De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 8 juni pagina 8

8 juni 1918 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND S Juni '18. - No. 2137 SCHILDERKUNST-KRONIEKJ EERE-TENTOONSTELLINQ TH. VAN HOYTEMA, TE LEEUWARDEN IN DEN PRINCESSEHOF De reeks eere-tentoonstellingen van Th. van Hoytema is begonnen met die in Den Haag. Zij gaf veel, maar niet van alle schakeering genoeg. Zij bracht het meest belangrfjke naar voren, maar sommige teederheden, en sommige eigenaardigheden waren niet straf genoeg aangeduid. Zij zal gevolgd worden door een even groote en vermoe delijk even belangrQke in Amsterdam, waar, wellicht, sommige dingen met meer nadruk zullen te zien gegeven worden. In den tijd tusschen de Haagsche en Amsterdamsche wordt er nu eene gehouden in den Prlncessehof te Leeuwarden. Zij Is minder compleet dan de Haagsche (ik mis het kamerschut, dat van Eysinga en schilderijen van groote afmeting. Ik vind er echter de Boschgrondjes (3 en 7). Van Hoytema heeft veel en graag met inkt op carton geteekend; ook met kleur. In deze breed-gegeven teekeningen met inkt, vindt ge hem decoratief en toch innig, breed en toch gevoriig, en met den geeest van het Sprookje. Ge vindt hem in zijn seritën lithographieën als den gevoeligen steenteekenaar, na den ge voel i gr n Allebé. Hij is technisch daar vol bekoring, en hij dorst een grooten steen aan; zijn doode hangende kalkoen, een der belang rijkste, is hier niet. Wel zijn er de zwierige zilverreigers, de orchidee, nieuwjaar en kerstnacht, de kalenders, de cactus. Uit den lateren tijd is het D ijvend Nest van den Dodaars". Terwijl ge in de meeste steenteekeningen Van Hoytema's teeder-fatsoeneerende hand erkent, en ge zijn vorm ten eerste er treft, is in het .Nest van den Dodaars" iets anders te prijzen. Dezesteenteekening is vol licht. Het licht is overal ruim en gemaklijk tusschen, en het lijkt, of wat Van Hoytema aan nauwkeurigheid hier verloor, hij herwon aan wemelend licht schijnsel. Naast de litho's zijn de teekeningen der dieren en der planten te vermelden. Hiertoe behooren de groote" krabbel van de eendan en de geiten, de schapen (No. 73) de vogeltjes, de hanen, de pelikanen en de Slangen. Er is nog iets waar op te wijzen noodzakelijk is: het landschap van Tessèl. Van '10 af heeft Hoytema daar eenige zomertijden gewerkt. Hij heeft er van alles geteekend, landschap al of niet met vogels. Ge vindt in dit werk een niet zoo zeer naar het Sprookje neigenden geest als iets anders. Dat andere is een realisme, maar niet humor. Van het zomersche land en zijn droom bergt het Haagsche Gemeentemuseum beter voorbeelden, naar kleur en wezen, dan Leeuwarden laat zien. Ten slotte is er in den Princessehof het portret van den bezigen Van Hoy 'erna door Verwey van Udenhout. Het schilde» ij'je is uit 1910. Het is als kleur, en als kunde, feitelijk niet bizonder, maar het geefr, psychologisch gewaardeerd, ietwat epperW i e s Jal... Kit... wil je me vergeven? K i 11 y Natuurlijk... maar dan moet je ook niet meer zeggen, dat je me nooit vertrouwd hebt... Wies Neen... dat was gemeen van me... Maar toch is het een beet j? waar... O, Ik heb nooit zoo onder jullie geleefd... ik begreep nooit die vrije toon ... jullie bent zoo heel anders... Wij leeren thuis al onze gevoelens beheerschen... en julüe windt je maar op, in dingen die je niet cht voelt. Ge ster In ieder geval heb je ons een compliment gegeven... we schijnen natuur lijk gespeeld te hebben! O, maar het is ook zoo'n heerlijk stuk... Rosmersholm ... ken Je het ? Wies Neen? Wasr is het is over? Oester ...Ja... dat is in zoo'n paar woorden niet te zeggen... Rosmer is een gewezen dominee... maar hij heeft al te vooruitstrevende denkbeelden... en zfln huishoudster begrijpt die volkomen... Zijn vrouw heeft zich indertijd verdronken, omdat ze begreep, dat ze niet meer noodig was ... omdat hij en dat meisje heelemaal In elkaar opgingen... en dan merken ze later, als ze dood is, dat ze alles geweten heeft... hoewel ze het zelf nooit begre pen ... dat ze elkaar lief hadden... Wies O, wat ellend'g! En ben jij Rosmer... en speelt Kitty voor dat meisje? Kitty Ja... begrijp je het nu... wie hier daarnet tegenover elkaar stonden? Ges te r Dat waren niet Kitty en ik... dat waren Rosmer, die ouwe dominee ... en Rehekka, z'n huishoudster... begrijp je wel ? En ze hadden juist ontdekt, dat ze eigenlijk altijd... van elkaar gehouden hadden... Wies Ja... ik moet er toch nog aan wennen... het was een afschuwelijk oogenblik... het was net of jullie het zelf waren... G est e r We hadden ons eigenlijk eerst even moeten schminken hè?.. Ik met zoo'n wilde zwarte baard... en wilde haren... Wies Maar nu willen jullie zeker doorgaan ? Kitty (haastig.) O neen... Wies (lachend) N?en, wees maar niet bang Kit! Ik zal er heusch wel aan wennen l Het is alleen nog wat vreemd... Gaan jullie nu maar je gang. Ik zal In dien tijd een kopje koffie zetten... Kitty Maar blijf er bij zitten... Wies Neen... straks misschien... ik moet er nog even aan wennen zie je.., wacht nu maar... ik zal eerst een lekker kopje koffie maken .. daag. .1 Oester Dag malle meid! (Wies af). SCÈNE III Kitty Oester Oester ...Ja... zullen we het nu eens doorkijken... Kitty Daar kwam ik juist voor... Oester ... Wacht... ik heb nog een Ibsen hier... (gaat naar de boekenkast). Kitty (zeer zenuwachtig, ze is gaan zit ten) Ja... geef maar hier... Oester (komt met het boek naast haar ziften) Wou je het heelemaal doornemen... of? vlakklg, toch meer het type van den vriend van Van Hoytema dan de meeste anderen. Het wat moedwillig populaire, dat de beesteteekenaar kon hebben, is doorzien, en niet geaccentueerd naar den verkeerden kant... Dit alles maakte de kleine tentoonstelling tot een hernieuwing der kennis van het werk; een bloeiend tuintje, door de ramen van de achterzaal gezien, gaf een fleurige intimiteit aan het geheel. A. COLNOT, BIJ GERBRANDS TE UTRECHT. De aquarellen van Colnot (die een ta lent is dat gevoel voor kleur vertoont) zijn beter dan de schilderijen. Dit is met veel Hollanders het geval het is vooral dit bij schilders uit de allerlaatste periode. Te veel treft bij hen toch in het werk in olie verf in het schilderij, dat de stof, de materie door het opbrengen op het doek niet schoon wordt, maar korsterig wat, traag wat; als een traag ges'old iets zich voor doet. Ge vindt dit bQ den schilder Colnot in Utrecht eveneens. Colnot is, zoo als ook de ten toonstelling op den Hollandschen Kunste naarskring hem deed zien, een volslagen moderne, die den invloed der voorgangers niet verbergen kan en niet verbergen wil, well'cht. Maar daaronder is toch de persoon lijkheid te bespeuren; zij lijkt mij toe ge voelig te zijn, en in het teedere zich het zuiverst te zullen uiten (zie 15, 23, 33, en een groot stilleven, aquarel.) Zij is bezig zich in die richting te ontwikkelen; het eind is niet bereikt. Dit is voor velen tegenwoordig moeilijker dan vroeger. Zij ontwikkelen zich niet haast onwille keurig tot een persoonlijkheid, tot een afzonderlijkheid, maar in een scherpen d wang, uitgeoefend op zich zelven, trachten zij plotseling volledig werk te leveren van een volledig uitgegroeide persoonlijkheid. Dat lukt niet en brengt de onzuiverheid van het overijlde. Gedeeltelijk is dit bij Colnot e/eneens te constateeren; hij forceert zich soms. PLASSCHAERT iiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiitiiiiitiiiiimmnim Amsterdamsche Opera-Vereeniging WARHOLD" DE BRON VAN BADRAH Deze ppera-Vereeniging, die evenals een reeds vrij groot aantal cpncurreerende licha men, beoogt de verheffing onzer muzikaaldramatische kunst, heeft ook thans weer een verdienstelijk werk gedaan, met een tweetal jo'gere toondichters in de gelegenheid te stellen, hun werk voor het voetlicht te brengen. Om in deze loffelijke poging geheel te kunnen slagen, miste men bij deze opvoe ring ten deele een factor, die voor het wel slagen van zulk eene premiere van groot gewicht is: een behoorlijk geroutineerd en bovendien goed voorbereid ensemble. Vooral had Warhold" (tekst van Cor Hermans naar iiiiimiiiiiniiiiiiliiii Kitty Ja... goed... wat wil je? Ikken het ai van buiten ... Oester Ik niet... maar ik heb de sfeer al zoo heelemaal in me... begrijp je? Ik voel de figuur zoo goed... het is merk waardig ... de rol ligt me zoo goed... zoo iets heb ik nog nooit gehad... Kitty (laat het boek in de schoot zakken) ja... ik benijd die menschen... Ik kan me zoo heelemaal er in denken... Wat heerlijk moet het zijn zóó boven je menschelijkheid uit te komen. Oester Dat kan je alleen als je een gróót gemeenschappelijk ideaal hebt... (stilte). (Lachend) Die arme kleine Wies... Kitty Ik heb het je straks al gezegd... j-e moet erg met haar oppassen... ze staat er zoo vreemd tegenover... ze weet zoo niets van kunst... en ze kan het zoo wei nig meevoelen... Ze begrijpt niet, dat wij elkaar in zoo'n oogenbtik alleen naderen door... ja... door het samen begrijpen van twee figuren... die wij niet zijn... Oester Weet je... dat mis ik wel eens in haar... Dat ze toch niet heelemaal m kan... o... ze is een heel lieve vrouw voor me... Maar in m'n kunst laat ze me soms wel erg alleen... (stilte). Kitty Nu heb je het gezegd... ik wist het wel (stilte)... Ja... dat is nou Ibsen... Hij staat achter ons!... Oester De moralist... Kitty ...De geheim zinnige, stille Noor... die met n enkel gebaar naar ons wijst... Wij volgen zijn vingerwijzing... en dan zien we op eens ons zelf... (stilte, die pijn lijk wordt). Kitty Kom... laten we een scène ne men ... wil je ? Oester Welke? K i 111 y ... Waar we daareven gebleven zijn, hè? Je weet wel... Zij heeft hem her innerd aan den ouden tijd, toen ze samen hun idealen opbouwden... terwijl boven zijn vrouw ziek lag,... hier: (in het nu volgende, een scène uit Ibsen's Rosmersholm, leggen zij, zonder het te beseffen, allfngs meer van hnn eigen ziel. En onder het uitspreken der woor den, wordt langzamerhand het bewua'zljn hunner eigen, verdrongen liefde wakker). (zij lezen-) , Edele menschen wil je om je been maken ... In al door ruimere i-ringen., edele mem-enen"... Oester Blijde, edele menseden". Kitty Ja... blijde"... Oester ..Want door blijdschap worden de zielen verheven, Rebekka"... Kitty En geloof je ook niet door verdriet? Door groot verdriet"? Oester Ja... als je dat heelemaal overwinnen kunt... Er boven uit komen. Heelemaal er boven uit"... Kitty En dat móét je". Oester. ,,Dat zal ik nooit... ik kom er nooit boven uit .. Er bliift altijd twijfel... Een vraag... Ik zal nooit m*er heelemaal dit gevoel hebben, dat het leven zoo heerlijk mooi maakt". Kitty Wat bedoel je daarmee, Rosmer"? Oester De rustige, blijde onschuld". Kitty Ja. De onschuld"... (stilte) Oester En wat heeft ze dat alles helder gecom bineerd. Hoe systematisch, heeft ze schakel vnor schakel gelegd. Eerst gaat ze zacht twijfelen aan de echtheid van mijn geloof. Hoe kón ze dat toen al d'ien. Maar ze deed het toch. En toen werd haar twijfel zekertieid... En tien... ja toen werd het haar gemakkelijk genoeg, om al het andere voor mogelijk te houden. O, al die verschrikkelijke denkbeelden! Ik zal ze nooit kwijtraken. den roman van Adriaan van Qordt, muziek van Theo van der Bijl) onder deze omstan digheid te lijden. Van dit werk werd slechts uitgevoerd het voorspel en eerste bedrijf. Waar dit werk slechts onvolledig werd ge geven, is het bezwaarlijk, hier een beslist oordeel uit te spreken. Wij volstaan dus slechts met algemeene indrukken weer te geven. Die algemeene indrukken kunnen ons oordeel niet verheffen boven eene te waardeert n aanwezigheid van technische kwaliteiten, die den heer Van der Bijl zich waarschijnlijk sterk genoeg hebben doen gevoelen tot het ondernemen van eene zoo zware taak als het schrijven eener opera. Doch voor dit laatste zijn heel wat meer eigenschappen noodig, eigenschappen, die deze componist vooralsnog niet bezit. Allereerst zin voor dramatisch uitbeel dingsvermogen, voldoende karakierteekening der dramatis personae", juiste verdeeling van licht en schaduw in de verschillende tooneelen. Het tekstboek, dat in den hoofdpersoon den strijd schildert tusschen een nog middeleeuwsch onversaagd krachtig geloof en de naar wereldsche geneugten smachtende jonge ziel, biedt voor een componist van blzonderen drama'ischen aanleg, beschik kende over een rijke fantasie van den geest, zeer zeker menige welkome episode. Ook de taal is van beter gehalte, dan gewoonlijk in een libretto is te bespeuren. Dat van der Bijl de middelen bezit, om aan de hier ge stelde opgaven, in hoogeren artistleken zin te voldoen, gelooven wfj na deze eerste kennismaking niet. Muzikale karakterteekening vinden we bijna niet en de handelende personen gaan allen, in een eenigszins ge zwollen muzikakn rhetorischen stijl vrij on opgemerkt aan ons oog voorbij. Hier en daar breekt zich even een goed doorvoelde melodische stroom baan in een liefdesduo, maar dan bemerken we aan die eigenaardige breede unisono's der kweelende teergelkfJtn toch ook zoo iets van den invloed der Vlamingen en Italiaansche veristeu. Waar de componist zicti niet be hoeft op te schroeven tot groote hartstoch telijke dramatiek, is hij menigmaal gelukkig, zooals bij het optreden van den Kok en den Mtijer en de liedjes der speellieden In het eerste bedrijf. Zeker zou van der Bij l in een meer eenvoudig, ongekunsteld zangspel den toon kunnen vinden, welken blijkbaar zijn talent hem vooralsnog aanwijst. Op een hooger peil staat .de Bron van Badrah", tekst van Rient van Santen, muziek van B. van den Sigtenhorst Meijer. Dit werkje, dat zich ons presenteert als zangspel in n bedrijf bekoort door zeer fijne intenties zoo wel van de zijde van den litterator-zanger van Santen als van den componist Meyer. Reeds dadelijk toonde ons het eerste tooneel tusschen Djinira en het Volk, ook in de muziek, mér dan een maakwerk van Oostersch coloriet, een geestelijk meeleven in de wondere wereld der mystiek dezer primitieve volken. Evenzeer valt naast de muzikale opzet de geheele ontwikkeling daarvan, die den dramattschen gang der handeling met krachtige intuitie volgt, ten zeerste te prijzen. Ook het meer hartstoch telijk aangelegd tooneel tusschen den vreem deling, den opwekker der zinnelijke liefje bij de leine Djinira, en de laatste treft door juiste, gestadige muzikale climax. Ook het slot, in de, met de fatalistische leer in over eenstemming, geuite woorden van den wijllllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllullllllllMIIIIIIIIIIIII Dat voel ik. Ik weet het zeker. Voor je het weet, komen ze over je en herinneren je aan de gestorvene". Kitty Zooals het witte paard op Rosmersholm''. Oester Ja, net zoo... In het duister komen ze. In de stilte". Kitty ,.En om die onzalige hersenbegoocheling wil je afzien van bet levende leven, waarin je je nog paa gesturt hebt''! Oester Je hebt gelijk, het is hard, Hard, Rebekka. Maar ik ben niet vrij in r.i'n keuze. Hoe zou ik daar overheen kunnen komen". Kitty Door nieuwe toestanden te scheepen". Oester Nieuwe toestanden?" Kitty Ja, nieuwe verhoudingen, met de were'd om je heen. Leef, «erk, handel! En zit nit-t bij de pakken neer, om over onoplosbare raadsels te denkeu''. Oester Nieuwe verhoudingen. Maar daar bedenk ik iets. Heb jij daarover ook nog niet nagedacht, Rebekka?'' Kitty Welke vraag?" Oester Hoe nu onze verhouding zal moeten wonden?" Kit y Ik gelo f, dat wat er ook gebeurd, bnze vriendschap zal blijven". Oester Neen, zoo bedoelde ik het niet precies. Maar dat, Daardoor we vau 't begin af tot elkaar zijn gekomen, dat, wat ons zoo vast aan elkaar verbonden heeft... ons gemeenschappelijk geloof aan een reine verhouding tus'chen man en vrouw". Kitty Nu ... n?" Oester Ik bedoel... zoo'n verhouding als de onze 8 die niet de beste voor een rustig, vreedzaam leven .'" Kitty Nu. en verder?' Oester Maar nu zie ik opeens een leven voor me vol strijd en onrus' en vol ntt'tig» ontroeringen. Want ik wil het leven. Rebekka, mijn volle leven wil ik leven .. ? Ik laat me niet door die fantasieën omvergooien. Ik lant mij mijn leven weg niet voorschrijven... door niemand ... door dooden niet, en niet duur levenden"... Kitty Neen... neen .. dat wil ik niet. Rosmer wees een vrij man .. wees heelemaal ten vrij man".,. Oester (als ontwakend) ... Kitty... wie zei dat daar? ... (onder het lezen zijn ze, half lezend half reciteerend elkaar voortdurend nader gekomen. Nu, terwijl hij achter haar stoel staat, is het hem plotseling te machtig. Hij slaat zijn arm om haar heen en drukt zijn lippen hartstochtelijk op de hare... zij wil zich verzetten, maar dan geeft ze toe...) SCÈNE IV Vorigen Wies W i e s (in de deuropening met het koffieb'ad) O l... Neen ... gaan jullie maar rustig door... Ik wil niet storen. Kitty (heeft haar boek laten vallen; raapt het, in verwarring, op). Oester (herstelt zich snel) God... we waren er wél heelemaal in... Wies (zet het blad op een tafeltje) Maar gaan jullie toch verder... ik zal de kopjes wel neerzetten ... Ik begin er heusch al aan te wennen !... Kitty (veegt met een zakdoekje langs haar oogen). Wies God ... Kit... huil je? Neen, het is toch een ellendig beroep... van jullie. Dat kan toch niet goed zijn, je zoo op te winden over dingen, die je eigmlijk heele maal niet aangaan... er is toch al ellende genoeg In het leven... Oester (schertsend) Hoor me die levens wijsheid ... l Kitty Misschien heb je wel gelijk! Wies Richard is er tenminste zoo weer overheen... Hij is het direct weer verge ten... Maar jij, Kit! Wat zie je er uit... net af je de grootste teleurstelling van je heele leven net hebt ondervonden.., yijf minuten geleden ... zen priester Achmed zijn einde nemend, treft door soberheid en gevoel voor stem mingskunst. Van de uitvoerenden in dit werkje trof door zeer goede dramatische uitbreiding mevrouw Heeres-von Saher, terwijl de heeren Sampimon en v. d. Elshoudt hunne partijen alle recht deden wedervaren. Het Utrechtsch orkest bracht onder de zeer goe de leiding van Henk van den Berg de fijn geïnstrumenteerde partitie goed tot haar recht. Minder nauwkeurig vertolkte het het werk van v. d Bijl, die, alhoewel zijn gegeheel met tact leidende, een minder benij denswaardige taak had, een niet zeer homogeen ensemble, dat hoofdzakelijk uit weinig geroutineerde krachten bestond, in 't goede spoor te houden. De dames Leonie Molkenboer en vooral Beatrice Treurniet, gaven goeden zang en den heer Jules Moes die te elfder ure Jos Tijssen verving, mag men een woord van lof niet onthouden, voor de wijze, waarop hij zulks deed. Al gaf nu ook Hendrik van Oort eene goede uitbeelding van zijne partij, de tenor Moes was in deze voorstelling een bewijs te meer, dat vocaal-dramatische routine een factor is, die bij vermoedelijk niet te lang voorbereide opvoeringtn, een groot gewicht in de schaal legt. Wij raden daarom de Opera-Vereeniging hier ernstig aan, bij het loffelijk pogen, om belangstelling te wekken voor de uitvoering van werken van jonge componisten, slechts met bestaande ensembles als dat van een Koopman of Mej. van Zanten te zien te werken. Totaal gebrek aan spelroutine bij menigeen heeft allicht menig détail der uit gevoerde werken in 't duister gelaten. VAN LEEUWEN Op den Economischen Uitkijk 's Lands reclame Wie, die zaken wil doen, kan buiten reclame ? Sommigen zeggen, dat de macht der publi citeit wordt overschat, wat waar kan zijn, maar niemand ontkent dat het vestigen van de openbare aandacht op wat gij te bieden hebt, een krachtig middel is om de afnemers tot u te lokken. Maar dit geldt dan ook voor de landen, ook voor het onze. Wij zijn thans wel in zeer moeilijke omstandigheden, maar be houden hoop op de toekomst en nemen ons voor, straks weer alle zeilen bij te zetten om de gevolgen van deze zoo langdurige crisis te overwinnen. Daartoe zal reclame onmisbaar zijn, niet alleen de persoonlijke van allerlei Hollandsche ondernemingen, maar ook de collectieve, d.w.z. die van heel Holland. Aan dit punt is tot nog toe ook in de rustige jaren vóór den ooilog door onze regeering weinig opmerkzaamheid geschonIIMIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIMIIIII Kitty Ja, hé? Wies Hier, drink eens beetje koffie. Oester (raiv schertsend) Rebekka aan de bron! Wies Ik ga maar gauw weer weg... over een half uur is de koffietafel klaar. Ik reker er op, dat je blijft, Kit... Kitty Ik weet nog niet... ik denk van niet zeg... Wies Nou maar ik reken er op... ik zal wat heel lekkers laten halen... om te toonen hoeveel berouw ik heb... van daar net... Zeg Richard, geef eens even... (fluistert) Oester (lachend) Haha... daar?is dat genoeg? (geeft haar geld.) Wies Dank je wel hoor! (kust hem.) Neen maar, Kit, nu krijg je iets heel lekkers hoor... En trek je dat akelige stuk nu maar niet zoo an ... van die ouwe dominee met die baard... hahat (af.) SCÈNE V Kitty?Oester Kitty Ik ga weg... het is afschuwe lijk... Oester Kitty... wij begrijpen elkaar zoo heelemaal... Kitty Hou je mond . ..zegniets meer... Hij stond achter ons... Oester O... waarom ben je vroeger altijd zoo trotsch geweest... dan was het nu niet... tusschen ons... zoo'n scheidsmuur.,. ' Kitty Wees stil... in het huis van je vrouw... o, het was net of hij achter ons stond, en naar ons wees... die geheimzin nige Noor! Oester Och god... m'n vrouw... ik ben gek geweest... ik had me een rustig, blij leven voorgesteld... maar ik kan niet anders... ik moet het groote, machtige leven hebben... mij er midden in werpen, m'n idealen... Kitty Ben je nu Rosmer, of je zelf...? Oester Ik weet het niet... allebei... Rosmer heeft me mezelf beter doen begrij pen... Ik begrijp nu alles beter... ik kan óók niet van rustige blijdschap genieten... ik moet het groote ideaal volgen... het zelfde als het jouwe, Kitty... tot in de Molenbeek... tot in den dood... Kitty Denk er aan dat je plichten hebt. Rosmers vrouw is dood. De jouwe leeft... je bent pas drie maanden getrouwd ... Oester Maar waarom heb je ook niet eerder naar me geluisterd ... Kitty Je weet niet wat je wilt... je zoudt datzelfde ook tegen een ander zeg gen ... die nu hier zat, in mijn plaats... en die je óók beter begreep... dan zfj... Oester Maar wat nu? Kitty Luister... Ik schaamde me, daar even, omdat ik nu getoond heb, wat ik je drie jiar lang verborgen heb... dat ik je lief heb... Maar dat is misschien beter nu... nu er toch geen mogelijkheid is... Neen ... Richard het kan niet... Je hebt andere plichten... je moet je heele leven wijden aan je vrouw... Oester Zooals Rosmer... gebonden ... voor een het! leven... och God... komen we dan nooit uit onze rollen? Kunnen we dan nooit gewone menschen zijn! ken. Het lag niet in de lijn, dat wel te doen. Men heeft in Regeerings-kringen nu juist niet heel sterk den Kaufmaonischen" geest, die er op uit is zaken te doen en daarvoor iets over heeft: wat aandacht, wat moeite, zelfs wat geld. Misschien ook oordeelt men, dat de persoonlijke reclame van Hollandsche firma's genoeg is en dus collectieve reclame een geheel overbodig ding. Terwijl toch de laatste een steunmlddel moet zijn voor de eerste. Het ontbreekt in ons land niet aan orga nisaties, die zich toeleggen op wat ik, kort heidshalve, hier 'slands reclame" noem. Ik denk b.v. aan de vereeniging, die zich bevordering van het vreemdelingen-verkeer ten doel stelt, ook aan die andere vereeniging, die kennis omtrent Nederland in den vreemde wil verbreiden. Uitmuntende instellingen, beide, en die, dunkt mfj, warmen steun en daadwerkelijke hulp verdienen van allen, die ons land vooruit willen stuwen, ook in de komende jaren. Er zijn, geloof ik, nog wel lieden, die meenen dat bevordering van het vreemdelingen-verkeer een goed ding is voor hotelhouders, ook voor spoorweg- en stoom boot-ondernemingen en voor alle anderen. die aan reizigers geld verdienen, maar dat de rest van het Nederlandsche menschdom daarbij geen belang heeft. Dit nu is een bekrompen opvatting. Het gaat hier niet alleen om een vraag van nationaal fitsoen" maar ook om stoffelijke interessen. Wanneer wij h >t vreemdelingen-bezoek naar ons land kunnen leiden; wanneer wij er voor kunnen zorgen dat die vreemdelingen ge makkelijk kennis nemen van het beste dat ons land op allerlei gebied te toonen heeft; wanneer wij bereiken kunnen dat zij, huis waarts keerend, een gunstigen indruk van land en volk meenemen; dan is dit niet alleen profijtelijk geweest voor winkeliers enz. en niet alleen streelend voor ons nati onaal gevoel, maar dan hebben wij daarmee een reclame voor ons land gemaakt, die allicht later haar vruchten zal voortbrengen. Evenzoo staat het met de verbreiding van kennis omtrent ons land in andere Rijken. Wellicht maakt deze of gene zich hieromtrent nog illusies, maar In werkelijk heid is het bedioevend, zoo weinig als de gemiddelde buitenlander afweet van ons land. Bedroevend, omdat wij daardoor wor den miskend. Ons gevoel van eigenwaarde komt in opstand tegen den geringen dunk, dien vele vastelanders en insulaire Euro peanen (ook: Amerikanen) van ons land hebben. Vrede daarmee kan alleen die Nederlander hebben, die zelf ook geen hoogen dunk heeft van wat wfj beteekenen. Zulke Nederlanders zijn er, maar ik geloof dat, gelukkig hun aantal slinkt. Wij behoe ven niet in clauvinisme te vervallen om te zeggen, dat er op verschillend terrein in ons land is veel goeds, veel moois, veel wetens- en merkwaardigs, genoeg althans van dat alles om den vreemdeling daarop iiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiniin NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP Moto rdieost va nieten borg DAGELIJKSCHE MOTORDIENST UTRECHT LEIDEN DEI HUW DELFT Vligtinuhiwig. ltrtchUchimr28. Fjfnjékiétl. Houttiihui*. VICE-VENSA iiiniiimiiiii! iiiiiiiui Kitty Wij tooneelspelers leven duizend levens... en wanneer er eens een bij is dat op ons eigen leven lijkt... dan zijn we hul peloos ... Ibsen heeft ons aar gewezen... Nu zien we elkaar en ons zelf pas ... Oester O... Kitty... wat is dat hard!.. Kitty Richard, ik heb je nu gezegd, wat ik gedacht heb, je nooit te zullen zeggen. En je hoeft het niet te vergeten ... Herinner je alleen je plichten. Dan heb je ook houvast aan je eigen werkelijke leven, dat je leven moet. Wanneer je mij hadt, zou je ook niet gelukkig zijn. Nu heb je geen plichten tegenover mfj... het is alleen een mooie rol, die je speelt... en daarin heb je misschien ook jezelf het meeste lief. Dat mag op het tooneel... in j« kunst. Maar in je gewone leven leven mag je alleen je plichten liefhebben... Oester Kitty! Kitty En nu moet ik weggaan... Oester Och God... dat ik niet eerder begrepen heb... SCÈNE VI Vorigen Wies Wies (met de kofflekan) Ben jullie, nu nog aan die treurige scène.-, wie moet er noe ten kopje..? Kitty Neen, ik moet weggaan... heusch... Wies Hèwat flauw... daarnet zei je nog... Kitty Heusch kind, het is hél rg noodig. Dank je voor je lieve invltatie... (kust haar.) En zul je me nu nooit weer wat trouwen ? W ies Neen, natuurlijk niet! Vergeef je me? Kitty Natuurlijk! Dag! (zij drukt Oester de hand.) Dus Richard... tot de eerste repetitie van Rosmersholm... Oester Ja... tot de eerste repetitie... Wies En de uitvoering... wanneer is die? Oester Ja... de uitvoering, Kitfy! Kitty O ... dat weet nog geen mensch... dag! (snel af). SCÈNE VII Oester Wies Wies Waarom zegt ze, dat geen mensch nog weet, wanneer de uitvoering is ?... Oester Ja... kind... in tooneeldingen ben je nooit zeker... Wies (vlijend) Kom... doe dat nare boek nu weg!... Daar! (ze gooit het boek weg). Nu ben je wrer alleen voor mij, hè? Oester (zuchtend). Goed dan... maar wat helpt het je... een oogenblik... een tooneelspeler is van de heele wereld... Wies Denk dan maar, dat ik de heele wereld ben... Oester Daarvoor ben je een vrouw... Wies Jouw vrouw! Oester Eén vrouw ... maar dat begrijp je niet... anders zou je geen vrouw zijn... (Doek valt langzaam, terwijl hij haar beschermelijk en droevig kust.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl