De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 1 juni pagina 7

1 juni 1918 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

l Juni '1'8. - No. 2136 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Mér, Mér Teekening voor De Amsterdammer" van Oeorge van Raemdonck. De Verzamelaar SCHILDERKUNST-KRONIEK JAN SLUYTER'S KINDERPORTRETTEN (d'Audretsch, den Haag) Een kinderportret door Jan Sluyters is tot nu toe steeds een aardig iets, en soms meer. Deze schilder, niet altijd gewis in zijn pro ductie, vertoont zich daar-in, in die kinder portretten, eenvoudig, zonder moedwil, en fijn van kleur. Ge hervindt hem als zooaanig bij d'Audretsch Hij is daar de realist-natu ralist, met decoratieve opvatting nu en dan. Het kindje, pal en face, rechtop zittend, eigendunkelijk kijkend is een voorbeeld van Sluyter's opvatting, en kunst. Evenzeer vindt ge die in het drinkind kind, drinkend van de moeder, waar de vulling van het geheel bekoorlijk is; en het kind, op zijn zij liggend; in de kinderen met het gebalde vuistje, en het andere dat slaapt, met d'eene hand bij zijn hoofd. YPE WENNING (Erica, Scheveningsche weg, den Haag) ? Tenslotte een zuiver romanticus, die zich In het moderne gamma van zijn laatste (?) periode niet op vasten grond gevoelt. In vloeden in njn werk zijn zekeren Corot, en de Bock. Hq zelf is niet sterk, maar soms, in 't bedeesde, fijn. Ten voorbeeld daarvan is zijn grijzlg weitje met koeien. Sterker is hQ in twee andere dingen: een geit bij een schuur (studie) en in een ander schilderij met een zelfde dier. Daar naast is een. enkel ander landschap te noemen, groen-en-blauw, boomen en lucht. De zandafgravingen, en vele andere, zijn zwak. Wenning is niet iemand voor een rassche productie, dan komt de kleine droom niet in het werk, dat toch zonder diens droom niet leeft, en met dien droom toch iets is: zie zijn koeien op den hellenden heuvel. EDGAR QUINET door W. VAN DER WIJK Naar aanleiding van: U n Prophete?Edgar Quinet", par Paul Gautier, Paris, 1917. Kende mevrouw de Staël Duitschland voldoende, toen zij haar De l'Allemagne" de wereld inzond? Wist zij wel precies, wat er sluimerde in de hoof Jen en harten van het ontwakende volk, waarvoor zij een zoo groote liefde koesterde ? De moderne wetenschap heeft het boek van madame de Staël met meer objectiviteit bekeken dan hare tijdgenooten en heeft al gauw gemerkt, dat het boek te veel algemeenheden bevatte, dat tastbare bewijzen, degelijke argumenten en stevige gronden ontbraken aan een werk, dat beoogt de ziel van een volk te ontwar ren. Zelfs bij een eerste lezing van De l'Atlemagne" wordt men getroffen door een al te persoonlijk stempel, dat men bijna op iedere pagina vindt Is het misschien juist daarom, dat de opgewonden generatie van het begin van de 19i eeuw zich zoo door het boek liet beïnvloeden en ziel litt meesleepen door de spontane hulde.die deze vrou w aan Duitsculand bracht? Ware haar methode wetenschappelijker, haar behandeling zakelij ker en haar bewijsmateriaal grooter geweest, la jeunesse irdente" uit den romantischen tijd, zou zich zeker afgewend hebbrn van een werk, dat haar nu alleen maar aantrok door het enthousiasme, waarmede het ge schreven is en waarin ook de eigenlijke schoonheid van dit werk berust. Edgar Quinet, een van de weinige Franschen, die Duitschland werkelijk kenden, is begonnen met een zelfde Duitschland te zien als madame de Staël; ook hij heeft zich laten meesleepen. door dat waas van romantiek, door die rustige kalmte, welke daar over alles scheen te waren: Tout vous invite a penser, tout m'apaise malgt moi", schrijft hij vanuit Duitschland aan zijn moeder. En vérité, sans Heidelberg, je u'aurais pas su ce que c'est que vivre." 