De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 8 juni pagina 1

8 juni 1918 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H'. 2187 Zaterdag 8 Juni A' 1918 sDE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J, A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON | Prijs per No. f 0.20. Per 3 mnd. f 2.25. Abonn. loopen per jaar j UITGEVERS: VAN HOLKEMA t i WARENDORF, AMSTERDAM | Advertentiën omslag f 0.35 p. regel, binnenpag. f 0.40 p. regel | Men gelieve alle inzendingen voor de Redactie van De Amsterdammer" te adresseeren aan het Secretariaat, Keizersgracht 333 INHOUD t Blndz. 1: Johan de Witt. Amerika en d,e Schppenreqnisitie, door v. H. Boitenl. Overzicht: Wilson I, door dr. G. W. C. Byvanok. 8: Tliegpostdienst, door jhr. Altirg van Qensau, Het Offensief in Fi ankrhk, teekening van Jnrdaan. Spook-iiiteratnnr, door dr. Fred. van Eeden. BleotriBohe Suikerindustrie, door I. I. Bra' ts. 3: Bpreekzaal: Teveel verboden, door D. van Vngt Jr. Avond, door J. W. v Oittert. 5: Voor Trouwen (redaotrioe Elis. M. Rogge): Gelukkig spant bet nog niet met onzs suiker, door F. J. van XTildriks. Opleidingatehntzen voor de jeugd, door O. B. Groot. De huishoudelijke prettaties van Maiy, door Ariëtte. Vóór een ooi portret, door Tory de Bidder. Uit de Natuur, door Jac. P. Thflase. 7: O. van der Linden t, door G. H. Koop?un. Ztm'ïdroom, door Gerh. v. D. Stadszwermen of Distribntie-zw...., teekening van George Van Baemdonek. Feuilleton: Tooneelspelers, door Herm. Salomoneon. 8: Bohilderkunstkroniek, door A. Plaseohaert. Mnuek in de Hoofdstad: Amsterdamsohe Opera- Vereeniging, door van Leeuwen. Op den Eoonomiaohen Uifkyk: '? Lands Beolame, door jhr. mr. H. Smissaert. 10: Boeketjes Sofistiek: E. W. en E. V. Kraohtpraeparaten, door Gerh. v. D. 10: Dit het Kladschrift van Jantje. Leekempiegel De Hoop 1848-1918, door Friso. 11: Het Ver dwijnen van het Zilvergeld, teekening van Joh. Braakensiek. Uit Kampen, door Jan van RiemsdBk. Schaakrnbriek, red. dr, A. G. Olland. 12: Tooneel Varia, door J. H. Bössing. Bijvoegsel: De Strjjd der Partyen bij de Aanstaande Verkiezingen, teekeoing van Joh. Braakensiek. HlliitmiiiiiniiiiiiiiiiiiMHiiiiiiii JOHAN DE WITT Het Haagsche Nederland zal de vol gende week den grooten Raadpensionaris vieren. Bijkans op dezelfde plaats waar een maal het volksinstinct den minister der Republiek verguisd heeft, toen zijn regeeringstijdvak in den ondergang van 't vaderland was uitgeloopen, en hem met zijnen broeder den wilden dood heeft aangedaan, richt nu het nageslacht hem een- gedenkteeken op. De nanicht van denzelfden Oranjeprins, die door het stelsel van De Witt hardnekkig was gehouden buiten de nationale taak, waartoe Nederland hem in den nood ten slotte toch zou moeten roepen, heeft hare tegenwoordigheid toegezegd. Ver geten schijnen oude scheids- en richtingslijnen. De Tijd, die reeds nog grooter Hunsten heeft gewrocht, die zelfs de ge weldige tegengestelden Petrus en Paulus op n heiligendag heeft te zamen ge bracht, strijkt ook de verzoenende hand over de antithese, die derdehalf eeuw geleden aan het lot van Nederland heeft geknaagd. Zal ook niet de verpersoon lijking van alle plooibaarheid, de tegen woordige raadpensionaris van het koninkrijk", indien men den heer Cort van der Linden zoo eens noemen mag, de wijding komen vervolmaken? Enkele bijzonderheden openen de kans dat deze plechtigheid van zekere zijde niet enkel als een historische herinnering zal worden begroet, maar ook tot een actueeler tendens benut. Beneemt de koningin door hare eerbiedwekkende deelneming aan deze viering het idee iiiiiiiimiiiilimiiiiiiiiiiiiMii Om een indruk van den man te hebben, let niet te veel op zijn portretten in