Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
6 Juli '18. No. 2141
N.V. PAERELS
Meubileering M".
COMPLETE MEUBILEERIN
-: BETIMMERINGEN
:
Rokin 128 Telef. 4541 N
groenten, kool, visch en zuivelproducten,
mag er sprake zijn van uitvoer. Dat eischt
de wet van het zelfbehoud.
Doch de vraag, wat in ons land zal worden
ingevoerd, is van totaal andere beteekenis.
In het algemeen kan men zeggen, hoe meer
er wordt ingevoerd van wat het buitenland
missen kan en missen wil, en hier goed
bruikbaar is, hoe beter. Zij het ook, dat
misschien een enkel artikel van dubleuse
waarde voor ons volksleven ook mede over
de grenzen komt, bijv. champagne, zijden
blouses, diamant en andere luxe artikelen,
men vergete toch niet, dat er een tijd kan
komen, dat ooft zelfs zijden blouses in een
zeer dringende behoefte kunnen voorzien
en dat invoer van champagne en van dia
mant voor velen een bron van arbeid schept.
Hét feit alleen, dat thans de werkeloosheid
in de diamantindustrie slechts 20 pCt. be
draagt, Is waarlijk zóó verblijdend, dat men
zich wel driemaal bedenken mag, eer men
aan de ambtenaren van de N. I. U. M. de
vraag ter beoordeeling voorlegt, of diamant
misschien ook een luxe artikel is, dat gemist
kan worden. Het is inderdaad bekend, dat
zoo nu en dan een motorscheepje, met cham
pagne beladen, het mijnenveld nog onge
hinderd weet te passeeren en dat de in ons
land vertoevende Belgen en Engelschen niet
ongevoelig zijn voor dit product van
Franschen bodem. Er gaat daarvoor echter meer
Belgisch en Engelsch geld over onze gren
zen dan Hollandsen, en vele restaurateurs,
kellners en winkeliers vinden daardoor ten
minste nog een bestaan.
De vraag, wat luxe is, is waarlijk niet
altijd gemakkelijk te beantwoorden. In
Duitschtand wordt hevig gestreden over de
vraag, of boeken luxe artikelen zijn. Neem,
ruim gerekend, eens aan, dat 25 pCt. van
onzen invoer misschien den naam van luxe
zou kunnen dragen. Daar staat tegenover,
dat het onzen pienteren kooplui, die met
groote gevoeligheid weten, wat de maat
schappij behoeft, gelukt, om vele, hier zeer
noodlge en bruikbare waren, nog te impor
teeren. Zal men daaraan een eind maken
en geen invoer meer gedoogen, dan door
intermediair van de N. I. U. M., die op
haar beurt weer het advies zal moeten vragen
van het Ministerie van Landbouw, Afdeeling
Crisiszaken? Dat zal praktisch hierop neer
komen, dat de invoer zoo goed als stil
ge? legd wordt. Ijzerwaren bijv. komen nog in
belangrijke hoeveelheden over onze grens.
Die zijn vaak niet in voorraad in het bui
tenland, doch worden op bestelling ver
vaardigd en de prijs wordt vastgesteld naar
den dag van uitvoer. Merkwaardigerwijze
verzet het legerbestuur in Duitschland zich
er niet tegen, dat ijzer en staal voor die
artikelen worden beschikbaar gesteld, doch
daaraan wordt dan vaak de conditie ver
bonden, dat de artikelen moeten worden
uitgevoerd.
Hoe zal het nu gaan als de bestelling
gedaan is en het artikel gereed en het geld
vaak reeds betaald, indien de
N.I.U.M.ambtenaren van oordeel zijn, dat aan die
artikelen hier geen wezenlijke behoefte be
staat? De koopman kan de artikelen dan in
het buitenland laten liggen tot na den oor
log, wat vrijwel gelijk zal staan met onher
stelbaar verlies. Hij kan trachten, het artikel
in het buitenland van de hand te zetten,
doch op grond van de bijzonderheden, die
ik hierboven meedeelde, zal dit practisch
onmogelijk zijn.