1) Hij leerde echter Duitschland beter kennen door zijn langdurig verblijf en door zijn verloving met Minra More, een Dultsch meisje. Die groote bewondering voor al wat Duitsch was, wordt langzamerhand minder en minder, en in zijn ui'gebreide corres pondentie met Victor Cousin en Michelet, VAN 'T HOFF (Hollando-Beige, Den Haag) Brangwijn's etsen zijn statig en vol eff;ct door een romantische verlichting. Het zijn paleizen; scènes uit Italië, en scènes uit de groote steden, met de beweging of den stil stand hunner bevolking. Deze kunst heeft Van 't H ff overmeesterd, totdat hij eigentlijk zijn persoonlijkheid er bij verloor. Maar hij hervond die, en gelukkig, in een werkje, dat afzonderlijk leeft, en staat op deze ten toonstelling. De voorstelling is die van 2 papegaaien op een stok, en de llthographie is uit 1916. Het werk is beter dan de andere, en niet alleen, omdat het meer eigen is. Het is vaster, met meer vormende kracht en met begrip van de dieren gegeven is het. Daarom is het te hopen dat Van 't Hoff liever ons verkwikken zal met een reeks litho's etc. van dezen aard, dan enkel door zijn etsen de herinnering aan Brangwijn's in ons te verlevendigen. MENSION (Protector, Rotterdam) Mension is het best in het kleine schil derij, in de kleine teekening van de kleine dieren en van de kleine gevallen. Hij beheerscht deze zuiverder, daardoor wordt zijn kleur beter, hij voelt zich daar meer thuis, daar door wordt het geval psychologisch meer belangrijk. In den Protector vindt ge hem met grootere werken van roofdieren, en van apen. Ik heb meer dan eens zijn roof Jieren gekarakteriseerd als van een goedige burger lijkheid ; ik moet dit hier herhalen. Hij bezit daartegenover met een eoedlachsche groote komische kracht, die alles kon redden. Deze tentoonstelling vertoont dan ook geen enkel werk of werkje dat belangrijk is van schilde ring als de Doode muis, of typisch van observindt men reeds sporen, die wijzen op een objectievere beoi rdeeling van het land, dat hij tijdelijk bewoont en van het volk, waar mede hg dagelijks omgaat. In het laatst van het jaar 1831, heeft hij in O nstadt zijn bekende brochure ge schreven Del'Allemagneet de la Révo'ution". Dit is wel het rste artikel, dat wijst op het gevaar, dat Frankrijk eens van een machtiger wordend Duitschland te duchten zal hebben; als zoodanig, kan men deze bladzijden beschouwen als een soort profetie: je crois faire 1'a'uve d'un bon citoyen en nedéguisantrien qui peutmeracernotrepays". Telkens spreken de tijdgenooten van Quinet nog over het Duitschland van vroeger en vereeten voortdurend, dat de mentaliteit van hetGermaanschevolkbelangrijke wijzigingen heeft ondergaan. Toujiurs nous l'avons cherchéa un detni-siccle de distance de la place cüil tait réellement, tant son génie est peu conforme au nótre et nous donne peu de prise pour Ie connaüre a fond. Son mouvement sourd et intimesed robeincessamment a nous et ne se laisse apercevoir que longtemps après qu'il est fini". 2). Het artikel, waaruit bovenstaand citaat is overgenomen, verscheen eerst nog wel met de noodige coupures den eersten Januari, 1832, in de Revue des Deux Mondes en iets later als een afzonderlijke brochure. Tal van waarschuwingen komen in deze heftige bladzijden voor, waarschuwingen, die, door den tegenwoordigen oorloe. een geheel actueel karakter krijgen. Ztlfs de k westie Elzas-Lotharingen" wordt daar reeds in behandeld en de schrijver ziet in 1832, met een wonderbaarlijke helderziendheid, dat de twee grensprovinciën zeker weer eens een deel van Duitschland zullen worden malgréelles, elles retombent sous l'attracTH. FRANKEN-:-OM» Hofleverancier - Amsterdam KALVERSTRAAÏ21B -:- WILUMSPAIIIWEG 9 TEL. NOS. 2040-1881 - TEL. No. 1793 Zuid