foto grafie of houtsneê, het vierkante blok van zijn gezicht Is een bouwsel zonder ziel. Maar neem een afbteldmg van zijn buste ter hand en doe uw best dat stuk marmer in effigie (of liever dat stuk effigies in marmer) tot spreken te krijgen. Makkelijk gaat dat niet. De mond is stijf gesloten, en hij heeft den machtigen onderkaak tot wachter voor zijn geheimen. Want geheimen hebben die strakke l ppen wel, strak, maar daarom niet onvriendelijk. ZQ houden iets terug: het zijn geen gedachten waarvoor men niet kan uitkomen: de krach tige lijn van zijn neus toont den man die rechtuit wil sturen. Maar ook de oogen ondfr het klare sterk gebeende voorhoofd kijken niet rpen de wereld te gemoer, zij zoeken en vragen. Zij stellen vragen aan zlchze f, want zij hebben hun probleem in de sfeer van het eiem denken. Zij zoeken pijnlijk wat ver af ligt op intellectueel ge bied om te geraden tot een nauwgezette oplossing. Stoor hem niet met uw opmer kingen. Spretk zacht. Hij peinst. Hij heeft het gezicht van den peinzer. Maar er ligt meer in dan* afzondering van de gewone, dagelijksche omgeving en eenzaamheid, daar is passie en wilsenergie in de stevige s'ructuur van den kop, inteltellectueele passie in bedwang gehouden Hoor overleg, en gereed staand voor het moment dat handelen noodig maakt. Wilson's afstamming is niet van de hoogten, maar van den grond van het leven. De grootvad'r, in het begin der 19e eeuw uit Ulster overgekomen, is van h ud Schot se h ras. Hij heeft in Amerika geleefd, zooals de aankomelingen in die tijden het deden: op het land als ontginner, in de kleine van oude veeten, anderen zal het moeilijk vallen, de figuur van De Witt niet tot het aanstoken van bepaalde misvattingen te gebruiken. Toch worde, wie dit van zins mocht zijn, daartegen ernstig gewaarschuwd. Neen, wij doelen niet op de heerenrepublikeinsche begrippen, als waarvan De Witt voor Nederland de lasthebber is geweest. Weinigen heden ten dage zullen nog heil zien in de Vrijheid", zooals die door hem en de Loevesteinsche factie is ver staan ; in het eenzijdig en eigengerechtigd burger-arristocratisme, dat toen meester van Nederland is geweest en door zijn materialistisch, veelhoofdig bestuur van weinigen, de grootere volksbelangen vaak heeft onderschat. Al blijft 't gevaar voor zulke ,,regenten"-machten in ons land met zijn eigenaardig volksgestel nooit denk beeldig, wij zien niemand meer, die het als stelsel bepleit. Het komt er nu alleen nog maar op aan, dat men het ook in de werkelijkheid blijft weerstreven. Maar wat wél nog tot wanbegrip en misleiding aanleiding kan geven, is de staatkunde, door Johan de Witt voor Nederland's internationale positie ge volgd. Zoo licht ziet men dit punt heden ten dage weer te berde gebracht. Hieromtrent echter moet volkomen duidelijkheid bestaan. Wien wil men in den Raadpensionaris eeren ? Het voorbeeld van stoeren arbeid aan de zaken des lands? Het geniale hoofd, het hardnekkige karakter, dat gelijk een spitse klip boven onze zee van middel matigheid blijft steken. Den bewindsman, die nooit heeft nagelaten, Nederlands grootheid op het water te zien; den man, die angstig er op uit was, de driekleur hoog in de mast te houden; den minister die eenmaal zelf op de Tesselsche ree de loodsboot beklommen heeften, tegen het hoofdschuddend advies dergezamelijke schippers in, de vloot door het Spaanjaardsgat geloodst heeft, de Noord zee in? Den vader der jongens van Jan de Witt, dat wil zeggen: de bezor ger van 't zeebouwend Nederland, de drager van een vast en grootsch idee voor den kleinen staat? Zóó stemmen wij van harte met de eering in, en wenschen wij ons geslacht den blijvenden indruk toe van eenen voorganger, die met groote dingen