Historisch Archief 1877-1940
l Juni '1'8. - No. 2136
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Mér, Mér
Teekening voor De Amsterdammer" van Oeorge van Raemdonck.
De Verzamelaar
SCHILDERKUNST-KRONIEK
JAN SLUYTER'S KINDERPORTRETTEN
(d'Audretsch, den Haag)
Een kinderportret door Jan Sluyters is tot
nu toe steeds een aardig iets, en soms meer.
Deze schilder, niet altijd gewis in zijn pro
ductie, vertoont zich daar-in, in die kinder
portretten, eenvoudig, zonder moedwil, en
fijn van kleur. Ge hervindt hem als zooaanig
bij d'Audretsch Hij is daar de realist-natu
ralist, met decoratieve opvatting nu en
dan. Het kindje, pal en face, rechtop zittend,
eigendunkelijk kijkend is een voorbeeld van
Sluyter's opvatting, en kunst. Evenzeer vindt
ge die in het drinkind kind, drinkend van
de moeder, waar de vulling van het geheel
bekoorlijk is; en het kind, op zijn zij liggend;
in de kinderen met het gebalde vuistje, en
het andere dat slaapt, met d'eene hand bij
zijn hoofd.
YPE WENNING
(Erica, Scheveningsche weg, den Haag)
? Tenslotte een zuiver romanticus, die zich
In het moderne gamma van zijn laatste (?)
periode niet op vasten grond gevoelt. In
vloeden in njn werk zijn zekeren Corot, en
de Bock. Hq zelf is niet sterk, maar soms,
in 't bedeesde, fijn. Ten voorbeeld daarvan
is zijn grijzlg weitje met koeien. Sterker is
hQ in twee andere dingen: een geit bij een
schuur (studie) en in een ander schilderij
met een zelfde dier. Daar naast is een. enkel
ander landschap te noemen, groen-en-blauw,
boomen en lucht. De zandafgravingen, en
vele andere, zijn zwak. Wenning is niet
iemand voor een rassche productie, dan komt
de kleine droom niet in het werk, dat toch
zonder diens droom niet leeft, en met dien
droom toch iets is: zie zijn koeien op den
hellenden heuvel.
EDGAR QUINET
door W. VAN DER WIJK
Naar aanleiding van: U n Prophete?Edgar
Quinet", par Paul Gautier, Paris, 1917.
Kende mevrouw de Staël Duitschland
voldoende, toen zij haar De l'Allemagne"
de wereld inzond? Wist zij wel precies,
wat er sluimerde in de hoof Jen en harten
van het ontwakende volk, waarvoor zij een
zoo groote liefde koesterde ? De moderne
wetenschap heeft het boek van madame de
Staël met meer objectiviteit bekeken dan
hare tijdgenooten en heeft al gauw gemerkt,
dat het boek te veel algemeenheden bevatte,
dat tastbare bewijzen, degelijke argumenten
en stevige gronden ontbraken aan een werk,
dat beoogt de ziel van een volk te ontwar
ren. Zelfs bij een eerste lezing van De
l'Atlemagne" wordt men getroffen door een
al te persoonlijk stempel, dat men bijna
op iedere pagina vindt Is het misschien juist
daarom, dat de opgewonden generatie van
het begin van de 19i eeuw zich zoo door
het boek liet beïnvloeden en ziel litt
meesleepen door de spontane hulde.die deze vrou w
aan Duitsculand bracht? Ware haar methode
wetenschappelijker, haar behandeling zakelij
ker en haar bewijsmateriaal grooter geweest,
la jeunesse irdente" uit den romantischen
tijd, zou zich zeker afgewend hebbrn van
een werk, dat haar nu alleen maar aantrok
door het enthousiasme, waarmede het ge
schreven is en waarin ook de eigenlijke
schoonheid van dit werk berust.
Edgar Quinet, een van de weinige
Franschen, die Duitschland werkelijk kenden, is
begonnen met een zelfde Duitschland te
zien als madame de Staël; ook hij heeft
zich laten meesleepen. door dat waas van
romantiek, door die rustige kalmte, welke
daar over alles scheen te waren: Tout
vous invite a penser, tout m'apaise malgt
moi", schrijft hij vanuit Duitschland aan zijn
moeder. En vérité, sans Heidelberg, je
u'aurais pas su ce que c'est que vivre." 1)
Hij leerde echter Duitschland beter kennen
door zijn langdurig verblijf en door zijn
verloving met Minra More, een Dultsch
meisje. Die groote bewondering voor al wat
Duitsch was, wordt langzamerhand minder
en minder, en in zijn ui'gebreide corres
pondentie met Victor Cousin en Michelet,
VAN 'T HOFF
(Hollando-Beige, Den Haag)
Brangwijn's etsen zijn statig en vol eff;ct
door een romantische verlichting. Het zijn
paleizen; scènes uit Italië, en scènes uit de
groote steden, met de beweging of den stil
stand hunner bevolking. Deze kunst heeft
Van 't H ff overmeesterd, totdat hij
eigentlijk zijn persoonlijkheid er bij verloor. Maar
hij hervond die, en gelukkig, in een werkje,
dat afzonderlijk leeft, en staat op deze ten
toonstelling. De voorstelling is die van 2
papegaaien op een stok, en de llthographie
is uit 1916. Het werk is beter dan de andere,
en niet alleen, omdat het meer eigen is.
Het is vaster, met meer vormende kracht
en met begrip van de dieren gegeven is het.
Daarom is het te hopen dat Van 't Hoff liever
ons verkwikken zal met een reeks litho's
etc. van dezen aard, dan enkel door zijn
etsen de herinnering aan Brangwijn's in ons
te verlevendigen.
MENSION
(Protector, Rotterdam)
Mension is het best in het kleine schil
derij, in de kleine teekening van de kleine
dieren en van de kleine gevallen. Hij beheerscht
deze zuiverder, daardoor wordt zijn kleur
beter, hij voelt zich daar meer thuis, daar
door wordt het geval psychologisch meer
belangrijk. In den Protector vindt ge hem
met grootere werken van roofdieren, en van
apen. Ik heb meer dan eens zijn roof Jieren
gekarakteriseerd als van een goedige burger
lijkheid ; ik moet dit hier herhalen. Hij bezit
daartegenover met een eoedlachsche groote
komische kracht, die alles kon redden. Deze
tentoonstelling vertoont dan ook geen enkel
werk of werkje dat belangrijk is van schilde
ring als de Doode muis, of typisch van
observindt men reeds sporen, die wijzen op een
objectievere beoi rdeeling van het land, dat
hij tijdelijk bewoont en van het volk, waar
mede hg dagelijks omgaat.
In het laatst van het jaar 1831, heeft hij
in O nstadt zijn bekende brochure ge
schreven Del'Allemagneet de la Révo'ution".
Dit is wel het rste artikel, dat wijst op
het gevaar, dat Frankrijk eens van een
machtiger wordend Duitschland te duchten
zal hebben; als zoodanig, kan men deze
bladzijden beschouwen als een soort profetie:
je crois faire 1'a'uve d'un bon citoyen en
nedéguisantrien qui peutmeracernotrepays".
Telkens spreken de tijdgenooten van Quinet
nog over het Duitschland van vroeger en
vereeten voortdurend, dat de mentaliteit van
hetGermaanschevolkbelangrijke wijzigingen
heeft ondergaan. Toujiurs nous l'avons
cherchéa un detni-siccle de distance de la
place cüil tait réellement, tant son génie
est peu conforme au nótre et nous donne
peu de prise pour Ie connaüre a fond. Son
mouvement sourd et intimesed
robeincessamment a nous et ne se laisse apercevoir
que longtemps après qu'il est fini". 2).
Het artikel, waaruit bovenstaand citaat is
overgenomen, verscheen eerst nog wel
met de noodige coupures den eersten
Januari, 1832, in de Revue des Deux Mondes
en iets later als een afzonderlijke brochure.
Tal van waarschuwingen komen in deze
heftige bladzijden voor, waarschuwingen,
die, door den tegenwoordigen oorloe. een
geheel actueel karakter krijgen. Ztlfs de
k westie Elzas-Lotharingen" wordt daar reeds
in behandeld en de schrijver ziet in 1832,
met een wonderbaarlijke helderziendheid,
dat de twee grensprovinciën zeker weer eens
een deel van Duitschland zullen worden
malgréelles, elles retombent sous
l'attracTH. FRANKEN-:-OM»
Hofleverancier - Amsterdam
KALVERSTRAAÏ21B -:- WILUMSPAIIIWEG 9
TEL. NOS. 2040-1881 - TEL. No. 1793 Zuid
Comestibles, Fijne Vleeschwaren enz.
vatie als het Mannetje in den Kroeg" of
verfijnd als de muizen, eens in het bezit
van Theo van Hoytema. Het beste zijn hier
een paar werken met aapjes, een etende
tijger (No. 16); de kat op No. 18. De
musschen in de sneeuw", zoo het meer gelukt
ware, had opnieuw een der goede Menslon's
kunnen worden. De afsnijding van het geval,
en de eerste beschouwing zijn niet zonder
vondst...
De werken Moeder en Kind", en een
kinderportret maken deze tentoonstelling
niet belangrijker...
GEDENKTEEKEN VOOR THEO VAN HOYTEMA
Het zuiverste is een gestorven schilder te
eeren volkomen overeenkomstig zijn aard.
Maar dat is moeilijk, want dan zou de
beeldhouwer, die het graf versiert of het
standbeeld maakt, of de architekt die het
Minsoleum ontwerpt of het gedenkteeken
schept een volkomen analogie moeten zijn
in zijn uiting met den gestorven schilder
in de schilderkunst. Zoo goed als zeker is
te zeggen, dat dit ideale geval nooit kan
voorkomen. Het zal bij Theo van Hoytema
niet voorkomen. Dan komt het geval, de
mogelijkheid van iets anders; dat ongeveer,
vooral in het te maken teeken van eerbied,
dat de geest van den teeeren doode benaderd
wordt, en dat de uitvoering dezer idee de
persoonlijkheid vertoont van den ontwerper.
Dit was bij Van Hoytema gevonden. Er zou
een vogeldrinkbekken gemaakt worden, en
dit zou op een plaats, in boschjes, of
tusschen boschjes op een stille wei ntergezet
worden. De inlichtingsdienst der vogels
is voldoende georganiseerd om het voorwerp
nuttig te maken. Van Hoytema zou daar
tegen, tegen dit gedenkteeken niets gehad
hebben; het was teeder, en in wezen een
voudig. Vermoedelijk tegen dezen eenvoud,
uit diepzucht tot deze staatsie is een tweede
plan ontsiaan: een paar zitbanken
geplaatbt aan het water, met treden naar
het water, om de vogels te voeren.
Het laatste is misschien in en naar Van
Hoytema's aard, maar het vooiloopig
ontwerp, met een paar duitsch-aandoende
zuilen, en met een vage herinnering
in het verdere aan Tadema's Reading
Hower" lijkt mij de noodige teederheid
te missen in dit geval. Het gedenkteeken
ware b.v geschikt in zijn staatsie vooreen
derde plan, dat de bank niet verwerpt,
maar wel de weischheid van het samenstel
van banken etc. van het voorloopig
ontwerpje, en dat het element der teederheid,
en dat is noodig, weer invoert. Dit plan is
een boschje te vormen van boomen waarop
de vogels verzot zijn, boomen met bessen
etc., en daarin, verscholen, een bank te
plaatsen, ter mijmering en ter waarneming
in de stilte van de vogels; een bark, een
voudig, maar van een groote zuiverheid in
zijn rhythme. Dit boschje behoefde natuur
lijk niet op een afzonderlijke plaats ge
schapen te worden; ergens, in de
Haagsche Boschjes, of elders, in beboschte
duinen kon zoo'n klein complex beplant
worden tusschen de overigen, en langs een
aarzelenden, slingerenden,smallen wegkondet
ge komen tot intiemiteit van dien verscholen
bank ...
Maar n ding is bij dit alles zeker, dat
bij Van Hoytema en voor zijn gedenkteeken
het element teederheid niet verdonkeremaand
mag worden uit pure lust tot weidschheid.
P. CORNELIS DE MOOR
De Moor heeft steeds een eigenaardige
houding gehandhaafd tusschen de overige
schilders. Hij is een niet zeer intellectueeie
maar toch eklektische natuur, en hij is een
romanticus. Daarenboven is hij een bereisd
schilder, een goed kenner van vele musea
hij is dus nooit typisch Hollandsch in
zijn verschijning. Hij hetft daarbij phantaisie
en kleur; zijn havens met de rijke, oud
eeuwsche schepen vertoonden dat, evenzeer
als later zijn schilderijen (de kleine waren
de beste) van een altijd eendere vrouw, in
een park, met een paradijsvogel soms bij
zich. Het modéld was in deze schilderijen
niet steeds zuiver, maar n kleur n factuur
hebben mij steeds doen betreuren, dat hij
niet een aantal bloemstukken op deze wijze
hetft gemaakt. Hij is daarna in Holland, en
elders, andere dingen gaan schilderen. Zij
EDÜAR QUINET
Naar het relief van David d'Angers
tion formidable de tout Ie monde
germanique, qui n'attend qu'une occasion." Hebben
de gevolgen van den oorlog van '70 hem
niet in het gelijk gesteld?
Eenigen tijd later publiceert Edgar Quinet
in hetzelfde tijdschrifteenige beschouwingen
over Duitsche kunst: ,,Nonvelles
coleslittéraires De l avenir de tart De l'art
en Allemagne." 3)
De voornaamste schrijvers en philosof-n
worden hierin door hem besproken. Zijn
bewondering voor velen van hen getuigt
van zijn groote objectiviteit, zijn eerlijkheid
in de beoordeeling van de hoedanigheid van
andermans goed. Zijn oprechte waardeering
voor Goethe, zijn vergelijking tusschen de
oude en nieuwe school in de Duitsche let
terkunde, het ontwaken van het
nationaliteit«gevoel in Duitschland, at een zoo ge
voelige reactie teweeg bracht in het karakter
van de Duitsche kunst een reactie, waarbij
het geestelijk element zeer zeker niet heeft
geprofiteerd ziedaar eerige van de voor
naamste onderwerpen, die hij in dit geschrift
hetft behandeld. Hoe betreurt hij het, dat
de tijd van Goethe voorbij is:
Le temps de Goethe n'est plus. Son
impassibilitd tant vantce n'a aucun rapport
wekken minder mijn aarzelende waardeering.
Hij heeft désynthese van den dans willen
geven, en soms is hem daar, lineair, iets
van gelukt. Hij heeft groote associaties van
gedachten willen maken, maar daartoe was
zijn intellectueeie overmacht niet voldoende,
en dikwijls leed bij die pogingen zijn kleur
scha e. Van deze soort werken, en van zijn
zoogeheeten geastraliseerde" visies vondt
ge in den Protector exempels. De beste
werken leken mij twee week-zinnelQke
vrouwenkoppen (No. 4 en No. 9), een phan
taisie Treur eiland" (No. 16), en de rose
Danseressen" (No. 22)
PORTRETTEN IN HOLLANDO BELGE,
DEN HAAG
De roem van Van W e l y heb ik nooit be
grepen, en ik zal hem nooit begrijpen. Ik
heb des schilders evolutie en getrouw ge
volgd, sinds lang ik heb nog nooit n
portret gezien van hem, dat ook maareenige,
ver-gaande beschouwing verdraagt. Van
Wely lijkt een maker van mondaine por
tretten maar hij is burgerlijk. Bur
gerlijk is zijn aard, en zoo hij dat wou weten,
en zich zóó wilde gedragen kon een ijdele
vlotheid misschien tot iets diepers worden;
misschien won zijn kleur, en wellicht won
zijn psychologie. Nu is hij in zijn werk een
(schilderlijk gesproken) voortdurend falen.
Hij heeft niets van het Mondaine Portret.
Dit eischt scherp*n zwier, of luchtige stel
ligheid. Het eischt een begrip van weelde,
sobere, of uitbundige; het eischt terughou
ding in zijn typeering. Het eischt staatsie
of bevalligheid geen oppervlakkigheid.
Van Wely is oppervlakkig; hij vergaapt zich
aan iets, dat hij niet in zich hetft; hij is
burgerlijk, en zonder diepte. Van al zijne
portretten hier zijn te nauwernood twee te
noemen, dat van Bredius, en een lezend
meisje.
Het beste portret van Walter Vaes
is dat van zijn vader. Het werk is snel ge
schilderd, maar het karakteriseert volledig.
De bouw ervan is groot-gebleven, en er zij n
verfijningen in de kleur ontstaan, die blij
ven' bekoren. Een ander goed werk is
het summier gehouden schilderij van een
broeder van den schilder, Marcel Vaes,
waar vooral de hand karakter kreeg. Hierbij
zijn te noemen een klein portret van Mad.
Em. Thijs, en een zelfportret (in den
witten jas) te Antwerpen gemaakt.
Het pottret van Vaes is altijd
psychologisch en altijd beschaafd. Het isdroomerig,
dikwijls van melancholie en het best,
wanneer het zoo eenvoudig mogelijk ge
geven wordt. Te hopen is hierom, dat het
Vaes mag gebeuren in Holland een aantal
portretten van zijn voorkeur te schilderen.
Zekerheid bestaat dan, dat we een aantal
psychologische Beeltenissen rijker zijn.
Pol Dom is het krachtigst in den Heer L.,
en in een voorstelling van een jongen man
met een rood boek. Kever is op zijn meest
melodieus in een portretje van een blond
kind, met een fluweelen huisje; Wiliy Sluiter
vlot in een teekening van een meisje met
een stroohoed; sterker in een bekend por
tret van den schilder Tadema en in een
kinder'pottret; typisch in het Meisje met
den hond.
Tholen is vertegenwoordigd door het
portret van de Rouville; de Rouville door
het portret van zijn dochter; Cossaar door
een krachtig zelfportret; Arntzenius met een
schets van een roodharigen Jongeling.
Haverman's portret uit 1900, opgedragen
aan Edmèe Broers en voorstellende een
oude dame, zittende en profil, wit zwart
gekleed tegen een bruinigen achtergrond is
een goed portret van dezen portretschilder.
Het is zonder karikatuur, tenminste zoo
goed als zonder karikatuur en het
kleurgeheel is sober en rijk tcïnoeg.
Geertsen heeft een lenig gekrabbeld
kinderkopje, Melchers van die voorstellingen
een, die moedwillig naar het. mode-vicieuse
gaan; zonder kracht dus, of toppunt. En, ik
herhaal, tegen zijn aard in die beter is, wat
indertijd mij bleek uit het portret, dat ik
hem schilderen zag, van den Kardinaal
Melchers en uit een werk dat ik van hem
me herinner, een vrouw, zittende in
't grijze licht voor een raam
Het schijnt voor den kunsthandel
onmogeavec l'école nouvelle". Tout est changé:
un nationalisme troit et farouche envahit
la poésie mêrne. L'édifice spirituel de la
vieille Allemagne s'écroule." 4)
Hoe sceptisch OuinettegenoverdeDuitsche
cultuur stond, bewijst rog een ander artikel,
dat hij De la Teutomarde" genoemd heeft.
Ook dit artike' verschijnt in de Revue des
Deux Mondes 5). Hoe anders beschouwt hij
de Germaansche beschaving dan Michelet,
Hugo en Lamartine en hoe verontwaardigd
beantwoordt hij het gedicht van dezen
laatsten: ,l.a Marseillaise de la Paix" 6):
Roule, libre et sup-rbe entre les larges rives,
Rhin, Nil de l'Occident, coupe des na'ions!
Et des neuples assis qui boi vent tes eaux vives,
Emporte les défis et les ambitions!
Il ne tachera plus Ie cristal de ton onde
Le sang rouge du Franc, Ie sang bleu du
Germain...
door in het volgend nummer van dezelfde
Revue zijn Le Rhin" te plaatsen, waaruit
ik de volgende verzen citter:
Au premier coup de bec du vautour
getmanique,
Qui vient te disputer ta part d'onde et de cie',
T u p ends trop tot l'essor, roi du chant
pacifique,
Noble cygne de France, a la langue de miei..
Ah. qu'ils vont friompher de ta b!anche elegie,
Que l'echo de Leipzig rira de rotre p<. ur!
Déja l'or de ton chant, transformd par l'orgie,
Dans l'air m'est renvoyécomme une balie,
au cotur!
Later, in 1867 gingen de voorspellingen
van Quinet nog verder. Hij heeft toen zelfs
reeds gewezen op het gevaar, dat er ook
voor andere landen dan Frankrijk lae, in een
macht-g Duitschland. In de serie Fr nee et
Allemagne" komt een artikel voor over Le
point de vue de l'Europe", waarin hij vooral
de kleinere staten waarschuwt, dat hun
waarde en hun invloed vrijwel negatief
zullen zijn: les petits tats qui seraient
conservés par hasard, ne pou>raient
continuer de vivre qu' a la condition de se
faire oublier. lis devraient aspirer ;i tre Ie
moins possible.'' 7)
Door den ooilüg van '7u heeft hij zich
AMSTERDAM ARNHEM
's-GRAYENHAGrE ROTTERDAM
UTRECHT
lijk Ie zijn een verzameling portretten bij
malkaar te krijgen, die eenigszins als over
zicht kan gelden. Dit is meer dan eens ge
bleken. Maar het moet dat niet zijn voor
een kunstgenootschap. Waarom organiseert
een der genootsch ippen niet eens zoo iets,
in twee seriën, 1800-1840. en dus een
tweede tot op dezen tija? Het was zeker
belangwekkend; wellicht werden er vondsten
gedaan, maar zeker werden er sommige
inzichten versterkt, andere vernield, derde
opgebouwd.
Het portret, de belangrijkste uiting der
schilderkunst, is in Holland door goede
overzichten niet volledig bekend . . .
PLASSCHAERT.
FR, DE HAVRE, PH. D. Germanand English
tducatton. A compa>ative study.
London, Constable and Co. Itd.
Een klein boekje van een naar Engeland
gevluchten Belg, waarin in korte trekken
een duidelijke schets wordt gegeven van
het Duitsche en het Engelsche onderwijs
stelsel. Dat gebeurt met een zoo groote
mate van objectiviteit als in dezen zwaren
tijd van een Belg nauwelijks kan worden
verwacht. Al bemerkt men zeer goed, aan
welke zijde de sympathieëa van den schrij
ver begrijpelijker wijze staan, toch is hij
evenmin blind voor de gebreken van het
Engelsche stelsel. Zijn conclusie is dan ook
niet, dat men moet kiezen tusschen beide
stelsels, het Duitsche of het Engelsche,
maar dat men het goede in belde aan
elkander moet verbinden, dus n het En
gelsche n het Duitsche systeem. Dat de
schrijver daarbij uitgaat van het Engelsche
stelsel en daarop enkele onderdeden van
het Dui'sche wil enten, is zeer natuurlijk
bij een Belg, wiens mentaliteiten geestelijke
zelfstandigheid veel meer naar het Westen
dan naar het Oosten neigt.
Wanneer wij op dit boekje hier de aan
dacht vestigen, dan geschiedt dat niet alleen
om het werk zelf. Het schijnt ons bovendien
nuttig, dat men hier te lande wat meer notitie
neemt van wat in Engeland op onderwijs
gebied wordt gedaan en beproefd. Men ziet
bij ons in zaken van school en onderwijs
nog altijd veel te veel naar Duitschland
alleen. Er is daar zeker voor onze onderwijs
mannen zeer veel te leeren, mits men nooit
vergeet, dat de grondvormen van het onder
wijs daar te lande geheel verschillend zijn
van de onze. Het Duitsche onderwijs is
nationaal; het is sterk intellectualistisch;
het is ten slptte geheel een overheidszaak.
Intellectualistisch is ons onderwijs ook wel,
maar men ziet hier tenminste de fout in en
tracht die te verbeteren. Nationaal is ons
onderwijs veel minder en hoe het met de
openbare school zal gaan, weet niemand.
In deze dingen kan men nog wel wat van
Engeland leeren, al vindt men ook hier
groote gebreken. Maar het onderwijs over
zee is veel meer moreel en sociaal dan bij
ons; het wil harmonisch gevormde
menschen kweeken, geen geestelijke amorphen ;
het wil de persoonlijkheid ontwikkelen en
menschen vormen, niet alleen staatsburgers.
En nu moge aan de vervulling van het
ideaal nog veel ontbreken, is dit ideaal
toch ook niet in den grond Nederlandsen?
H. BRUG MANS
opnieuw gedrongen gevoeld ernstige waar
schuwingen tot zijn volk te richten. Een
zestigtal heftige proclamaties vormen het
natuurlijke en tegelijk tragische slot van
zijn aanmanende geschriften, waarvan men
nu pas de juiste beteekenis begreep:
l'Alltrmagne ailait donc réaliser son rêve,
achever son unité, détruire, si elle Ie
pouvait, la vlellle nation, si longtemps sa rivale" 8).
Paul Gautier, die deze rieuwe uitgave van
de geschriften van Quinet, welke op Duitsch
land betrekking hebben, heeft gepubliceerd,
bewees daarmede zijn land een goeden dienst.
Een ze<*r uitgebreide inleidde geeft een
duidelijk beeld van Edgar Quinet, wiens
artikelen hij van zeer goed gedocumenteerde
bijschriften voorzag.
Amsterdam
ui.
1) Gautier, p. 24. 2) Gautier p. 100-101.
3) R-vue des Deux Mondes, l-VI-1832.
4) aulier p. 142 5) R. d. D. M. 15
XII1812 6) R. d. D. M. 1-VH841.
71 Le Temps, 91-1867 en Gautier p. 356.
8) Gautier p. 360.
005TERBEEK
MEUBlLEERttiOEN