Comestibles, Fijne Vleeschwaren enz. vatie als het Mannetje in den Kroeg" of verfijnd als de muizen, eens in het bezit van Theo van Hoytema. Het beste zijn hier een paar werken met aapjes, een etende tijger (No. 16); de kat op No. 18. De musschen in de sneeuw", zoo het meer gelukt ware, had opnieuw een der goede Menslon's kunnen worden. De afsnijding van het geval, en de eerste beschouwing zijn niet zonder vondst... De werken Moeder en Kind", en een kinderportret maken deze tentoonstelling niet belangrijker... GEDENKTEEKEN VOOR THEO VAN HOYTEMA Het zuiverste is een gestorven schilder te eeren volkomen overeenkomstig zijn aard. Maar dat is moeilijk, want dan zou de beeldhouwer, die het graf versiert of het standbeeld maakt, of de architekt die het Minsoleum ontwerpt of het gedenkteeken schept een volkomen analogie moeten zijn in zijn uiting met den gestorven schilder in de schilderkunst. Zoo goed als zeker is te zeggen, dat dit ideale geval nooit kan voorkomen. Het zal bij Theo van Hoytema niet voorkomen. Dan komt het geval, de mogelijkheid van iets anders; dat ongeveer, vooral in het te maken teeken van eerbied, dat de geest van den teeeren doode benaderd wordt, en dat de uitvoering dezer idee de persoonlijkheid vertoont van den ontwerper. Dit was bij Van Hoytema gevonden. Er zou een vogeldrinkbekken gemaakt worden, en dit zou op een plaats, in boschjes, of tusschen boschjes op een stille wei ntergezet worden. De inlichtingsdienst der vogels is voldoende georganiseerd om het voorwerp nuttig te maken. Van Hoytema zou daar tegen, tegen dit gedenkteeken niets gehad hebben; het was teeder, en in wezen een voudig. Vermoedelijk tegen dezen eenvoud, uit diepzucht tot deze staatsie is een tweede plan ontsiaan: een paar zitbanken geplaatbt aan het water, met treden naar het water, om de vogels te voeren. Het laatste is misschien in en naar Van Hoytema's aard, maar het vooiloopig ontwerp, met een paar duitsch-aandoende zuilen, en met een vage herinnering in het verdere aan Tadema's Reading Hower" lijkt mij de noodige teederheid te missen in dit geval. Het gedenkteeken ware b.v geschikt in zijn staatsie vooreen derde plan, dat de bank niet verwerpt, maar wel de weischheid van het samenstel van banken etc. van het voorloopig ontwerpje, en dat het element der teederheid, en dat is noodig, weer invoert. Dit plan is een boschje te vormen van boomen waarop de vogels verzot zijn, boomen met bessen etc., en daarin, verscholen, een bank te plaatsen, ter mijmering en ter waarneming in de stilte van de vogels; een bark, een voudig, maar van een groote zuiverheid in zijn rhythme. Dit boschje behoefde natuur lijk niet op een afzonderlijke plaats ge schapen te worden; ergens, in de Haagsche Boschjes, of elders, in beboschte duinen kon zoo'n klein complex beplant worden tusschen de overigen, en langs een aarzelenden, slingerenden,smallen wegkondet ge komen tot intiemiteit van dien verscholen bank ... Maar n ding is bij dit alles zeker, dat bij Van Hoytema en voor zijn gedenkteeken het element teederheid niet verdonkeremaand mag worden uit pure lust tot weidschheid. P. CORNELIS DE MOOR De Moor heeft steeds een eigenaardige houding gehandhaafd tusschen de overige schilders. Hij is een niet zeer intellectueeie maar toch eklektische natuur, en hij is een romanticus. Daarenboven is hij een bereisd schilder, een goed kenner van vele musea hij is dus nooit typisch Hollandsch in zijn verschijning. Hij hetft daarbij phantaisie en kleur; zijn havens met de rijke, oud eeuwsche schepen vertoonden dat, evenzeer als later zijn schilderijen (de kleine waren de beste) van een altijd eendere vrouw, in een park, met een paradijsvogel soms bij zich. Het modéld was in deze schilderijen niet steeds