be zield is geweest. Doch daarnaast moeten de zaken ook worden bezien zooals ze zijn. Alles toch wordt anders, wanneer men behalve de wilskracht, ook het oogmerk van den raadpensionaris vereeuwigen wil, en ons zijne gestie als een "begeerlijk voorbeeld prediken! ** * Er kan geen duidelijker inzicht ge geven worden in de koers, waarin onder iiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiii steden van het zuiden als boekdrukker en uitgever van couranten, een vervelend be staan. De vader werd predikant en een ge liefd prediker, hij verhief het geslacht intellectueel, een man van klaar verstand en van tucht. Hij was er op gesteld dat zijn zoon hem zou voorlezen wat hij had ge schreven, en bij lederen zin die wat rhetorisch duister was hield hij h.-m staande. De woorden moeten secuur gaan", zoo leerde hij hem, rechtuit om het wit te treffen." In den zoon, den Wilson waarover wij spreken, is van den beginne ambitie, maar gedisciplineerd door de koelheid van zijn hersens. Hij wil niet achteraf >taan in de wereld en hij heeft respect onder zijn mede studenten. Er is een journal st in hem en er is een predikant in hem. Dat maakt hem tot schrijver en tot politiek auteur. Want het was hem ernst bij de dingen die hrj ondernam. Zij n studie was de historie. Voor de Vereenigde Staten is dat geen zaak van eeuwen, laat ons zeggen in de oogen van den student, zooals wij hem ons voorstellen omstreeks 1880, slechts een zaak van n eeuw. Hij zoekt in de geschiedenis een vast plan en een idee; hij kon het niet vinden. Er waren mooie verheffingen: Washirgton die de vrijheid had bevochten en Lincoln die de eenheid had gered, waren hoogte punten, maar dan kwamen largdurige inzinkingrn, en hij voelde zich leven in zoo'n inzinking. Waar vond men in Amerika de groote Staatslieden, de Gladstone's en Dtsraëli's van Engeland ? Waar zetelde het rechte staatkundige leven in de eroote Republiek van het Westelijk halfrond? Waar was het principe van de macht? De vereeniging der Staten was zeer los, en de heele machinerie van regeering en administratie had weinig samenhang. Het waren alles zelfstandige machten, de presi dent met zijn onderhoorlge ministers, de volksvertegenwoordiging en de justitie. Zij stonden naast elkander, ieder met de eigen machtsbevoegdheid, maar de verbinding ontbrak; zij grepen niet ineen tot gezamenlijk werk. Het zwaartepunt was niet gevonden. Van daar de hobbelgang der geschiedenis. Hoe was het ook mogelijk in Amerika een krachtig ministerie te vormen, nu de Johan de Witt ons land gestuurd is, dan door het stellen van deze vraag: wat zou De Witt voor Nederland hebben gedaan, wanneer hij op 't huidige oogenblik aan het hoofd van onze buitenlandsche politiek was gesteld? Het antwoord moet zijn: hij zou het land ten verderve voeren, gelijk hij het in zijn tijd ten verderve heeft gevoerd, en gelijk de richting, die op 't oogenblik in zakformaat aan de zijne herinnert, gelijk de staatslieden, die in zakformaat aan Johan de Witt doen denken, ook, in zakformaat nog maar, schuldig staan aan de fout van Johan de Witt. Die fout heeft zich aan Nederland gewroken, toen in 1672 de Franschen 't land bijkans veroverd hadden en een onvoorbereide natie hun prooi te worden scheen. Jaren achtereen had De Witt het gevaar van 't imperialisme eener machtige vastelandsmogendheid als Frankrijk toen was, doch de naam doet er minder toe af, onderschat. Hij was er blind voor geweest, had er althans de oogen voor meenen te mogen sluiten. Ook de oogen van zijn volk, zoodat het oogen blik der uitbarsting zijn beleid als pauvre dupe" gevonden heeft, en de burgerij als een ingeslapen kudde, tot verweernogmaar nauwelijks in staat. Hij had immergemeend, de