Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
25 Mei '18. No. 2135
DRIJFJACHT
Teekenlng voor de Amsterdammer" van Jo'daan
f
l
Opgepast Fiscus Apportez
IIIIIIIIMIIIMIIIIIIIIIIIIlflIlllltllllllllllllflIlHIIIIIIIIHIIiMIIIIIIIIMIIIIIIIIIIII
N.V. PAERELS
Meubileering Mu.
COMPLETE MEUBILEERIN
-: BETIMMERINGEN
:
Rokln 128 Telef. 4541 N
af te schudden met een: non tall auxttlo",
van die inwerking ben ik niet gediend
geweest."
Dit zou althans het Nederlandsche volk
welkom zijn!
't Is immers geen geheim, dat de heeren
Troelstra en Lohman de twee vooraanstaan
de parlementsleden zijn, die bij voortduring
den Invloed ondergaan van het Duitsche
gezantschap in Den Haag, en wel verre van
dezen invloed te mijden, zeer geregelde rela
tie 's onderhouden. Er is nog wel een derde,
maar diens positie maakt het van minder
beteekeois.
Beide heeren zien daarin zeker geen kwaad,
en stellen zich waarschijnlijk aelfs voor,
aldui 't Nederlandsche belang te kunnen
dienen. In waarheid echter worden zij
natuurgebruikt voor de belangen der Duitsche diplo
matie \ Heeft b. v. nog niet onlangs bij de be
spreking der Amerikaansche
schepenkwestie de heer Troelstra onze regeering
voorgehouden, «dat zQ maar wat be
leid voller om oekranlsch graan moest
vragen, dan zou Dultschland ons
zeker geholpen hebben" ? Wie van de zaken
zelfstandig op de hoogte was, begreep toen
MllilllllilllllllllllEllllliiiiillllliiiilllllliiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiniiiiiiniiiiiiii
ZESTIENDE PRIJS
van onzen Novollen-Wedstnijti
DE DETECTIVE VAN ZICHZELF
DOOR
N. VAN DER LAAN
Het verhaal, dat ik u ga doen, is het
eerste dat ik in mijn leven schrijf en het
zal het laatste ook zijn. Dat zeg ik al
dadelijk om bij u geen hooggespannen
verwachtingen omtrent mfln bedrevenheid
met de pen op te wekken. Misschien is
het niet goed, met verontschuldigingen te
beginnen, want een schrijver vergelijk ik
met een tooneelspeler, van wien men met
het oogenbllk, dat hij optreedt, eischt dat
hij zich uw aandacht en belangstelling
waardig zal toonen. Ik zou geen veront
schuldiging aanbieden, als ik aan een ziek
bed geroepen werd, zelfs zoo ik niet zoo
geheel zeker van mijn diagnose was, want
ik weet, dat de patiënt een volkomen ver
trouwen in den medicus moet bezitten.
Maar aan het ziekbed steunt de geneesheer
ook op ervaring. Deze ervaring bezit ik niet
op letterkundig gebied.
Van mijn jeugd af heb ik een dubbel
leven geleefd. Dit bedoel ik niet in den zin
van zekere sensatie-verhalen, waarin ons
verhaald wordt van menschen, die een deel
van den dag als eenzame burgers leven en
een ander deel als inbreker of bedelaar. Ook
niet een leven in actieven en in passieven
toestand, zooals wel voorkomt bij lijders
aan mnemolassle of bij sommige ziekte
gevallen die wij, m. i. vaak ten onrechte,
onder de hysterische verschijnselen rang
schikken.
Maar mijn dubbel leven was een aanwezig
z$n van twee persoonlijkheden in n lichaam.
IIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIV
l
reeds aanstonds, wat nu ieder duidelijk zal
zijn, dat dit slechts de misleidende voor
stelling van de Duitsche diplomaten was,
waarmede het neutrale buitenland van zijn
eigen belangen moest worden afgehouden.
En wanneer in 't geval van nu afgevaardig
den op aandringen of onder Invloed van den
Duitschen gezant op den Vijverberg, en
kan de heer Troelstra iets anders te verstaan
geven dat hij daarmee in overleg heeft
gehandeld ??aan onze Regeeringde begeerte
om tot eiken prijs den vrede te bewaren
hebben trachten bij te brengen, dan is
daardoor ook weer acces gegeven aan den
toeleg van den Duitscher, om, in het Duitsche
belang, Nederland tot afhankelijkheid te bewe
gen, desnoods ten koste van zijn objectieve
neutraliteit. Heet dit 9veren voor den vrede?
Het staat den Nederlandschen staatsman
inderdaad zeer schoon, behalve wanneer
het voor den Duitschen vrede is, en het
op Duitschen aandrang geschiedt, omdat
Duitschland Nederland gedwee krijgen wil l
Onze Regeering heeft nu gelukkig flinker
gehandeld dan de Duitsche gezant had willen
bereiken. De Ministerraad heeft zelfbewuster
en staatkundig juistere argumenten gevolgd
dan de heer Troelstra, naar zijn zeggen met
den heer Lohman, heeft doen klinken. Ook
't coquetteeren met den heer Coit van der
Linden en 't wegcijferen van Loudon is
mislukt.
Maar we wenschen beiden heeren toe, dat
zij zich nimmer zullen gevoelen tegenover
datgene, waarvoor men zich ten slottetoch
óók schamen moet: zich tot ernstige schade
des lands gebruikt te zien!
En wij waarschuwen het Nederlandsche
volk, dat van zijne afgevaardigden wel
verlangen mag, dat zij zich in het
onnederlandsche Haagsche invloedenspel niet
argeloos laten inwikkelen, ten vooidetle van't
grootste gevaar.dat Nederland kan bedreigen.
lliiiiiiiiuiiliiiliiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilMiiiiiiiiiiiliiliiiiiii
Ik heb weieens gedacht het te kunnen ver
klaren uit het feit, dat in onze familie twee
lingen vaak voorkomen. Mijn vader was de
jongste van een tweeling. Mijn grootmoeder
was de oudste van een tweeling. Vóór mij,
beviel mijn moeder van twee meisjes. En
nu leek het mij wel vaak of ook ik eigen
lijk een tweeling was, maar nu niet licha
melijk doch geestelijk. Maar het is niet
wetenschappelijk het waarschijnlijke voor
het zekere aan te nemen. Alleen wijs ik er
op, omdat de mogelijkheid niet uitgesloten is.
Tot mijn elfde jaar was ik er mij niet
bewust van, dat ik uit twee personen was
gevormd. Want een kind geeft zich geen
rekenschap van zijn psyche en zoo vond
ik het heel gewoon, dat ik in al mijn doen
en laten nukkig, veranderlijk, weifelend en
onberekenbaar was. Maar na dien leeftijd
begonnen de twee persoonlijkheden in mij,
zich van elkaar af te schelden en met de
jaren namen zij meer scherpe verhoudingen
j aan en ontwikkelden een eigen karakter.
De karakters der twee persoon! 8 kneden
in mij zijn volkomen van elkaar verschillend.
Dit was reeds toen zoo sterk, dat op het
gymnasium verschillende leeraren een vol
maakt anderen kijk op mijn karakter hadden.
Dit lag aan de vakken, welke zQ doceerden.
De eene persoonlijkheid is mannelijk, ener
giek, doortastend, streng, zedelijk, stipt,
eerlijk en van een groot plichtsgevoel door
drongen. De andere persoonlijkheid in mij
is verwijfd, passief, amoreel, huichelachtig
en lui. Het is mij wel bekend, dat veel
andere menschen minder of meer dualistisch
zijn, ja dat het dualisme een kenmerk van
den hedendaagschen, modernen mensch is.
Maar in mij bestond er tusschen de belde
persoonlijkheden een volmaakte scheiding
en de een was vijandig aan den ander. Zoo
gebeurde het pp school, dat ik door de
leeraren, die wiskunde, natuurkunde, schei
kunde en in 't algemeen de exacte weten
schappen onderwezen, tot de beste leer
lingen gerekend werd en ik ben dan ook
tot het eind-examen No. 2 of No. 3 geweest.
Maar bij de leeraren in talen en letterkunde,
kon mijn persoonlijkheid A, de mannelijke,
niet goed mede, trok zich terug en mijn
persoonlijkheid B, kwam op den voorgrond.
TENTOONSTELLING VAN ETSEN
DOOR
M. A. J. BAUER
IN ONZE OOSTERSCHE KUNSTZAAL
VAN 16?30 MEI,
DAGELIJKS VAN 10-5 UUR
DE COLLECTIE, WELKE DEEL UITMAAKT
VAN EENE PARTICULIERE VERZAMELING,
BEVAT VELE ZELDZAME EXEMPLAREN,
WAARONDER ENKELE HOOGST INTERES
SANTE STATEN. .
ZIJ GEEFT EEN VRIJ VOLLEDIG OVER
ZICHT VAN HET GRAFISCH WERK VAN
ONZEN GROOTMEESTER DER ETSKUNST.
N.V. DE BIJENKORF.
ZONDAGS GESLOTEN.
VOOR BELANGSTELLENDEN KOSTELOOS
TOEGANKELIJK.
iiimmtliiiimi
Ons vaderland heeft herhaaldelijk de
bittere vruchten van dergelijke machinaties
beleefd. Eenmaal is daartegen zelfs op aan1
drang van den Stadhouder, oo het Binnenhof
de regel aangenomen (1683) dat het
loopen b (i vreemde ministers aan
de heeren van den staat verbo
den is."
't Ware niet kwaad daaraan nog eens te
herinneren. v. H.
Mr. J. C. baron BAUD
de onlangs overleden Procureur-Generaal
aan het Gerechtshof te Amsterdam.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIItlIM
DIE WIND ZAAIT...
Van uit Engeland komen berichten van
een Duitsch-lersche samenzwering. Voor
zoover men uit de onvolledige
mededeelingen kan opmaken, schijnt men hier
te doen te hebben met eene herhaling der
onderneming van Sir Roger Casement in
1916. De rol, die Duitschiand in deze zaak
speelt, is nog vrij duister, maar hoe klein
of hoe groot die ook zal blijken te zijn,
doet niets af aan de beteekenis van het
feit, dat voor de vierde maal in den loop
der eeuwen, een deel der lersche natie
gemeene zaak maakt met de wereldmacht,
die Engeland bestrijdt.
Wat Spanje kon doen in de 16de eeuw,
wat Frankrijk in de 17de en 18de eeuw
ItlHHIIIMMMIHIIIIIIMIIIIIIIHIIItllll
Ik memoriseerde als zoodanig snel en goed
maar elke moeite schuwde ik. Door vleierij,
oogendieneiij, van de docenten, afkijken,
smokkelen wist ik mij te handhaven. Er
waren maar weinig leeraren, die ik niet
voor mij wist in te nemen, door hun zwakke
zijde te exploiteeren. Ten aanzien van mijn
kameraden in die lesuren schroomde ik
voor geen enkele laagheid en gemeen
heid. Ik bracht aan, verraadde, lasterde,
stal boeken of schoolbehoeften uit hun
kastjes en liet rustig OD andere de
verdenkirg msten of bestraffen. En terwijl ik dit
dred, voelde ik niet de minste aarzeling,
geen enkel zelfverwijt. B (ii mij) deed het
lage en het gemeene alsof het zoo moe%t
zijn en wellicht moest het ook zoo zijn.
Dit moeten maar anderen dan ik
beoordeelen, indien daartoe niet een God alleen
bevoegd zou zijn.
Tegen mijn achttiende jaar, toen ik op de
universiteit kwam, werd ik mij van mijzelf
bewust. Dat dank ik aan het, zoo dikwijls
afgekeurde, groenloopen Ik raakte door het
groenloopen bij zooveel verschillende jon
gelui een weinig in de war of juister A en
B in mij, wisten niet altoos dadelijk met
elkaar van plaats te ruilen. Zoo gebeurde
het, dat ik den eenen tijd op de studenten
kamer mij er flink doorsloeg, behoorlijk van
repliek wist te dienen en dat ik op een
andere studentenkast mij zoo lamlendig,
onderworpen en karakterloos aanstelde, dat
de ontgroeners van mij walgden. Er was
dan letterlijk niets wat ik weigerde entoen
eeu student van mij eischte, dat ik een hond
zou voorstellen, liep ik op handen en voeten
door het vertrek, blafte, jankte en toen de
student mij een trap gaf, kwam ik naar hem
toe gekropen en likte in werkelijkheid zijn
schoenzool.
Een der ontgroeners pakte mij toen in
m tin kraag en ik werd onder vloeken en
verwenschingen de deur uitgeduwd en de
trap afgegooid.
Een kwartier later bij een ander student
gevraagd om mij als hypnotisch sujet te
onderwerpen aan den wil van een hunner,
die hypnotiseur was (het was in dien tijd
dat Donato in Nederland voorstellingen gaf)
weigerde ik standvastig mij tot welke proef
heeft bereikt is nu ook aan tschland
gelukt. Ierland valt het ontastbare
eilandenrijk in den rug aan.
Dit samengaan van Ierland en 'tschland
is dus niets nieuws, het ligt gel in de
traditioneele politiek van de lere leiders,
die reeds meermalen door eenerbinding
met de vijanden van Engelaneegenover
dit rijk tot een sterker en onankelijker
positie willen komen.
Daar deze aspiraties tot nu tcog steeds
niet bevredigd zijn, zoeken zin dezen
oorlog aansluiting bij de machlie Enge
land aanvalt. Wel kan men in lend weinig
daadwerkelijke hulp van Duittland ver
wachten, zoolang de Engelse vloot de
Duitsche havens blokkeert, wei er weinig
geestelijke gemeenschap tussen het
Protestantsche Germaansche volk i de ijzeren
tucht en de ongedisciplineen katholieke
kelten, maar dezelfde vijandiap brengt
beide volkeren tot elkaar, en Beland moet
nu in deze gevaarlijkste crisis t zijn volks
bestaan, de stormoogst binnenlen, die het
gedurende lange eeuwen heefeten rijpen.
Want de wrok tegen Enged, die zich
op deze wijze uit is hondero jaren oud,
zij reikt terug tot in de midfteuwen, om
dan in de 16de, 17de en ISdeeuw steeds
toe te nemen in kracht en irnsiteit. Ook
in de 19de eeuw blijft de It tegenover
Engeland de ovetheerschendactor in het
politieke leven van Ierland eie geweldige
uitbarsting, die wij nu meemen, is slechts
een van de vele climax, direeds meer
malen zQn ontstaan door a drang der
gebeurtenissen.
Nieuw is dit alles dus nleioch de wrok,
noch de gedragslijn gevolgd c met En geland
af te rekenen. En ook de epste oorzaak
van deze felle verbittering gedurende al
die eeuwen niet veranderd, ^elke vorm het
lersche conflict ook aan mat nemen, met
welke elementen het zich rbond en ver
troebelde, de kern der kwtie bleef toch
altijd het willen erkend zie van de lersche
nationaliteit en haar natlone rechten.
Zoo stond de Engelscheiolitiek in deze
dus niet tegenover een vwarrende hoe
veelheid van wisselende neilijkheden, die
leder een eigen oplossingehoefden, maar
voor n groot probleem, it in zijn onge
compliceerdheid, de juiste plossing als het
ware aan de hand gaf. et is de groote
j schuld van Engeland, da het de solutie,
Ierland voor de Ieren, in ihaar consequen
ties, nooit eerlijk heeft Mvlen aanvaarden;
nu evenmin als vroeger.
iiiimtiiiiiifniiiiiiiiiiiMiiiiiiiinnMmn13"11111111
KIESKEUS
Oome Hein zou moeten kiezen
In de kieskring Rotterdam,
Alles wilde hij dus weten
Voor hij een beslissing nam.
Oome Hein moest politieken
Net zoo goed als iedereen,
Overal waar werd gesproken
Ging hij heel gelaten heen.
Honderd vier en zestig namen
Stonden op zijn kieskringlijst,
Allen werden door de vriendjes
Om hun gaven aangeprijsd.
Twintig bonden en partijen
Boden candidaten aan,
Twintig meeningen en leuzen
Was hij even toegedaan.
Twintig keeren, zestig aren,
Was hij ter vergadering,
Alles moest hij er van weten
Voor hij naar de stembus ging.
Heijkoop, Wijnkoop, Kleerekoper
Nierstrasz, Schürmann en ter Laan,
Ketelaar, Prof. Eerdmans
Hoorde hij geduldig aan.
Treub, ter Hall en Stulemeijer
Fock, van Raalte, Ravesteijn,
Kolthek, Oeorge W. van Biene
Allen vond hij even fijn.
Maandags: was hij Plattelander
Dinsdags: Unie Liberaal
Woensdags: Christelijk-Historisch
Donderdags: was hij neutraal
Vrijdags: was hij Economer
Zaterdags: S. D. A. P.
Zondagsmiddags: Middenstander
Zondagavonds: S. D. P.
Bij zijn eerste glaasje gerste
Was hij Christen-Democraat,
Bij zijn tweede en zijn derde
Voor de Algemeene Staat.
Bij zijn vierde voor de Weermacht
Bij zijn vijfde ietwat vet,
Bij zijn zesde zeer Vrijzinnig
Daarna moest hij ziek naar bed.
Om na al dat harrewarren
Van de zorgen af te zijn,
Gaat hij dapper naar de stembus
En dan kiest hij Oome Hein.
]. H. SPEENHOFF
IIMIIUMmillllllimiimillltllllIllllimttmiimimimmmimilllHIIHmU
H.VANDOOREN&C'J.
AMSTERDAM DEN HAAG - UTRECHT
Bewaart gedurende de Zomermaanden
Uw BONT in MOTVRIJE KLUIS
iiiiiiiiimmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiuiimuimimiiuiitimitiiitmiimiii
Toch blijft het merkwaardig dat juist
Engeland, dat zooveel vreemde volkeren
aan zijn gezag heelt onderworpen en de
nationale eigenaardigheden ervan steeds
handig wist te ontzien, zich tegenover de
nationale elschen der Ieren zoo intranslgant
heeft betoond.
Eene verklaring van deze tegenstrijdigheid
kan misschien gevonden worden in de aard
rijkskundige ligging van Ierland. Het lag
aan den eenen kant te ver van Engeland af
om, zooals Schotland en Wales, den
onmiddellijken invloed der Engelsche beschaving
volkomen te ondergaan; de zee vormde,
zeker in de Middeleeuwen en nieuweren
tijd, een moeilijk te overkomen hindernis.
Maar aan den anderen kant was Ierland toch
niet ver genoeg af om geheel als vreemd
land beschouwd te kunnen worden. Men
bleef in dit eiland een deel van Engeland
zien en de Engelsche koningen van de 15de
ook te leenen en toen nn grof begon te
worden, voer ik tegen heiuit, beschuldigde
hen dat zij, als medisch studenten, aan
kwakzalverij deden door onder voldoende
vorming en ervaring ee der meest ge
wichtige problemen der mderne psychische
wetenschap als een speetje van Zwarte
Piet te beschouwen. Mijnhouding deed mij
niet alleen het pleit winnn, maar men ver
zocht mij het een en aner over het
hypnotisme te vertellen en toen ik een half
uur had gesproken, had fet er meer van of
een professor college gi, dan een groen
een troep corpsleden yenaakte.
Mijn dubbele houding veroorzaakte, dat
de studenten in hun ooreel over mijn per
soon nog meer verschilde dan vroeger mijn
leeraren. En de studentei kregen zelf s twist
over mij, omdat enkelen tegen mijn opneming
in het corps waren en ande'en er juist prijs
op stelden, dat zulk een uitnemende en
door- en- door kundige kerel als ik, lid van
het corps zou worden.
Mijn studententijd is er een geweest welke
zijn wedergade niet hetfl. Want B., gedekt
door het excuus van het min of meer ge
oorloofde moeren", maakte daarvan mis
bruik om te stelen, ja, ontwikkelde zich als
een dief. Ik stal in :afé's luciferspotten,
lepeltjes, servetten en zelfs vaatwerk, alleen
maar om het genot iran den diefstal; ik
bedroog de kellners, stopte hun valsch geld
in handen, bestreed verteringen, welke ik
zeker gemaakt had. Van het vertrouwen
mijner beste vrienden maakte ik misbruik
door, als ze afwezig waren, hun brieven te
lezen, van den inhoud misbruik te maken
door anonieme brieven te zenden. Ik stal
op het laboratorium instrumenten en bedietf
preparaten en culturen. Het zwartste deel
van mijn leven, dat afgespeeld werd in
bordeelen van het minste allooi, ga ik
voorbij, omdat dit niet in een weekblad
gedrukt kan worden.
Maar terwijl B. zich tengevolge van de
vrijheid van het leven eens gefortuneerden
students, in al zij n verdorvenheid ontwikkelde,
rijpte ook A. en ik begon nu helder en
klaar te zien, dat ik abnormaal was en een
ellendeling in mijzelf herbergde. De taak,
de zware taak voor A. in mij was nu B.
iiuiiiiuiuuitiimuiiitiiiii
immuun riiirnii n
geheel aan zich ondergeschikt te maken en
hem te dwingen A. in alles te gehoorzamen.
Dit was daarvan zoo uiterst moeilijk, omdat
er tusschen A. en B. in mij geen verbinding
bestond. Als A. in mij heerschte, was B.
geheel verdwenen en omgekeerd als B. in
mij heerschte, was A. geheel afwezig. In mij
ontbrak de schakel tusschen het goede en
het kwade.
A. overlegde lang, hoe hij eenigen vat op
B. zou kunnen krijgen. Maar A. vond geen
middel, 's Middags had ik lang en ernstig
geblokt. Met het vaste voornemen spoedig
te gaan eten en 's avonds weer aan 't werk
te gaan verliet ik mijn kamer en ging naar
een restaurant. Maar op het oogenblik, dat
het eten werd opgediend verdween A. en
was ik B. En B. ging zijn gang, gedroeg
zich hondsch tegen den kellner, onbeschoft
tegen andere gasten en stal bij het heengaan
een paraplule uit den standaard er bij den
kende: Als het eens uit mocht komen, kan
ik nog altoos zeggen, dat ik het in gedachten
heb gedaan.'1
Thuis, voor mijn boeken werd ik weer A.
Maar A. wist niet hoe hij aan deze paraplule
kwam, liet hem staan alsof zij aan een ander
behoorde en dacht: Misschien heeft iemand
hem hier laten staan."
Door een toeval ontstond de ontbrekende
schakel of ten minste werd ik er mij van
bewust. Ik werd op een nacht wakker, door
een knetterend geluld en rook brandlucht,
sprong uit bed en zag dat de zoldering van
mijn slaapkamer in brand stond. Mijn eerste
impuls was vluchten!" en ik schoot haastig
een pantalon en een jas aan. Tegelijkertijd
kwam in mij de gedachte op: Laat ik de
bovenbewoners eerst waarschuwen en de
bij-gedachte: Wat gaan ze mij aan. Laat ze
maar verbranden. Ze hebben mij óók niet
gewaarschuwd. Meteen viel een brandende
lat voor mij neder en ik schrikte hevig. De
schrik gaf mij een sensatie alsof ik mij in
tweeën splitste. Iemand liep uit mij den trap
af en een ander iemand liep uit mij den
trap op. Ik zelf, mijn lichamelijk ik, bleef
passief achter en bleef op de brandende lat
staren die het tapijt aan het smeulen bracht.
Ik werd opgeschrikt door een student
die boven mij woonde, mij een slag op mijn