zuiver, maar n kleur n factuur hebben mij steeds doen betreuren, dat hij niet een aantal bloemstukken op deze wijze hetft gemaakt. Hij is daarna in Holland, en elders, andere dingen gaan schilderen. Zij EDÜAR QUINET Naar het relief van David d'Angers tion formidable de tout Ie monde germanique, qui n'attend qu'une occasion." Hebben de gevolgen van den oorlog van '70 hem niet in het gelijk gesteld? Eenigen tijd later publiceert Edgar Quinet in hetzelfde tijdschrifteenige beschouwingen over Duitsche kunst: ,,Nonvelles coleslittéraires De l avenir de tart De l'art en Allemagne." 3) De voornaamste schrijvers en philosof-n worden hierin door hem besproken. Zijn bewondering voor velen van hen getuigt van zijn groote objectiviteit, zijn eerlijkheid in de beoordeeling van de hoedanigheid van andermans goed. Zijn oprechte waardeering voor Goethe, zijn vergelijking tusschen de oude en nieuwe school in de Duitsche let terkunde, het ontwaken van het nationaliteit«gevoel in Duitschland, at een zoo ge voelige reactie teweeg bracht in het karakter van de Duitsche kunst een reactie, waarbij het geestelijk element zeer zeker niet heeft geprofiteerd ziedaar eerige van de voor naamste onderwerpen, die hij in dit geschrift hetft behandeld. Hoe betreurt hij het, dat de tijd van Goethe voorbij is: Le temps de Goethe n'est plus. Son impassibilitd tant vantce n'a aucun rapport wekken minder mijn aarzelende waardeering. Hij heeft désynthese van den dans willen geven, en soms is hem daar, lineair, iets van gelukt. Hij heeft groote associaties van gedachten willen maken, maar daartoe was zijn intellectueeie overmacht niet voldoende, en dikwijls leed bij die pogingen zijn kleur scha e. Van deze soort werken, en van zijn zoogeheeten geastraliseerde" visies vondt ge in den Protector exempels. De beste werken leken mij twee week-zinnelQke vrouwenkoppen (No. 4 en No. 9), een phan taisie Treur eiland" (No. 16), en de rose Danseressen" (No. 22) PORTRETTEN IN HOLLANDO BELGE, DEN HAAG De roem van Van W e l y heb ik nooit be grepen, en ik zal hem nooit begrijpen. Ik heb des schilders evolutie en getrouw ge volgd, sinds lang ik heb nog nooit n portret gezien van hem, dat ook maareenige, ver-gaande beschouwing verdraagt. Van Wely lijkt een maker van mondaine por tretten maar hij is burgerlijk. Bur gerlijk is zijn aard, en zoo hij dat wou weten, en zich zóó wilde gedragen kon een ijdele vlotheid misschien tot iets diepers worden; misschien won zijn kleur, en wellicht won zijn psychologie. Nu is hij in zijn werk een (schilderlijk gesproken) voortdurend falen. Hij heeft niets van het Mondaine Portret. Dit eischt scherp*n zwier, of luchtige stel ligheid. Het eischt een begrip van weelde, sobere, of uitbundige; het eischt terughou ding in zijn typeering. Het eischt staatsie of bevalligheid geen oppervlakkigheid. Van Wely is oppervlakkig; hij vergaapt zich aan iets, dat hij niet in zich hetft; hij is burgerlijk, en zonder diepte. Van al zijne portretten hier zijn te nauwernood twee te noemen, dat van Bredius, en een lezend meisje. Het beste portret van Walter Vaes is dat van zijn vader. Het werk is snel ge schilderd, maar het karakteriseert volledig. De bouw ervan is groot-gebleven, en er zij n verfijningen in de kleur ontstaan, die blij ven' bekoren. Een ander goed werk is het summier gehouden schilderij van een broeder van den schilder, Marcel Vaes, waar vooral de hand karakter kreeg. Hierbij zijn te noemen een klein portret van Mad. Em. Thijs, en een zelfportret (in den witten jas) te Antwerpen gemaakt. Het pottret van Vaes is altijd psychologisch en altijd beschaafd. Het isdroomerig, dikwijls van melancholie en het best, wanneer het zoo eenvoudig mogelijk ge geven wordt. Te hopen is