De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 6 juli pagina 2

6 juli 1918 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 6 Juli '18. No. 2141 N.V. PAERELS Meubileering M". COMPLETE MEUBILEERIN -: BETIMMERINGEN : Rokin 128 Telef. 4541 N groenten, kool, visch en zuivelproducten, mag er sprake zijn van uitvoer. Dat eischt de wet van het zelfbehoud. Doch de vraag, wat in ons land zal worden ingevoerd, is van totaal andere beteekenis. In het algemeen kan men zeggen, hoe meer er wordt ingevoerd van wat het buitenland missen kan en missen wil, en hier goed bruikbaar is, hoe beter. Zij het ook, dat misschien een enkel artikel van dubleuse waarde voor ons volksleven ook mede over de grenzen komt, bijv. champagne, zijden blouses, diamant en andere luxe artikelen, men vergete toch niet, dat er een tijd kan komen, dat ooft zelfs zijden blouses in een zeer dringende behoefte kunnen voorzien en dat invoer van champagne en van dia mant voor velen een bron van arbeid schept. Hét feit alleen, dat thans de werkeloosheid in de diamantindustrie slechts 20 pCt. be draagt, Is waarlijk zóó verblijdend, dat men zich wel driemaal bedenken mag, eer men aan de ambtenaren van de N. I. U. M. de vraag ter beoordeeling voorlegt, of diamant misschien ook een luxe artikel is, dat gemist kan worden. Het is inderdaad bekend, dat zoo nu en dan een motorscheepje, met cham pagne beladen, het mijnenveld nog onge hinderd weet te passeeren en dat de in ons land vertoevende Belgen en Engelschen niet ongevoelig zijn voor dit product van Franschen bodem. Er gaat daarvoor echter meer Belgisch en Engelsch geld over onze gren zen dan Hollandsen, en vele restaurateurs, kellners en winkeliers vinden daardoor ten minste nog een bestaan. De vraag, wat luxe is, is waarlijk niet altijd gemakkelijk te beantwoorden. In Duitschtand wordt hevig gestreden over de vraag, of boeken luxe artikelen zijn. Neem, ruim gerekend, eens aan, dat 25 pCt. van onzen invoer misschien den naam van luxe zou kunnen dragen. Daar staat tegenover, dat het onzen pienteren kooplui, die met groote gevoeligheid weten, wat de maat schappij behoeft, gelukt, om vele, hier zeer noodlge en bruikbare waren, nog te impor teeren. Zal men daaraan een eind maken en geen invoer meer gedoogen, dan door intermediair van de N. I. U. M., die op haar beurt weer het advies zal moeten vragen van het Ministerie van Landbouw, Afdeeling Crisiszaken? Dat zal praktisch hierop neer komen, dat de invoer zoo goed als stil ge? legd wordt. Ijzerwaren bijv. komen nog in belangrijke hoeveelheden over onze grens. Die zijn vaak niet in voorraad in het bui tenland, doch worden op bestelling ver vaardigd en de prijs wordt vastgesteld naar den dag van uitvoer. Merkwaardigerwijze verzet het legerbestuur in Duitschland zich er niet tegen, dat ijzer en staal voor die artikelen worden beschikbaar gesteld, doch daaraan wordt dan vaak de conditie ver bonden, dat de artikelen moeten worden uitgevoerd. Hoe zal het nu gaan als de bestelling gedaan is en het artikel gereed en het geld vaak reeds betaald, indien de N.I.U.M.ambtenaren van oordeel zijn, dat aan die artikelen hier geen wezenlijke behoefte be staat? De koopman kan de artikelen dan in het buitenland laten liggen tot na den oor log, wat vrijwel gelijk zal staan met onher stelbaar verlies. Hij kan trachten, het artikel in het buitenland van de hand te zetten, doch op grond van de bijzonderheden, die ik hierboven meedeelde, zal dit practisch onmogelijk zijn. Reeds nu ontvangen Hollandsche impor teurs brieven van hun buitenlandsche fabri kanten, dat bestellingen worden geannuleerd, omdat de Hollandsche Regeering van plan is, moeilijkheden aan den invoer in den weg te leggen. Wat zal er gebeuren met de ar tikelen, die thans nog in het buitenland liggen en reeds betaald zijn tn waarvoor reeds millloenen betaald zijn? Ook die zul len moeten worden onderworpen aan het oordeel van N. I. U. M.