Reeds nu ontvangen Hollandsche impor
teurs brieven van hun buitenlandsche fabri
kanten, dat bestellingen worden geannuleerd,
omdat de Hollandsche Regeering van plan
is, moeilijkheden aan den invoer in den weg
te leggen. Wat zal er gebeuren met de ar
tikelen, die thans nog in het buitenland
liggen en reeds betaald zijn tn waarvoor
reeds millloenen betaald zijn? Ook die zul
len moeten worden onderworpen aan het
oordeel van N. I. U. M.-ambtenaren, met
IIIIHIMIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItllllltllllllltllMlllllillllllllllllllllll
STAATSZORG
Waarom zijn wij bang voor te veel Staats
zorg. Voor te veel inmenging van den staat
in ons gemeenschapsleven ?
Omdat het emotioneele, het gevoelige, het
dichterlijke element in de verhouding tus
schen individu en gemeenschap ontbreekt.
Wij staan teegenoover den Staat zooals
wij staan teegenoover den koopman. Wij
trachtten van hem te halen wat wij kunnen,
en hij van ons.
Een meedeburger is voor ons een vreemde,
vijandelijk in dien zin, dat hij zijn
leeyenskring poogt te verwijden zonder de minste
bekommering of hij de onze ook vernauwt.
In den Staat en in het politieke leeven
ontbreekt de poëzie, de schoonheid; het
verheevene en stichtelijke. En het kon zoo
geheel anders zijn.
Dit heb ik geleerd door mijn deelname
aan de politieke actie.
Terwijl ik dit schrijf is mijn actie
voorloopig ten einde. Als dit aan 't licht komt
dan is de zaak beslist.
Daarom wilde ik juist nu dit neerschrij
ven en publiceeren, omdat het geen invloed
op mijn verkiezing kan hebben, en men ook
nog niet kan zeggen dat de druiven voor
mij te zuur zijn.
Juist terwijl ik nog een kansje maar geen
invloed er op heb, wil ik constateeren dal
ik in deeze werkelijk niet de minste eer
zuchtige of heerschzuchtige verlangens voel
en dat het een offer van mijn kant zou
zijn als ik naar 't binnenhof moest tijgen.
Het zou voor mij beteekenen Iets als vier
jarea gevangenschap. Elk middelmatig ver
stand kan dit begrijpen. Ik zou in 't bin
nenhof zitten als een voogel in een kooi.
Maar toch voelde ik dat het noodig was.
Ik mocht niet weigeren, omdat ik geen ander
motief voor mij a weigering kon vinden als
gemakzucht, tic zou mij voor mij zelven
schamen als ik geweigerd had. Nu heb ik
het mijne gedaan, en ik heb er geen berouw
groot gevaar, dat deze den import van die
artikelen nnoooïg vinden. Het wordt voor
den Hollandschen koopman vrijwel onmo
gelijk zaken met het buitenland te doen.
De invoer zal zeer sterk verminderen en
dit vergete de Tweede Kamer bij het be
palen van haar stem niet zeer groote
toeneming van werkeloosheid veroorzaken.
Duizenden werklieden en beambten vinden
nu nog emplooi en "brood in de takken van
handel, die, zij het dan ook met groote
moeite, door den import zich op de/a been
houden, doch velen zullen fabrieken, kan
toren en magazijnen moeten sluiten en hun
personeel moeten ontslaan, dai dan ten
laste komt van het Steuncomité.
Het kan niemands aandacht ontgaan zijn,
dat het aantal fabrieken met completen in
ventaris, dat thans reeds te koop wordt
aangeboden, enorm gro;t is. De uitvoer is
reeds geknakt; zal dit ook met den invoer
moeten geschieden? Ja, zegt de Regeering,
want de handelsbalans loopt gevaar. Mag
de regel, die voor normale tijden geldt, ook
gesteld worden voor deze abnormale tijden?
Mag men tot lederen prijs den invoer be
perken tot het bedrag van den uitvoer? Dat
de uitvoer beperkt moest worden, soit, maar
waarom moet de invoer beperkt worden,
wanneer hier geld is en arbeidskrachten om
het geïmporteerde artikel te verwerken of
te verhandelen, terwijl het buitenland die
artikelen over heeft en wil afstaan? Het
leven hier wordt waarlijk al benauwd ge
noeg, laat het buiten noodzaa? niet benauw
der worden.
De N.U.M, heeft niet de oorlogswinst
gebracht, die minister Posthuma, blijkens
zijn redevoering in de Eerste Kamer, er van
verwachtte; van de N.I.U.M. verwacht de
Regeering zelfs geen oorlogswinst! Zij zal
er wel de groote schade van ondervinden
door een sterke daling in de belastingen,
wijl velen geen winst meer zullen maken,
zelfs geen inkomen meer zullen hebben.
Van welken kant ook bekeken, het wil mij
toeschijnen, dat dit wetsontwerp geen
voordeelen, slechts nadeelen met zich kan bren
gen en dat men zich een oogenblik heeft
laten verleiden'door de theoretisch schijn
baar juiste stelling, dat er evenwicht moet
zijn tusschen uit- en invoer of dat de uit
voer den invoer moet overtreffen. In dezen
abnormalen tijd kan men die stelling niet
zonder meer poneeren.
Dat de Tweede Kamer, die op scheiden
staat, ons volk beware voor dezen maatregel,
die in zijn gevolgen zeer nadeelig ingrijpen
zou in ons economisch volksbestaan!
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiumimiiiiiiiiiiiiiiiiiiii.il
DE AMSTERDAMSCHE
CONVOOI
POLITIEK VAN 1778-1780
Zooals in alles, is de Nederlandsche regee
ring ook in haar convooipolitiek zeer voor
zichtig geweest, en de vrees van sommigen,
dat dit convooi de aanleiding zal worden tot
nieuwe moeilijkheden en nieuwe verwikke
lingen, lijkt dan ook weinig gerechtvaardigd.
Men luistere dus niet naar de bangmakers,
maar evenmin naar hen, die het optreden
der regeering in deze niet ver genoeg gaat,
die eischen, dat het recht van den Hollander
om als neutrale handel te kunnen drijven
met alle oorlogvoerende natiën, door Neder
landsche oorlogsschepen beschermd zal
worden. Zij, die dat willen, vergeten dat
het doorzetten van den neutralen handel
tegen den wil der oorlogroerenden in, reeds
op zich zelf een agressief karakter draagt,
dat dus het convoyeeren van dien handel,
d. w. z. het gewapend beschermen als een
uitdaeing zal worden beschouwd en de
aanleiding moet worden tot wrijving en
botsing en ten slotte zelfs tot een oorlog
kan voeren.
juist onze geschiedenis, als geschiedenis
van een koopmansvolk, is rijk aan conflic
ten en moeilijkheden ontstaan door het
agressieve karakter eener dergelijke convooi
politiek, en wetenswaardig is in dit verband
de houding van Amsterdam en andere Hol
landsche Steden in de jaren 1778?1780, toen
zij onbeperkt convooi wilden verkrijgen
ter bescherming van hun handelverkeer.
De handel der Republiek ondervond n.l.
in die dagen groote moeilijkheden tengevelge
van de politieke situatie in Amerika en
Europa. Sinds 1775warendeAmerikaansche
koloniën in vollen opstand legen het moe
derland; sinds 1778 had Frankrijk zich open
lijk aan de zijde der opstandelingen ge
schaard, en daardoor was den strijd tusschen
belde rijken om de hegemonie in Europa
en de overzeesche gebieden opnieuw ont
brand.
De republiek was bij dit alles ten nauwste
betrokken, niet alleen door haar
commerciëele belangen, maar ook door haar betee
kenis voor de West-Europeesche politiek.
Haar ligging, haar finanliëele hulpbronnen
maakten haar tot een begeerde bondgenoote
zelfs nadat leger en vloot totaal vervallen
waren. De oude strijd tusschen Engeland
en Frankrijk om het verkrijgen van den
overwegenden invloed in onze gewesten,
duurde dan ook in dezen tijd nog onver
minderd voort. Engelandjiad een voorspror g
in zooverre, dat wij bijna 100 jaar in et n
nauw bondgenootschap met dit rijk leefden.
Maar deze officieele alliantie voorkwam
niet, dat de traditioneele handelsnaijver de
verhouding tusschen beide landen zeer slecht
maakte. Welk een rol moest immers de
economische jalouzie spelen bij een volk,
waarvan Diderot eens schreef: L'ambition
de la République est de s'enrichir et non
de s'agrandir". De handige Fransche diplo
matie begreep wel dat voornamelijk via den
geldbuidel invloed op de zaken der repu
bliek verkregen moest worden, en met groote
handigheid heeft dit rijk door
handelsvoordeelen den machtigen koopmansstand op zijn
zijde weten te lokken.
Zoo was, in ruwe trekken geschetst, de
Dolitieke situatie, toen het partij kiezen van
Frankrijk in het Engelsch-Amerikaansch
conflict de staten voor een moeilijke keus
stelde. Zouden zij samenwerken met hun
ouden bondgenoot? De Republiek was bij
tractaat tot hulpverleening verplicht, doch
de Engelsche gezant gaf de Heeren van
Amsterdam te verstaan, dat zijn regeering
wel geneigd was van militaire hulp af te
zien, mits in ruil daarvoor geen
scheepsbehoeften aan Frankrijk geleverd zouden
worden. Maar daarvan wilde Amsterdam
niets weten, juist op de levering van die
contrabande konden schatten verdiend wor
den. Colenbrander noemt dit gedrag van
Amsterdam te minder verschoonbaar, daar
het besef niet ontbrak dat de vrijheid van
alle andere takken van handel, die van den
oorlog tusschen Frankrijk en Engeland even
zeer, schoon dan niet zulk een buitensporig
profijt trokken als de handel in
scheepsmaterialen, ruimschoots opwoog tegen het
verlies van grove winst, dat enkele personen
zouden lijden".
Engeland ter wille zijn of samen met dit
land ten strijde gaan, wilde men dus niet.
De Republiek streefde naar handhaving van
haar voordeelige neutraliteit en Frankrijk
versterkte haar daarin. Want ook dit land
was het niet te doen om de onbeteekenende
militaire hulp der staten,' maar om de voor
ziening met scheepsmateriaal en andere
artikelen door de Hollandsche handelsvloot.
De belangen der Fransche staatkunde en die
der Amsterdamsche kooplieden kwamen dus
Hl llllllimttlItlMMHMUIlIM
OELOF flITROEN
Kalverstraat 1 ? Paarlen, Brillanten
- Opgericht 1850 = H^H Goud, Zilver en Horloges
TELEFOON 658 N
Uitsluitend eerste kwaliteit
IIIIIIIIIIUIIIII1IIIMIMIIIIIIIII1IIIIMIIIIIMIIIIIIIIIHIIIIIMIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIII
van, hoe de zaak ook mooge loopen. Ik heb
mijn goeden wil getoond.
ik heb met voldoening gesprooken, en ik
heb veel rijke gedachten gekreegen door dit
politieke werk.
Ik wist dat liet noodig was dat er een
Dichter in 't parlement komt, al is 't er
maar n, en ik heb nog beeter begreepen
dan te vooren waarom dat moet zijn.
Ik heb begreepen wat er aan ons politiek
leeven ontbreekt: poëzie en schoonheid.
Daarom is het dat de beste Nederlanders
zich angstig buiten alle politiek willen hou
den, daarom betreurden veelen het dat ik
mij tot een candldatuur wilde leenen. Daar
was ik te goed voor, meenden ze. Maar ik
kan toch groote namen noemen. Heeft Dante
niet aan de politiek gedaan? En Goethe?
En heeft Shelley niet voor de lersche vrijheid
gestreeden, en heeft Victor Hugo zich te
goed geacht voor politiek? Zou dit gezel
schap mij blameeren, ook al loopen er ook
zeer wonderlijke typen mee in den stoet
onzer volksverteegenwoordigers?
In deeze politieke actie heb ik geleerd
hoe weinig de menschen nog gevoelen wat
de Staat behoort te zijn. De Staat, dat is
de gemeenschap, dat zijn wij allen, gij en
ik. De gemeenschap, niet als een abstractie,
maar als een werkelijkheid, een leevend
weezen dat tot ons staat als een moeder
tot haar kind.
Het woord schoonheid" in de politiek
lijkt den menschen heel wonderlijk en raar,
want de politiek is toch maar geharrewar
om stoffelijke voordeeltjes, om salarissen
en pensioenen, om eeten en wooning. Maar
als een moeder voor haar kind zorgt dan
gaat het ook om luiers en pap, en is er
geen schoonheid en geen poëzie in die
moederzorg ?
Juist omdat ik meededeed aan die poli
tieke actie heb ik allerlei dingen beeter
gevoeld. Ik heb mij ook doodelijk geërgerd
aan verkiezingsprenten waarop de Staat
werd afgebeeld als een monster en een
afgod. Het waren prenten, waarover ik
vroeger alleen zou geglimlacht hebben om
hun leelijkheid, maar die mij nu troffen als
beleedigend, als hadden zij mijn moeder
gehoond. Dit is de feitelijke majesteit
schennis, erger dan het beleedigen van een
individu, dat de Staat representeert. De
persoenen die zulke prenten maken en
vertoonen zou ik eerder strafbaar willen stel
len dan de dienstweigeraars.
Wie de Staat dat is de gemeenschap,
voorstelt als een gevaarlijk monster en een
booze afgod die verraadt daardoor een
boos geweeten. De Staat heeft zeeker een
of andere oude reekenlng met hem te ver
effenen, en hij heeft reeden het toezicht en
het ingrijpen van den Staat te vreezen. Hij
staat oopenlijk als een vijand teegenoover de
gemeenschap. Wie zoo weinig gemeenschaps
gevoel heeft, zal ook geen innerlijke schaamte
voelen als hij die gemeenschap bedriegt en
besteelt. Zonder geweetensbezwaar zal hij
woekeren op het gemeenschaps-lichaam. Hij
zal alleen zorgen buiten het bereik der wet
te blijven, en zich dus zeedelijk gelijkstel
len met den dief of inbreeker.
Hoe ver staat dit van het gemeenschaps
gevoel dat het cement moet zijn voor het
groote gebouw der toekomst, de broeder
schap der menschen oover de geheele aarde,
de ware kerk van Jezus.
Ik heb ook beeier leeren begrijpen het
geweldige onderscheid lusschen die ware
kerk, en de priester-organisatie die zich als
die kerk voordoet. De ware kerk is de ge
meenschap, Is de staat en scheiding van
keik en staat is een onmocgelijkheid. Maar
de priester-organisatie hetzij roomsen, of
protestant, heeft die scheiding noodzakelijk
gemaakt omdat ze geen ware kerk is,
maar een heerschzuchtige, en
machtsbegeerige greep. Daarom wordt het
clericalisme verfoeid, en evenzeer gevreesd als
imperialisme en militairisme.
Tk heb begreepen wat het volk bedoel*
als het verachtelijk spreekt van politiek"
wonderwel overeen; maar botsing met
Engeland kon op deze wijze niet uitblijven.
Na zijn echec bij Amsterdam wendde de
Britsche gezant zich tot de Staten-Generaal
met het verzoek om met schepen navale
munitie" van convooi uit te sluiten. Dit
lichaam voldeed slechts ten halve aan de
Engelsche wenschen; er werd een resolutie
opgemaakt en aangenomen waarin alleen
masten en timmerhout van convooi werden
uitgesloten, ofschoon Engeland veel meer
artikelen verstond onder den term navale
munitie". Maar toch stemde Amsterdam ook
daar nog tegen. De -stad wilde geen afstand
doen van een handel waarbij zulk een winst
viel te behalen, dat, als van de vier schepen
slechts n de Fransche havens bereikte,
reeds genoeg voordeel behaald was. Integen
deel, Amsterdam stuurde aan op het verkrij
gen van onbeperkt convooi, dat alle contra
bande artikelen zou omvatten! En Frankrijk,
dat tot nu toe achter de schermen de stad
gesteund had, trad, nu de voorziening met
oorlogsmateriaal door bovengenoemde reso
lutie in gevaar werd gebracht, openlijk in
het strijdperk. De Fransche gezant eischte
op zijn beurt intrekking van het genomen
besluit onder bedreiging, dat anders alle
handelsvoorrechten van Nederland in Frank
rijk ingetrokken zouden worden.
In het begin van 1779 ging Frankrijk
daartoe over; het was de straf voor het
talmen der Staten-Generaal, die in hun vrees
voor Engeland, de zaak van het onbeperkt
convooi maar hadden laten sleepen en, al
hoewel slapjes, vasthielden aan hunne
vroegere resolutie. Alle voorrechten, aan
den Hollandschen handel in Frankrijk ver
leend, werden dus ingetrokken; alleen Am
sterdam en Haarlem, dat zich ook bij de
Fransche partij had gevoegd, bleven in
hun vroegere bevoorrechte positie; dit was
de belooning voor hun patriotisme"!
Zoo'n middel miste natuurlijk zijn uit
werking niet, de andere Hollandsche steden
beducht voor het verloopen van hun handel
naar Amsterdam en Haarlem gaven een voor
een toe, en spraken zich uit voor het
verleenen van een onbeperkt convooi. Maar de
belooning, die zij nu deelachtig hoopten te
worden, liet nog op zich wachten. Eerst
als Holland ook de Staten-Generaal zou
hebben omgezet, zoo bepaalde de Fransche
gezant, zouden de overige steden dezer
provincie hun voorrechten terug krijgen.
Dit had ten gevolge, dat de Staten van
Holland nu ook ter generaliteit met veel
nadruk voor het onbeperkte convooi op
kwamen.
Engeland had zich tegenover dit alles vrij
lankmoedig gedragen. Het had alleen ouder
gewoonte onze schepen opgebracht en ook
met nadruk verklaard geen vervoer van
contrabande, zelfs onder convooi, te zullen
toelaten. Maar overigens wilden de Engel
sche staatslieden een botsing met de Repu
bliek vermijden, die ons direct in Fransche
armen zou drijven. Evenwel aan het geduld
der Britsche regeering kwam ten slotte ook
een eind. Als antwoord op de Fransche in
triges, liet Engeland eind 1779 de hulp
opeischen, die de Republiek verschuldigd was.
O<ik tegenover deze nieuwe moeilijkheid
bleef de houding der Staten-Generaal een
van weifelende en uitstellende besluiteloos
heid; tegelijk met de kwestie van het con
vooi werd dit gewichtige vraagstuk slepend
gehouden. Dat de stemming over en weer
door al dit uitstellen en dralen niet verbe
terde lag voor de hand, te meer omdat
onze handel in dien tusschentijd geweldige
schade leed door de Britsche aanhoudingen,
en men van Engelsche zijde zeer veront
waardigd was over het Fransen-gezinde
optreden van Amsterdam en de openlijk
getoonde symphathie voor de Amerikaansche
rebellen.
Begin 1780 besloot de Engelsche regee
ring dan ook ernst te maken en bij monde
van den Brltschen gezant werd ons mede
gedeeld, dat wij aan onze verplichtingen
hadden te voldoen, of dat anders de Repu
bliek beroofd zon worden van alle
handelsvoordeelen, die Engeland haar krachtens het
tractaat had toegestaan. Dit was een ulti
matum, dit beteekende, dat onze handel
overgeleverd werd aan het strenge Engelsche
zeerecht en de Engelsche kaper ij.
Van af dit oogenblik had dan ook de
Fransche partij alhier gewonnen spel en het
kostte haar maar weinig moeite om bij de
Staten-Generaal het verleenen van onbeperkt
convooi door te zetten. Oorlog met Enge
land was nu nfet meer te vermijden, want
zoodra de convooien zouden ultzeilen, werd
eene botsing met de Britsche scheepsmacht
en van verpolitiekte" menschen. Het kwaad
dat Li] vreezen is heerzucht, hebzucht en
machtdorst. Dat is het booze weezen van
imperialisme. En zooals de ware kerk is
verpolitiekt tot een zwart imperialisme, zoo
is het socialisme verpolitiekt tot een rood
imperialisme. In beiden is het gif gekoomen
van heerschzucht, machtdorst en
gewelddwang, terwijl in de zuivere gemeenschap,
in de ware kerk, die de staat der toekomst
zal zijn, gemeenschapszin en liefdevolle be
scheidenheid, onderling hulpbetoon en zelf
verloochening het geheel in stand houdt.
En hoeveel reeden hebben wij nu reeds
om dankbaar te zijn dat wij in staatsver
band leeven, al is het nog zoo gebrekkig.
Het is reeds in vcele opzichten hechter en
inniger dan het ooit vroeger was. Wat zou
er van ons volk van zeven millioen men
schen geworden zijn in den chaos van thans,
als er niet een zeekereorganisatie en leiding
geweest was van het staatsbestuur uitgaande.
Als ieder had moogen grissen en graayen
naar hartelust, zonder consideratie voor zijn
naasten, zonder vrees voor het ingrijpen
van den staat. Bij honderdduizenden waren
ze gestorven, de slachtoffers van het gebrek
aan gemeenschapszin. Zooals ze vroeger
stierven als de oogst mislukte, zooals ze
nog sterven in China of ook in Java, als
de rijstoogst mislukt, omdat er geen krach
tig centraal-bestuur de domme greetigheid
beteugelt en den voorraad met wijze recht
vaardigheid en voorzorg verdeelt.
Men zal dit een pluim noemen op den
hoed van minister Posthuma en de man
mag wel wat hebben, hij is op dit punt
niet verwend. Maar men zou het ook zóó
kunnen beschouwen, dat zijn voorbeeld ons
nog meer eerbied moet geeven voor een
hecht en innig staatsverband, omdat het
toont dat zelfs een hm II wat zal ik
zeggen niet algemeen voor competent
gehouden bestuurder toch ons voor het
allerergste, tot nog toe, heeft kunnen be
hoeden.
IN 'tEENHEIDSPAK
Als het nuttelooze strijden
Binnen kort niet is gedaan,
Zal het in ons Vaderlandje
Net als nu in Frankrijk gaan.
Bij gebrek aan dure stoffen
Komt het sterke eenheidspak,
Heeren keurig in het buskin
Dames in het linnen jak.
Petten, mutsen, klompen, wanten
Allemaal volmaakt gelijk,
Boeren, burgers en ministers
Knechts en meiden, arm en rijk.
Ziet, daar komt de douairière
Met haar baaien rokken aan,
Ziet ze met haar wollen halsdoek
Naar een afternoon-milk gaan.
Wat een snoesje van een mutsje
Draagt de lieve Elsa Mauhs,
Onder haar katoenen voorschoot
Tipt een zelfgebreide kous.
Voor de deur der Tweede Kamer
Staan de klompen op een rij,
Van de heeren der regeering
Die van Kuyper staan ter zij.
Kijkt, de Graaf van Limburg Stirum
Met zijn pet 'n tikje schuin,
Gaat met Tuyl van Serooskerke
In 'tpilow naar Woestduin.
Wel verdraaid, dat is Couperus
Zelfs een mouwvest staat hem goed.
Hij beweegt zich zeer uitnemend
Zonder dat hij moeite doet,
Heijermans, dat was te snappen
Heeft een bolle klepbroek an.
Nu nog een geknipte ringbaard
En hij is een visschersman,
Pieter van der Hem alevel
Heeft een pijpje in zijn mond.
Hoe parmantig loopt dat Pietje
Daar als Volendammer rond,
Pieter Jelles draagt 'n jekker
Op zijn roode boezeroen,
Hij is blij dat hij geen gala
En geen rok heeft aan te doen.
Allen dragen we hetzelfde
Allen in het eenheidspak,
Denkend aan ons Vaderlandje
Zijn we gauw op ons gemak.
Als de wintermaanden komen
Met gebrek aan vet en brood,
Laat ons eenheids-hart dan kloppen
Allen n tot in den nood.
]. H. S PEENHOFF.
IIIIMMIIIIMIMIIIIIIIIIIIMIIMIIMIMIIIIMIIIIMIMIIIIIIIIIIIIIIIMIIMIIIIIIIIIIIII
H.VANDOOREN&Cü.
AMSTERDAM DEN HAAG UTRECHT
Bewaart gedurende de Zomermaanden
Uw BONT in MOTVRIJE KLUIS
onvermijdelijk. Maar wat deerde dat de
Amsterdamsche, de Hollandsche kooplieden!
Zij zouden nu immers grove winsten maken,
die met een oorlog niet te duur betaald
zouden zijn en het deerde hen ook niet
dat, voor het voeren van dien strijd noch
leger, noch vloot beschikbaar was.
De vierde Engelsche zeeoorlog werd het
passende vervolg op dit verheffendevoorspel!
Was het wonder dat in die dagen van de
Hollanders gezegd werd: of all those
various objects and qualities, which
constitute nationals trengts, or support national
honour, or procure national respect, the only
the Dutch then possessed was money...."
Een hard, maar een waar oordeel! Een uit
spraak, die ook ons tot nadenken mag
stemmen. Want al dansen wij niet zoo
openlijk om het gouden kalf als onze 18e
eeuwsche voorvaders, ook in ons midden
zijn nog tal van priesters, die luide oproepen
tot dien heiligen dienst!
C. ElTlE
Ook heeft mijn politieke actie mij deeze
voldoening gegeeven dat de intuïtieve in
zichten waartoe ik reeds twintig jaren ge
leeden gekoomen was, nu blijken niet on
juist te zijn geweest, en dat wat ik
er van heb te boek gesteld in De
Bigde Waereld" en mijn Studies" nog
altijd aandacht verdient en door steeds
meerderen als juist wordt erkend.
Niet het verooveren van de politieke macht
kan den verdrukten staatsburger tot ware
vrijheid voeren. Dit is een imperialistisch
beginsel waarin heerschzucht en twee
dracht hun noodlottige werking doen. De
leer van een haatdragend en bazig individu
heeft de gansche schoone socialistische be
weeging op een dwaalspoor geleid.
Maar eerst wanneer sociale rechtvaardig
heid in praktijk is gebracht door de samen
werking van eedelen en weigezinden uit alle
standen en klassen die het parasitaire
kwaad niet langer willen dulden dan zal
de politieke actie kunnen dienen om dat
groote werk te beveiligen en te steunen.
En dat zal schoonheid brengen in de politiek.
Zeeker moet de nieuwe rechtvaardige ge
meenschap zich verdeedigen, maar die strijd
moet zijn defensief en nietagressie f. Anders
ontstaat weer imperialisme en militairtsme
zooals nu onoer marxistische leiding in
Rusland dreigt te geschieden, waar men de
menschen met bajonet en mitrailleuze tot
broederschap wil uwingen.
Zulk een Staatszorg duldt geen vrij volk.
Zeeker het Nederlandsche niet, en een soci
alisme dat zóó optreedt, brengt revolutie op
revolutie, maar geen gemeenschap van broe
derlijk gezinden.
Wie de revolutie vreest zorge haar te
voorkoomen door tijdig en krachtig herstel
van al Ie o n recht, zonder aanzien des persoons,
en dan zal de Staat beveiligend optreeden
en het meedoen aan politiek een eer zijn,
ook voor den meest dichterlijken mensch.
FREDERIK VAN EEDEN