hierom, dat het Vaes mag gebeuren in Holland een aantal portretten van zijn voorkeur te schilderen. Zekerheid bestaat dan, dat we een aantal psychologische Beeltenissen rijker zijn. Pol Dom is het krachtigst in den Heer L., en in een voorstelling van een jongen man met een rood boek. Kever is op zijn meest melodieus in een portretje van een blond kind, met een fluweelen huisje; Wiliy Sluiter vlot in een teekening van een meisje met een stroohoed; sterker in een bekend por tret van den schilder Tadema en in een kinder'pottret; typisch in het Meisje met den hond. Tholen is vertegenwoordigd door het portret van de Rouville; de Rouville door het portret van zijn dochter; Cossaar door een krachtig zelfportret; Arntzenius met een schets van een roodharigen Jongeling. Haverman's portret uit 1900, opgedragen aan Edmèe Broers en voorstellende een oude dame, zittende en profil, wit zwart gekleed tegen een bruinigen achtergrond is een goed portret van dezen portretschilder. Het is zonder karikatuur, tenminste zoo goed als zonder karikatuur en het kleurgeheel is sober en rijk tcïnoeg. Geertsen heeft een lenig gekrabbeld kinderkopje, Melchers van die voorstellingen een, die moedwillig naar het. mode-vicieuse gaan; zonder kracht dus, of toppunt. En, ik herhaal, tegen zijn aard in die beter is, wat indertijd mij bleek uit het portret, dat ik hem schilderen zag, van den Kardinaal Melchers en uit een werk dat ik van hem me herinner, een vrouw, zittende in 't grijze licht voor een raam Het schijnt voor den kunsthandel onmogeavec l'école nouvelle". Tout est changé: un nationalisme troit et farouche envahit la poésie mêrne. L'édifice spirituel de la vieille Allemagne s'écroule." 4) Hoe sceptisch OuinettegenoverdeDuitsche cultuur stond, bewijst rog een ander artikel, dat hij De la Teutomarde" genoemd heeft. Ook dit artike' verschijnt in de Revue des Deux Mondes 5). Hoe anders beschouwt hij de Germaansche beschaving dan Michelet, Hugo en Lamartine en hoe verontwaardigd beantwoordt hij het gedicht van dezen laatsten: ,l.a Marseillaise de la Paix" 6): Roule, libre et sup-rbe entre les larges rives, Rhin, Nil de l'Occident, coupe des na'ions! Et des neuples assis qui boi vent tes eaux vives, Emporte les défis et les ambitions! Il ne tachera plus Ie cristal de ton onde Le sang rouge du Franc, Ie sang bleu du Germain... door in het volgend nummer van dezelfde Revue zijn Le Rhin" te plaatsen, waaruit ik de volgende verzen citter: Au premier coup de bec du vautour getmanique, Qui vient te disputer ta part d'onde et de cie', T u p ends trop tot l'essor, roi du chant pacifique, Noble cygne de France, a la langue de miei.. Ah. qu'ils vont friompher de ta b!anche elegie, Que l'echo de Leipzig rira de rotre p<. ur! Déja l'or de ton chant, transformd par l'orgie, Dans l'air m'est renvoyécomme une balie, au cotur! Later, in 1867 gingen de voorspellingen van Quinet nog verder. Hij heeft toen zelfs reeds gewezen op het gevaar, dat er ook voor andere landen dan Frankrijk lae, in een macht-g Duitschland. In de serie Fr nee et Allemagne" komt een artikel voor over Le point de vue de l'Europe", waarin hij vooral de kleinere staten waarschuwt, dat hun waarde en hun invloed vrijwel negatief zullen zijn: les petits tats qui seraient conservés par hasard, ne pou>raient continuer de vivre qu' a la condition de se faire oublier. lis devraient aspirer ;i tre Ie moins possible.'' 7) Door den ooilüg van '7u heeft hij zich AMSTERDAM ARNHEM 's-GRAYENHAGrE ROTTERDAM UTRECHT lijk Ie zijn een verzameling portretten bij malkaar te krijgen, die eenigszins als over zicht kan gelden. Dit is meer dan eens ge bleken. Maar het moet dat niet zijn voor een kunstgenootschap. Waarom organiseert een der genootsch ippen niet eens zoo iets, in twee seriën, 1800-1840. en dus een tweede tot op dezen tija? Het was zeker belangwekkend; wellicht werden er vondsten gedaan, maar zeker werden er sommige inzichten versterkt, andere vernield, derde opgebouwd. Het portret, de belangrijkste uiting der schilderkunst, is in Holland door goede overzichten niet volledig bekend . . . PLASSCHAERT. FR, DE HAVRE, PH. D. Germanand English tducatton. A compa>ative study. London, Constable and Co. Itd. Een klein boekje van een naar Engeland gevluchten Belg, waarin in korte trekken een duidelijke schets wordt gegeven van het Duitsche en het Engelsche onderwijs stelsel. Dat gebeurt met een zoo groote mate van objectiviteit als in dezen zwaren tijd van een Belg nauwelijks kan worden verwacht. Al bemerkt men zeer goed, aan welke zijde de sympathieëa van den schrij ver begrijpelijker wijze staan, toch is hij evenmin blind voor de gebreken van het Engelsche stelsel. Zijn conclusie is dan ook niet, dat men moet kiezen tusschen beide stelsels, het Duitsche of het Engelsche, maar dat men het goede in belde aan elkander moet verbinden, dus n het En gelsche n het Duitsche systeem. Dat de schrijver daarbij uitgaat van het Engelsche stelsel en daarop enkele onderdeden van het Dui'sche wil enten, is zeer natuurlijk bij een Belg, wiens mentaliteiten geestelijke zelfstandigheid veel meer naar het Westen dan naar het Oosten neigt. Wanneer wij op dit boekje hier de aan dacht vestigen, dan geschiedt dat niet alleen om het werk zelf. Het schijnt ons bovendien nuttig, dat men hier te lande wat meer notitie neemt van wat in Engeland op onderwijs gebied wordt gedaan en beproefd. Men ziet bij ons in zaken van school en onderwijs nog altijd veel te veel naar Duitschland alleen. Er is daar zeker voor onze onderwijs mannen zeer veel te leeren, mits men nooit vergeet, dat de grondvormen van het onder wijs daar te lande geheel verschillend zijn van de onze. Het Duitsche onderwijs is nationaal; het is sterk intellectualistisch; het is ten slptte geheel een overheidszaak. Intellectualistisch is ons onderwijs ook wel, maar men ziet hier tenminste de fout in en tracht die te verbeteren. Nationaal is ons onderwijs veel minder en hoe het met de openbare school zal gaan, weet niemand. In deze dingen kan men nog wel wat van Engeland leeren, al vindt men ook hier groote gebreken. Maar het onderwijs over zee is veel meer moreel en sociaal dan bij ons; het wil harmonisch gevormde menschen kweeken, geen geestelijke amorphen ; het wil de persoonlijkheid ontwikkelen en menschen vormen, niet alleen staatsburgers. En nu moge aan de vervulling van het ideaal nog veel ontbreken, is dit ideaal toch ook niet in den grond Nederlandsen? H. BRUG MANS opnieuw gedrongen gevoeld ernstige waar schuwingen tot zijn volk te richten. Een zestigtal heftige proclamaties vormen het natuurlijke en tegelijk tragische slot van zijn aanmanende geschriften, waarvan men nu pas de juiste beteekenis begreep: l'Alltrmagne ailait donc réaliser son rêve, achever son unité, détruire, si elle Ie pouvait, la vlellle nation, si longtemps sa rivale" 8). Paul Gautier, die deze rieuwe uitgave van de geschriften van Quinet, welke op Duitsch land betrekking hebben, heeft gepubliceerd, bewees daarmede zijn land een goeden dienst. Een ze<*r uitgebreide inleidde geeft een duidelijk beeld van Edgar Quinet, wiens artikelen hij van zeer goed gedocumenteerde bijschriften voorzag. Amsterdam ui. 1) Gautier, p. 24. 2) Gautier p. 100-101. 3) R-vue des Deux Mondes, l-VI-1832. 4) aulier p. 142 5) R. d. D. M. 15 XII1812 6) R. d. D. M. 1-VH841. 71 Le Temps, 91-1867 en Gautier p. 356. 8) Gautier p. 360. 005TERBEEK MEUBlLEERttiOEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl