Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
l Juni '18. No. 2136
DE SPANNING IN OOSTENRIJK . . .
Teckenlng voor ,de Amsterdammer" van Jordaan
... of de nadeelen van 'n dubbel-adelaar
IHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIII lllllllllimUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHHI
ruimte aan zijn werkzamen geest, die be
hoefte had aan de daad, de ook hem ver
lossende daad.
Zoo kwam hij dertig jaar geleden naar
Amsterdam, waar hij zich aan socialen arbeid
J. A. TOURS t
IllllllllllttllllllllllllllllllllllllllllllIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIItltllllllllHIHIIIIIIll
H. BERSSENBRUGGE,
PORTRETFOTOORAAF
ZEESTRAAT 65, naast Panorama Mudn,
DEN HAAG. Tel. 1538.
«iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiii
Zeventiende EU LAATSTE Prijs
van onzen Novoilon-WodstrIJd
DE VERLOREN ZOON
DOOR
J. W. WELBERGEN
De gebeitelde torentronk stond stil en
aandachtig voor den ontzaglij ken hemel. In
roerlooze wake hingen de wolken ontvouwen,
tot een rijp-rood velarlum van luchtkruin
tot diep naar den einder in gave samenhang
en effen glooiing. In het sober bekken rond
de torenwortel bezonk de late avondschijn
en welde weer deinend op langs de
knoestige flanken als een zachtdampend
offerlicht.
De woningen langs het marktplein ston
den als redelijke wezens stil en verknocht
bfjean, in bevallige houding. De willekeur
van daken, getrapte geveltop, gewette
noksnede, arkeneel en naakte
schoorsteenschachteii, gansch het scherpe, geschaarde stadsrif
stond daar opgebouwd uit kostbare materie,
van gedempte en oudbelegen kleur.
Uit de steenen kuilen rondden er boomen
met gave, goud-groene kruinen.
Een glanzig windvaantje staarde in de
verte.
Een rasse vogel wenkte ten groet.
Een vleugje rook bleef aarzelen.
In schutse van zachten, verren glans en
maagdelijke stilte lag de stad, in zich zelve
gekeerd, godvruchtig onder de laaiende
hemel, die was als een baarlijke eeuwighe'd.
Stenhaan Haelen bleef staan voor het
venstef en nam kort die bezonnen pracht
vóór hem op, koel en keurend als
deskundige.
.Niet kwaad, lang niet alledaagsch. Van
die duifgrtjze regenwolken geven 's avonds
een zeldzaam rood. Niet dat gul karmoztjn,
maar gevoeliger gemaakt met een scheutje
ging wijden in een tijd, toen men dat woord
nog nauwelijks verstond. In Amsterdam
vond hij een zeer groot terrein van werk
zaamheid; de velden waren hier wit om te
oogsten, maar weinigen zagen het. Tours zag
het wel; ook een ander praktisch idealist,
P.W.Janssen; nogeenderde, een hoogstaande
vrouw van fijnen geest, Helene Mercier.
Het is dat drietal, dat de gedachte heeft
gekoesterd en tot rijpheid heeft doen komen,
die ten slotte in de stichting van Ons Huis"
in de Rozenstraat is belichaamd. Gedachten
zijn bloemen; daden zijn vruchten. Zonder
de bloemen te minachten verkoos Tours de
vruchten, misschien soms al te veel.
Tours heeft, daartoe in staat gesteld door
den ruimen zin van Janssen en terzijde ge
staan door Helene Mercier, de stichting van
Ons Huis" voorbereid. Hij werd de eerste
directeur en bleef dat gedurende achttien
jaren. Toynbee was zijn ideaal. Nooit heeft
hij geloofd aan een toekomstigen heilstaat,
voor te bereiden door een steeds scherper
klassenstrijd. Integendeel was maatschap
pelijke vrede, de toenadering tusschen de
Maatschappelijke groepen zijn ideaal. Dat
ideaal heeft hij nagestreefd zijn leven lang;
hij heeft er miskenning, ook hoon, zelfs be
spotting voor getrotseerd, maar hij heeft
de erkenning van de waarde ervan aan de
krachtig weerstrevenden afgedwongen. Zoo
heeft hij het geluk gehad te mogen zien,
dat fle Ons Huis"-gedachte, het ideaal van
den maatschappelijken vrede door ontwik
keling en beschaving, alom wortel schoot,
eerst te Amsterdam, toen daar bulten. Een
welbesteed, ook een gelukkig, want geslaagd
leven.
Donderdag 23 Mei strooide Ons Huls"
bloemen op zQn graf.
H. BRUGMANS
miiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiHiiiii
iiiiiiiiiiiiiiiiii
violet, 't Licht is bedwelmend, zoo
onaangelengd aan zoo'n mateloos firmament."
Hij sloot de oogen om het Inwendig beeld
nog eens na te peinzen.
Maat en getal gelden ook bij
schoonheidswaardeering. 't Rood van een vischkieuw
is heel fijn en zóó die luttele spinnetjes,
als koraalgruis, die door 't water zwerven.
't Is aangenaam om 't zoo terloops op te
merken, maar 't is slechts een prikje genot,
puntig, niet aangrijpend en doordringend
als van die kleur-steppe voor me. Dat
onbeschaafde genoegen om de hoeveelheid
wil ons, aestethisch geleuterden, evengoed
aantasten. Maar God, uit welk onrein draf
worden onze louterste aandoeningen ge
stoofd .... tenminste onrein en louter naar
algemeen goeddunken van ons, menschen
onder elkaar. Dat laatste gedicht van
Meygaarden was schrijnend van
schoonbeleden leed. En hij bekende me, dat toen hQ
zocht naar eerste aanleiding van die
levensbenauwing, terugtastend langs de sluitreeks
van oorzaken, hij uitkwam op een kwalijk
puistje aan de wang vam zijn vrouw. Dat
moest ik bQ mijzelf ook eens uitziften."
Stephaan wendde zich weer naar den
trlompheerenden hemel.
Die lucht is me toch wel wat al te op
zichtig gepolychrimeerd. Zooiets van een
reclamebord voor God's schoone natuur.
Hoewel, bfl meerder oplettendheid krielt er een
gedempte verscheidenheid van tint langs
vage stulpen. En in de wrongen, die zijn
als een uitgevaagd relief en raadselachtig
van figuur als een navel. Sober en stoïsch
van houding daartegen de toren; oud-grijs
als beukenschors; met vlakgeschaafde
schacht; kantig-uitgewrocht de transentiara."
Stephaan wierp de ramen open en boog
zich over de diepte. Leeg lag er het markt
plein als een wijde schotel. Er was niets
dan de stille schroom van het licht. Voor
de schaduwgeul der zijstraten stapte £een
trage wachtpost. Een priempje licht vlijmde
op en af langs de bajonet.
Het licht is geurig. De avond is als een
doelloos bezinnen. Het plein is een schoone
verbeelding, zoo eenzaam om dat uur. Aan
de willekeur onzer vijandelijke bezetting te
danken. De luiden, die er gewoon waren
hun zelfgenoegzame menschelijkheid uit te
venten moeten zich tevreden stellen met
N.V. PAERELS
Meubileering Mu.
COMPLETE MEUBILEERING
-: BETIMMERINGEN
:
Rokin 128 Telef. 4541 N
Iets over de Vereeniging tot Oplei
ding voor Ambachten en Beroepen
door C. VOUTE
Secretaresse dezer Vereeniging
Tusschen de bonte en meest verscheiden
draden, welke samen het weefsel van ons
hedendaagsch maatschappelijk leven vormen,
loopen er enkele van een zeldzame kwaliteit.
Het zf]n die van instellingen en personen
welke, door zuivere belangeloosheid gedre
ven, zich wijden aan de belangen van hen
die hulp, steun en raad behoeven. Het
glanzende draadje te volgen, dat zulk een
instelling door het Amsterdamsche leven
der laatste 65 jaren heeft geweven, is het
doel van dit opstel.
De Ver. Ambachten en Beroepen" is een
instelling die in haar ? annalen een stukje
geschiedenis van oud Amsterdam heeft
vastgelegd. Haar oprichting geschiedde in
in 1851 en zij heeft sindsdien den groei en
de uitbreiding der stad en de geweldige
ontwikkeling van techniek en industrie mee
gemaakt. En óók meegeleefd, want ver
blijdend is het op te merken dat deze oude
vereeniging die een typische erfenis van
gebruiken en gewoonten van haar vaderen
heeft aanvaard, zich deze erfenis heeft
weten ten nutte te maken en zich heeft
weten aan te passen bij de steeds wisselende
tijden, zonder daarbij schade te doen aan
de piëteit tegenover haar stichters.
In overeenstemming met haar afkomst
heeft zij haar zetel in het oudste deel der
stad: in De Brakke Grond, en wan neer wij
ons even den tijd gunnen te snuffelen in
de vergeelde papieren en documenten,
waarop zooveel bekende oud-Amsterdamsche
namen voorkomen, dan zien wij verbaasd
en veiheugd van welk een vooruitzlenden blik
en ruime, haast moderne opvattingen haar
oprichters blijk gaven.
WQ zien dan hoe daar in die voorbijge
gane jaren uitvoering is gegeven aan een
werkverschaffing voor minvermogenden,
voornamelijk voor vrouwen en meisjes, met
daaraan verbonden depots tot verkoop der
gemaakte goederen-; vakopleiding' voor jon
gens en meisjes heeft steeds in de vaan
der vereeniging gestaan en het belang van
voortgezet onderwijs werd reeds hier inge
zien toen de gemeente daar nog lang niet
aan toe was. Zij bevorderde dit door de
oprichting van een eigen herhaltngsschool
voor haar pupillen die pas werd opgeheven
toen Burgeravond- en Ambachtsschool op
minder kostbare wijze hetzelfde onderwijs
konden verschaffen. Aan de opleiding was
van oudsher het patronaat verbonden ten
bewijze welke waarde aan dezen moreelen
steun werd gehecht, en terwijl veelbelovende
jongelieden zelfs bij academische opleiding
en studie aan Teeken-Academie werden ge
steund, werd evenmin geschroomd behoef
tige kinderen door spijsverstrekking te
helpen.
De tijden veranderen en van dit heele
program bleef allén over de Vakopleiding.
Uit de korte feiten hierboven vermeld spreekt
met klaarheid dat door de jaren heen deze
vereeniging aan nzelfde leus getrouw bleef
en wel deze: bij uitstek practlsch werk te
verrichten. Geen theoretische beschouwingen
doch aansluiting bij het werkelijke leven
en voortdurende aanraking met de praktijk
maakten steeds haar doel uit en met alle
kracht wijdt zij zich aan hare benijdens
waardige taak: een goede, degelijke vakop
leiding onzer stadsjeugd, om daarbij in een
gezonde wisselwerking te oogsten wat zij
zaait, n.l. zélf jong te blijven. Want jeugdig
en frisch is deze vereeniging, wanneer men
een kijkje neemt in het werk dat zooveel
iimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiMimiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
beperkte omzet rond de huiselijke haard.
Als een pointillévan versmoord grijs en
omber ligt vastgeordend het plaveisel. Het
zandsteen der gevels kleurt als rijp
vruchtvleesch van een 'peer. De daken staan
uitgekaveld in lichte en donkere kleurfiguren.
De schoorsteenen strekken er buitensporige
schaduwen over uit, eindeloos of
kortgeknot. Een bezonnen kleurenwoeker. Dat
eene huls is geboetseerd als in dwee klei;
de verbogen voegen gegroeid tot een
nervatuur tusschen de afgestompte baksteenen;
over 't melaatsche rood een wispelturig
motief van doorgesijpeld groen als gebatikt.
't Staat er alles zoo vreemd, als zinlooze
kostbaarheden; buiten allen tijd om, als de
nagebleven schaal van een lang verleden
weekdier... Een vies weekdier."
Hij lachte.
De klacht van een kat in llefdesnooddruft
wendde zijn aandacht daarheen. Waar twee
daken uiteenspalkten wrong poes het broeiend
lijf en staarde klaarblijkelijk in een wulpsch
verschiet. De fijne kinnebak stamelde bib
berend voort, slakend eenklaps een nieuwe
lokroep.
Haelen, deinzend voor de gulhartige
wanklank, mikte met een steentje, dat kletterde,
omlaag, door de lijdzame stilte.
Zoo'n onverholen lyriek is onduldbaar.
Als de menschheid ook zoo openlijk zijn
Instincten ging naleven, was 't gansch niet
te harden. Naakt loopen is alleen als merk
waardige uitzondering te waardeeren."
Zienderoogen doofde de hemel. Een oog
wenk bleef de wereld ontnuchterd onder
leemkleurig wolkmasker. De schaduw bleek
een goedertieren vertroosting. De huizen
scholen dicht bijeen, in stil geduld, even
beroerd me; vochten naglans. De wolken
weken verder uiteen, ontblootend het bare
blauw van een lankmoedigen hemel.
De zon Is haar inspiratie kwijt. Dat ge
metselde stellaadje is weer steen voor steen
uit te tellen. De kerk behoort weer aan haar
secte. De huizen zijn weer bruikbare
woonen slaapsteden. Nu een gekleurde regenboog
er over met opschrift: Hier houdt men
com mensalen."
Hij dook in de mollige diepte van een
fauteuil en bezag de onherbergzaamheid
van zijn kamer. Een tafel en stoel stonden
verdwaasd in 't ruime midden. Langs n
patroons en patronessen met opgewektheid
verrichten.
Heel in het kort kunnen wij het werk
waartoe Ambachten en Beroepen" zich thans
bepaalt zóó samenvatten: de Vereeniging
geeft bij monde van de patroon of patrones
aan het kind en zijn ouders raad en voor
lichting bij de beroepskeus, regelt in overleg
met de ouders de meest geschikte vakop
leiding, welke indien de ouders daartoe niet
bij machte zijn door de Vereeniging wordt
bekostigd, waarbij niet alleen onderwijs,
doch zoo noodig ook leermiddelen, gereed
schappen en werkkleeding aan den pupil
worden verschaft. Gedurende de geheele
opleiding oefent de patroon of patrones toe
zicht uit, waaraan het loffelijk ontslag der
Vereeniging na voltooiing der vakopleiding
eerst een einde maakt. Dit patronaat is
het belangrijkst deel van ons werk. Het is
niet voldoende een jongen in een werkklel te
steken en hem bij een baas onder te bren
gen, ook niet een ander voor de
ambachtsschool op te geven; evenmin een meisje
naar een costuumatelier te sturen of in een
dienstje te plaatsen, zonder meer.
Waar het hoofdzakelijk op aan komt, dat
is de gedurige leiding, de onverflauwde
belangstelling in de vorderingen en de
hartelijkheid waar ieder kind gevoelig voor
is dat is het medeleven met het heele gezin,
en daarom ook is het een wijs beleid, dat
de geheele finantieele regeling, betaling van
onderwijs enz., buiten patroons en pupillen
om, regelrecht door het bestuur geschiedt.
Hierdoor blijft de verhouding zuiver vriend
schappelijk zonder geldelijke afhankelijkheid.
Het komt ook meermalen voor, dat de ouders
zich met liefde de opoffering van de school
gelden getroosten, maar toch den moreelen
steun van de Vereeniging inroepen.
Laten wij een enkel geval van nabij bekijken.
Uit een doodarmoedig, groot gezin van een
fruitventer, dat een ongelooflijk kleine woning
bewoonde, namen wij achtereenvolgens drie
meisjes als pupil aan. Dank zij de bewon
derenswaardige energie van deze kinderen
en de gelukkige samenwerking van onze
patrones met het gezin, kon hier in een
tijdsverloop van 6 jaren bereikt worden, dat
de oudste, als ISjarig machlnebreistertje bij
ons gekomen, het bracht tot hoofd van een
eigen brei-inrichting met 12 breisters en 4
eigen verdiende machines. Zij kreeg door
eigen toedoen haar vaste klanten, wel bij
de honderd, en bovendien de leverantie van
militaire sokken. De twee andere meisjes
zijn nu zelfstandig werkende linnennaaisters,
die hun vak verstaan en met haar geregelde
inkomsten de moeder in een ruime woning
een gelukkigen ouden dag bezorgen.
Ik doe nog enkele grepen uit ons archief,
dat geen tijd heeft stoffig te worden, daar
het in hoofdzaak bevat de geschiedenissen
van jonge werkzame levens, die volharden
en vasthouden aan hun bescheiden roeping:
op goede, eerlijke manier hun brood te leeren
verdienen. Uit de beknopte gegevens van
onze patroons en patronessen over hun pu
pillen zijn levensepisoden samen te stellen
die verbazen, boeien en opwekken.
Denk eens aan dien ISjarigen kleine vent,
wiens wensch het is schilder te worden.
Hij gaat, vraag niet met welke opofferingen,
v^n zijn moeder, een weduwe met armoedig
thee- en koffiezaakje, die snakt naar wat
meer inkomsten, drie jaren naar de dagcursus
der Ambachtsschool. Na behaald getuig
schrift wordt hij onmiddellijk bij een goeden
schildersbaas geplaatst, en de rapporten
vertellen met verblijdende eentonigheid van
zijn ijver en vorderingen, die in geregelden
loonopslag uitkomen, totdat de 19jarige
jonge schilder in staat is als volslagen kost
winner van het gezin op te treden, als zoo
danig herhaaldelijk van militairen dienst
wordt vrijgesteld, en dien wij met trots ons
loffslijk ontslag geven.
Een kleine knutselaar, loopjongen in een
electrische-bellen-zaakje, wordt pupil van
onze Vereeniging. Hij toont flink te kunnen
werken zoowel met het hoofd als met de
handen. Overdag in de praktijk, wordt hij
op voorstel van zijn patroon leerling aan
de Avondschool voor Electriciens, waar hij
als No. 2 zijner klasse het einddiploma haalt;
thans is hij electricien aan een groote tech
nische fabriek in Utrecht met een goed vast
loon. Ook zulk een resultaat loont de
voortwand rangschikten reeksen boeken een
kleurig spectrum. Een Grieksch plengvat
rustte er boven, op tengeren voet. In 't ge
bruind rood der lenig-geronde lende lolden
zwarte schimgedaanten. Op 't pleisterstonden
bij wijze van houtsneden enkele zinnebeelden
geteekend: een knaap, die met dartele
voeten een wijnpers trad; een jongeling, in
streng-gevouwen tunica, die sterren tot een
figuur ordende; zijn evenbeeld, gebogen
luisterend aan de aarde; twee lijven in
handtastelQke omhelzing; een naakt man,
die spottend op allen neerzag.
Het pretje is gedaan, nu staat het me
weer vrij, me te vervelen. Ik ben zat van
de geneugten der schoonheid, 't Blijft bij
een aangename jeuk aan de huid. God, dat
slurpen van mijn jeugd, dat gulzig geluk
opborrelend uit eiken dag. De druipende
honingkorf, die ik toen was, de lekkere
slampamper. Na die lijdelijke overgave 't
bezonnen smaken van later dagen, 't wegen
met kiesche geest, 't keuren op ieder zintuig
en de vreugde, die naklonk over de stilte
van leege uren. M»ar daartoe is
goedgeloovigheid en zelfverblinding van noode. Ik
heb volgens de nieuwste, verbeterde metho
den zoo zorgvuldig bij me zelf en anderen
op de loer gelegen, dat ik zonder vooroor
deel de ijdelheid van alle bestaan heb in
gezien. Een wèlgehanteerde rede is de beste
zelfvernietiging. Het voorgaande geslacht
durfde in al ons streven de waan te ontdek
ken. Vroeger nog niet zoo doortastend. We
moesten onze instincten maar laten woeke
ren. Die zetten nieuwe drogbeelden, dat is
onvermijdelijk. De rede grijpt weer in en
zóó voort, tot de instincten het eindelijk
begeven. Die kunnen niet buiten zelfbedrog.
Ik ben defect. God ik lust 't leven niet meer.
Zelfs de spot geeft niet langer genot... Die
eindelooze verveling... Wachten, zonder
vreugde, zonder begeeren, zonder hoop...
in de leegte liggen kijken, tot de redelooze
dwarrel me weer opslorpt. Slapen is 't beste
en dan het leven laten wegkwijlen."
Hij wandelde langs de boekenkast.
De menschen hebben toch zoo hun best
gedaan, om zich met systemen en verzinsels
het leven houdbaar te maken. De ellenden
neerdrukken onder de knie van een machtigen
wil. Zich een eindelooze zaligheid verdienen
in een eindelooze eeuwigheid, zonder haperen
LUPINE
Kloeke landman, zaai Lupine
Op uw akker en uw land.
Zonder koemest en salpeter
Helpt u deze stikstof plant.
Boeren, tuinders, planters, kweekers,
Mannen van den zeis en ploeg;
Op uw moebegroeide gronden
Komt er nimmer mest genoeg.
Denkt aan onze suikerbieten,
Zorgt voor ons gezegend graan.
Op uw Godgevallig werken
Steunt ons vrije Volksbestaan.
Rappe landman, zaai Lupine,
Witte, gele, naar het hoort.
Veldlaterus, Sanadella
Roode klaver en maar voort.
Grauwe Wikken, Hoprupsklaver,
Doet uw keuze, wat u past;
Zonder deze lieve planten
Komt ons Vaderland in last.
Zaai Lupine op uw velden
Van wat minder kwaliteit....
Zaai Lupine, forsche landman,
En ge zaait Neutraliteit l
J. H. SPEENHOFF
UlHIIIHIimillllllimillllllllllllflIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIiHltlllHII
H.VANDOOREN&Cü.
AMSTERDAM DEN HAAG UTRECHT
Bewaart gedurende de Zomermaanden
Uw BONT in MOTVRIJE KLUIS
lllllllllllllltlllMlllllllllllltllMIIIIINII
durende zorgen van zijn patroon en de
kostbare opleiding hem verstrekt.
Een andere jongen komt als leerling der
Ambachtsschool bfl ons. Zijn aspiraties
gaan hooger dan zijn vader, een
glazenwasscher, hem kan veroorloven. De op
leiding tot scheepsmachinist is van langen
duur en kostbaar. De toewijding en be
middeling van zqn patroon bewijzen hem
onschatbare diensten, die hij ten volle
waard toont te zijn. Deze flinke jonge man
komt, na aanvullingslessen hem kosteloos
gegeven, op den Avondcursus der Middel
bare Technische School. Overdag in de
smederij, s'avonds op school en vaak
's nachts weer in de werkplaats; dat zou
niet ieder klaar spelen, maar hij slaagt in
Aug. 1915 voor zijn machinisten examen
en krijgt in Fe b r. 1916 het loffelijk ontslag
onzer Vereeniging als 4e machinist der
West-Indische Mail.
Nog n geval uit de vele, die het
sieraad onzer Vereeniging zqn. Deze jongen
verdient al een klein weekloontje, wanneer
hij met den wensch decoratie-schilder
te worden, als pupil van Ambachten
en Beroepen wordt aangenomen. Het moeilijke
besluit wordt genomen weer naar school te
gaan; zijn ouders offeren de verdienste op
in het belang van hun zoon, die nu leerling
der Quellinusschool wordt. Drie goed be
stede schooljaren worden afgesloten met
einddiploma en hoogste onderscheiding dezer
school. Nu is zijn weg ook gemaakt. Hij
vindt plaats op een bekend atelier voor
nij verheidskunst, neemt intusschen nog
boetseerlessen van eigen verdiend geld en krijgt
op 19-jarigen leeftijd als een uitstekend
IIIIIIIIIIMIIIIII
iiiiiiimiimmiitmtini
Nederl. Munt
Hollands moest gewriide Sigaar
^
iiiiiitiiifiiiiiuiiiiiiiiiiiimitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiniiiimiiiiiiiiiii
en walgen. Natuurlijk in een hiernamaals.
Zelftucht, onthouding, berusting,
godgelatenheid, kunst, wetenschap. En met hun rede
ontwrichtten ze hun hartstochten en met
hun hartstochten de rede. 't Cirkeltje. Ze
durven de consequentie's niet aan. En dan
dat kwaadaardig kijven over doel en uitleg.
En al dat juichen en jammeren, uitgemeten
aan lange verzen."
Op de kim verhieven elpen-wolken hun
mythische gestalten. De pijler van den toren
rees als een schepter voor den ongerepten
hemel. En achter blauwde 't geheim eener
dalende diepte.
Ik ben zoover als Salomo en Faust. Maar
de ecclesiast vond nog heul bij zijn God,
Faust bij de duivel en zijn graag vleesch...
Zijn begeerten waren wel wat te gretig voor
zoo'n doorzeten hoogleeraar.'. Ik heb niets
dan mijn verachting. Logisch rest me niets
dan zelfmoord. Vreemd, dat ik me nooit heb
kunnen overhalen mijn overtuiging daarmee
te belijden. Maar wij sceptici hebben de
daad, de beslissing verleerd."
Hij sloot de oogen, balde de handen langs
de ooren, kroop weg in zijn eenzame ellende.
De gedachten stokten: hij luisterden naar
de rasp van zijn schamper verdriet, proevend
weer de haat in het vleesch als een deesem.
Dood wezen, Wegzinken. Oplossen. Niet
meer weten."
Schemer mengde zich in de stilte. Door
verre holte der stad voer vreemd joelen,
verstoord door stompe knallen. Nabij bleef
de avond zwijgen met toegenegen lippen.
Onverhoeds werd de rust vertreden door
oproer van roepende stemmen, draven, schreeu
wen. Stephaan moest luisteren, verwonderd.
De onrust werd wilder. Voeten bonsden
op de trap, een vriend schudde 't rumoer
van zijn haast door de starre kalmte der kamer.
Ze gaan aan 'trooven en branden. Ze
schieten. Ze zijn gek. Ze moorden."
Stephaan speurde even de angst voor
'i ongewone, eenjbijtende vreugde, dan voelde
hij zich stollen tot een onverschilligheid als
een muur. Hij bleef zwijgen, koel voor de
verbaasde woede van den ander, die weer
tegen hem aanschreeuwde:
Ze steken het vuur in de stad. Ze hebben
al menschen doodgeschoten."
Laat ze elkander uitroeien. Ze moesten
het redelijker doen. Tot de laatste man