naderende heerschzucht, die naar onze grenzen reikte, 't beste door beleefd en tegemoetkomend overleg terug te houden. Hij kweekte in Nederland geen weer standsvermogen tegenover den opdringenden tegenstander, en zou zooiets mis schien zelfs uitdagend" hebben geacht. Traag en kortzichtig bleek ten slotte onze diplomatie, angstvallig ook de leiding. Of al andere staatslieden alarm had den geroepen tegen de verdere oogmerken en begeerten van den Zonnekoning, de raadpensionaris bleef den aanstoot ver mijden. Lag ten slotte in een Triple Alliantie ons middel tot veiligheid, een Wilüam Temple moest er hem met hardnekkigheid toe moveeren. Waar schuwde een Lisola met vooruitzienden blik de kabinetten van Europa, De Witt ging hem expres uit den weg. Hij poogde te plooieg en den schijn te redden, hij liet zich geduldig misleiden en dupeeren, totdat ineens de ramp midden in het hartje van ons land barstte! Toen, ja, hield De Witt zich onder de flinksten, want een lafaard was hij niet. Maar hij behoorde tot de staatslieden, die door te groote omzichtigheid Neder land in de neer zouden helpen; en het volk heeft op het eind geen geduld met hem gehad. Gelukkig dat de Oranjeprins nog op kon treden en met verder door ziende kracht de veiligheid heeft gered. De Witt had de politiek van koop lieden geleid, de politiek, zooals later eens is gezegd: die bestuurd werd door de vraag, waar de voordeeligste vracht IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIMHIMIIIIIIIIIIIIIMIIIIIII ministers niet meer waren dan de adviseurs van den president, en de vertegenwoordiging in haar velschillende comilé's de beslissing gaf over de wetten ?... Hij bereidt zich voor, de jonge man, op zijn toekomst, al peinzend over de macht in den staat. Waar is de hefboom in te zetten, die de mosja tot eenheid van bewe ging brengt? Lincoln heeft, naar ik meen, al gedacht dat hij wel geschikt zou zijn om president der Vereenigde Staten te worden, toen hij nog als postmeester van zijn plaatsje, de couranten rondbracht en boomen ging om hakken, wanneer er op geen andere manier iets viel te verdienen. Die slobberige man van zes voet en enkele duimen was gewoon dat zijn kameraden naar hem luisterden en met zijn eenvoudigen zin over het recht besliste hij de geschillen, die verdeeldheid en vijandschap hebben gebracht. Waarom zou hij de Republiek niet kunen leiden, even goed als de menschen waarmee hij in aanraking kwam? O, Lincoln, maar dat is een wondermensch!" heeft Wilson in zijn Presidenten tijd eens gezegd, en hij raaktein enthousiasme, het is maar in grzelschap met een dame, en dan komt hij wel los, Lincoln is meer dan iemand ter wereld de echte Amerikaan; hij is begonnen als een politician van de prairie en uit de ruwste laag van de menschheid voortgekomen; maar alles heeft hem gevormd en gttransformeerd. Hij leerde onder het werk. Hij kwam ergens aan, hij wist niets, en opeens wist hij alles. Hij had niets van wat een president moet hebben tot op den dag dat hij president werd. Hij was een man van het volk met genie. Een wonder van een man!" Daar hebt ge het natuurlijk eigenmachtige en souvereine geschetst van een persoonlijkh'id, die op het juiste moment de plaats vervult waar zij i huls behoort. Dat natuur lijke ontgaat Wilson. Hij staat al een gene ratie verder af van den ruigen grond van het leven dan Lincoln. Hij redeneert met de dingen. Hij wil ze eerst redelijk hebben voordat hij hen aanvat. Dat forsche brein zoekr een weg, een baan waar langs zijn actie zich kan bewegen. Hij peinst en overlegt en wacht. voor een baal koffie of een vaatje haring te bedingen viel". Zijn staten-bestuur liet zich ook naar Frankrijk paaien door het uitzicht op gunstige handelstractaten en economische profijten. En het hoogtepunt van De Witt's beleid is tevens het top punt van zijn fout geweest: de nijdige handelsoorlog met Engeland, de ver bitterde strijd wegens de moeilijkheden op zee. Een strijd, die ter beurze en onder de vroedschappen langen tijd machtig populair en profijtelijk mocht zijn, maar die het land ten slotte ver stak van den natuurlijken bondgenoot, tegen over het veel grooter vastelandsgevaar, den bondgenoot, waarmede dan ook de koning-stadhouder Willem III ons aanstonds weer heeft te zamen ge bracht. Want op 't punt der staatkunde van nationale veiligheid is de Prins van Oranje de betere herder geweest, en De Witt de verkeerde gids. Dit worde ons dezer dagen wel voor gehouden, wanneer sommigen nog eens bekropen mochten worden door den lust, om 't Hollandsch volk tot onvoorwaar delijke bewondering aan te vuren voor het tijdvak eener grootheid, welke in waarheid onze verlatenheid is geweest, en mutatis mutandis, blijven zal. Welken naam de groote vastelandsrgogendheid dragen mag, die de armen naar ons uitstrekt, is wisselend en on verschillig. Maar altijd zal die staatkunde de verkeerde blijven, die om deels materialistische, commerciëele redenen, deels uit quasi-wijze kortzichtigheid, het land de verkeerde richting afdrijven doet en tegen Engeland in het harnas jaagt. Dit verkondigt ons het tijdvak van Jan de Witt. En de machtigste taal wellicht, bij deze viering van den grooten raad pensionaris tot het Nederland van heden gesproken, is: die van zijn fout. v v. H. AMERIKA EN DE SCHEPEN REQUISITIE De mail heeft eerst onlangs de drukwerken uit de Vereenigde Staten gebracht, waarin ten tijde van het geval zelf, over de schepenrequisitle geschreven is. Eén artikel trok daarvan bijzonder onze aandacht, omdat het de kwestie van meerzijdig standpunt beziet, dan de meeste der Amerikaansche vertoogen. Het komt voor in het bij uitstek vaderlandschen Engelsch-Amerikaansch gezinde weekblad The Nation" (New-York) van 21 Maart 11. en luidt aldus: HET HOLLANDSCHE GEVAAR. Wij kunnen ons niet vereenigen met de gelijkmoe digheid "waarmede de pers in 't algemeen de inbeslag neming van de Hollandsche schepen schijnt te hebben opgenomen. Het mag waar zijn, en wij hopen dat het zoo is, dat de Nede»-landêche Regeering er niets tegen beeft, dat de moeilijkheden op deze wijze worden opgelost, maar de geheele transfictie laat een uiterst onaangenamen nasm.iak na in den mond van een natie die vecht voor de rechten en vrijheden van kleine naties". Buitendien is de zorgvuldig opgestelde recht vaardiging, die voor onze daad worat aangeb den, niet |0 staat n simpel feit te verdoezelen: De Nederlandsche IIIIIIIIMIIIMIIIIIIIIIMIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Totdat de geschiedenis zelf in haar voort gang hem het antwoord brengt. Tegen het eind van de 19e eeuw onder het presidentschap van Cleveland, den de mocraat, ging de Amerikaansche geest een vernieuwing te gemoet. Het was alsof de Vereenigde Staten nu zij hun terrein op het vastland in bezit hadden genomen bulten hun grenzen wilden treden en zich ver langden te oefenen voor een grootere toe komst, Een krachtige politiek werd inge wijd; zij zou leiden tot den ooilog met Sparje, de bescherming van Cuba, de in bezitneming der Philippijnen, de doorboring der landengte van Panama, de uitbreiding van macht in het zuiden, zij wees naar het onbekende grootsche, dat een man als Pre sident Roosevelt voor den geest van zijn landgenooten zou doen schitteren. Maar Cleveland is die politiek begonnen, hij heeft de macht en den wil van den President geplaatst in het middelpunt van het staatsleven. Wilson heeft niet dadelijk gezien en heeft de les toegepast. In 1897 bij het optreden van Cleveland schrijft hij een lofrede op hem Hij zegt daarin: Wat is de groote dienst dien M. Cleve land aan zijn land heeft bewezen? Zijn zelfstandigheid en zrjn bijzondere wilskracht hebben meer dan ooit is geschied doen Wijken wat het echte karakter is van de Regeering der Vereenigde Staten. Hij is de President geweest die onze constitutie makers zich vaak hebben voorgesteld: geen part ij man, maar een man en een man met eigen wil; geen genoot van de Kamers van Vertegenwoordiging, maar op zijn eigen wijs een dienaar van het land, als eerste magistraat en niet als hoofd van een partij". Hij had dan gevonden, waar het zwaarte punt moest liggen. In dien tijd was hij professor aan de Princeton-Universiteit In New-Jersey, een van de vier groote universiteiten der Vereenigde Staten. Hij werd in het begin dezer eeuw tot haar president gekozen. Het was een eervolle en een invloedrijke post. Maar voor Wilson alleen in zoover van beteebenis als er kracht van uitging tot hernieuwing van het leven. Het ambt diende hem als middel tot her vorming van het wezen der universiteit. Hij wilde zijn ideaal van een democratische Aan onze Medewerkers De redactie acht het gewenscht, haren medewerkers en inzenders nadrukkelijk te verzoeken, voor hunne bijdragen zoo veel mogelijk rekening te houden met den voor het Weekblad meestgeschikten om vang. Te lange artikelen leveren ver schillende bezwaren op, zijn ook voor de lezers veel minder aantrekkelijk. De normale afmeting van artikelen moet op ten hoogste 1500 woorden, en, die van Feuilletons op ten hoogste 2000 woorden worden gesteld. Van met potlood geschreven bijdragen kan de redactie geen kennis nemen; evenmin van die bijdragen waarvan het papier aan beide zijden is beschreven. Zoo mogelijk, gelieven de inzenders ge typte copie in te zenden. Alle inzendin g~e n moeten geadresseerd worden: Aan het Secretariaat der Redactie van De Amsterdammer", Week blad voor Nederland, Keizers gracht 333, Amsterdam, zonder vermelding van persoonsnamen. Eventueele vragen over drukproeven, overdrukken, tijdstip van plaatsing e. d. eveneens en uitsluitend te richten tot het Secretariaat". IIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIMIIIIHIIIIIIHIIIIllllllllllllllllllllll Regeering weigerde, om naar het haar toescheen goede ei voldoende redenen, niettegeustaaode de uiterste door Groot-Brittanje en de Vereenigde Staten op haar uitgeoefende pressie, een overeenkomst te sluiten, waarbij wij de Hotlandscheschepen louden kunnen gtbrui ken; daarom namen wij de schepen. Wij kunnen slechts hopen, dat de regeering te Washington de zekerheid heeft dat Hol'and onze daad niet als een aanleiding zal beschouwen om oorlog te verklaren aan de zijde van Duitschland, want bij gemis aan deze zekerheid, lijkt onze inbeslagneming der schepen, zelfs van een zuiver militair standpunt bezien, een roekeloos spel om een betrekkelijk kleinen inzet. Wat zou zelfs een millioen ton scheep^ruimte waard zijn vergeleken bij het gevaar van een welge<>efend Hollandsen leger, oprukkend in de flank der Geallieerde strijdmacht«n i u het Westen? KQ zou Holland tot het uiterste gedreven niet tot de conclusie kunnen komen, dat zulk een zet zijn beste honp op redding uit zijn tegenwoordige onmogelijke positie was ? Het zijn evenwel niet de onmiddellijke militaire mogelijkheden, die ons met ernstigste zorg vervullen. De Nation" heeft st«eds op den voorgrond gesteld, dat de grootste krticht van onze zaak ligt in haar moreele sterkte. Duitechland's inval in Belgiëgerecht vaardigd onder het argument van noodzaak beeft het vanaf den dag, dat de oorlog begon, naar beneden ge trokken, zooals de kogel en de ketenen van den gevan gene zijn vermoeide leden naar omlaag trekken. In deze zaak met Nederland mogen wij ons recht vaardigen door te verklaren, dat Holland eene over eenkomst met ons zou hebben gesloten, als het niet door Duitschland werd bedreigd, maar het feit blijft bestaan, dat het die overeenkomst niet gesloten heeft en dat wij zijn schepen hebben genomen. Op wat anders komt ons argument dan neer dan op het argument van noodzaak? Kn als we nu de H llanders niet ontzien omdat we hun schepen noodig hebben, verzwakken we in dezelfde mate onze zaak tegen Duitschland met betrekking tot België. We beweren niet, dat de inbeslagneming van Hollandsch eigendom, met bep-tlingen omtrent schadevergoeding, op eenzelfde lijn staat met den inval in het neutrale België, het verwoesten van zijn grondgebied en het vermoeiden van zijne burgers. Wij beweren niet dat hetzelfde voorwendsel, dat gebruikt werd ter rechtvaardiging van het eene, ten slotte, als dat van alle drogredenen is ontdaan, het eenige voorwendsel zal zijn, dut ook in het andere geval ter rechtvaardiging zal aangevoerd moeten worden, als er geen geheime verstandhouding achter zit. Haïta en SantéDomingo en Nicaragua zijn in de oogen der neuiralen al hinderlijk genoeg voor de Vereenigde Staten in hun ,,oorlog voor de rechten der kleine naties". Kunnen wij aan dit lijstje het kleine maar toch dappere Holland toevoegen en nog blijven l open te poseeren als de kampioen van het zelfbe schikkingsrecht der kleine volken? Als wij dezen oor log moeten winnen door aanneming van het grond beginsel dat mac'it recht is, laat ons dan niet langer opgeven over moreele rechtvaardiging, laat ons geen iiitiiiitiiiiiitim IIIIIIIIIHIflIIIIIIIII hoogeschool realiseeren. De lippen bleven gesloten; dan kwamen op eens de ingrij pende maatregelen voor den dag. Van den president ging de macht uit. Helaas in dit geval stuitte zij op een andere macht, de geldmacht der magnaten wier millloenen den weidschen staat der universiteit onder hielden. .. In dit moment van zijn leven werd het Wilson duidelijk dat hij een breeder weg op moest. Om de kwade invloeden te ver meesteren die de Amerikaansche samen leving vergiftigden, moest hij hen bestrijden van een hooger terrein met een 'ruimer uit zicht en een wijder werkingssfeer. Logisch was de eisch aan hem gesteld in zijn overpeinsde toekomstleven om President te worden der Vereenigde Staten. Maar voor het jaar 1909, het eerste vacante jaar, had Wilson geen kans. Bryan was de populaire candidaat der democratische partij. Tegen Bryan kon hij niet op in de meening der menschen. Evenmin als Bryan's naam nog genoeg gezag had ter verovering van den presidialen zetel. Hoe Wilson toen het gouverneurschap van den S'aat New-Jersey verwierf en zich daar wist te handhaven, hij, de gewezen professor, als een practisch staatsman en hervormer, daar herinner ik maar even aan. Zoo ga ik ook de dramatische peripetiëa voorbij van zijn verkiezing tot president in het jaar 1912, tengevolge der splitsing in de tegen partij. Dat alles zijn te bekende zaken. Laat ons alleen een woord van hem aan halen, gesproken tijdens de verkiezing. In zijn candidaatsredevoering wees hij op den zin en de beteekenis welke de ontdek king van Amerika voor de oude wereld had gehad als een verruiming en vernieuwing voor den geest, en op het ideaal dat het voor de menschheid moest blijven als een uitzicht uit nood en verdrukking. Wij moeten den standaard weer omhoog houden", zeide hij, en gedachtig blijven aan de heldendaden van vorige geslachten". Het was de prediker voor het volk, die daar in hem wakker werd, het vaderlijk erfdeel. W. G. C. B ij v A N c K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl