spreken.
Na heel veel moeite en getob
Doet zij het haast zonder gebreken.
Maar als ze boos is op haar man
Wordt ze de echte Franskillonne
Begint ze met Jij Apekopt"
En eindigt met: Je te pardonnef'
Eens zong ze in 'n Variét
Toen plotseling de menschen lachten.
Een olifant trad met ons op
En stond al op zijn beurt te wachten
Het brave beest snoof met zijn snuit.
Van af haar armen tot haar schoentjes
Toen kreeg ze bevend van de angst
Op eens wat olifanten-zoentjes.
Ik eindig nu mijn jubellied
Al zou ik veel meer kunnen zingen,
Er komt zooals u allen weet
Een eind aan alle goede dingen.
Ik voeg er dit nog even bij :
Mijn allerliefste wensch is deze:
Dat zij nog vele jaren lang
Mijn vrouw en kameraad mag wezen!"
J. H. SPEENHOFF
H.VANDOOREN&C'l.
AMSTERDAM - DEN HAAG - UTRECHT
Bewaart gedurende de Zomermaanden
Uw BONT in MOTVRIJE KLUIS
zijn van de onderwerpen, als welke wij
hebben aangestipt? In dr. De Boer ware
ongetwijfeld een goede leider van den
stof te vinden. En het kan nuttig werk
opleveren, waarbij de studie de werkelijk
heid dienen kan, voor eene stad en eene
burgerij als déonze, die, gesterkt door het
verleden, vooruit willen.
v. H.
vrees, of uit waarachtige Christelijkheid en
moreele mondigheid?
Ik heb groot respect voor die enkelen die
zich uit waarachtig, innig gevoel teegen
bloedstorting verzetten. Maar die hebben
mijn steun en mijn propaganda niet noodig.
]al het zou zelfs zeer verkeerd zijn hen
aan te moedigen, daar zulk lijdelijk verzet
alleen mag voortkoomen uit vuurigen
innerlijken drang. En wie het uit innerlijke mo
tieven doet begeert geen steun of aanmoe
diging. Hij heeft den Meester tot steun, en
de verguizing door menschen kan slechts
zijn moed versterken.
In geen zaak acht ik de werking dier
suggestie, die men propaganda noemt, ge
vaarlijker en verwerpelijker. Ze is verkeerd
voor de echte christenen, en nog erger voor
de schijn-christenen. Alleen door het voor
beeld van ons eigen leeven moogen we
suggestie uitoefenen. Op de massa van ons
volk, dat nog zoo verre van mondigheid is,
zou woord-propaganda een fatale werking
hebben. Strijdbaarheid, physieke weerbaar
heid en moed, als het geldt onze onaf
hankelijkheid te verdeedigen, wordt door
ons volk in massa, en ook niet door de
slechtsten, nog hoog geëerd. In die massa
dienstweigering te gaan preediken is een
misdaad, die door de ooverheid zeer terecht
als zoodanig moet worden bestraft. De
sttijdbare acht zijn kracht door de dienst
weigeraars verzwakt, en zijn leeven en
onafhankelijkheid door hun weigering be
dreigd. Hier ontstaat noodwendig een
conflict tusschen individu en gemeenschap,
waarin ieder kiezen moet naar eigen
covertuiging. Wie de zijde van den Meester kiest
moet wel heel zeeker weeten, dat hij het uit
de allerzuiverste en innigste motieven doet,
en dan moet hij de ooverheid er in 't minst
geen verwijt van maken dat ze hem straft.
Aan de ooverheid staat het tusschen echt ea
onecht te onderscheiden en de straf naar
bevinding zoo ligt moegelijk te maken.
FREDERIK VAN EED'EN
H. BEP3SSENBRUGGE,
PORTRETFOTOG RAAF
ZEESTRAAT 65, naast Panorama Mesdag,
DEN HAAG. Tel. 1538.