-ambtenaren, met IIIIHIMIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItllllltllllllltllMlllllillllllllllllllllll STAATSZORG Waarom zijn wij bang voor te veel Staats zorg. Voor te veel inmenging van den staat in ons gemeenschapsleven ? Omdat het emotioneele, het gevoelige, het dichterlijke element in de verhouding tus schen individu en gemeenschap ontbreekt. Wij staan teegenoover den Staat zooals wij staan teegenoover den koopman. Wij trachtten van hem te halen wat wij kunnen, en hij van ons. Een meedeburger is voor ons een vreemde, vijandelijk in dien zin, dat hij zijn leeyenskring poogt te verwijden zonder de minste bekommering of hij de onze ook vernauwt. In den Staat en in het politieke leeven ontbreekt de poëzie, de schoonheid; het verheevene en stichtelijke. En het kon zoo geheel anders zijn. Dit heb ik geleerd door mijn deelname aan de politieke actie. Terwijl ik dit schrijf is mijn actie voorloopig ten einde. Als dit aan 't licht komt dan is de zaak beslist. Daarom wilde ik juist nu dit neerschrij ven en publiceeren, omdat het geen invloed op mijn verkiezing kan hebben, en men ook nog niet kan zeggen dat de druiven voor mij te zuur zijn. Juist terwijl ik nog een kansje maar geen invloed er op heb, wil ik constateeren dal ik in deeze werkelijk niet de minste eer zuchtige of heerschzuchtige verlangens voel en dat het een offer van mijn kant zou zijn als ik naar 't binnenhof moest tijgen. Het zou voor mij beteekenen Iets als vier jarea gevangenschap. Elk middelmatig ver stand kan dit begrijpen. Ik zou in 't bin nenhof zitten als een voogel in een kooi. Maar toch voelde ik dat het noodig was. Ik mocht niet weigeren, omdat ik geen ander motief voor mij a weigering kon vinden als gemakzucht, tic zou mij voor mij zelven schamen als ik geweigerd had. Nu heb ik het mijne gedaan, en ik heb er geen berouw groot gevaar, dat deze den import van die artikelen nnoooïg vinden. Het wordt voor den Hollandschen koopman vrijwel onmo gelijk zaken met het buitenland te doen. De invoer zal zeer sterk verminderen en dit vergete de Tweede Kamer bij het be palen van haar stem niet zeer groote toeneming van werkeloosheid veroorzaken. Duizenden werklieden en beambten vinden nu nog emplooi en "brood in de takken van handel, die, zij het dan ook met groote moeite, door den import zich op de/a been houden, doch velen zullen fabrieken, kan toren en magazijnen moeten sluiten en hun personeel moeten ontslaan, dai dan ten laste komt van het Steuncomité. Het kan niemands aandacht ontgaan zijn, dat het aantal fabrieken met completen in ventaris, dat thans reeds te koop wordt aangeboden, enorm gro;t is. De uitvoer is reeds geknakt; zal dit ook met den invoer moeten geschieden? Ja, zegt de Regeering, want de handelsbalans loopt gevaar. Mag de regel, die voor normale tijden geldt, ook gesteld worden voor deze abnormale tijden? Mag men tot lederen prijs den invoer be perken tot het bedrag van den uitvoer? Dat de uitvoer beperkt moest worden, soit, maar waarom moet de invoer beperkt worden, wanneer hier geld is en arbeidskrachten om het geïmporteerde artikel te verwerken of te verhandelen, terwijl het buitenland die artikelen over heeft en wil afstaan? Het leven hier wordt waarlijk al benauwd ge noeg, laat het buiten noodzaa? niet benauw der worden. De N.U.M, heeft niet de oorlogswinst gebracht, die minister Posthuma, blijkens zijn redevoering in de Eerste Kamer, er van verwachtte; van de N.I.U.M. verwacht de Regeering zelfs geen oorlogswinst! Zij zal er wel de groote schade van ondervinden door een sterke daling in de belastingen, wijl velen geen winst meer zullen maken, zelfs geen inkomen meer zullen hebben. Van welken kant ook bekeken, het wil mij toeschijnen, dat dit wetsontwerp geen voordeelen, slechts nadeelen met zich kan bren gen en dat men zich een oogenblik heeft laten verleiden'door de theoretisch schijn baar juiste stelling, dat er evenwicht moet zijn tusschen uit- en invoer of dat de uit voer den invoer moet overtreffen. In dezen abnormalen tijd kan men die stelling niet zonder meer poneeren. Dat de Tweede Kamer, die op scheiden staat, ons volk beware voor dezen maatregel, die in zijn gevolgen zeer nadeelig ingrijpen zou in ons economisch volksbestaan! iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiumimiiiiiiiiiiiiiiiiiiii.il DE AMSTERDAMSCHE CONVOOI POLITIEK VAN 1778-1780 Zooals in alles, is de Nederlandsche regee ring ook in haar convooipolitiek zeer voor zichtig geweest, en de vrees van sommigen, dat dit convooi de aanleiding zal worden tot nieuwe moeilijkheden en nieuwe verwikke lingen, lijkt dan ook weinig gerechtvaardigd. Men luistere dus niet naar de bangmakers, maar evenmin naar hen, die het optreden der regeering in deze niet ver genoeg gaat, die eischen, dat het recht van den Hollander om als neutrale handel te kunnen drijven met alle oorlogvoerende natiën, door Neder landsche oorlogsschepen beschermd zal worden. Zij, die dat willen, vergeten dat het doorzetten van den neutralen handel tegen den wil der oorlogroerenden in, reeds op zich zelf een agressief karakter draagt, dat dus het convoyeeren van dien handel, d. w. z. het gewapend beschermen als een uitdaeing zal worden beschouwd en de aanleiding moet worden tot wrijving en botsing en ten slotte zelfs tot een oorlog kan voeren. juist onze geschiedenis, als geschiedenis van een koopmansvolk, is rijk aan conflic ten en moeilijkheden ontstaan door het agressieve karakter eener dergelijke convooi politiek, en wetenswaardig is in dit verband de houding van Amsterdam en andere Hol landsche Steden in de jaren 1778?1780, toen zij onbeperkt convooi wilden verkrijgen ter bescherming van hun handelverkeer. De handel der Republiek ondervond n.l. in die dagen groote moeilijkheden tengevelge van de politieke situatie in Amerika en Europa. Sinds 1775warendeAmerikaansche koloniën in vollen opstand legen het moe derland; sinds 1778 had Frankrijk zich open lijk aan de zijde der opstandelingen ge schaard, en daardoor was den strijd tusschen belde rijken om de hegemonie in Europa en de overzeesche gebieden opnieuw ont brand. De republiek was bij dit alles ten nauwste betrokken, niet alleen door haar commerciëele belangen, maar ook door haar betee kenis voor de West-Europeesche politiek. Haar ligging, haar finanliëele hulpbronnen maakten haar tot een begeerde bondgenoote zelfs nadat leger en vloot totaal vervallen waren. De oude strijd tusschen Engeland en Frankrijk om het verkrijgen van den overwegenden invloed in onze gewesten, duurde dan ook in dezen tijd nog onver minderd voort. Engelandjiad een voorspror g in zooverre, dat wij bijna 100 jaar in et n nauw bondgenootschap met dit rijk leefden. Maar deze officieele alliantie voorkwam niet, dat de traditioneele handelsnaijver de verhouding tusschen beide landen zeer slecht maakte. Welk een rol moest immers de economische jalouzie spelen bij een volk, waarvan Diderot eens schreef: L'ambition de la République est de s'enrichir et non de s'agrandir". De handige Fransche diplo matie begreep wel dat voornamelijk via den geldbuidel invloed op de zaken der repu bliek verkregen moest worden, en met groote handigheid heeft dit rijk door handelsvoordeelen den machtigen koopmansstand op zijn zijde weten te lokken. Zoo was, in ruwe trekken geschetst, de Dolitieke situatie, toen het partij kiezen van Frankrijk in het Engelsch-Amerikaansch conflict de staten voor een moeilijke keus stelde. Zouden zij samenwerken met hun ouden bondgenoot? De Republiek was bij tractaat tot hulpverleening verplicht, doch de Engelsche gezant gaf de Heeren van Amsterdam te verstaan, dat zijn regeering wel geneigd was van militaire hulp af te zien, mits in ruil daarvoor geen scheepsbehoeften aan Frankrijk geleverd zouden worden. Maar daarvan wilde Amsterdam niets weten, juist op de levering van die contrabande konden schatten verdiend wor den. Colenbrander noemt dit gedrag van Amsterdam te minder verschoonbaar, daar het besef niet ontbrak dat de vrijheid van alle andere takken van handel, die van den oorlog tusschen Frankrijk en Engeland even zeer, schoon dan niet zulk een buitensporig profijt trokken als de handel in scheepsmaterialen, ruimschoots opwoog tegen het verlies van grove winst, dat enkele personen zouden lijden". Engeland ter wille zijn of samen met dit land ten strijde gaan, wilde men dus niet. De Republiek streefde naar handhaving van haar voordeelige neutraliteit en Frankrijk versterkte haar daarin. Want ook dit land was het niet te doen om de onbeteekenende militaire hulp der staten,' maar om de voor ziening met scheepsmateriaal en andere artikelen door de Hollandsche handelsvloot. De belangen der Fransche staatkunde en die der Amsterdamsche kooplieden kwamen dus Hl llllllimttlItlMMHMUIlIM OELOF flITROEN Kalverstraat 1 ? Paarlen, Brillanten - Opgericht 1850 = H^H Goud, Zilver en Horloges TELEFOON 658 N Uitsluitend eerste kwaliteit IIIIIIIIIIUIIIII1IIIMIMIIIIIIIII1IIIIMIIIIIMIIIIIIIIIHIIIIIMIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIII van, hoe de zaak ook mooge loopen. Ik heb mijn goeden wil getoond. ik heb met voldoening gesprooken, en ik heb veel rijke gedachten gekreegen door dit politieke werk. Ik wist dat liet noodig was dat er een Dichter in 't parlement komt, al is 't er maar n, en ik heb nog beeter begreepen dan te vooren waarom dat moet zijn. Ik heb begreepen wat er aan ons politiek leeven ontbreekt: poëzie en schoonheid. Daarom is het dat de beste Nederlanders zich angstig buiten alle politiek willen hou den, daarom betreurden veelen het dat ik mij tot een candldatuur wilde leenen. Daar was ik te goed voor, meenden ze. Maar ik kan toch groote namen noemen. Heeft Dante niet aan de politiek gedaan? En Goethe? En heeft Shelley niet voor de lersche vrijheid gestreeden, en heeft Victor Hugo zich te goed geacht voor politiek? Zou dit gezel schap mij blameeren, ook al loopen er ook zeer wonderlijke typen mee in den stoet onzer volksverteegenwoordigers? In deeze politieke actie heb ik geleerd hoe weinig de menschen nog gevoelen wat de Staat behoort te zijn. De Staat, dat is de gemeenschap, dat zijn wij allen, gij en ik. De gemeenschap, niet als een abstractie, maar als een werkelijkheid, een leevend weezen dat tot ons staat als een moeder tot haar kind. Het woord schoonheid" in de politiek lijkt den menschen heel wonderlijk en raar, want de politiek is toch maar geharrewar om stoffelijke voordeeltjes, om salarissen en pensioenen, om eeten en wooning. Maar als een moeder voor haar kind zorgt dan gaat het ook om luiers en pap, en is er geen schoonheid en geen poëzie in die moederzorg ? Juist omdat ik meededeed aan die poli tieke actie heb ik allerlei dingen beeter gevoeld. Ik heb mij ook doodelijk geërgerd aan verkiezingsprenten waarop de Staat werd afgebeeld als een monster en een afgod. Het waren prenten, waarover ik vroeger alleen zou geglimlacht hebben om hun leelijkheid, maar die mij nu troffen als beleedigend, als hadden zij mijn moeder gehoond. Dit is de feitelijke majesteit schennis, erger dan het beleedigen van een individu, dat de Staat representeert. De persoenen die zulke prenten maken en vertoonen zou ik eerder strafbaar willen stel len dan de dienstweigeraars. Wie de Staat dat is de gemeenschap, voorstelt als een gevaarlijk monster en een booze afgod die verraadt daardoor een boos geweeten. De Staat heeft zeeker een of andere oude reekenlng met hem te ver effenen, en hij heeft reeden het toezicht en het ingrijpen van den Staat te vreezen. Hij staat oopenlijk als een vijand teegenoover de gemeenschap. Wie zoo weinig gemeenschaps gevoel heeft, zal ook geen innerlijke schaamte voelen als hij die gemeenschap bedriegt en besteelt. Zonder geweetensbezwaar zal hij woekeren op het gemeenschaps-lichaam. Hij zal alleen zorgen buiten het bereik der wet te blijven, en zich dus zeedelijk gelijkstel len met den dief of inbreeker. Hoe ver staat dit van het gemeenschaps gevoel dat het cement moet zijn voor het groote gebouw der toekomst, de broeder schap der menschen oover de geheele aarde, de ware kerk van Jezus. Ik heb ook beeier leeren begrijpen het geweldige onderscheid lusschen die ware kerk, en de priester-organisatie die zich als die kerk voordoet. De ware kerk is de ge meenschap, Is de staat en scheiding van keik en staat is een onmocgelijkheid. Maar de priester-organisatie hetzij roomsen, of protestant, heeft die scheiding noodzakelijk gemaakt omdat ze geen ware kerk is, maar een heerschzuchtige, en machtsbegeerige greep. Daarom wordt het clericalisme verfoeid, en evenzeer gevreesd als imperialisme en militairisme. Tk heb begreepen wat het volk bedoel* als het verachtelijk spreekt van politiek" wonderwel overeen; maar botsing met Engeland kon op deze wijze niet uitblijven. Na zijn echec bij Amsterdam wendde de Britsche gezant zich tot de Staten-Generaal met het verzoek om met schepen navale munitie" van convooi uit te sluiten. Dit lichaam voldeed slechts ten halve aan de Engelsche wenschen; er werd een resolutie opgemaakt en aangenomen waarin alleen masten en timmerhout van convooi werden uitgesloten, ofschoon Engeland veel meer artikelen verstond onder den term navale munitie". Maar toch stemde Amsterdam ook daar nog tegen. De -stad wilde geen afstand doen van een handel waarbij zulk een winst viel te behalen, dat, als van de vier schepen slechts n de Fransche havens bereikte, reeds genoeg voordeel behaald was. Integen deel, Amsterdam stuurde aan op het verkrij gen van onbeperkt convooi, dat alle contra bande artikelen zou omvatten! En Frankrijk, dat tot nu toe achter de schermen de stad gesteund had, trad, nu de voorziening met oorlogsmateriaal door bovengenoemde reso lutie in gevaar werd gebracht, openlijk in het strijdperk. De Fransche gezant eischte op zijn beurt intrekking van het genomen besluit onder bedreiging, dat anders alle handelsvoorrechten van Nederland in Frank rijk ingetrokken zouden worden. In het begin van 1779 ging Frankrijk daartoe over; het was de straf voor het talmen der Staten-Generaal, die in hun vrees voor Engeland, de zaak van het onbeperkt convooi maar hadden laten sleepen en, al hoewel slapjes, vasthielden aan hunne vroegere resolutie. Alle voorrechten, aan den Hollandschen handel in Frankrijk ver leend, werden dus ingetrokken; alleen Am sterdam en Haarlem, dat zich ook bij de Fransche partij had gevoegd, bleven in hun vroegere bevoorrechte positie; dit was de belooning voor hun patriotisme"! Zoo'n middel miste natuurlijk zijn uit werking niet, de andere Hollandsche steden beducht voor het verloopen van hun handel naar Amsterdam en Haarlem gaven een voor een toe, en spraken zich uit voor het verleenen van een onbeperkt convooi. Maar de belooning, die zij nu deelachtig hoopten te worden, liet nog op zich wachten. Eerst als Holland ook de Staten-Generaal zou hebben omgezet, zoo bepaalde de Fransche gezant, zouden de overige steden dezer provincie hun voorrechten terug krijgen. Dit had ten gevolge, dat de Staten van Holland nu ook ter generaliteit met veel nadruk voor het onbeperkte convooi op kwamen. Engeland had zich tegenover dit alles vrij lankmoedig gedragen. Het had alleen ouder gewoonte onze schepen opgebracht en ook met nadruk verklaard geen vervoer van contrabande, zelfs onder convooi, te zullen toelaten. Maar overigens wilden de Engel sche staatslieden een botsing met de Repu bliek vermijden, die ons direct in Fransche armen zou drijven. Evenwel aan het geduld der Britsche regeering kwam ten slotte ook een eind. Als antwoord op de Fransche in triges, liet Engeland eind 1779 de hulp opeischen, die de Republiek verschuldigd was. O<ik tegenover deze nieuwe moeilijkheid bleef de houding der Staten-Generaal een van weifelende en uitstellende besluiteloos heid; tegelijk met de kwestie van het con vooi werd dit gewichtige vraagstuk slepend gehouden. Dat de stemming over en weer door al dit uitstellen en dralen niet verbe terde lag voor de hand, te meer omdat onze handel in dien tusschentijd geweldige schade leed door de Britsche aanhoudingen, en men van Engelsche zijde zeer veront waardigd was over het Fransen-gezinde optreden van Amsterdam en de openlijk getoonde symphathie voor de Amerikaansche rebellen. Begin 1780 besloot de Engelsche regee ring dan ook ernst te maken en bij monde van den Brltschen gezant werd ons mede gedeeld, dat wij aan onze verplichtingen hadden te voldoen, of dat anders de Repu bliek beroofd zon worden van alle handelsvoordeelen, die Engeland haar krachtens het tractaat had toegestaan. Dit was een ulti matum, dit beteekende, dat onze handel overgeleverd werd aan het strenge Engelsche zeerecht en de Engelsche kaper ij. Van af dit oogenblik had dan ook de Fransche partij alhier gewonnen spel en het kostte haar maar weinig moeite om bij de Staten-Generaal het verleenen van onbeperkt convooi door te zetten. Oorlog met Enge land was nu nfet meer te vermijden, want zoodra de convooien zouden ultzeilen, werd eene botsing met de Britsche scheepsmacht en van verpolitiekte" menschen. Het kwaad dat Li] vreezen is heerzucht, hebzucht en machtdorst. Dat is het booze weezen van imperialisme. En zooals de ware kerk is verpolitiekt tot een zwart imperialisme, zoo is het socialisme verpolitiekt tot een rood imperialisme. In beiden is het gif gekoomen van heerschzucht, machtdorst en gewelddwang, terwijl in de zuivere gemeenschap, in de ware kerk, die de staat der toekomst zal zijn, gemeenschapszin en liefdevolle be scheidenheid, onderling hulpbetoon en zelf verloochening het geheel in stand houdt. En hoeveel reeden hebben wij nu reeds om dankbaar te zijn dat wij in staatsver band leeven, al is het nog zoo gebrekkig. Het is reeds in vcele opzichten hechter en inniger dan het ooit vroeger was. Wat zou er van ons volk van zeven millioen men schen geworden zijn in den chaos van thans, als er niet een zeekereorganisatie en leiding geweest was van het staatsbestuur uitgaande. Als ieder had moogen grissen en graayen naar hartelust, zonder consideratie voor zijn naasten, zonder vrees voor het ingrijpen van den staat. Bij honderdduizenden waren ze gestorven, de slachtoffers van het gebrek aan gemeenschapszin. Zooals ze vroeger stierven als de oogst mislukte, zooals ze nog sterven in China of ook in Java, als de rijstoogst mislukt, omdat er geen krach tig centraal-bestuur de domme greetigheid beteugelt en den voorraad met wijze recht vaardigheid en voorzorg verdeelt. Men zal dit een pluim noemen op den hoed van minister Posthuma en de man mag wel wat hebben, hij is op dit punt niet verwend. Maar men zou het ook zóó kunnen beschouwen, dat zijn voorbeeld ons nog meer eerbied moet geeven voor een hecht en innig staatsverband, omdat het toont dat zelfs een hm II wat zal ik zeggen niet algemeen voor competent gehouden bestuurder toch ons voor het allerergste, tot nog toe, heeft kunnen be hoeden. IN 'tEENHEIDSPAK Als het nuttelooze strijden Binnen kort niet is gedaan, Zal het in ons Vaderlandje Net als nu in Frankrijk gaan. Bij gebrek aan dure stoffen Komt het sterke eenheidspak, Heeren keurig in het buskin Dames in het linnen jak. Petten, mutsen, klompen, wanten Allemaal volmaakt gelijk, Boeren, burgers en ministers Knechts en meiden, arm en rijk. Ziet, daar komt de douairière Met haar baaien rokken aan, Ziet ze met haar wollen halsdoek Naar een afternoon-milk gaan. Wat een snoesje van een mutsje Draagt de lieve Elsa Mauhs, Onder haar katoenen voorschoot Tipt een zelfgebreide kous. Voor de deur der Tweede Kamer Staan de klompen op een rij, Van de heeren der regeering Die van Kuyper staan ter zij. Kijkt, de Graaf van Limburg Stirum Met zijn pet 'n tikje schuin, Gaat met Tuyl van Serooskerke In 'tpilow naar Woestduin. Wel verdraaid, dat is Couperus Zelfs een mouwvest staat hem goed. Hij beweegt zich zeer uitnemend Zonder dat hij moeite doet, Heijermans, dat was te snappen Heeft een bolle klepbroek an. Nu nog een geknipte ringbaard En hij is een visschersman, Pieter van der Hem alevel Heeft een pijpje in zijn mond. Hoe parmantig loopt dat Pietje Daar als Volendammer rond, Pieter Jelles draagt 'n jekker Op zijn roode boezeroen, Hij is blij dat hij geen gala En geen rok heeft aan te doen. Allen dragen we hetzelfde Allen in het eenheidspak, Denkend aan ons Vaderlandje Zijn we gauw op ons gemak. Als de wintermaanden komen Met gebrek aan vet en brood, Laat ons eenheids-hart dan kloppen Allen n tot in den nood. ]. H. S PEENHOFF. IIIIMMIIIIMIMIIIIIIIIIIIMIIMIIMIMIIIIMIIIIMIMIIIIIIIIIIIIIIIMIIMIIIIIIIIIIIII H.VANDOOREN&Cü. AMSTERDAM DEN HAAG UTRECHT Bewaart gedurende de Zomermaanden Uw BONT in MOTVRIJE KLUIS onvermijdelijk. Maar wat deerde dat de Amsterdamsche, de Hollandsche kooplieden! Zij zouden nu immers grove winsten maken, die met een oorlog niet te duur betaald zouden zijn en het deerde hen ook niet dat, voor het voeren van dien strijd noch leger, noch vloot beschikbaar was. De vierde Engelsche zeeoorlog werd het passende vervolg op dit verheffendevoorspel! Was het wonder dat in die dagen van de Hollanders gezegd werd: of all those various objects and qualities, which constitute nationals trengts, or support national honour, or procure national respect, the only the Dutch then possessed was money...." Een hard, maar een waar oordeel! Een uit spraak, die ook ons tot nadenken mag stemmen. Want al dansen wij niet zoo openlijk om het gouden kalf als onze 18e eeuwsche voorvaders, ook in ons midden zijn nog tal van priesters, die luide oproepen tot dien heiligen dienst! C. ElTlE Ook heeft mijn politieke actie mij deeze voldoening gegeeven dat de intuïtieve in zichten waartoe ik reeds twintig jaren ge leeden gekoomen was, nu blijken niet on juist te zijn geweest, en dat wat ik er van heb te boek gesteld in De Bigde Waereld" en mijn Studies" nog altijd aandacht verdient en door steeds meerderen als juist wordt erkend. Niet het verooveren van de politieke macht kan den verdrukten staatsburger tot ware vrijheid voeren. Dit is een imperialistisch beginsel waarin heerschzucht en twee dracht hun noodlottige werking doen. De leer van een haatdragend en bazig individu heeft de gansche schoone socialistische be weeging op een dwaalspoor geleid. Maar eerst wanneer sociale rechtvaardig heid in praktijk is gebracht door de samen werking van eedelen en weigezinden uit alle standen en klassen die het parasitaire kwaad niet langer willen dulden dan zal de politieke actie kunnen dienen om dat groote werk te beveiligen en te steunen. En dat zal schoonheid brengen in de politiek. Zeeker moet de nieuwe rechtvaardige ge meenschap zich verdeedigen, maar die strijd moet zijn defensief en nietagressie f. Anders ontstaat weer imperialisme en militairtsme zooals nu onoer marxistische leiding in Rusland dreigt te geschieden, waar men de menschen met bajonet en mitrailleuze tot broederschap wil uwingen. Zulk een Staatszorg duldt geen vrij volk. Zeeker het Nederlandsche niet, en een soci alisme dat zóó optreedt, brengt revolutie op revolutie, maar geen gemeenschap van broe derlijk gezinden. Wie de revolutie vreest zorge haar te voorkoomen door tijdig en krachtig herstel van al Ie o n recht, zonder aanzien des persoons, en dan zal de Staat beveiligend optreeden en het meedoen aan politiek een eer zijn, ook voor den meest dichterlijken mensch. FREDERIK VAN EEDEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl