Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
6 Juli '18. - No. 2141
AFSCHEID
Teekening vo&r De Amrferdammei" van Jordaan
Rambonnet: Tot straks Mijneheeren: hier buiten"
«UMJUWttlMIMIIMIIIMIIIIIIII
ARTI, TE AMSTERDAM GROEPEN
- Van de acht groepen is die van
Dys?selhoff de meest verfijnde, die van
-Monnickendam, de krachtigste hoewel
niet geregeld zuiver. Bij Dysselhoff (zie 11,
17. 22, 16, 13, 14) vindt ge den kundigen
schilder, die, meer en meer.de illusie geeft,
den stillen droom van water en visch. Mon
nickendam, krachtig, is als romanticus
gemaklijk wat troebel of wat overladen. Zijn
beste werken zijn een dame met een paard
etc. (59) en het balcon in een schouwburg
(64) dat hij Flora noem de Van Misten broek,
de derde inzender, laat zijn Huizen aan het
Water zien (No. 58) het stadsgezicht, dat ik
mag en graansllo's en we'rkende elevators.
Knap heeft op de gezichten van wie hij
afbeeldt, een terribelen, onechten lach. Zijn
kleur hapert; zij is niet zuiver, 'r Eenvoudigst
is een figuurtje aan het strand (32 . Bobeldijk,
die in Atn het Y" ietwat aan Tholen denken
doet, is het best in zijn B<-gonia (No. 4) en
zijn stilleven van potten en pannen. (No. 7)
Hij is niet een krachtig schilder, SOTIS smaak
vol. Jurres (zie 24) is de openbare roman
ticus van den veldslag, van de paarden en
van de illustrerende schilderijen. Hij heeft
vaart, maar altijd voldoende duur? Laguna's
portretten (35, 36, kinderen), zijn lezend
boertje (40) en zijn oudïn portugeeschen
jood (41) zijn te vermelden. Bij De Vries
Lans heeft een feestdag stemming en zijn
In een stil stadj;" noch in een klein stadje"
te vergeten.
PLASSCHAERT
iiiiiitiiiiiiii HUI
iiiiiiiiiiiiiiiiii in. iiiiiiiiimiiim
NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP
Motordienstvanïetenliurg
DAGEUJKSCHE MOTGRDiENST
UTRECHT LEIDER DER HAAG BELFT
lliutinnhiRig. ItreditschmirZS. Frr.jikifci. Htmrtuhii
VICI-VCHSA
(Vervolg van pag. 3)
elkaar seinen op bijzondere wijze, zoodat
de een den ander dikwijls reeds op verren
afstand hoort aankomen of kan laten hooren
dat hij beneden wacht.
Flip is uitgebroken en fluit voor mijn raam.
Hallo!
Ik leg den vinger op de lippen en gebaar
te wachten.
Vlug schrijf ik een briefje, rol dit om de
punt van een pijl en schiet dezen naar buiten
onder den kier van het openstaande venster
door.
Flip zal wachten op de afgesproken plaats.
Krijg ik even de kans, dan sluip ik de
deur uit en hol op een draf naar mijn vriendje,
die er soms echter niet meer is.
Zijn vader heeft hem gezocht en gevonden.
Ik word treurig en bedenk medelijdend hoe
hij er van langs zal krijgen.
Ik durf niet naar huis te gaan en dwaal
alleen naar buiten, ik fantaseer weer en houd
mij zelf voor een banneling, uit zijn vaderland
verdreven, of voor een verstooten knaap,
die eenzaam en vergeten zijn brood moet
bedelen langs 's Heeren wegen.
Tegen den avondschpmer besef ik, dat het
tijd wordt om naar huis te gaan. Het etens
uur is lang voorbij en een sombere angst
besluipt mijn hart, een s'ille vrees voor wat
nu komen zal. Om spoedig thuis te zijn,
spring ik achter op voorbij-stuivende rijtuigen
of rauw-hotsende boerenkarren, een
kletEngelsche Boeken
VAN TRANS-NOORDZEE
EN VERDER
III
PATRICK MAC GILL, CMldren of the
Dead End: The Autobiography of a
Nawy. Uitg. Hcrbert Jenkins, 6 sh.
PATRICK MAC GILL, The Ratpit.
Zelfde Uitgever en prijs.
We kunnen het dogma, dat in het vol
maakte kunstwerk vorm en inhoud
onverbrekelik i zijn, gaarne aanvaarden, en
toch bij het schrijven óver zo'n kunstwerk,
uit prakties oogpunt de subject-matter
b*handelen, afgescheiden van de treatment.
En dit zal te gereder gaan, waar het betreft
'n in Holland vermoedelik onbekend schrij
ver, wiens werk, ofschoon m.i. zeer hoog
staand, op den duur toch wel niet volmaakt
zal blijken te zijn, en ten langen leste de
naden tussen vorm en inhoud zal vertonen
welke het volmaakte kunstwerk nimmer
vertoont.
Patrick Mac Qill, de gewezen navvy
grondwerker of polderjongen Ij is'n I-r
uit Donegal, het Rooms Katholieke en voor
'n groot gedeelte nog Kelties-sprekende Wes
ten van Ulster. Op j mge leeftijd verzeilde
hij al, om z'n kostje te verdienen, naar
Schotland, en in Children of the Dead End
beschrijft ie, met de nodige samendrinuing
en de onvermijdelik» temperamentskleuring,
z'n eigen leven. The Dead End" is'n
spoorwrgwerkers-uitdrukking, die betekent: dat
gedeelte van de spoorweg dat doodgelopen '
of doodgereden" is en hersttlling behoeft.
Dit herstellen, waaromtrent Patrick Mac G II
heel wat op z'n hart heeft, is natuurlik vul
gevaar, en vandaar de zinnebeeldige be
doeling van de titel, die zoveel zepgen wil
als: zij, die steeds in 't hoekje zijn, waar
de spaanders vallen.
De schrijver heet in '(verhaal Darmod
Flynn, echt Iers, en plebejies Iers, anders
was het O'Flynn geweest. Hij is een van
de vele kinderen van 'n arm boere-echtpaar,
dat braaf uitgezogen wordt door ten eerste
de pastoor, ten tweede door 'n sinistre
figuur, zonder welke 'n Iers djrp niet
komiiiiiiMiiiitmiiiiiiiiiiHifi
sende zweepslag verjaagt mij herhaaldelijk.
Ik krijg slaag, maar schreeuw niet en
verzet mij nog minder; als een diepe ver
nedering voel ik lederen klap, mijn trots
komt met ziedend geweld in opstand, toch
gun ik niemand het gezicht van mijn pijn
en mijn geslagen fierheid.
Dan word ik opgesloten in de groote
Uleerenkast, ik blijf doodstil en vind het
beneden mijn waardigheid te schreeuwen
om er uit te komen. G? en teeken van leven
geef ik, spoedig doet vader de kast open,
bang door de vreemde stilte.
Ik sta voor hem met vuurschietende oogen
en weiger er uit te komen op bevel.
Flip lacht mij uit als hij het hoort den
volgenden dig; ik word kwaad en wij vech
ten ; tot slot gooi ik zijn pet in de gracht.
Nu is hij langen tijd boos op mij, hij mag
niet meer met mij omgaan, want zijn vader
weet dat ik zijn pet heb weggemaakt.
Na een week heb ik hem echter omgekocht
met een handvol paardeboonen, hl] kan
trouwens niet buiten mij en ik niet buiten hem.
Wij zwerven weer naar buiten, een onbe
stemde drang naar vrijheid en wilde
ongebondenheid voert ons over de stille wegen
dwars door de lage landen aan de Zuiderzee,
waar geen helschesymphonie van bulderend j
stadsrumoer meer verklinkt in deklare luchten. !
Als jeugdige vagebonden zijn wij en nemen |
het jo. ge leven zooals het is. j
Maar de menschen schudden hun wijze
pleet is of was, dank zij co Operators
zoals Sir Horace Plunkett n.l. de
gombeen-man, handelaar in levensbehoeften,
leverancier op krediet, geldschieter die altijd
te kort komt en die toch floreert.
Beiden worden geschilderd in schrille, in
gele kleuren van de felste haat. Er zijn zeer
innemende prlesterfiguren in Ierland als
oveial, maar bij Mac Gill komen ze niet
voor. Misschien vond ie, dat de lof van de
soggarth araon pastoorke-lief al ge
noegzaam door anderen was bezongen....
Aldus b.v.
Who, in the winter's night,
Soggarth aroon,
When the culd blast did bite,
Soggarth aroon,
Came to my cabin-door,
And, on my earthen floor,
Knelt by me, sick and poor,
Soggarth aroon?
Who, as friend only met,
Soggarth aroon,
Never did flout me yet,
Soggarth aroon ?
And when my heart was dim,
Gave, while his eye did brim,
What I should give to him,
Soggaitti aroon?
Of aldus:
Fat h er O, Fiynn, you 've the wonderful
way with you,
All the old sinners are wishful to pray
with you;
All the young children are wild for to
play with you,
You 've such a way with you, Father
De pastoor van Glenmornan is, zoals Mac
Gill hem beschrijft, nog 'n graadje erger
dan 't volgende type in Irishry van Joseph
Campbell: 2)
When hègoes thin in leaky shoes
For lack of nu'at and marriage dues
Two moons will kindie in the sky,
And drink the deep Atlantic diy.
He built a chapel on a hill,
And let the peasants foot ihe bill...
Hij heft gewoonweg belasting van z'n
hongerende parochianen, met als onfeilbaar
dwangmiddel: da angst voor z'n banvloek
en de vrees voor de hel. Hij laat 'n nieuw
huis bouwen, vol moderne geritfelikheden,
waaronder 'n lavatory dat 300 pond moet
kosten van aanleggen, en ponden en ponden
moeten z'n krotbewonende schapen" daartoe
opbrengen, anders geen doop, geen abso
lutie, en aan de af gestorvenen geen fatsoenlike
begrafenis. Hij is de beste vnend en
natuurlik, zou men zeggen mei Failey Mac Keown,
de gombeen-man.en prent iedere uitgezogene
in, toch maar terdege dankbaar te zijn aan
hem, waaraan het hele distdkt wat ver
dient" ! Men moet maar durven. De praktijken
der gedwongen winkelnering" in Nederland
lijken wel kinderspel vergeleken met de
staafjes van u'tmergellng op z'n Iers,
als medegedeeld d<;or Pa'rick Mac Gill.
Hoe komen de door Farley Mac Keown
zo eibarmelik geschoren stakkers nog aan
geld voor de pastoor? Antwoord: dat ver
dient het jonge volk, dat zich verhuurt,
't zij op boerderijen in 't welvarend gedeelte
van Noordelik Ie land, 't zij bij de Schotten.
't Be^in is meestal, als bij Drrmod Flynn
en bij de heldi i van The Ratpit", 'n
aardappelrooi kampinje in de omstreken van
Qlasgow, en daarbij lokt en troost steeds
het heilige voornemen, met 'n eedik
overgespaard duitje weer thuis te komen. Maar
'n spreekwoord in Donegal luidt niet ten
onrech e: .Bad cess 3) to the b"ats! for it
's few they ' take back of the many they
take away." 't Jonge mansvolk geraakt in
de kolk van 't losse-arbeider zijn, en
afgezien van enkelen die goed terecht ko
men het verz'nkt. De meisjes, niettegen
staande 'n grote onwetendheidsonschuld, of
misschien wel juist daarom, verzinken vaak
ook.
In de twee genoemde boeken, die bij el
kaar horen, en twee aspekten geven van
dezelfde zaak, staat Dermod Flynn, de vech
tersbaas, voor de eerste rubriek, Norah
Ryan, met 'r stille, lieve ogen, tengere
gestalte, zijig haar en fijne handen, voor
de tweede.
We vergezellen ze op hun tocht met de
potato-squal, 2ijn geiuigen van hun beest
achtig zwoegen en de mens-onwaardige
huisvesting, die men hun verleent, van de
ongelukkige verkoeling tussen Dermod en
Norah, van zijn grondwerker-worden, van
TER WEE
THEE
Utname/f dt Jl gekleurt/a foto'sinfatCIfbum
DE WATERSNOOD 1916
hoofden en voorspellen niet veel goeds. Er
zal niets van ons terecht komen. Zwervers
zijn wij, die opgroeien tot landloopers...
Kinderjaren zijn als zoete droomen in den
nacht, eene ijle vlucht in ster-bezaaide ruimte.
Nu zijn wij groote menschen en hebben
zorgen. Wij zijn nuchter en practisch, want
het leven grijpt ons aan met koude handen
en smakt ons in den vollen strijd om 't
dagelijksch brood.
Mijn vriendj' Flip is nu mijnheerVerdwijnen
en heeft drukke ziken, scharrelt in tabak.
Hij is een solied mensen, betaalt trouw
belasting en draagt een zwarte jas. Twee
kinderen heeft hij, 'n meisje dat al op de
H. B. S. gaat, en 'n klein blauwoogje, een
jongen met wilde streken en harde krtuisten.
Z'n vrouw is 'n eerzaam huismoedenje,
dat den groentenman beknibbelt naar de
regelen der kunst en moppert over vuile
voeten op 't pas-gewreven zeil.
Mijnheer Verdwijnen doet ook aan politiek
en scheldt op Kuiper en de clericalen.
Posthuma is 't slachtoffer van het
oorlogsnoodlot vindt hij, en doet zooveel hij kan.
Ik spreek hem tegen en wij vechten als
van ouds, doch het zijn nu slechts woorden
die als slagen neervallen op politiek-verhitte
hoofden.
Ach, dikwijls waren de vuistgevechten uit
onze jongensjaren minder vinnig; waren zij
ooit hatelijk of cynisch?
haar verleiding en verstoting, en later van
hun tragies wederzien. Zijn leven wordt 'n
zagend deuntje van drie of vier tonen:
zwoegen, drinken, dobbelen en vechten. Het
hare 'n zich afsloven voor d'r kind, waaraan
ze zich geheel en al offert.
'n Interessante nevenfiguur is Moleskin
Joe, landloper bij voorkeur, grond werker als
't zo zijn moet, vechter met alle plezier, en
raisonneur eerste klas. Op zekere dag vraagt
ie aan 'n Schots ploeger om 'n pruimpje
tabak. Maar hij krijgt de wind van voren.
lf you did your work welt and take a
job when you gr.t one, you 'd havetobacco
of your own, "said the ploughman." Forbye 5)
you would have a hoose and a wife and a
dinner ready for you when you went hame
in the evenin'. As it is, you're daundeiin'5)
aboot like a lost flea, too lazy to leeve and
too afeard to dee."
"By Christ! I wouldn't be in your i hoes,
any way," Joe broke in quietly and soberly,
a sign that hèwas aware of having
encountered an enemy worthy of his steel.
"A man might as well ixpect an old so>v
to go up a tree backwards and whistle
like a thrush, as exprct decency from a
nipple-noddled 6) ninny-hammer like you....
You marry a wench and set up a beggarly
house You work fourteen or fifteen
hours a day for tvery day of the year. if
you find the company of anothsr woman
pleasant yon have your old crow to jaw
at you from the clumney-corner. You '11
bring up a breed of children that will leave
you when you need them most. Your wife
will get old, her teeth wil fall out, and her
hair wilt get thin, until she becomes as
bald as the sole of your foot. Sne '11 get
uglier until you, loatbe the sight of her,
and find one day that yon cannot kiss her
for the love of God. But all the time you
'11 have to stay with her, growl at her, and
nothin before both of you but the graveor
the workhouse. If you are as rlevsr a
cadger 7) as m^ why do you suffer all this?"
" Beousel'madecentrnan,"
saidtheploughman. Joe straightened up as if seriously
insulttd. "Well, l'm damnedl" hèmuttered
and continued on his journey. " It's the first
time ever I got the worst of an argumee...
Maar Molesi<in Joe is 'n stemmingsmens,
a creature of many moods " 'a Tijd later
zegt ie tot Derrnod: Don't you ever thlnk
how riice it would be to have a home of
your own?.... l often think how roarin'
it would be to sit in a parlour and drink
tea with a wife, and have a little child to
kiss me '. ...
En weer 'n tijd naderhand verklaart ie:
"I'm an Antichrist!.... One of them sort
of fellows as throws bombs at kings"
Z'n eigen revolutionnaire gezindheid steekt
de auteur, alias Dermod Fiynn, niet onder
stoelen of banken. Christianity preaches
contentment to the wage-slaves, and
hobnobs with the slave-drivers; thjrefore, the
Church is a betrayer of the people. The
Cnurch soothes those who are robbed and
never condemns the robber, who isusually
a pillar of Christianity l have heard of
workers' missions, railway missions, navvles'
missions, and missions to poor heathens,
but I have never yet heard of missions for
the uplifting of M. P. 's, or for the
betterment of stock exchange gamblers."
Hij houdt van lezen, ontwikkelt zichzelf,
schrijft 'n paar schetsen uit het
grondwerkersleven, die door 'n Londen» biad worden
aanvaard en gehonoreerd, en wordt 'n tijd
lang 'n krantemeneer om ten slotte tot z'n
oude leven terug te keren. Z'n hart is bij
de navvies, en met al z'n socialisme moet
ie toch niets hebben van gehandschoende
maatschappij-redders, die hij niet vertrouwt,
wier gevoeligheidjes hij veracht, en die hij
zeer karakteristiek, op 't alleronvoordeligst
typeert in de voze en vunze Alec
Morrisson, de salon-socialist en verleider van
Norah Ryin. Zelfs Bernard Shaw had deze
meneer niet onbarmhartiger kunnen naakt
stropen.
Er blijft nog over, 't een en ander te
zeggen over 't schrijftalent van Patrick
Mac Gill. Wat de bouw van z'n boeken
betreft, vertoont The Ratpit uit den aard
der zaak aanmerkelik meer zin voor
stiuktuur dan 'n autobiografie boek als CMdren
of the Dead End. De auteur is geen vol
maakte bouwmeester gelijk Thomas Hardy,
maar er zijn genoeg schrijvers -?zelfs
Nederlandsel die hij in dit opzicht ver ach
ter zich laat.
Hij schrijft niet voor precieuzen,
geraffineerden en geblaseerden, evenmin als de
grootmeesters der kunst dit ooit hebben
gedaan, en voor hem ook is 't schrijven
geen uiting-alleen, maar 'n welbewust streven
naar kontakt. True art, the on!y true art,
is tliat which appeals to simple people,"
zegt ie zelf.
Dit sluit geen kleurige, dichterlike vizie
uit, zoals uit enkele staaltjes blijken zal.
Norah Ryan keert onverrichter za'<e, d.w.z.
zonder naren om tot kousen te verwerken,
met verschillende andere vrouwen terug van
Farley Mac Keown, en staat aan 't strand.
Soms komt er heimwee naar de oude
jaren bij ons boven en wij spreken veel
over wat onherro pelijk is heengegaan.
Weet je nog hoe... en we glimlachen
beiden reeds bij voorbaat. Op een
ZomerZondag zoeken wij de oude plekjes op.
Is de zee niet hïtztlfde, de dijn met zijn
mantel van gras en bloemen, de
klavervelden, de zon, de hemel, de vogels, de bijen,
zijn zij niet als vroeger?
Er is niets veranderd; en toch, waar is
de zonnezaligheid van vroeger, de blijheid
der vogels en bijen, de verrukking der vel
den, der geurende veldbloemen?
De oude stemming is weg, verneveld in
de mist der jaren; treurig zitten wij in 't
gras en luisteren naar den zang van het
water, het eenige, waarin wij nog oude
klanken beluisteren.
Blanke zeilen zweven ons voorbij, van
een verre horizon komen zij en sturen nu
statig naar de wachtende haven.
Als blanke zeilen zijn onze gedachten;
van een ver verleden komen zij, en drijven
de haven binnen van het werkelijke leven,
veilig, doch koud enzonloos, zonder droom
en zonder fantasie.
Zijn het dan alleen de kinderen die idealen
en verbeeldingskracht mogen ronddragen in
hun kleine hoofdjes?...
Wij staan op.
Wat deden wij gek als kinderen...
mooie tijd tuch . .
Levensverzekering Maatschappij
H A A R L E M"
Wilsonsplein 11
DEVOORDEELIGSTE TARIEVEN
imiiiimimirMiiiiiiiiiiiiiiiiiiritiiiiiiiiiiMiniililMiMiiitiiHiiiiiiiiiiiiitirt
The waves rolled up to her feet, stretch
ing out like black, sinuous snakes
Behind on the shore, large rocks, frightful
and shapeless, stood out amidst stunted
bushes that sobbed in dismal unison. The
women went back to the rocks, passing
through bent-grass that shook in the breeze
like eels. AU round the brambles wrlthed
like long ar.ns clutching at their prey with
horrible claws. A tuft of withered fern flew
by in the air as if escaping from something
which followed it..."
Ze zit voor 't eerst van d'r leven in de
trein en kijkt naar buiten The
telegraph wires were sinking and rising; the
poles like big hands gripped them up,
dropped them, but only to lift them up again
as threads are lifted on the fin ge r s of a
kr.itter."
Als ze voor 't eerst met de potato-squad
naar Schotland vaart, is er 's nachls 'n groot
gevecht aan boord, 'n mêlée van half- en
heel-dronken veldarbeiders. Eindelik is 't
uit. Thefighting had come to an end?though
now and then, as a flame flickers up for
a second over a dying fire, a man would
totter from a drunkt-n sleep and challenge
everybo-Sy on board to fight him. But even
when speaking loudest hèwould drop to
the deck with a thud and fall asleep again."
Patrick Mac G;ll heeft aan de wereld 'n paar
merkwaardige boeken geschonken. Men zal
zich de lezing niet beklagen.
W l L L E M VAN DOORN.
1) Op dit ogenblik staat ie aan 't front,
indien niet gesneuveld.
2) Uitg. Maunsel, Dublin, 1912.
3) bad cess: zware belasting; 'n zeer ge
wone Ierse verwersing.
4) misschien.
5) rondzwalken.
6) Betekent vermoedeük zoiets als
puiste koppig."
7) klaploper.
Vacantie-School" van ,,0ns Huis"
O'ze Vacanfie-Sehool", behoeven we
er nog over te schrijven? Ze is al aardig
ingeburgerd en 't lijkt haast overbodig er
nog eens de aandacht op te vestigen, dat
ze aan een kleine duizend kinderen uit onze
volksbuurten de gelegenheid biedt om echte
vacantie pret te gf-nleten in de vrije lucht
in plaats van suffig rond te slenteren in
benauwde straten of om te hangen op stoe
pen, kattekwaad uithalerd uit pure verveling.
Maar 't blijkt nut overbodig er nog eens
de aandacht op te vestigen, dat die
.VacantieSchool" geld kost, veelgeld! Zouden de
gelukkigen, die ze f hun vacantie-tijd aan
't strand of in de bosschen kunnen door
brengen, die hun kinderen heerlijk, ver
sterkend en verfrisschend vacantie-genot
kunnen bezorgen, dit eens willen beden
ken ? en zouden ze zich daarbij eens willen
voorstellen 't stralend gezicht van een
achterbuurt- stumpertje, dat de boodschap
hoort: je mag óók mee"?
Eike bijdrage, ons t legezonden voor de
Vacantie-School", vertegenwoordigt een
zonnestraal voor een aan de schaduwzijde
van 't leven opgroeiend kind!
C. P. VAN ASPEREN VAN DER VELDE,
Directrice van Ons Huis".
Spreekwoorden van dezen Tijd
in
34. Thans is het waarlijk de
goudentientjes tijd. (Ovidius).
35. Hit is de vraag, wat er het laatst zal
zijn: de hen of het ei.
30 Niets wordt meer geteld. Alles wordt
gewogen en vaak te licht bevonden.
37. Men moet geen katten in den zak
koopen, als men er geen hazen van kan
maken.
38. Rijk zou worden, wie knollen voor
citroenen kon verkoopen.
39. Men hoort (in Duif schland) de klokken
niet meer luien en weet niet, wie door den
klepel is gedood.
40. De kogels zijn door cle keiken.
GlDEON GOVERTSZ
Wij steken een sigaar op en Flip vertelt
van zijn j ingste, die altijd aan den waterkant
zit, nooit op straat mag, doch altijd wegloopt,
die huilt als hij naar bed moet en het dek
weeschopt van kwaadheid. Die op onbegrij
pelijke wijze altijd vol schrammen en buiten
zit en kameraden heeft, de helf l grooter dan hij.
Was ik niet net zoo'n aap vroeger?
Ik knik van ja en lach
De schemer sluipt stil mijn kamer binnen;
mtt een hart, zwaar van weemoed, berg ik
het portret weg, zorgvuldig, vol liefde.
Er gaat door mijn denken iets van bittere
jalouzie.
In hun kinderen herleven ouders eigen
jeugd..."
Waar zijn dan de kinderoogen, die in de
mijne staren, als ik opzie van mijn werk?
Waar is de blonde jongenskop, die zich
tegen mijn wang opduwt als mijn hoofd
zorgelijk buigt?
Een orzegbaar verlangen maakt zich van
mij meester, den arm te kunnen slaan om
een lenige jongensfiguur?mijn zoon en
te luisteren naar het verhaal van zijn avon
turen, raar zijn fantas'ëen, wang tegen wang.
En heel boos zou ik kijken en grommen
om zijn streken, maar inwendig zou ik juichen
en lachen, lachen van geluk.
De duisternis valt...
O O O