De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 15 juni pagina 7

15 juni 1918 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

'TT, fff K 15 Juni '18. - No. 2138 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DE PERST^NTOONSTELLING TE 'S-GRAVENHAGE Georganiseerd door de Haagsche Journalisten- Vereeniging ter gelegenheid van haar 25-jarig Bestaan door W. N. VAN DER HOUT Secretaris der Tentoonstelling-commissie. In de Haagsche Journalisten-Vereeniging heerscht de laatste jaren een opgewekt leven, ten spijt aan alle beweringen, dat journalisten zoo'n heterogeen stel vormen, dat van eenige eenheid geen sprake kan'zijn. De wijze waarop deze kleine kring van vakgenooten zijn 25-jarig bestaan heeft gevierd, loochenstraft ten volle een dergelijke zienswijze. Er bestaat een gevoel van solidariteit, dat zich thans krachtig heeft geuit. Zes leden richtten den 9en Mei 1893 de Vereeniging op; thans vormen 82 leden een flink journalistiek geheel, waarop Den Haag trotsch kan zijn. Het is een gelukkige gedachte geweest dat feest te willen vieren met een perstentoonstelling, die een beeld geeft van het Haagsche kranten-leven. Te midden van de kranten uit vier eeuwen afkomstig, te midden van de conteifeitsels van het puikje der journalisten, zijn de autoriteiten gekomen om de jubileerende Vereeniging te complimenteeren. Dat was een evenement in de historie van de Haagsche journalistiek. Wij, journalisten, komen zoo vaak bij hen; nu was het eens de omgekeerde wereld. ' En in die wereld zag het er behagelfjk uit. In een mooi zaaltje in Pulchrl Studio waar een zacht diffuus licht mild scheen, rustten de schatten van 250 jaar kranten-leven. Het oudste exemplaar dateert van 1688, en is Nouvelle uyt Londen" geheeten. Veel heeft het niet om het lijf: schuchter is de toon van den journalistieken eersteling. Het duurde nog een eeuw eer er wat pit in kwam, natuurlijk politieke pit. Ook toen reeds was het de krant, die trachtte ver ouderde gevoelens uit te roeien. Men wilde vooral in den titel van het blad een leuze uiten. Politieke blixem, Blafkaaker, Hydra, ze zeggen genoeg van het doel dat men zich stelde. De verhouding tusschen overheid en jour nalistiek is niet altijd zoo vriendelijk geweest als OD den Ssten Juni 1918, toen de eerste verscheen op de perstentoonstelling. Er zijn vele jaren geweest dat de overheid de kranten het bestaan zwaar maakte. Een van de ergste plagerijen is het dagblad-zegel geweest. Eerst aan het einde van de tweede eeuw, in 1869, hield dit op en van dat oogenbllk af is de pers snel en krachtig opgebloeid. Een eeuw lang heeft het zegel de pers genegerd. In den jare 1674 werd het uitgevonden. Herhaal delijk gewijzigd, vaak verzwaard, heeft het steeds de ontwikkeling der journalistiek be lemmerd. In 1845 was zelfs het onderraaatsche" blaadje niet meer toegelaten. Maar met die strenge bepaling was ook het einde nabij. Op l Juli 1869 had deafschaffingplaats. De Haagsche perstentoonstelling heeft dezen ontwikkelingsgang duidelijk laten zien. Met de uitbreiding der bladen ging on middellijk gepaard een groote verbetering van den inhoud. Oorspronkelijk werd de journalistiek beoefend door een aarts-mopperaar. Het treft ons hoe zuur de toon is waarin vele van die oude blaadjes zijn geschreven. En het was haast altijd de overheid die er van langs kreeg. Later kwamen er mannen van meer kennis in het vak en werd naast critiek ook didactisch nieuws gebracht. Ten nauwste hield de ontwikkeling van de journalistiek verband met de uitbreiding van het verkeer. Spoor, tram, post, telegraaf, telefoon, zij hebben de journalistiek krachtig be-ïnvloed. Ten slotte de techniek van de drukpers. Zij heeft het mogelijk gemaakt te voldoen aan de eischen die de journalistiek kon stellen. Treffend is het hoe de oorlog deze evo lutie eenerzijds heeft voortgeholpen. Het is vooral de fotografie die zich door den oor log in de journalistiek een belangrijke plaats heeft veroverd. Maar daarnaast zien we de simpele blaadjes uit de loopgraven: enkele zijn zelfs slechts gehectografeerd; de blaadjes uit de gevangenkampen; de ietwat grootere die in den vreemde, in ballingschap van 't Beigische volk verschenen. Zelfs het Russische, in den Haag voor 't eerst verschenen op 3 Juni j.l. ontbreekt niet. Het bestaan van de kranten bleek vroeger nogal broos te zijn geweest. Er was een groot kerkhof-van bladen op deze tentoon stelling. Sommige zijn later weer herleefd. Er is een afdeeling die wij het kerkhof" zouden kunnen noemen. Daar liggen groote en kleine, groote reputaties en kleine blixems". Het oude roemruchtige Dagblad verschijnt er in allerlei incarnaties. Er ligt begraven Land en Volk" eerst als van Raalte's groot dagblad, later als het teringzieke vrijzinnig-democratisch orgaan. De Hagenaar" n 't Hagenaartje", De Nieuwe Haagsche Courant" in allerlei vormen, Haagsch Weekblad, Haagsehe Nieuwsbode, Haagsche Oijevaar, 'sGravenhaagsche Courant, alle variaties die er te maken zijn, ze hebben reeds bestaan en rusten nu in vrede, totdat deze of gene ze weer eens doet herleven. Naast de lilllputters de reuzen: Vaderland en Nieuwe Courant, die hun oorspronkelijk karakter behielden. De Haagsche Courant heeft nog al eens gewisseld van kleedij en naam; de Avondpost bleef zich zelf steeds getrouw. Zoo geeft deze tentoonstelling een zeer karakteristiek beeld van den worstelstrijd dien de Haagsche pers heeft gestreden. Velen zijn geroepen, doch weinigen uitverkoren om het leven te behouden. Eén groot se h e poging om een dagblad voor Nederland op te richten, bracht het niet verder dan... een prospectus voor de uitgifte van een leenin?, groot een half millioen. Waarlijk, de namen van de onderteekenaars van den prospectus klanken toch goed l De vorm heeft zich eindelijk vrijwel ge consolideerd; de inhoud is nog zwevende. Men ziet nog het zoeken en tasten, het ver anderen, aanvullen van de tekst. Schoor voetend gaat men er toe over nieuwe ru brieken te openen. Sommige groeien uit tot zelfstandige bladen. We zien er de sport-, de kunst-, de spot-, de kinderbladen, we zien er de vakbladen, de kerkelijke, de Indische, de specifieke bladen. Herinneren wij nog eens aan de mislukte pogingen van De Avond" om een speciaal vermakelrjkheden-dagblad op te richten, 't Was al te spoedig nacht na dezen avond. Er zijn vaak kansjes gewaagd om allerlei buitenissige bladen op te renten; alle met veel moed en vast vertrouwen begonnen, stierven zij na langeren of korten tfld een vrij roemloozen dood. De spotbladen vooral schijnen het moeilijk te hebben. Asmodee" hield het nog lang. Alleen wanneer een dagblad het als bij wagen aanhaakte, sleepte het een kwij nend bestaan lang voort. Kikeriki" is er een voorbeeld van. Na inhoud en vorm, een woord over den toon. WIJ merkten reeds op dat deze in de ouderwetsche blaadjes venijnig was. Lang zamerhand is er eenige verbetering in geko men, die merkwaardig samenvalt met de grootere vrijheid van de bladen en de op heffing van het knevelende zegel. DE OFFICIEELE OPENING DER HAAGSCHE PERSTENTOONSTELLING IN PöLCHRI STUDIO" Zittend van links naar rechts: Jhr. mr. dr. H. A. van Karnebeek, burgemeester van 's-Gravenhage; dr. A. Kuyper, oudvoorz. v. d. Ned. Journ.kr.; mr. J. J. v. Bolhuis, voorz. der H.J.V.; mevr. v.Duyl-Schwartze; mr. D. Fock, voorz. v.d. Tweede Kamer. In het midden staande: D. Hans, vice-voorzitter van den Nederlandschen Journalisten Kring MIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIII11IIIIM1IIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIII in zuiver letterkundige waarde niet beneden de wereldberoemdheden. Voor wie het wat en het hoe kan waardeeren mag Vondel naast Racine de Shakespeare genoemd worden. Niemand zal Vondel lezen om het belang wekkende van zfln intriges; de Paradijs mythe, de geschiedenis van Jozef, van David, van Simson, iedereen kent ze, en Vondel deed zijn best om in niets van de officieele lezing af te wijken; dan een pastoraal en een historisch fantazietje zonder eenig be lang of verwikkeling, daarmee is heel het wat van Vondels oeuvre, dat de general reader aangenaam bezig zou kunnen houden, opgesomd. Maar Vondel grijpt ons aan door zijn hoe, door zijn beelding, door zijn klank, daardoor worden die uiterst bekende of onbeteekenende verhalen, dingen van mach tig ontroerende schoonheid. Maar om daar voor ontvankelijk te worden moet men zijn opgegroeid in de taal van den kunstenaar zelf; een zeer enkele kunstgevoelige vreem deling zal misschien met uiterste inspanning kunnen doordringen tot 's dichters heiligdom. Cosmopolitische kunst wordt ? Vondels wei k nooit. Een vertaling van Lucifer en Adam in ballingschap zouden in een Every Man's Hbrary nimmer gedijen, maar voor ieder die ze doorleven kan, staan ze toch naast het beste van Milton en Shakespeare. Aan dezen onzen Vondel heeft de heer Sterck reeds jaren lang zijn onvermoeiden speurzin en zijn speurend vernuft gewijd. Telkens als hij weer eenige nieuwe belang wekkende feiten over Vondel en zijn kring constateeren kon, deelde hij ze mee in tijd schriften, vaak juist in die, welke niet ieder direct bij de hand heeft. Daarom was het een prachtig idee dat alles te verzamelen in dit mooie Vondelboek. Een zuiver oorkondenboek zooals de titel zou doen vermoeden is het eigenlijk niet. De oorkonden beslaan maar een goede 40 pagina's aan het eind van het boek. De 300 die eraan voorafgaan, zijn een uiteenzetting en beschouwing van wat er uit die oorkon den te leeren is, ook wel eens Vondel-stu dies zonder meer, die niets met oorkonden l te maken hebben, als b.v. het interessante | onderzoek over den invloed van Plemp op Vondel. Dit is natuurlijk geen verwijt, maar enkel een inlichting voor den lezer aangaandeeenboek, dat verrassende inzichten over Vondels leven en werk opent. Neem Oorkonden ever Vondel en zijn kring', verzameld en uitgegeven door J. F. M. STERCK. Paul Brand, Bussum, 1918. De bestendige aanwezigheid door KAREL VAN DE WOESTIJNE. C. A. J. van Dishoeck, Bussum, 1918Phil's amoureuze perikelen, door EMMY VAN LOKHORST. W. L. en J. Brusse, Rotterdam, 1917. Een boek, dat nu maar niet direct iedere lezer van den Amsterdammer zich zal aan schaffen om er zijn verpoozing in te zoeken, maar toch in de eerste plaats hier e<-n enkel woord over deze Vondeloorkonden, l omdat het ren belangrijk boek over onzen Vondel is, 2" omdat de schrijver hier een openlijke hulde verdient. Immers Vondel is de dichter van den Hollandschen stam, die een plaats naast de besten en de grootsten in de wereldlittera tuur mag innemen. Waaraan danken de heroën der letterkun dige wereldkunst hun roem bij het eroote publiek, dat voor een goed deel allerminst uit-kunstgevoeligen bestaat? Hoe komt het, dat Boccaccio, Shakespeare, Ibsen en Zola in het oorspronkelijke en in vertalingen van Buenos Ayres tot Tokio worden gelezen? Bij verreweg de meeste lezers toch wel enkel om wat ze gezegd hebben, om het spannende, pakkende der verhalen, om het psychologisch Indringen in het menschelijke zijn, om de rijke verbeeldingen, de machtige composities van een zeer bijzondere wereld. Niet om de door zuivere schoonheid verrassenden bouw in de behandeling van alge meen bekende motieven, niet om de milde rijkheid, de treffende zuiverheid van klank in hun periodenbouw, niet om de trilling der ontroering, die uitgaat van hun woord, de pakkende klaarheid van hun beeld, niet om heel die machtige intieme schoonheid, die alleen spreken kan tot hen, die de taal van den kunstenaar in zich voelen t rillen als een innige vertrouwdheid. Maar daarom staan wie uitmunten in deze laatste kwaliteiten enkel maar even dit: Wie had eenige notie van de verhouding tusschen Vondel en zijn moeder, die hij eerst op zijn vijftigste jaar verloor? Met welk een vsrnuft en scherpzinnigheid heeft de heer Sterck hier uit de kleinste, schijnbaar onbeteekenende gegevens iets weten op te bouwen dat zeer aannemelijk lijkt. Als in Vondel, leeft middeleeuwsche vroomheid voort in Karel van de Woestijne. Maar het is niet de eenvoudige, blijde, kinderlijke vroomheid, de serene, grootsche klaarheid, de blanke schittering, de koes'erende warmte der laat-middeleeuwsche Vlaamsche en Noord-Nederlandsche primi tieven, die bij Vondel tot zulk een wónderheerlijke, diepontroerde volledige ontplooi ing komt. De Vlaamsche kunstenaar van nu zoekt de vroomheid van sommige mystici, waaruit onrust en brandende drang oplaait, een vroomheid als van een Greco, grootsch en geweldig, maar tevens pijnlijk en schrijnend, een vroomheid die niet gelooft in den mensch en die het leven als waardeloos van zich stoot. Het schoone geloof waarmee Faust zijn zaligheid verwierf gaat in onzen pessimistischen tijd zoowel voor den wijsgeerigen denker als den bewust-geloovige blijkbaar steeds meer verloren: Gerettet ist das edte Glied Ger Geisterwelt vom Bösen: Wer immer strebend sich bemüht, Den können wir erlösen." Und hat an ihm die Liebe gar Von oben teilgenommen, Begegnet ihm die selige Schar Mit herzlichem Willkommen. Bij Van de Woestijne is het in zijn eerste drie meditaties het troostelooze, het machtelooze, de immer onbevredigde onvoldaanheid over het nutteloos bestaan, de noodeloosheid van alle pogingen om door eigen kracht te klimmen tot een bestendigen toe stand van evenwicht. De mensch voelt zich opgenomen in een wereld, waar niets aardsch' meer aan is en die hij, binnen de eigen eenheid, vermag uit te spreken naar onpersoonlijke, maar des te eeuwiger duurzaamheden, in hunne ijle vastheid, met hunne onzichtbare, ontastbare, onhoorbare, maar des te meer on betrekkelijke, te absolutere waarheid." DUITSCHE VREDES-POGINOEN TeeKenlng voor .De Amsterdammer" van Qeorge van Raemdonck Vrede... dien zullen we hebben De meer parlementaire, maar niet minder felle polemiseer-toon dateert van jonger da tum, waarschijnlijk verband houdend met de ontwikkeling van het parlementaire stelsel. De concurrentie bedierf den toon nogal eens. Gelukkig is dat er uit. Het doet ons genoegen dat de concurrentiegeest in zijn slechten vorm gebannen is uit de journalisten-zelf. De klelnzlelige vliegen-af vangerij is verdwenen en het mag geconstateerd worden, dat de ^ver voor eigen blad niet is verminderd. Van deze verbroe dering van vakgenooten heeft deze pers tentoonstelling kunnen getuigen. De man van de N, R. Ct." stond er naast den man van De Telegraaf" en naast den man van De Nederlander." Eindelijk is het besef levendig geworden dat het vak-zelf gaat boven het piet-peuterig na-Qveren. Het is een succes geweest dat deze ten toonstelling voortreffelijk is geslaagd, terwijl de directeuren van de Haagsche bladen ge tracht hebben ze te saboteeren. Hun daad heeft de energie gepiikkeld, de offervaar digheid gewekt en de medewerking vergroot. Deze tentoonstelling heeft er ten slotte door gewonnen. Zij was een expositie va a de journalistiek in den waren zin des woords, ontdaan van het materialistisch belang en het klein-geconcurreer. Dat hier het contact is bevestigd tusschen overheid en journa listen, is een daad van gewicht, die wij niet onderschatten. Men kan deze tentoonstelling gezellig nasnuffelen in haar leuke détails. Maar ze gaf miinimummiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiumiiiiiiiiiiiiiimmiiiii Door uitverkiezing, uit pure genade komt hrj ten slotte tot het schouwend leven'; hij ziet God. In deze vroomheid zijn bijna de elementen van een streng calvinisme: geen goede werken en de praedestinatie. Laten wij hopen, dat nog niet al te velen in de religieus-wijsgeerige ideeën van Van de Woestijne zich in hun natuurlijke sfeer zullen gevoelen. Het is een sfeer, waarin levensvreugde en energie verstikken. Maar evenzeer hoop ik, dat velen den schoonen bouw dier ideeën zullen waardeeren, ont roerd zullen worden door de schoone ver beeldingen, waarin ze bij den dichter leven. Zeer bijzonder heb ik genoten van De boer die sterft" waar de boer in eenzame verlatenheid op zijn sterfbed heel zijn goede, rijke leven der zinnen nog eens voor zich heen ziet trekken. Het boekje is geschreven in een rustig, r^k proza, een proza van pure, soepele lijnen, die in stil beweeg in elkaar ver vloeien ; in De Geboorte van Eva verheft het zich tot zwaar bewogen deiningen, ont plooit het zich tot de malsche, zinnelijke weelde van een Rubens, door een koel, klaar inzicht gedragen. Om het contrast hier nu nog een boek van het luchtige, wereldsche leven. En toch ook hier zijn diepten der ziel gepeild; ook hier is mysterie, het groote mysterie der vrouwen-psyche; ook hier is nagespeurd het geheimzinnige dat onze sentimenten wekt en onze daden bestuurt. Maar wijs geer i ge of rellgiëuse problemen wil het boek van Phil niet oplossen Het teekent eenvoudig geestig en frisch het leven, het leven van een jong meisje van de eerste' klas der H. B. S. tot haar huwelijk, in zeven van elkaar onafhankelijke avonturen. Dat begint met de hofmakerij van den koekebakkersjongen aan het H. B. S.-meisje, een onbegrepen hulde, die op bevel van thuis wordt gewezen van de hand, en toen ze in bed lag, dacht ze opeens eraan, dat die jongen zoo gauw was weggegaan en zoo'n raar gezicht had getrokken, net of ie huilde... hij zou er toch niet bedroefd om zijn geweest? Zou hij van haar hebben gehouden ? Wat moest het heerlijk zijn als iemand van je hield. Pa hield van haar, nou ja maar dat was Pa. Maar als die jongen van haar had ge houden. .. dat zou ook al niet helpen... in haar geheel een Imponeerend beeld van den feilen strijd, den levensstrijd van ons vak tegen aanvallers en bedreigers van allerlei soort. Een wassende kracht spreekt uit die duizend bladen, een stijgende energie, een zich ontplooiend leven. Sterk sprak tot ons die evolutie van ons prachtig, machtig vak. En al zal de herin nering aan de onderdeelen vervagen, wij zullen een blijde reminiscentie houden aan deze uren van feest in deze droeve dagen, waarin het geestelijke op de wereld zoo bloedig lijdt De Haagsche Journalisten-Vereeniging onze gelukwensen, ook met haar tentoonstelling, en onze hulde. Uit de velen, die geijverd hebben om deze expositie te doen slagen, brengen wij er n naar voren: onzen kranigen secretaris, W. C. van Meurs. Voor hem een hartelijk woord van hulde. Deze tentoonstelling was zijn werk waaraan hij weken heeft geploeterd. Het slagen is zijn succes geweest. lEiimiimiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiliilillilimilllllllMliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifi Nederl. Munt Hollands meest yewiltlo S/gaaf IMlnlIMIIIMIIMIIMIIItllllllllllllllllMIII IIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIII want ze hield niet van hém. Als je later trouwde moest je dan van je man houden? Hoe kón je dat? Gek, van een ander houden... waarom vond je dat prettig?" In een volgend liefde-drama concentreert zich de algemeene menschenliefde in de eer biedige, vereerende, ook al niet begrepen, hulde aan de leerares. No. 3 is bijzonder mooi en goed gedaan, die eerste vage drang naar de eigenlijke liefde, dat eerste onna speurlijke uit de verte fijn, gevoelig tasten van de zie' naar de hoogste aardsche zalig heid. En als de in stilte onbewust aange beden Ru dan met Greet geëngageerd blijkt te zijn, vindt Phil dat heelemaal niet erg, nog niet het minste idee van een gebroken hart. Ze vindt het dol leuk. Allergeestigst en knap is ook het volgende, de vriendendienst, dat schitterend comedie spel van kinderen, die uit den leeftijd der eerlijke spontaniteit overgaan tot den leeftijd, waarin heel het leven comedie wordt. Mis schien toch wel wat al te wijze frasen in den mond van een blaag van zestien. Ver beeld je: Eenvrouw moet graag opofferen" en ze heeft erg weinig in haar leven." Maar juist om dat eigenwijze groote-menschengebabbel en dat telkens terugvallen in naïeve kinderlijkheid rijk in geestige obser vatie van de kinder-psyche. De drie volgende novellen, waarin Phil niet bepaald kind meer is, zijn iets minder frisch en oorspronkelijk. Als Van der Hoogen het woord niet in diskrediet had gebracht, zou ik zeggen een charmant boek. Er gaat inderdaad een prik kelende bekoring van uit die je inpakt en vasthoudt. Emmy van Lokhorst heeft scherp waargenomen, heeft allerlei fijne, teere din gen in de meisjesziel nagespeurd; overal dat kleine gebeuren, al die wanhoop en verteedering, die bruuske wisselingen van stemming, dat willen en niet kunnen, dat niet begrijpen en wijd omvademen, al dat grillige en onberekenbare, ze heeft er even het licht van haar gevoelig begrip over laten spelen en het geteekend met fijne, korte, sekure krijthalen. Ze schreef zonder eenige pretentie van kunstproza", schijn baar zonder te zoeken naar een bijzonderen vorm. En toch heeft ze een eigen stijl, frisch en prikkelend. Hier en daar doet haar werk aan Poll de Carotte denken. L PRINSEN G.L z.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl