Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
EENZAME PADEN
BEN NIEUWE BUNDEL VERZEN VAN
HELENE SWABTH
Prijs ingenaaid / I.5O gebonden / I.9O
Uitgave: VAN HOLKEMA & WARENDOBF, Amsterdam.
25 Mei'18. - No. 2135
HEERENKLEEDING
H.J.LOOR,utrecbt
AAG
ROTTERDAM
AMSTERDAM
MEEREN MODE-ARTIKELEN
. HZXREN8TRA.AT 12, GRONINGEN
TELEFOON 1088
B.Y.D.HEIDB
voedzaam
smakelijk
gezond
's-GraT«l.w*g. Tel. 1150
mot Bergen op Zoomsche Ansjovis
ARTISTIEKE
MEUBILEERING
ONDER RlJKS-CONTRÖLE
Bestel een vaatje van WO stuks nlj de
Viscbconservenfabriiik JOLUNDIA", Bergen op Zoom
SPECIAL! ONTWÏBPEB
STARK'S
'OXYDOL'
(CHLORAS KALICUS TANDPASTA)
45 oont p. Tube*
Naaml. Venn. STARK & Co.
Chimischo Fabriek nVHigi"
DEN HAAG
Opgericht f83O
Dames,
Den l sten Mei verscheen
het Eerste Nummer van den
13en Jaargang van het Maand
schrift
De Vrouwen haar Huis"
Prijs per jaargang f 6.
fr. per post . . . 6.50
Op aanvraag zenden wij U
gratis proefaflevering.
Uitgave van:
Van Holkema en Warendorf
AMSTERDAM.
J6RS?Y VAfl JAPAMSCH?CRAPC
KPAAC eri PAS iNeenioopenu
J6RS6Y VAM JAPAMSCHC CRAP
Afcezer MET BÊWCRRT BAMDJC
1950
5TALCM FRANCO
AMSTCRDAM
niiiiiiiiiiii""iii"HiiiiinMiiiiHiiiiiiMiiiitiiiiiniiiiiiiiMiiiiiiiMiiiiiintMiiiiM>iiiiiiininiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiii^
EPAETOGEEN
15 HET KRACHT-PREPARAAT BIJ
UITNEMENDHEID VOOR VOLWASSENEN
EN KINDEREN, INZONDERHEID VOOR
ZIEKEN. ZWAKKEN EN HERSTELLENDEN.
en 16de eeuw wilden het dan opk tot een
Engelsch gebied maken. Daarvoor moest in
de allereerste plaats het lersche karakter
van het land verdwijnen.
Doch daar een vreedzame indringing van
den Engelschen invloed door direct contact
onmogelijk was door de scheidende zee,
trachtte men langs indirecten weg dit doel
te bereiken. De Engelsche machtspositie werd
tegenover Ierland misbruikt en met geweld
werden Engelsche zeden en gebruiken, wetten
en verhoudingen den Kelten opgedrongen.
Verzet bleef niet uit, maar daar men in
Londen een tegenstand, gebaseerd op natio
nale gevoelens, niet kon begrijpen of eer
biedigen, daar men de lersche Nationaliteit
zelf niet erkende, werd niet naar eene schik
king gestreefd, maar het verzet door geweld
gebroken. Daardoor bereikte men een lijde
lijke en schijnbare rust, maareen definitieve
en eerlijke oplossing van het conflict werd
iiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiii
schouder gaf en riep: .Maar kerel, kom toch
mee. Je zult verbranden of stikken."
Ik volgde hem werktuigelijk en beneden
gekomen vertelde ik aan een agent voorde
deur, dat ik de menschen boven al gewaar
schuwd had.
Ben jij malende?" vroeg mij nu de student,
die mij gewaarschuwd had. Je stond be
sluiteloos op je kamer ... Ik heb ze gewaar
schuwd. Ik kwam net van de kroeg thuis,
toen ik het huls in brand zag staan."
Ik heb toen den brand bijgewoond, de
menschen zien beneden komen, de brand
weer zien aanrukken, de slangen zien leggen
en het vuur bespuiten en voelde duidelijk,
dat ik bij alle verrichtingen tweeërlei aan
doeningen had, soms vlak na elkaar, soms
zoo gelijk, dat ze elkaar kruisten. De eene
aandoening was er een van medelijden met
aandrang om te helpen, de andere, eene van
leedvermaak met aandrang om te hinderen.
Ik hield een ladder vast, waarlangs een
brandweerman naar boven klom en dacht
meteen : laat ik een beetje aan den ladder
rukken, dan valt hij er af. Maar tegelijk
gruwde ik van de gedachte en hield nu den
ladder zoo stevig vast, hoewel rondom mQ
stukken brandend hout vielen, dat men mij
toeriep, niet zoo onvoorzichtig te zijn.
Sedert dien brand begon ik veel over mij
zelf te denken. Er liepen de meest tegen
strijdige geruchten over mijn houding. Som
mige zeiden, dat ik mij als een ideoot had
gedragen en misschien meer van den brand
wist, dan ik wel toegaf; anderen roemden
mQ en zeiden, dat ik temidden van het ge
vaar zoo hulpvaardig en buitengewoon.
moedig was geweest.
Ik zelf wist nu, dat ik in mQ een goed
mensch en een schoelje herbergde en ik
besloot, de goede mensch in mij besloot,
den schoelje te observeeren. Dat was in 't
begin moeilijk, maar door mijn wil tot ob
servatie, ontstond in mij een derde wezen,.
dat ik den waarnemer zal noemen. Ik las
in die dagen toevallig in een
courantenfeuilleton een detective- geschiedenis en vond
zooveel overeenkomst tusschen den detective,
die den misdadiger naging om hem te be
trappen en den waarnemer" in mij, dat ik
er slechts te moeilijker door. Zoo groeide
bQ de Ieren wantrouwen, baat en verbittering,
zoo nam ook bij Engeland de verachting e.n
onwil toe. Langs deze banen verliep vanaf
de 15de eeuw tot op den huidigen dag het
lersch-Engelsche vraagstuk.
Hoe groot ook de schuld van Engeland
moge zijn, ook van lerschen kant is in deze
kwestie veel en zwaar gezondigd. Niet alleen
dat de Ieren hun goede zaak in discrediet
brachten door de gruwelijke wreedheid van
hun verzet tegen de Engelsche
overheersching, maar bovendien deden ze weinig of
niets om zich de erkenning hunner nationale
rechten waardig te maken. Integendeel, de
anarchie die het politieke, godsdienstige en
maatschappelijke leven op het atlijd groene
eiland beheerschte, de ellendige toestand
van landbouw en veeteelt, van handel en
industrie gaven een schijn van recht aan de
bewering, dat Ierland de zegeningen der
Engelsche beschaving hoog noodighad. Zij,
die zoo redeneerden, vergaten evenwel dat
deze treurige toestanden voor een deel juist
te wijten waren aan de hardhandige en
onoordeelkundige invoering van Engelsche
weldaden.
Maar het grootste verwijt dat de Ieren in
deze treft is, dat hun conflict met Engeland
hen niet tot een hechte politieke eenheid
heeft kunnen brengen. Dreigde het Engelsch
gevaar dan vereenigde zich wel alles wat
katholiek en kelt was tot gemeenschappelijke
afweer, maar nauwelijks was de bedreiging
voorbij of deze eenheid lostte zich op in
talloos vele politieke- en familiegroepjes, die
elkander fel en onbarmhartig bestreden. Zoo
bleef Ierland steeds verstoken van de een
heid, die toch onmisbaar was, om tegenover
Engeland met klem te kunnen optreden. De
geographische ligging heeft in Ierland dit
gebrek aan centralisatie versterkt.
De bescherming der zee heeft de Ieren
altijd gevrijwaard voor de Indringing van
vreemde volkeren; zelfs Engeland heeft nooit
meer dan de oostkust blijvend bezet. Het
gevaar van invasies, dat bQ andere naties
zoo samensmedend heeft gewerkt, heeft
Ierland dus notit geleend. Ten deele daar
door is het altijd een land van groepen ge
bleven, een misstand, die de Engelsche
staatslieden vaak tot hun voordeel hebben
aangewend, 't zij door de verdeel en heersch
politiek 't zij door de verzoening met een
of meerdere groepen der natie na te streven.
Want men meent niet dat de Engelsche
politiek nooit den weg der bevrediging heeft
willen bewandelen. Zij heeft alle methodes,
en dus ook deze aangewend. Maar ze heeft
niets bereikt, en kon ook niets bereiken,
omdat de basis waarvan ze uitging ver
keerd was.
En daardoor hebben de Engelsche staats
lieden, die anders zoo geniaal zijn in het
vinden van de juiste oplossingen der moei
lijkste politieke problemen, in de lersche
zaak jammerlijk geknoeid en vergissing op
vergissing gestapeld. Hunne strengheid werd
wreedheid, hun zachtheid zwakheid, hun
concessies kwamen te laat en bevredigden
niemand. De leus, Ierland voor Engeland"
heeft de lersch Engelsche kwestie gemaakt
tot een lange tragedy of errors", tot een
vreeselijk spel van bloed en tranen.
C A R. EITJE
meer detective-geschiedenissen ging lezen
en door deze lectuur voedde ik den waar
nemer" in mij op. Ik had de bewustheid
gekregen, dat ik in mij een misdadiger her
bergde en dat ik dien te bewaken had.
En nu ving het vreemde leven in en met
mijzelf aan, dat ik waardig acht hier te |
beschrijven, hoewel mij stijl en meer dan
gewoon ontwikkelde litteraire begaafdheid
ontbreken. Het zou de beschrijving in een
grooten roman waard zijn, indien ik aan de
hand van het dagboek, dat ik toen ben gaan
houden, mijn vele jaren van strijd met den
misdadiger" beschreef. Want ik was hem
niet altoos de baas. Hij scheen gemerkt te
hebben, dat hij niet meer zonder toezicht
leefde en dat de andere mensch in mij hem
niet meer tot dubbelganger en dekmantel
kon dienen.
De kleine afwijkingen kreeg ik spoedig
onder den duim Ik stal geen tafelgerei meer
in restaurants. Ik schreef geen vuile woorden
meer in urinoirs en W. C.'s. Ik scheurde
geen bladzijden meer uit de boeken, mij
door de openbare bibliotheken toevertrouwd.
Want door de aanteekenlngen in mijn dag
boek had de normale mensch in mij lang
zamerhand al deze kleinere afwijkingen ge
memoriseerd en zelfs gerubriceerd en zoodra
de waarnemer" mij waarschuwde, kon ik
den misdadiger betrappen.
En hij scheen dat te gaan merken, want
zoodra hij iets wilde ondernemen en hij
merkte maar even dat de waarnemer waar
schuwde, verdween hij volkomen.
Toen beproefde hij mijn dagboek te ver
nielen, waarschijnlijk in de meening, dat dit
de oorzaak was van de lastige controle. Als
ik er mijn aanteekeningen in schreef, trachtte
hij den inktkoker er over te gooien. Een
maal zelfs beproefde hij het in de brandende
kachel te werpen. Maar ik betrapte hem
telkens. Toen is op een dag dat dagboek
opeens verdwenen. Ik weet niet of hij het
heeft weggemaakt in een oogenblik, dat de
waarnemer afwezig was, dan wel of een
ander het had weggenomen, of dat ik het
misschien per abuis zelf had weggezonden
met een of ander pak boeken.
Ik ben mijn eerste dagboek kwijtgeraakt
en heb het nooit teruggekregen.
Toen heb ik een tijd van groote zwakte
en apathie gekend. Het was alsof de waar
nemer was verzwakt en de normale mensch
in mij of degenereerde of verstrooid en
verzwakt was. Ik verviel niet alleen in al
de oude fouten, maar het was voor mQ nu
genotvol misdadig te zijn; het beantwoordde
aan een levensdrang en een lustgevoel. Mijn
vader stierf in dien tijd en ik kreeg een
groote erfenis. Ik verslingerde mij aan een
vrouw uit een cabaret, ging met haar naar
Parijs en heb daar het geld in een zeer
korten tijd verteerd op een wijze, die ik
niet wil beschrijven, maar d ie alles overtref t
wat Krafft-Ebing in zijn Psychopatia sexualis
mededeelt. Toen mijn geld op was, verliet
mQ de vrouw en nu, aan mijzelf overgelaten,
zonk ik tot de grootste diepte. Ten laatste
kwam ik in handen van de politie. Mijn
naam en mijn antecedenten bezorgden mij
een spoorkaartje van het consulaat en ik
kwam weer naar Nederland. Zoodra ik weder
in de universiteitsstad terug was, scheen
het of de waarnemer" zich weer bij mij
aanmeldde. Als ik niet vreesde, dat men
aan mijn verhaal zou gaan twijfelen en mij
in stede van voor een autobiograaf voor
een vervaardiger van een spannend verhaal
zou houden, zou ik durven zeggen, dat d
waarnemer" uit een huis, waar een mijner
oude studievrienden woonde, op mQ toe
kwam stappen en besloot mQ weder op te
richten.
Het is een feit, dat deze studiekameraad
mij dadelijk in zijn huls gastvrijheid ver
leende, mij geld voorschoot om mQ weder
van een goede garderobe, een kamer, boeken
enz. te voorzien en ik een nieuw dagboek
begon. Zoodra ik dat dagboek begon, werd
de misdadiger" bang en klein en toen ik
bQ mijn vriend een corpslint stal, dat om
een Minerva-beeld hing, had ik, onmiddellijk
toen ik op straat kwam, instede van een
gevoel van bevrediging, dat anders misdaad
mij gaf, een gevoel van weerzin. En ik ging
naar zijn kamer terug, bracht het gestolen
lint weer op de oude plaats, wandelde naar
mijn eigen kamer en schreef in mijn dagboek
achter den datum: B. stal bQ Chris het lint.
Vergeten
Ik heb 't gevoeld, wat 'k niet meer denken
mag;
Ik heb 't gevoeld, toen 'k keek door 't venster
heen
Naar buiten, waar je, spelensmoe, verscheen
En klinken deedt je blijden jongenslach.
Ik heb 't gevoeld, toen ik je daar weer zag,
Na langen tijd, die rukt zooveel uiteen...
Ik heb 't gevoeld: je blQdschap was alleen
Voor moeder wel en voor dien zonnedag.
Ik heb 't gevoeld, dat 'k niet mag denken
meer,
Dat 't kinderhart het mijne niet vergeet;
De tijd ging heen en 'k ben een vreemde weer.
Ik heb 't gevoeld, doch zonder harteleed,
Want 't mooiste blQft in mijn gedachtensfeer:
Zooveel van jou, dat van geen tijden weet.
T i l b u r g, 10 Maart 1918. P.
lillllllllimlKllliin
iimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiu' i) i INI
De Partieele Reorganisatie van
het Post- en Telegraafpersoneel
De door het Persbureau van den Ned.
Post- en Tel.-Bond ingezonden repliek in
het no. van 4 dezer over bovenstaand onder
werp, opent geen nieuwe gezichtspunten,
maar bepaalt zich tot de verzekering, dat
de Vereeniglng van Directeuren bQ P. en T.
als tegenstandster van het
reorganisatieontwerp-Lely naast de commiezen-t itulair,
adjunct-comm. enz. staat, en beroept zich
voorts op verklaringen van erkende
onderwijs-speclaliteiten, die van oordeel zijn, dat
de streng-vergelijkende examens, waaraan
de klerken voldaan hebben, weinig verschillen
van die, welke door de oudere commiezen
zijn afgelegd.
Wat het eerste betreft, dit: de Vereeniging
IIIIIIIIIIIIIIMIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIlIIlllllllMIIIIMIIIlllllllllllllltl
Maar A. dwonghemhetweerterugtebrengen.
Het lukte mij nu, de pogingen van B. om
het dagboek te verwaarloozen en te
vernietigen met succes te bestrQden. De
waarnemer werd waakzamer in mQ en ik
kocht een zijden corpslint, liet er een hor
logeketting van maken en zoodra ik de
macht van B. voelde, greep ik dat lint vast.
Dat hielp. Het hielp zóó, dat ik bQ elke
poging van B. ten laatste slechts in gedachte
naar het lint had te grQpen of er aan te
denken, om B. op de vlucht te jagen.
Ik begon weer te st«deeren, blokte hard
en deed mijn laatste examen met vrij veel
succes. Nu was ik arts en ik kon mij vesti
gen. Ik werd eerst assistent in een zieken
huis. In 't eerst had ik daar veel moeite om
B. te bedwingen, want hij had nu een geheel
nieuw terrein voor zQn misdaden gevonden
en wilde patiënten martelen, vergiftigen,
kinderen infecteeren. Het kan heel goed zQn,
dat ik dergelijke misdaden heb bedreven
doch heuchenis heb ik er niet van. Als de
waarnemer" afwezig was en het contact
tusschen A. en B. verbroken was, bestond
er ten deze voor mij geen mogelijkheid van
controle. En daar B. na een misdrijf altoos
zich dadelijk achter A. verschool, daarin
een groote handigheid had, kon ik niet door
anderen ontdekt worden. Hoe dikwQls is de
arts niet geheel alleen met een weerloozen
patiënt! Maar toen ik wegens mijn bijna
verbluffenden aanleg om met menschen om
te gaan gevoegd bij mQn hooge gestalte
door den proffessor speciaal belast werd
met de behandeling van de zenuw-lijders,
en eiken dag mQn staten had in te vullen,
scheen het alsof de waarnemer in mij met
den dag aan kracht en vernuft won en alsof
de misdager" vrees begon te krfjgen voor
dit tweede dagboek", of wat hQ in zijn
domheid daarvoor hield.
En juist omdat ik zelf in mQzelf zooveel
ondervonden had, kreeg ik een zeer groote
vaardigheid om de meest misdadige lijders
te begrQpen en te doorzien. Hun af wQkingen,
hun mentaliteit, hun psychosen, hun meest
abjecte handelingen bekeek ik van uit geheel
ander oogpunt dan mQn collega's en naar
de diagnoses en de verklaringen van den
van Directeuren bestaat voor een groot
gedeelte uit z.g. Klein-Directeuren, dat zijn
commiezen-titulair, die directeuren van de
kleinste post- en telegraafkantoren zijn ge
worden. Onder den druk van deze leden
neemt de Vereeniging van Directeuren na
tuurlijk hetzelfde standpunt in als de Ver
eeniging van Comm.-titulair c.s., d. 1. de
Ned. Post- en Tel.-bond.
Duidelijker dan deze vage verklaringen
spreken de cQfers over de jaren 1893 t/m
1909, in welke periode het klerkencorps werd
gevormd. Van de pl.m. 1800 aangestelde
klerken hebben rond 400 of slechts 22 perc.
aan een vergelijkend examen moeten vol
doen en daarvan nog geen 100 aan een
streng vergelijkend examen. Van deze 400
is een groot gedeelte, waaronder de beste
krachten, sindsdien door middel van het
adspirant-commies-examen in den commies
rang overgegaan. Nagenoeg allen, die thans
nog in den rang van comm.-titulalr,
adjunctcomm. en klerk zijn geplaatst, zijn na een
zeer eenvoudig, niet-vergelQkend examen
aangesteld. Op grond hiervan handhaven
wQ als onze meening, dat het niet in het
belang van PosterQen en Telegrafie mag
worden geacht om een groote groep van
personeel, die aan zoo oppervlakkige eischen
van ontwikkeling heeft voldaan, met de
leiding van den dienst te belasten.
Amsterdam
HET PERSBUREAU VAN DE VEREENIGING
VAN DIRECTEUREN EN COMMIEZEN BIJ
POSTERIJEN EN TELEGRAFIE.
(Gedachtenwisseling gesloten. Red.)
Ter Bevordering van den Vrede
Naar aanleiding van de verschillende po
gingen, die reeds door Neutrale Staten en
Comité's gedaan zijn om de oorlogvoerende
Staten tot de vrede te brengen, neem ik de
vrijheid U onderstaand een praktischer idee
aan te geven, dat den oorlogvoerenden mo
gendheden waarschijnlijk heel wat sym
pathieker zal zijn dan protesten van
AntiOorlogsraden, vergaderingen in Stockholm
en vredeboodschappen van den Paus, en
waardoor de Neutrale Staten dan tevens
zouden bewijzen, dat het met hunne
poprofessor luisterde ik niet zonder hem
diepinnerlijk als een geblinddoekte te beschou
wen, die als wegwijzer wou optreden, als
ik dit beeld zoo eens gebruiken mag. MQn
overtuiging is, dat een volkomen normaal
mensch nooit een goed psychiater kan wor
den. Men zegt of het waar is weet ik
niet, ik heb op eigenlijkj kunstgebied
slechls de ervaring van den leek dat
tooneelsprlers alleen die typen goed uit
beelden, welke zQ in zich omdragen en dat
schrijvers ten slotte nooit anders dan min
of meer gevarieerde zelf reproducties
geven. Het zou belangrijk zQn hun zelf
daaromtrent te ondervragen. De psych'ater
meet in zich al de verschijnselen dragen,
die zijn patiënten toonen, maar hij moet ze
beheerschen, en meer beheerschen dan wie
opk. Hij moet te hooger staan, naarmate hij
dienere afgronden in zich zelf kan peilen.
Toen ik B. geheel in mij meende onder
worpen te hebben, verscheen hij in mijn
droomen. Ik deed nu in mijn droom een
zelfde soort dingen, als waartoe B. vroeger
mij in het daagsche leven had gedwongen
en aanvankelijk was A. in den droom altoos
de zwakste. Maar door geduldige oefening
en gestadige wilskracht gelukte het mQ ook
in den droom trn laatste B. tot de verlie
zende partij te maken. Daardoor meen ik,
dat ik zeggen mag, dat men ook voor de
misdaden in droom begaan verantwoor
delijk is.
Tenzij men wil aannemen, dat men voor
misdaden buiten den droom (hoewel men
er door den aardschen rechter bij ontdek
king voor gestraft wordt) evenmin of even
veel aansprakelijk kan gesteld worden als
voor misdaden in den droom begaan.
Want zou ik, indien ik als detective van
mijzelf er niet in geslaagd was, B. te be
trappen en verbannen, meer schuldig zijn
geweest dan thans?
En ook waarheen is B. gevlucht? Is
hQ dood of werkt hQ in een ander?
Hoe weinig weet men van het ware wezen
der psyche, zelfs als men een positie be
kleedt gelijk de mijnel