Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15 Juni '18. - No. 2138
.1
4
f
Noodgedwongen hebben wfl
de prijzen onzer rflwielen
moeten verhoogen.
Getrouw aan onae beginselen
hebben wfl de Dualiteit er van
weten te handhaven.
Een FONGERS is nog steeds
ztyn naam waardig en zgn prfls
waard.
immiiiiiiimn in
derd. Voor zooverre Nederland betreft blijkt
dit uit de volgende cijfers. In 1887 bedroeg
de zlIvervoQrraad van de Nederlandsche
Baak ca. 100 millioen, op l April 1914 (dus
nog voor den oorlog) was hij tot f 9.616.702
verminderd, om in de eerste week van
Angustue van dat jaar verder tot iets meer
dan f 600.000 te slinken. Het grootste ge
deelte vaa deze vermindering is het gevolg
geweest van afvloeiing naar Indië, in
verDaad met de muntzuivering aldaar, maar
ook ten gevolge van de toenemende welvaart
$ der Indische bevolking. Intusschen zijn ook
niet onbelangrijke bedragen vooral sedert
1914 in de blnnenlandsche circulatie ge
gaan.
Niettegenstaande in de laatste vier jaren
ca. f 30 millioen nieuw zilver aangemunt
is en ongeveer f 40 millioen aan zilverbons
in de circulatie gebracht zQn, is de voorraad
zilver van de Bank ook thans nog slechts
ruim f7 millioen. In het verslag der Neder
landsche Bank over 1915/16 wordt dienaan
gaande o.a. gezegd:
Het publiek heeft sedert den aanvang
van de crisis eene groote voorliefde getoond
tot het oppotten van zilver, ongeveer op
gelijke wüze als dit verschijnsel bij Indische
volken wordt gevonden. Er is echter tusschen
deze groepen van volken het groote onder
scheid, dat de Oostersche het zilver opleggen
als een vorm van kapitaalafzondering, terwijl
het zilver in het Westen deze eigenschap
sedert de groote daling van den zilverprijs
niet meer heeft aangenomen. In het Westen
geschiedt deze oppotting dan ook uitsluitend
op grond van een tijdelijke neiging,'welke
ia de Duitsche taal zoo juist wordt weer
gegeven met het woord Angstbedarf",
BUUW., zoodra de oorzaak van deze oppotting,
zijnde oorlogs- of crisisvrees, ophoudt, zal
het zilver in groote hoeveelheden wederom
losgelaten worden en dan onmiddellijk een
teveel in de circulatie veroorzaken."
In het verslag van 's Rljks-muntmeester
van hetzelfde jaar wordt de voorraad grof
zilveren munt (rijksdaalders, guldens en halve
guldens) hier te lande op ? 88 millioen ge
raamd, waarvan toen ca. ? 6 millioen bij de
Baak, dus ca. / 82 millioen in de circulatie,
terwijl de voorraad in Indiëdoor hem op
/ 377 millioen geschat werd. Uit deze cijfers
bU)kt wel, dat er voldoende zilver in het
vrfle verkeer is en dat, zooals in het boven
uit het bankverslag aangehaalde opgemerkt,
groote hoeveelheden weder zullen worden
losgelaten, zoodra het publiek zich er reken
schap vaa gaat geven, dat het oppotten uit
angst voor een werkelijk tekort ongemoti
veerd Is.
Trouwens ook in andere landen hebben
zich ten aanzien van zilver dezelfde
verschijnselen voorgedaan als hier. Sedert
de Amerlkaansche regeering in 1895 hare.
zilveraankoopen gestaakt heeft, is in de
20 daarop volgende jaren bijna nergens
nieuw zilver aangemunt. Hetgeen voor de
jaarlijksche behoeften der toenemende bln
nenlandsche circulatie noodig was, werd in
hoofdzaak verkregen door vermunting van
het bij de circulatiebanken berustende oud
zilver. Reeds voor het begin van den oorlog
begon zich dientengevolge, niet enkel bij ons,
maar in de landen der Latijnsche munt-unie,
Duitschland en de Vereenlgde Staten de be
hoefte aan aanmuntingvan nieuw zilverte doen
gevoelen, terwijl de gestadige wegvloeiing
van zilver naar de Indische landen die vrij
wel de geheele wereldproductie van bijna
200millioen oz. per jaar absorbeerde, bleef
aanhouden. Deze factoren hebben geleld
tot eene aanvankelijk langzame, maar in
de laatste twee jaren snelle verbetering
van den zilverprijs, die thans bijna de vroe
gere goudpariteit bereikt heeft.
, Intusschen is het niet waarschijnlijk, dat
deze stijging veel verdere vorderingen zal
maken, daar dan aanmerkelijke slapende
voorraden te voorschijn zullen komen. Reeds
nu is door het Amerikaansche Congres een
wet aangenomen, waarbij de regeering ge
machtigd wordt om f 250 millioen zilveren
dollars van den voorraad der schatkist te
versmelten, waardoor eene hoeveelheid on
geveer gelijk staande aan de wereldproductie
van een jaar voor de markt beschikbaar
zal komen. Met deze versmelting is in Mei
DROOMBEELD
IX
Zijn LaatstelHavana-Sigaar
UIT HET
Als Jantje boos is...
A TïSOIHIIR/IIFT V.A.HST
lltllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllUIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIMlIllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHlllllllllllllllllltlllllllllllIIIIIII
llllllllllllllllltlllllMIIIHIIlIIIIIII
reeds voor een bedrag van $ 30 millioen
een aanvang gemaakt. Vrees dat er niet
genoeg zilver zal zijn behoeft dus niet te
bestaan, al is het mogelijk, dat tijdelijk en
plaatselijk de prijs opgedreven kan worden,
omdat tengevolge van de verkeersmoeilijk
heden het aldus vrij komende zilver niet
vervoerd kan worden naar de plaatsen, waar
er de meeste behoefte aan bestaat.
J. D. SANTILHANO
* ?
Het bovenstaande was reeds geschreven,
toen in de bladen een officieel communiqu
verscheen, waarin met kracht opgekomen
wordt tegen den waan, als zoude er een
tekort aan kleine ruilmiddelen bestaan. De
regeering voegt daaraan de bedreiging toe,
dat zij, zoo noodig van hare bevoegdheid
gebruik zal maken, om van hen, die meer
dan f 500 aan zilveren munt onder zich
hebben, het meerdere te vorderen ter inwis
seling in bankpapier of zilverbons.
Eindelijk wordt in het communiquémede
gedeeld, dat de verdere aanmaak van zilver
bons op groote schaal en met de meeste
kracht wordt voortgezet. Reeds over een
week zal over eene zoodanige hoeveelheid
zilverbons de beschikking zijn verkregen,
dat aan de behoeften van het verkeer in
ruime mate zal voldaan kunnen worden.
Aan pasmunt zal evenmin gebrek bestaan.
Aan 's Rijks munt zijn niet onbelangrijke
hoeveelheden van die munten aanwezig;
bovendien bestaat er uitzicht, dat binnenkort
uit het buitenland zilver voor den aanmaak
van pasmunt zal komen, terwijl voorts bij
het ter beschikking komen van de nieuwe
zilverbons, het bij de Nederlandsche Bank
nog aanwezige grove zilver tot pasmunt
zal vermunt worden.
Ten slotte doet de regeering een beroep
op het publiek om elke ongerustheid te la
ten varen en geen grootere bedragen aan
zilveren munten in kas te houden dan voor
eigen onmiddellijk gebruik strikt noodzake
lijk is.
Het is te hopen, dat deze waarschuwing
helpen zal, maar veel vertrouwen .heb ik er
niet in. Het publiek is nu eenmaal zoo, dat
dergelijke alarmkreeten in den regel eene
tegenovergestelde uitwerking hebben als zij
beoogen. Dat hebben we gezien in de
Aug.dagen van 1914 met de runs op de Bank,
Rijkspostspaarbank. Er moet met kracht
opgetreden worden en dan wil het me voor
komen, dat het gestelde maximum van f 500
veel te hoog gegrepen is. Voor groote werk
gevers, winkeliers en dergelijke zal het altijd
noodig zijn eent ruime hoeveelheid kleine
ruilmiddelen voor uitbetaling van loonen enz.
beschikbaar te hebben, maar voor particu
lieren is f 50 reeds meer dan voldoende.
Waar echter niet genoeg op gewezen kan
worden, is dat gebrek aan kleine ruilmiddelen
voor ons land althans eene fictie is. Uit de
in bovenstaand artikel aangehaalde cijfers van
het muntverslag blijkt toch, dat er op l Januari
1916 hier te lande foor ruim f 82 millioen
aan grove zilveren munt (buiten de Bank)
in omloop was. Sedert is door nieuwe
aanmunting dit bedrag stellig tot meer dan f 90
millioen gestegen. Voeg daarbij de in omloop
zijnde f40 millioen aan zilverbons, weldra
te brengen op f 60 millioen, dan heeft men
een totaal van f 150 millioen aan kleine ruil
middelen of ruim f25 per hoofd der be
volking, kinderen inbegrepen. Bovendien is
er ruim f 15 millioen aan zilveren pasmunt
in omloop of circa f2.50 per hoofd der
bevolking.
Deze cijfers zijn m. i. voldoende om aan
te toonen, dat er geen vrees voor schaarschte
behoeft te bestaan, indien maar met de
noodige kracht opgetreden wordt om ver
keerde praktijken tegen te gaan. Eenlge
nadere inlichtingen omtrent daartegen ge
nomen en nog te nemen maatregelen, in
het communiquéwel aangeduid maar niet
genoemd, zouden zeer gewenscht zijn.
J. D. S.
Een Vleugje Haagsche Wind
VOOR HET LIDMAATSCHAP
Mijn jeugdige vriend R. dronk zijn kop
afternoon beef-tea dansante in het
restaurant van Central net grootcr gulzig
heid, dan zijn goede smaak en manieren,
zijn milieu en zijn positie, zQn levensernst
en -opvatting, meebrengen.
Hij is ambtenaar bij een der departementen,
gedistingeerd, met aangename affectatie,
sol sneert zijn toilet en zijn démarche.
Het was zonderling hem dien kop voor
treffelijke afternoon-tea te zien leegdrinken
als een hongerige bedelaar een kom erwten
soep aan de achterdeur van een boerderij.
Dat smaakt," zeide hij, met de eenigszins
vulgaire voldoening van een provinciaal en
hij maakte zelfs een licht smakkend* be
weging.
Je drinkt als een kaaiwerker in een
zescents kroeg," zei ik.
Het is zoowat het een i ge voedsel dat Ik
de laatste dagen heb kunnen krijgen," ant
woordde hij, en het viel me op, dat hij er
bepaald hongerig uitzag.
Daarna deed hjj mij het meest navrante
verhaal van zelfopoffering voor rang en
stand, dat ik ooit hoorde.
HQ had promotie gemaakt, een zeer be
scheiden promotie, maar een van groote
beteekenls voor den Haagschen ambtenaar.
Hij had de grens overschreden van het
to be «r not to be" lid van de Witte. Met
nauwgezetheid is die grens bepaald en even
onbehoorlijk als het is om lid te zijn be
neden adjunct-commies klasse x, even
onsociabel is het geen lid ti wezen in of
boven dien rang.
Nu eisenen de statuten, dat men, om als
temporair lid te worden voorgedragen, niet
langer dan een jaar in Den Haag heeft ge
woond en gebruikelijk is het zijn
veihuisbiljet «enigen tijd naar een welwillend burge
meester in de provincie te zenden. In de
familie R. heerscht de traditie het biljet naar
Zuid-Scharwoude te sturen. Vroeger was dit
heel eenvoudig, maar thans, thans waren
zijn vet- en aardappelbons, zijn brood- en
IIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIIIIIIIIlllMIHIIIIIIIIIillllllllllllmilllltlllllll
kolenkaarten, zijn koffie- en theebons alle
slechts in Zuid-Scharwoude geldig.
Vier volle weken was hij dus met zijn
gezin verstoken van voedsel.
Zijn vrouw en hij ontbeten met speculaas
en gecondenseerde melk.
Vier of vijfmaal dagelijks dronken ze dien
drank. Verder aten ze alleen vleesch uit
blikjes, of gekookte visch (zonder de
botersaus) en soms een gekookt regeerings
kalkeitje. Alle soorten cake hadden ze daarbij
verorberd, zooveel, dat de banketbakker
geen crediet meer wilde geven.
Van louter honger hadden ze de mier
zoete gecondenseerde melk met theelepeltjes
rauw gegeten.
De baby had dit praeparaat, met water
aangemengd, niet meer willen eten en het
niet kunnen verdragen. Hij was gemiddeld
drie ons in de week afgevallen en de dokter
vreesde het ergste voor zijn gezondheid.
Alle kleeren van zijn vrouw waren haar
te wijd geworden. HQ zelf voelde zich
's ochtends op bureau te zwak om zijn krant
vast te houden, laat staan zijn penhouder.
En een week had hij nog voor den boeg,
een volle waek van koekjes en
gecondenseerde-melk.
't Was diep, diep treurig.
'k Bood hem nog een beef-tea aan.
Met zelfbeheersching dronk hij die op,
bij kleine teugjes den krachtigen voedzamen
drank savoureerend.
'k Had spijt van mijn ruwe opmerking.
Mais tout savolr, c'est tout pardonner.
ARI
De Lindelaan
Een laan van oude lindeboomen
voert uit het stadje door het land,
en links en rechts daarneven droomen
de velden in den zonnebrand.
Behaag'lijk, zwaar ter aard gebogen
rust zich ter rijpte reeds het graan;
en midden door dat vorst'lijk hooge
gewelf der oude lindelaan.
Maar als straks d'eerste sterren glimmen
en 't stil wordt in de dompe stad,
dan zweeft een wond're stoet van
schimmen
naar buiten over 't duister pad.
Want hier in dezen nacht der linden
zoeken in eiken zomertijd,
zoolang het stadje staat, en vinden
verliefden heim'lQk zaligheid.
Steeds twee aan twee, schuw, zonder
groeten,
en toch van ied'ren dwang bevrijd,
fluisteren zij de teed're, zoete
gedachten, innig saamgevlQd.
Zoo jaar na jaar. Hun eeden stijgen
lichtvleug'lig langs de stammen op
en in de twijgen vangt ze zwijgen,
een diep en plechtig zwijgen op.
Maar schrijd ik langs de linden over
het eenzaam pad door 't morgenlicht,
dan ruischt het boven in het loover
als liefdezang en minnedicht.
J. W. VAN ClTTERT
Van links naar rechts (Boven) Mej. M. C.
Verbeek; H. Rümke; E. J. Korthals Altes;
(Onder} H. Rümke; C. Hermus; C. Romme; Mej. Ph. Vigeveno en C. Hermus
Teekeningen voor De Amsterdammer" van Is. van Mens van de
Uitvoeringen der Amsterdamsche Studenten Tooneel-Vereenlging" op 8 Jun! 1.1. In het Centraal Theater te Amsterdam
Onder regie van Frank Luns werden opgevoerd: On ne saurait penser a tout van Alfred de Musset, vertaalt
dooi C, M. Burger, en Melsjesdroomen (A quoi rèvent les jeunes nies) door Alfred de Musset, vertaald door H, Salomonson.