De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 1 juni pagina 2

1 juni 1918 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND l Juni '18. No. 2136 DE SPANNING IN OOSTENRIJK . . . Teckenlng voor ,de Amsterdammer" van Jordaan ... of de nadeelen van 'n dubbel-adelaar IHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIII lllllllllimUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHHI ruimte aan zijn werkzamen geest, die be hoefte had aan de daad, de ook hem ver lossende daad. Zoo kwam hij dertig jaar geleden naar Amsterdam, waar hij zich aan socialen arbeid J. A. TOURS t IllllllllllttllllllllllllllllllllllllllllllIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIItltllllllllHIHIIIIIIll H. BERSSENBRUGGE, PORTRETFOTOORAAF ZEESTRAAT 65, naast Panorama Mudn, DEN HAAG. Tel. 1538. «iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiii Zeventiende EU LAATSTE Prijs van onzen Novoilon-WodstrIJd DE VERLOREN ZOON DOOR J. W. WELBERGEN De gebeitelde torentronk stond stil en aandachtig voor den ontzaglij ken hemel. In roerlooze wake hingen de wolken ontvouwen, tot een rijp-rood velarlum van luchtkruin tot diep naar den einder in gave samenhang en effen glooiing. In het sober bekken rond de torenwortel bezonk de late avondschijn en welde weer deinend op langs de knoestige flanken als een zachtdampend offerlicht. De woningen langs het marktplein ston den als redelijke wezens stil en verknocht bfjean, in bevallige houding. De willekeur van daken, getrapte geveltop, gewette noksnede, arkeneel en naakte schoorsteenschachteii, gansch het scherpe, geschaarde stadsrif stond daar opgebouwd uit kostbare materie, van gedempte en oudbelegen kleur. Uit de steenen kuilen rondden er boomen met gave, goud-groene kruinen. Een glanzig windvaantje staarde in de verte. Een rasse vogel wenkte ten groet. Een vleugje rook bleef aarzelen. In schutse van zachten, verren glans en maagdelijke stilte lag de stad, in zich zelve gekeerd, godvruchtig onder de laaiende hemel, die was als een baarlijke eeuwighe'd. Stenhaan Haelen bleef staan voor het venstef en nam kort die bezonnen pracht vóór hem op, koel en keurend als deskundige. .Niet kwaad, lang niet alledaagsch. Van die duifgrtjze regenwolken geven 's avonds een zeldzaam rood. Niet dat gul karmoztjn, maar gevoeliger gemaakt met een scheutje ging wijden in een tijd, toen men dat woord nog nauwelijks verstond. In Amsterdam vond hij een zeer groot terrein van werk zaamheid; de velden waren hier wit om te oogsten, maar weinigen zagen het. Tours zag het wel; ook een ander praktisch idealist, P.W.Janssen; nogeenderde, een hoogstaande vrouw van fijnen geest, Helene Mercier. Het is dat drietal, dat de gedachte heeft gekoesterd en tot rijpheid heeft doen komen, die ten slotte in de stichting van Ons Huis" in de Rozenstraat is belichaamd. Gedachten zijn bloemen; daden zijn vruchten. Zonder de bloemen te minachten verkoos Tours de vruchten, misschien soms al te veel. Tours heeft, daartoe in staat gesteld door den ruimen zin van Janssen en terzijde ge staan door Helene Mercier, de stichting van Ons Huis" voorbereid. Hij werd de eerste directeur en bleef dat gedurende achttien jaren. Toynbee was zijn ideaal. Nooit heeft hij geloofd aan een toekomstigen heilstaat, voor te bereiden door een steeds scherper klassenstrijd. Integendeel was maatschap pelijke vrede, de toenadering tusschen de Maatschappelijke groepen zijn ideaal. Dat ideaal heeft hij nagestreefd zijn leven lang; hij heeft er miskenning, ook hoon, zelfs be spotting voor getrotseerd, maar hij heeft de erkenning van de waarde ervan aan de krachtig weerstrevenden afgedwongen. Zoo heeft hij het geluk gehad te mogen zien, dat fle Ons Huis"-gedachte, het ideaal van den maatschappelijken vrede door ontwik keling en beschaving, alom wortel schoot, eerst te Amsterdam, toen daar bulten. Een welbesteed, ook een gelukkig, want geslaagd leven. Donderdag 23 Mei strooide Ons Huls" bloemen op zQn graf. H. BRUGMANS miiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiHiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiii violet, 't Licht is bedwelmend, zoo onaangelengd aan zoo'n mateloos firmament." Hij sloot de oogen om het Inwendig beeld nog eens na te peinzen. Maat en getal gelden ook bij schoonheidswaardeering. 't Rood van een vischkieuw is heel fijn en zóó die luttele spinnetjes, als koraalgruis, die door 't water zwerven. 't Is aangenaam om 't zoo terloops op te merken, maar 't is slechts een prikje genot, puntig, niet aangrijpend en doordringend als van die kleur-steppe voor me. Dat onbeschaafde genoegen om de hoeveelheid wil ons, aestethisch geleuterden, evengoed aantasten. Maar God, uit welk onrein draf worden onze louterste aandoeningen ge stoofd .... tenminste onrein en louter naar algemeen goeddunken van ons, menschen onder elkaar. Dat laatste gedicht van Meygaarden was schrijnend van schoonbeleden leed. En hij bekende me, dat toen hQ zocht naar eerste aanleiding van die levensbenauwing, terugtastend langs de sluitreeks van oorzaken, hij uitkwam op een kwalijk puistje aan de wang vam zijn vrouw. Dat moest ik bQ mijzelf ook eens uitziften." Stephaan wendde zich weer naar den trlompheerenden hemel. Die lucht is me toch wel wat al te op zichtig gepolychrimeerd. Zooiets van een reclamebord voor God's schoone natuur. Hoewel, bfl meerder oplettendheid krielt er een gedempte verscheidenheid van tint langs vage stulpen. En in de wrongen, die zijn als een uitgevaagd relief en raadselachtig van figuur als een navel. Sober en stoïsch van houding daartegen de toren; oud-grijs als beukenschors; met vlakgeschaafde schacht; kantig-uitgewrocht de transentiara." Stephaan wierp de ramen open en boog zich over de diepte. Leeg lag er het markt plein als een wijde schotel. Er was niets dan de stille schroom van het licht. Voor de schaduwgeul der zijstraten stapte £een trage wachtpost. Een priempje licht vlijmde op en af langs de bajonet. Het licht is geurig. De avond is als een doelloos bezinnen. Het plein is een schoone verbeelding, zoo eenzaam om dat uur. Aan de willekeur onzer vijandelijke bezetting te danken. De luiden, die er gewoon waren hun zelfgenoegzame menschelijkheid uit te venten moeten zich tevreden stellen met N.V. PAERELS Meubileering Mu. COMPLETE MEUBILEERING -: BETIMMERINGEN : Rokin 128 Telef. 4541 N Iets over de Vereeniging tot Oplei ding voor Ambachten en Beroepen door C. VOUTE Secretaresse dezer Vereeniging Tusschen de bonte en meest verscheiden draden, welke samen het weefsel van ons hedendaagsch maatschappelijk leven vormen, loopen er enkele van een zeldzame kwaliteit. Het zf]n die van instellingen en personen welke, door zuivere belangeloosheid gedre ven, zich wijden aan de belangen van hen die hulp, steun en raad behoeven. Het glanzende draadje te volgen, dat zulk een instelling door het Amsterdamsche leven der laatste 65 jaren heeft geweven, is het doel van dit opstel. De Ver. Ambachten en Beroepen" is een instelling die in haar ? annalen een stukje geschiedenis van oud Amsterdam heeft vastgelegd. Haar oprichting geschiedde in in 1851 en zij heeft sindsdien den groei en de uitbreiding der stad en de geweldige ontwikkeling van techniek en industrie mee gemaakt. En óók meegeleefd, want ver blijdend is het op te merken dat deze oude vereeniging die een typische erfenis van gebruiken en gewoonten van haar vaderen heeft aanvaard, zich deze erfenis heeft weten ten nutte te maken en zich heeft weten aan te passen bij de steeds wisselende tijden, zonder daarbij schade te doen aan de piëteit tegenover haar stichters. In overeenstemming met haar afkomst heeft zij haar zetel in het oudste deel der stad: in De Brakke Grond, en wan neer wij ons even den tijd gunnen te snuffelen in de vergeelde papieren en documenten, waarop zooveel bekende oud-Amsterdamsche namen voorkomen, dan zien wij verbaasd en veiheugd van welk een vooruitzlenden blik en ruime, haast moderne opvattingen haar oprichters blijk gaven. WQ zien dan hoe daar in die voorbijge gane jaren uitvoering is gegeven aan een werkverschaffing voor minvermogenden, voornamelijk voor vrouwen en meisjes, met daaraan verbonden depots tot verkoop der gemaakte goederen-; vakopleiding' voor jon gens en meisjes heeft steeds in de vaan der vereeniging gestaan en het belang van voortgezet onderwijs werd reeds hier inge zien toen de gemeente daar nog lang niet aan toe was. Zij bevorderde dit door de oprichting van een eigen herhaltngsschool voor haar pupillen die pas werd opgeheven toen Burgeravond- en Ambachtsschool op minder kostbare wijze hetzelfde onderwijs konden verschaffen. Aan de opleiding was van oudsher het patronaat verbonden ten bewijze welke waarde aan dezen moreelen steun werd gehecht, en terwijl veelbelovende jongelieden zelfs bij academische opleiding en studie aan Teeken-Academie werden ge steund, werd evenmin geschroomd behoef tige kinderen door spijsverstrekking te helpen. De tijden veranderen en van dit heele program bleef allén over de Vakopleiding. Uit de korte feiten hierboven vermeld spreekt met klaarheid dat door de jaren heen deze vereeniging aan nzelfde leus getrouw bleef en wel deze: bij uitstek practlsch werk te verrichten. Geen theoretische beschouwingen doch aansluiting bij het werkelijke leven en voortdurende aanraking met de praktijk maakten steeds haar doel uit en met alle kracht wijdt zij zich aan hare benijdens waardige taak: een goede, degelijke vakop leiding onzer stadsjeugd, om daarbij in een gezonde wisselwerking te oogsten wat zij zaait, n.l. zélf jong te blijven. Want jeugdig en frisch is deze vereeniging, wanneer men een kijkje neemt in het werk dat zooveel iimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiMimiiiiiiiiiiiiiiiiiiii beperkte omzet rond de huiselijke haard. Als een pointillévan versmoord grijs en omber ligt vastgeordend het plaveisel. Het zandsteen der gevels kleurt als rijp vruchtvleesch van een 'peer. De daken staan uitgekaveld in lichte en donkere kleurfiguren. De schoorsteenen strekken er buitensporige schaduwen over uit, eindeloos of kortgeknot. Een bezonnen kleurenwoeker. Dat eene huls is geboetseerd als in dwee klei; de verbogen voegen gegroeid tot een nervatuur tusschen de afgestompte baksteenen; over 't melaatsche rood een wispelturig motief van doorgesijpeld groen als gebatikt. 't Staat er alles zoo vreemd, als zinlooze kostbaarheden; buiten allen tijd om, als de nagebleven schaal van een lang verleden weekdier... Een vies weekdier." Hij lachte. De klacht van een kat in llefdesnooddruft wendde zijn aandacht daarheen. Waar twee daken uiteenspalkten wrong poes het broeiend lijf en staarde klaarblijkelijk in een wulpsch verschiet. De fijne kinnebak stamelde bib berend voort, slakend eenklaps een nieuwe lokroep. Haelen, deinzend voor de gulhartige wanklank, mikte met een steentje, dat kletterde, omlaag, door de lijdzame stilte. Zoo'n onverholen lyriek is onduldbaar. Als de menschheid ook zoo openlijk zijn Instincten ging naleven, was 't gansch niet te harden. Naakt loopen is alleen als merk waardige uitzondering te waardeeren." Zienderoogen doofde de hemel. Een oog wenk bleef de wereld ontnuchterd onder leemkleurig wolkmasker. De schaduw bleek een goedertieren vertroosting. De huizen scholen dicht bijeen, in stil geduld, even beroerd me; vochten naglans. De wolken weken verder uiteen, ontblootend het bare blauw van een lankmoedigen hemel. De zon Is haar inspiratie kwijt. Dat ge metselde stellaadje is weer steen voor steen uit te tellen. De kerk behoort weer aan haar secte. De huizen zijn weer bruikbare woonen slaapsteden. Nu een gekleurde regenboog er over met opschrift: Hier houdt men com mensalen." Hij dook in de mollige diepte van een fauteuil en bezag de onherbergzaamheid van zijn kamer. Een tafel en stoel stonden verdwaasd in 't ruime midden. Langs n patroons en patronessen met opgewektheid verrichten. Heel in het kort kunnen wij het werk waartoe Ambachten en Beroepen" zich thans bepaalt zóó samenvatten: de Vereeniging geeft bij monde van de patroon of patrones aan het kind en zijn ouders raad en voor lichting bij de beroepskeus, regelt in overleg met de ouders de meest geschikte vakop leiding, welke indien de ouders daartoe niet bij machte zijn door de Vereeniging wordt bekostigd, waarbij niet alleen onderwijs, doch zoo noodig ook leermiddelen, gereed schappen en werkkleeding aan den pupil worden verschaft. Gedurende de geheele opleiding oefent de patroon of patrones toe zicht uit, waaraan het loffelijk ontslag der Vereeniging na voltooiing der vakopleiding eerst een einde maakt. Dit patronaat is het belangrijkst deel van ons werk. Het is niet voldoende een jongen in een werkklel te steken en hem bij een baas onder te bren gen, ook niet een ander voor de ambachtsschool op te geven; evenmin een meisje naar een costuumatelier te sturen of in een dienstje te plaatsen, zonder meer. Waar het hoofdzakelijk op aan komt, dat is de gedurige leiding, de onverflauwde belangstelling in de vorderingen en de hartelijkheid waar ieder kind gevoelig voor is dat is het medeleven met het heele gezin, en daarom ook is het een wijs beleid, dat de geheele finantieele regeling, betaling van onderwijs enz., buiten patroons en pupillen om, regelrecht door het bestuur geschiedt. Hierdoor blijft de verhouding zuiver vriend schappelijk zonder geldelijke afhankelijkheid. Het komt ook meermalen voor, dat de ouders zich met liefde de opoffering van de school gelden getroosten, maar toch den moreelen steun van de Vereeniging inroepen. Laten wij een enkel geval van nabij bekijken. Uit een doodarmoedig, groot gezin van een fruitventer, dat een ongelooflijk kleine woning bewoonde, namen wij achtereenvolgens drie meisjes als pupil aan. Dank zij de bewon derenswaardige energie van deze kinderen en de gelukkige samenwerking van onze patrones met het gezin, kon hier in een tijdsverloop van 6 jaren bereikt worden, dat de oudste, als ISjarig machlnebreistertje bij ons gekomen, het bracht tot hoofd van een eigen brei-inrichting met 12 breisters en 4 eigen verdiende machines. Zij kreeg door eigen toedoen haar vaste klanten, wel bij de honderd, en bovendien de leverantie van militaire sokken. De twee andere meisjes zijn nu zelfstandig werkende linnennaaisters, die hun vak verstaan en met haar geregelde inkomsten de moeder in een ruime woning een gelukkigen ouden dag bezorgen. Ik doe nog enkele grepen uit ons archief, dat geen tijd heeft stoffig te worden, daar het in hoofdzaak bevat de geschiedenissen van jonge werkzame levens, die volharden en vasthouden aan hun bescheiden roeping: op goede, eerlijke manier hun brood te leeren verdienen. Uit de beknopte gegevens van onze patroons en patronessen over hun pu pillen zijn levensepisoden samen te stellen die verbazen, boeien en opwekken. Denk eens aan dien ISjarigen kleine vent, wiens wensch het is schilder te worden. Hij gaat, vraag niet met welke opofferingen, v^n zijn moeder, een weduwe met armoedig thee- en koffiezaakje, die snakt naar wat meer inkomsten, drie jaren naar de dagcursus der Ambachtsschool. Na behaald getuig schrift wordt hij onmiddellijk bij een goeden schildersbaas geplaatst, en de rapporten vertellen met verblijdende eentonigheid van zijn ijver en vorderingen, die in geregelden loonopslag uitkomen, totdat de 19jarige jonge schilder in staat is als volslagen kost winner van het gezin op te treden, als zoo danig herhaaldelijk van militairen dienst wordt vrijgesteld, en dien wij met trots ons loffslijk ontslag geven. Een kleine knutselaar, loopjongen in een electrische-bellen-zaakje, wordt pupil van onze Vereeniging. Hij toont flink te kunnen werken zoowel met het hoofd als met de handen. Overdag in de praktijk, wordt hij op voorstel van zijn patroon leerling aan de Avondschool voor Electriciens, waar hij als No. 2 zijner klasse het einddiploma haalt; thans is hij electricien aan een groote tech nische fabriek in Utrecht met een goed vast loon. Ook zulk een resultaat loont de voortwand rangschikten reeksen boeken een kleurig spectrum. Een Grieksch plengvat rustte er boven, op tengeren voet. In 't ge bruind rood der lenig-geronde lende lolden zwarte schimgedaanten. Op 't pleisterstonden bij wijze van houtsneden enkele zinnebeelden geteekend: een knaap, die met dartele voeten een wijnpers trad; een jongeling, in streng-gevouwen tunica, die sterren tot een figuur ordende; zijn evenbeeld, gebogen luisterend aan de aarde; twee lijven in handtastelQke omhelzing; een naakt man, die spottend op allen neerzag. Het pretje is gedaan, nu staat het me weer vrij, me te vervelen. Ik ben zat van de geneugten der schoonheid, 't Blijft bij een aangename jeuk aan de huid. God, dat slurpen van mijn jeugd, dat gulzig geluk opborrelend uit eiken dag. De druipende honingkorf, die ik toen was, de lekkere slampamper. Na die lijdelijke overgave 't bezonnen smaken van later dagen, 't wegen met kiesche geest, 't keuren op ieder zintuig en de vreugde, die naklonk over de stilte van leege uren. M»ar daartoe is goedgeloovigheid en zelfverblinding van noode. Ik heb volgens de nieuwste, verbeterde metho den zoo zorgvuldig bij me zelf en anderen op de loer gelegen, dat ik zonder vooroor deel de ijdelheid van alle bestaan heb in gezien. Een wèlgehanteerde rede is de beste zelfvernietiging. Het voorgaande geslacht durfde in al ons streven de waan te ontdek ken. Vroeger nog niet zoo doortastend. We moesten onze instincten maar laten woeke ren. Die zetten nieuwe drogbeelden, dat is onvermijdelijk. De rede grijpt weer in en zóó voort, tot de instincten het eindelijk begeven. Die kunnen niet buiten zelfbedrog. Ik ben defect. God ik lust 't leven niet meer. Zelfs de spot geeft niet langer genot... Die eindelooze verveling... Wachten, zonder vreugde, zonder begeeren, zonder hoop... in de leegte liggen kijken, tot de redelooze dwarrel me weer opslorpt. Slapen is 't beste en dan het leven laten wegkwijlen." Hij wandelde langs de boekenkast. De menschen hebben toch zoo hun best gedaan, om zich met systemen en verzinsels het leven houdbaar te maken. De ellenden neerdrukken onder de knie van een machtigen wil. Zich een eindelooze zaligheid verdienen in een eindelooze eeuwigheid, zonder haperen LUPINE Kloeke landman, zaai Lupine Op uw akker en uw land. Zonder koemest en salpeter Helpt u deze stikstof plant. Boeren, tuinders, planters, kweekers, Mannen van den zeis en ploeg; Op uw moebegroeide gronden Komt er nimmer mest genoeg. Denkt aan onze suikerbieten, Zorgt voor ons gezegend graan. Op uw Godgevallig werken Steunt ons vrije Volksbestaan. Rappe landman, zaai Lupine, Witte, gele, naar het hoort. Veldlaterus, Sanadella Roode klaver en maar voort. Grauwe Wikken, Hoprupsklaver, Doet uw keuze, wat u past; Zonder deze lieve planten Komt ons Vaderland in last. Zaai Lupine op uw velden Van wat minder kwaliteit.... Zaai Lupine, forsche landman, En ge zaait Neutraliteit l J. H. SPEENHOFF UlHIIIHIimillllllimillllllllllllflIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIiHltlllHII H.VANDOOREN&Cü. AMSTERDAM DEN HAAG UTRECHT Bewaart gedurende de Zomermaanden Uw BONT in MOTVRIJE KLUIS lllllllllllllltlllMlllllllllllltllMIIIIINII durende zorgen van zijn patroon en de kostbare opleiding hem verstrekt. Een andere jongen komt als leerling der Ambachtsschool bfl ons. Zijn aspiraties gaan hooger dan zijn vader, een glazenwasscher, hem kan veroorloven. De op leiding tot scheepsmachinist is van langen duur en kostbaar. De toewijding en be middeling van zqn patroon bewijzen hem onschatbare diensten, die hij ten volle waard toont te zijn. Deze flinke jonge man komt, na aanvullingslessen hem kosteloos gegeven, op den Avondcursus der Middel bare Technische School. Overdag in de smederij, s'avonds op school en vaak 's nachts weer in de werkplaats; dat zou niet ieder klaar spelen, maar hij slaagt in Aug. 1915 voor zijn machinisten examen en krijgt in Fe b r. 1916 het loffelijk ontslag onzer Vereeniging als 4e machinist der West-Indische Mail. Nog n geval uit de vele, die het sieraad onzer Vereeniging zqn. Deze jongen verdient al een klein weekloontje, wanneer hij met den wensch decoratie-schilder te worden, als pupil van Ambachten en Beroepen wordt aangenomen. Het moeilijke besluit wordt genomen weer naar school te gaan; zijn ouders offeren de verdienste op in het belang van hun zoon, die nu leerling der Quellinusschool wordt. Drie goed be stede schooljaren worden afgesloten met einddiploma en hoogste onderscheiding dezer school. Nu is zijn weg ook gemaakt. Hij vindt plaats op een bekend atelier voor nij verheidskunst, neemt intusschen nog boetseerlessen van eigen verdiend geld en krijgt op 19-jarigen leeftijd als een uitstekend IIIIIIIIIIMIIIIII iiiiiiimiimmiitmtini Nederl. Munt Hollands moest gewriide Sigaar ^ iiiiiitiiifiiiiiuiiiiiiiiiiiimitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiniiiimiiiiiiiiiii en walgen. Natuurlijk in een hiernamaals. Zelftucht, onthouding, berusting, godgelatenheid, kunst, wetenschap. En met hun rede ontwrichtten ze hun hartstochten en met hun hartstochten de rede. 't Cirkeltje. Ze durven de consequentie's niet aan. En dan dat kwaadaardig kijven over doel en uitleg. En al dat juichen en jammeren, uitgemeten aan lange verzen." Op de kim verhieven elpen-wolken hun mythische gestalten. De pijler van den toren rees als een schepter voor den ongerepten hemel. En achter blauwde 't geheim eener dalende diepte. Ik ben zoover als Salomo en Faust. Maar de ecclesiast vond nog heul bij zijn God, Faust bij de duivel en zijn graag vleesch... Zijn begeerten waren wel wat te gretig voor zoo'n doorzeten hoogleeraar.'. Ik heb niets dan mijn verachting. Logisch rest me niets dan zelfmoord. Vreemd, dat ik me nooit heb kunnen overhalen mijn overtuiging daarmee te belijden. Maar wij sceptici hebben de daad, de beslissing verleerd." Hij sloot de oogen, balde de handen langs de ooren, kroop weg in zijn eenzame ellende. De gedachten stokten: hij luisterden naar de rasp van zijn schamper verdriet, proevend weer de haat in het vleesch als een deesem. Dood wezen, Wegzinken. Oplossen. Niet meer weten." Schemer mengde zich in de stilte. Door verre holte der stad voer vreemd joelen, verstoord door stompe knallen. Nabij bleef de avond zwijgen met toegenegen lippen. Onverhoeds werd de rust vertreden door oproer van roepende stemmen, draven, schreeu wen. Stephaan moest luisteren, verwonderd. De onrust werd wilder. Voeten bonsden op de trap, een vriend schudde 't rumoer van zijn haast door de starre kalmte der kamer. Ze gaan aan 'trooven en branden. Ze schieten. Ze zijn gek. Ze moorden." Stephaan speurde even de angst voor 'i ongewone, eenjbijtende vreugde, dan voelde hij zich stollen tot een onverschilligheid als een muur. Hij bleef zwijgen, koel voor de verbaasde woede van den ander, die weer tegen hem aanschreeuwde: Ze steken het vuur in de stad. Ze hebben al menschen doodgeschoten." Laat ze elkander uitroeien. Ze moesten het redelijker doen. Tot de laatste man

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl