De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 13 juli pagina 10

13 juli 1918 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 Juli '18. - No. 2142 Teekenlng voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck De Tsaar knoopen tellend: Dood... niet dood... dood... ? Daar w{j de belangrijkste onderdeelen van onze rgwielen zelf fabriceer en, zfla w(j niet geheel afhankelijk van hetgeen het buitenland ons levert en konden wg de constructie, Dualiteit en afwerking onzer rijwielen op peil houden. Voor wie een nieuw rijwiel noodig heeft, is het van belang hiermede rekening te honden. DeCroningerRiiwieleniabrjekiFOIIGERS EN PENSION Ieder mensen moet er in zijne vacantle eens heelemaal uit zijn." Dit is geen stelling, geen axioma, maar een evidentie. Het is zoo'n algemeen bekende waarheid, dat ongeveer in April of in Mei iedere kennis of collega botweg aan je vraagt: Waar ga jij met je vacantie heen ?" Als je het nog niet weet, krijg je de waarschuwing, dat je wel werk mag maken van eene gelegenheid om onderdak te komen, want dat alles overal stikvol zit." Dan bekijk je den eerstvolgenden Zaterdag de laatste pagina van je dagblad, waarin je een soort overdruk van een aadrijkskundig OVER AFWIJKEND SPREKEN De psycholoog Wundt beschouwt in tegen stelling met den philosoof Darwin.de spraak als een vorm van mimiek, waardoor de psyche zich kan uiten en waardoor de ver binding tusschen twee psychen tot stand kan komen. In wetenschappelijken vorm zegt hij dus hetzelfde als degene, die meer populair de spraak .het zesde zintuig" noemt. De rol, welke de opvoeding van een zin tuig voor het menschelijk leven en daardoor voor het menschelijk geluk vervult, is zoo gewichtig, dat wij ons niet erover verbazen, wanneer de mensen bij het streven naar hoogere beschaving, de mimische uitingen, welke tot klankelementen opgevoerd, met elkaar de spraak vormen, zooveel mogelijk tracht te cultiveeren. Inderdaad is dan ook een beschaafde spraak een bewijs van distinctie. Zoo dachten de toongevers der oudheid ook erover en zij oefenden zorgvuldig hun spraakorgaan. Aardig in dit opzicht is de overlevering, die verhaalt, dat Demosthenes steentjes onder zijn tong legde, om een rollende-r te leeren zeggen, wijl hij brouwde, terwijl van Cicero wordt verhaald.dat hij vele reizen heeft onder nomen, om uit de methoden der verschillende leermeesters die onderdeelen over te nemen, welke hem geschikt voorkwamen, om toe gepast te worden bij het houden zijner redevoeringen. Het pleit dus voor het Nederlandsche v01k, wanneer men een in de laatste kwart eeuw toenemende belangstelling voor een beschaafde spraak in school, huls, kantoor, excercitieveld, kerk, rechtbank, tooneel en universiteit kan vaststellen. Toch is er op dit gebied nog ontzettend veel te doen, dat ik vrijmoedig wat meer belangstelling durf vragen van ieder, die zich bewust is, dat hij ook door zijn spraak een goed opvoedend voorbeeld van het toe komstige geslacht behoort te wezen. De menschen, die van nature goed spre ken, wier spraak voldoet aan de gangbare, niet overdreven eisenen van aesthetica en hygiëne, zijn uitzonderingen. Daarom kan de groote massa zonder op zettelijke verzorging der spraak nooit haar op voeding als voldoende voltooid beschouwen. De klacht over slordig, onduidelijk spreken met gemis aan draagkracht, volheid van klank, frischheld en rijkdom aan nuancee ring, waarbij gezondigd wordt tegen elementaire wetten der phonetiek, berust niet op ziekelijke overdrijving. Deze oude klacht werd het eerst in onderwijskrlngen geslaakt, «aar de onderwijzers weten zelf nog te weinig van spreken ea spreekonderwijs, hun spraak wordt tijdens en na hun vakopleiding nog in die mate verwaarloosd, dat van hen geen voldoende hulp is te verwachten, zoolang de Landsregeering zich niet meer dan tot nu toe met den zorg voor goed spreekonderwijs onledig houdt. Doch ook uit kringen buiten de school en wel juist uit die kringen, vanwaar men woordenboek vindt, in alle mogelijke let tertypen. Je zoekt den naam van een dorp, dat je nog al diluvlaal voorkomt. Hotels zijn in de tegenwoordige omstandigheden te duur. Je zoekt dus verder naar een eerste rangs familiepension. Op dit gebied schijnt slechts n rang te bestaan. Je krijgt volgens je krant de keus tusschen pension Nelly en Pension Rustoord. Kort daarop verneem je uit de derde of vierde hand van iemand dat hij het bij Nelly" zoo goed heeft gehad. Je schrijft een brief en krijgt per keerende post een langen, zeer beleefden brief terug, eigenhandig door den eigenaar van Nelly geschreven. In dien brief komt een spijslflst voor, ongeveer als volgt: Ontbijt: brood en beschuit met .boter, a ei, rookvleesch, kaas en jam. Lunch: dito (zonder ei) met een warm schoteltje, enz. Zoo'n brief heeft iets innemends en voor spelt je, dat je het daar eenvoudig, degelijk en goed zult hebben. Veel prettiger is zoo'n brief dan het antwoord van eene hoteldirectie, die je een fraai gedrukt boekje stuurt met foto's van een half bed en een waschtafel, een stukje gang, een hoek van een biljart, vier gedekte tafeltjes met een kellner er tusschen, een glazen voordeur met een por tier en een hoekje van een tuin en die daarbij een getypt briefje van twee regels voegt. Je stelt je veel goeds van Nelly" voor, bestelt voor twee weken pension en bent tevreden, dat je voor de zomervacantie ge slaagd bent en al je kennissen behoorlijk kunt inlichten. Als de vacantie komt maak je naar je uitverkoren dorp een reis van vele uren, met een treintje, dat ontelbare malen stopt. In het dorp blijkt ieder bewoonbaar huis een pension te zijn, uitgezonderd de pastorie en nog twee andere huizen, die als excuus kunnen aanvoeren, dat ze door den notaris en den dokter worden bewoond. Toch vindt je Nelly heel gemakkelijk, dank zij de uit voerige inlichtingen in den langen, beleefden brief. Nelly heeft veel veranda en ligt te midden van een tuin, die bezet is met alle moge lijke prieeltjes, koepeltjes, berceautjes en tentjes. Je wordt er hartelijk, bijna als een oud vriend ontvangen. Aan tafel maak je kennis met de gasten. Onvermijdelijk in zoo'n familiepension zijn: ten eerste, de oude dame, die al jaren lang lederen zomer terugkomt en de ge ncarneerde tevredenheid is over de inrichting. Ze geniet allerlei vriendelrjkheidjes van den pensionhouder en houdster en ook van de gasten en leeft als een stil poesje om het huis, steeds zonnige plekjes zoekend, waar ze indut. Na een paar dagen verdenk je het oude mensch van de verre en vage aanbe veling, die je bewoog tot schreven aan Pension Netly. Ze is een steunpilaar van het huis. Ten Tweede de schoolmeester of leeraar met deszelfs vrouw. Deze onderhoudt en verzorgt het Intellectueele tafelgesprek. Ten derde minstens vier .dames alleen", die twee aan twee vriendinnen zijn. Het eerste wat er tegen je gezegd wordt is: De menschen zorgen hier uitstekend voor je." De menschen zijn de mijnheer, die zulke beleefde brieven schrijft en de mevrouw, die den gansenen dag in de keuken staat. Deze belangrijke inlichting ontvang je van ze het allerlaatste zou verwachten, bereiken ons onophoudelijk klachten over wat dr. A. Kuiper zoo terecht onderscheidde als slor dig, slecht spreken. Hoe' vaak blijkt, dat Volksvertegenwoor digers en Gemeenteraadsleden rog niet voldoende doordrongen zijn van de waarheid, dat een goed voorgedragen pleit, reeds een half gewonnen pleit is. De klachten der Raadsoverzichtschrijvers in de Residentie en die van den Kameroverzichtschrijver van het Alg. Handelsblad zijn dan ook alleszins gerechtvaardigd. Zij bewijzen, dat de invoering van tech nisch spreekonderwijs ook op die onder wijsinrichtingen, waarlangs onzetoekomstige regeerders van Stand en Land worden op geleid, in een tijd, waarin de diverse per sonen zooveel meer moeten spreken, dan een kwart eeuw geleden, een dringende eisch des tijds is geworden. En dit niet alleen, om het gehoor van den hoorder aangenaam te streelen, maar vooral in het belang van den spreker en diens spraakorgaan, zoodat de thans zooveel voorkomende stemgebrehen kunnen worden bestreden en voorkomen. Dan zal de spreker leeren, dat en hoe hij zich te hoeden heeft voor de nadeelige invloeden, welke ons klimaat op zijn spraak organen kan uitoefenen. Hij zal leeren eisenen stellen aan de omgeving, waarin hij spreekt; ook zal hij leeren zich in acht te nemen voor te lang en te veel achter elkaar spre ken en vooral zal hij weten, hoe hij zijn orgaan zal hebben trainen, om zijn veel spreken eisenend vak te kunnen uitoefenen, zonder dat dit zijn gezondheid zal kunnen benadeelen en zonder te gaan lijden aan een of meer afwijkingen, die met elkaar de be roepsziekte van sprekers en zangers vormen. Ook zal hij leeren zich gemakkelijk, ver staanbaar en juist, dat is hier niet-slordig uit te drukken. Evenals hij, die nooit ziek was, de ge zondheid niet weet te waardeeren, zoo zal hij, die over een normale, goed gevormde spraak beschikt en altijd met goed sprekende menschen omgaat, niet beseffen, welke nadeelen verbonden zijn aan een onesthetische-, onhygiënische-, of een pathologische spraak. Voor hem is het een openbaring, wanneer hij hoort, dat er in ons klein landje behalve de tienduizend stemgebrekkigen (met of zonder keellijden) die onesthetisch en onhy giënisch spreken, nog eveneens tienduizen den zijn, die pathologisch spreken. Deze verdeelen wij in doofstommen, dooven en spraakgebrekkigen. Wat wordt er in ons land voor al deze misdeelden op het gebied van spreken gedaan? Voor de stemgebrekkigen wordt in enkele schooleen t ra les gegeven in methodischhygienisch spreken. Maar de meeste onder wijzers en anderen, die al sprekende hun brood moeten verdienen, leeren het niet. Daartoe mist men op dit gebied een te groot aantal voldoend onderlegde leerkrachten, zoo dat er van eenlge inwerking op de massa nagenoeg niets te bespeuren is. Tegen woordig ontpopt zich een jonge dame van je tafeldame, terwijl ze je een schaal met sten in je handen stopt, welke een reis van hand tot hand begonnen is bij de oude dame en die werd afgezonden door een als dienstmeisje vermomd boerinnetje. Onder algemeene belangstelling schep je van de schaal eten op je bord. Je weet nooit pre cies hoeveel je mag nemen, Neem je weinig, dan zegt een dame tegenover je: Och, mijnheer, wat eet u toch slecht." Neem je veel dan zwijgt een ieder. Pijnlijk is, als je van een veel voorkomend nagerecht, b.v. opgerolde flensjes, er twee hebt genomen en de dame naast je neemt er n en vraagt dan aan hare buurvrouw: Hoeveel zou de bedoeling zijn, n of twee?" Na je eerste diner zoek je de conversatie zaal. Daar staan een paar oude crapauds. Op tafel liggen ter ontspanning een paar ingenaaide oude jaargangen van Eigen Haard en De Aarde en hare Volken. Aan de piano speelt een der dames alleen," op verzoek van den schoolmeester, uit aller naam. Je gaat vroeger naar bed, omdat je bulten bent en hoort links en rechts van je allerlei onaangename slaapkamergeluiden, daarbij minstens van een kant gesnork. Gewoonlijk heb je ook last van gonzende muggen. Den volgenden dag constateer je met ge noegen, dat je precies krijgt, wat je op schrift is beloofd. Er heerscht in famillepensions altijd eene buitengewone, zelfs lichtelijk aanstekelijke vriendelijkheid. Je gaat tegen iedereen praten. Zoo, zoo, hebt u weer eens een eindje gewandeld?" tegen het oude steunpilaar!je, als ze van achter uit den tuin komt sukkelen. Prettig weertje,"tegen den schoolmeester. Hebt u weer post gekregen? u wordt toch maar verwend;" tegen een van de dames alleen. Aan den mijnheer van het pension vraag je desnoods naar eene mooie lange wande ling en gaat dan dadelijk in de veranda zitten. Na een week merk je dat het menu wat eentonig begint te worden. Voor de vierde of vijfde maal bekijk je alle plaatjes van de ingenaaide tijdschriften. Van de kranten sla je geen advertentie meer over. Je komt zelfs zoo ver dat j s gaat halma spelen met een van de dames. Als je na veertien dagen vertrekt, neem je erg vriendelijk afscheid van de gasten, en van de menschen" en komt tot deze conclusie: dat je niet anders dan stompzinnig op je gemak bent geweest, met niet meer stijl dan de oude dame en dat je best pok steun pilaar zou kunnen worden: dat je van het uitverkoren dorp niet veel meer hebt gezien dan het hoekje van de veranda, waar je je hebt opgeschoten en den weg naar het station; dat je door en door bent uitgerust en zoo lui geworden, dat je niet goed meer weet hoe je weer flink aan den gang zult komen; dat je moet bekennen, dat het uit stapje je echt goed heeft gedaan. ARI goeden huize, die geen werkkring en geen man heeft, na een voorbereiding van luttele weken of maanden als spraakleeraares. Haar leermeesteres heeft dan- gewoonlijk nog niet het eenvoudigste instrument, waarmee de wetten der experimenteele phonetiek be wezen worden, onder de oogen gehad en leert haar leerling het vak, zooals vroeger een Nederlandsche schoolmeester natuur kunde bestudeerde, n.l. uit een boekje. Dit dilletantisme vindt zijn weerspiegeling in de literatuur, die veelal een copie is van Duitschen arbeid; zelfs zijn het wel gewone vertalingen. Dit gemis aan originaliteit door gemis aan wetenschappelijken zin, gepaard gaande mei gemis aan degelijkheid, is voor ons land te merkwaardiger, waar Nederland kan bogen op een staf van wetenschappelijke phonetici die zich sedert Donders een goeden naam heeft weten te verwerven in de internati onale wetenschap, welke zich bezig houdi met experimenteel phonetiek en die in prof Zwaardemaker een schitterenden vertegen woordiger heeft, zoodat aan alle voorwaarden om tot wetenschappelijke spraaklecraren te geraken, voldaan kan worden. Aan onze Regeering is het om, gebruik makende van de aanwezig zijnde uitstekende Nederlandsche leerkrachten, te geraken tol de vorming van sollede Nederlandsche spraakleeraren en aan het geexamineer door quasi-spraakleeraren, door menschen die eischen stellen, waaraan zij zelf nooit heb ben kunnen voldoen, een einde te maken Voor doofstommen wordt in vijf verschil lende inrichtingen gezorgd met behulp van Rijkssubsidie, die niet voldoende blijkt te zijn, om alle onvermogende doofstommen een goede en degelijke opvoeding te ver zekeren. Voorts moet de vrijstelling van leer plicht voor misdeelden verdwijnen, zoodal de thans door dit verzuim vrij rondloopende doofstommen, die met elkaar een groote school zouden kunnen bevolken, onderwijs zullen moeten ontvangen. Als men zulke vegeteerende kinderen ontmoet, zou men meenen in een tijd te leven, waarin aan de autoriteiten op onder wijsgebied nog gewezen moet worden op de noodzakelijkheid van doofstommenonderwijs in het belang van den doofstomme zelve en in dat der gemeenschap. Naast den doofstomme staat de doove met zijn acoustisch gebrek, gepaard gaande met een min of meer pathologische spraak. Deze geraakt eerst bij zijn normalen medescholier ten achter, daarna wordt hij der school tot last en eindelijk ziet men in, dat hij er misplaatst is en op een dooveschool behoort. Zulke scholen zijn er in ons land veel te weinig; daarom moet de regeering de oprichting er van aanmoedigen door ruime subsidies toe te kennen. Waar de onderwijs specialiteiten in de Tweede Kamer over het onderwijs aan pathologisch hoorenden en sprekenden altijd zorgvuldig hebben gezwegen, behoort hier op nadruk te worden gelegd. Wij komen nu tot de spraakgebrekkigen. UIT HET KLADSCHRIFT VAN JANTJE iiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiin iiiiiiHiiwmiimniimmninmmiiimiiiiuiuinmtii Hierbij onderscheiden wij de stotteraars van de andere, niet stotterende spraakgebrekki gen, meestal stamelaars genoemd. Van den eersten soort zijn er l" a en van den laatsten 2% onder de schoolbevolking, zoodat er tienduizenden spraakgebrekkige Nederlandsche schoolkinderen zijn, waarbij dan nog tienduizenden volwassen spraak gebrekkigen moeten worden gevoegd, voor wie men, toen zij jong waren, niets ter ge nezing van hun spraakgebrek heeft gedaan. Toch verdienen zij onzen hulp. Onder de stamelaars vooreerst de spe ciale stamelaars, bij voorbeeld de .1-stamelaars, waaronder er zijn van 70 jaar oud, die dank zij de onkunde hunner ouders en de verwaarioQzlng der voorgangers nog niet genezen zijn. Daartoe behooren ook de slissers of lispelaars, die door de verwaatloozing van hun erfelijk en besmettelijk gebrek bijdragen tot de degeneratie van de na hen komende geslachten. Voorts behooren er de krompratende scholieren uit de aanvangsklassen toe; aan hen mag een goed onderwijzer, die zijn goed sprekende kinderen niet wil benadee len in hun vorderingen, geen voldoende aandacht schenken. Zij moeten, al was het alleen maar om het zuivere finantieele belang eener ge meente, zoo vlug mogelijk door een vakman geholpen worden, opdat zij door hun gebrek in de school niet ten achter blijven, of ge raken, en zoo doende de plaatsen, waarop de jongeren wachten, bezet houden. Waarom verdient ook de stotteraar hulp van overheidswege? Reeds voor den schoolleeftijd vertoonen zich de eerste symptomen van het stotteren; het bewustzijn niet te kunnen spreken, zooals een ander dat kan, bezorgt het kind spraakangst, die op haar beurt het gebrek doet verergeren, hem bij het onderwijs ach terblijvend maakt en tevens veroorzaakt dat hij na den schoolleeftijd de onaangename oeconomlsche gevolgen moet ondervinden, hetzij doordat men zijn diensten niet wil gebruiken, wijl er genoeg goedsprekende arbeidskrachten voorhanden zijn, het zij, dat men misbruik maakt van zijn gebrek en hem onder het loon laat arbeiden. De stotterende jongeling ziet zijn idealen langzaam en aeker ter neer drukken, vaak kost zijn gebrek hem zijn carrière; het gezelschapsleven in intiemen kring en daar buiten wijst hem terug en zelfs baart zijn gebrek hem niet zelden bij eventueele huwelijksplannen teleurstellingen. Psychisch, oeconomlsch en maatschappeijk wordt hij minderwaardig en hij zou dat niet geworden zijn, behoeft het ook niet te worden, indien de autoriteiten in de gemeenschap, waartoe hij toch ook behoort, meer zijn groepsbelangen op den juisten tijd hadden weten te behartigen. Hij en zijn lijdensgenooten bezitten volks kracht, die onnoodig en gestadig verzwakt, en die ten onder gaat, indien niet van bulten af hulp wordt geboden door een organisatie van overheidswege, waardoor hij zal kunnen genezen of de kans er toe krijgt. Tallooze jaren wacht hij met tienduizenden op het gro«te wonder van: het zal wel uit zich zelf terechtkomen"?, hem en zijn ouders in zijn jeugd zoo vaak door zijn huisarts voorspeld. Wat wordt er voor de duizende stotteraars in ons land gedaan? Door de Rijksregeering ? Niets. Door de Provinciale overheden, die voor ieder teekencursusje subsidie geven? Ook niets. In een drietal plaatsen in ons land wordt van gemeentewege op primitief ingerichte cursussen getracht aan in niet sterke mate stotterende schoolkinderen hulp te verschaffen, terwijl in Den Haag ook iets gedaan wordt voor stamelaars. Met een ontoereikende, primitieve orga nisatie en uiterst bescheiden hulpmiddelen, mij van gemeentewege verstrekt, heb ik op die cursussen 1200, officieel gecontroleerde genezingen weten te bereiken. Voor de volwassenen bestaat mijn beter ingerichte particuliere inrichting. Maar voor de groote massa bestaat niets. En toch behoort er aan den lijder met het kleinste spraakgebrek van den geringsten graad, genezing gebracht te worden in het belang van het algemeen welzijn, dat er gebaat door wordt, als de nakomelingschap bewaard wordt voor het ondervonden leed en voor de degeneratie, waarvan het spraak gebrek een symptoom is. Wia geroepen is, om te arbeiden voor die nakomelingschap, kan in dezen tijd de goede eigenschappen ervan vergrooten door te ijveren voor goed spreekonderwijs. Ieder in zijn kring is daarom verplicht zijn aandacht te wijden aan een normale, goed gearticuleerde spraak. Bovendien moet de overheid gebruik weten te maken van de aanwezige, goede leerkrachten, die het hunne kunnen bijdragen tot het verkrijgen van theoretisch e» practisch.wetenscbappelijkspreekonderwfls, waar door iets gedaan kan worden tegen de Volksverwaarloozing, welke zich uit in een toenemend aantal lijders aan een afwijkende stem of spraak. Den Haag L. VAN LIER

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl