Historisch Archief 1877-1940
l
13 Juli '18. No. 2142
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
5
HET EERSTE VROUWELIJKE KAMERLID
Teekening voor , De Amsterdammer" van B. Midderlgh?Bolchorst
SUZE GROENEWEO
Ons Vrouwelijk Kamerlid
De Sociaal-Democratische Arbeiderspartij
komt de eer toe, de eerste Nederlandsche
vrouw naar ons Parlementte mogen af vaar
digen en inzonderheid zijn het de
Rotterdamsche socialisten, die zich bij de jongste
verkiezingen zoo bijzonder geweerd hebben,
om hun Suze, zooals Mejuffrouw Groeneweg
door hen steeds wordt genoemd, den
Kamerzetel te bezorgen. De eerste en de
eenige vrouw l Zij, Suze Groeneweg, de
eenvoudige onderwijzeres, die bijna een
kwart eeuw 't openbaar onderwijs heeft
gediend, die dit 15 jaar lang voor de
Rotterdamsche proletariërskinderen heett
gedaan, welke zware beroepsarbeid haar
niet belet heeft, om met alle kracht te strijden
voor haie socialistische idealen. Eene krach
tige, flinke vrouw met een helder hoofd en
een warm hart, zoo stelt iedereen zich haar
onmiddellijk voor, die eenmaal het voorrecht
had, haar te hooren spreken met haar vol,
sympathiek geluid, haar hartstochtelijk op
komen voor de kleinen en de verdrukten,
voor alles, wat in de diepte leeft.
Het beroep, dat Suze Groeneweg bijna
25 jaar heeft uitgeoefend, zal zeker niet
vreemd zfjn geweest aan hare politieke ont
wikkeling. Want in de volksschool treffen
ons meer dan ergens anders de ongelQke
levenskansen der arme kleinen en de
onderwij »er ziet meer dan een ander hoeveel
mooi's, hoeveel goeds dikwijls in de kiem
wordt verstikt. En 't is dan ook geen toeval,
dat zoovelen, die strijden voor eene betere,
rechtvaardiger samenleving uit de onder
wijswereld zijn voortgekomen.
Ons vrouwelijk kamerlid werd geboren
in 1875 in Strijensas, een gehucht aan het
Hollandsen Diep. Kind van het groote water
en de wijde luchten, opgevoed door eene
verstandige moeder, die naast haar kruide
nierswinkel haar vrij groot gezin voorbeeldig
bestuurde, zonder weelde, maar evenmin
armoede kennend, moest zij wel defrissche
gezonde, onafhankelijke vrouw worden, die
lllllllMIIIHMIIIIIlmlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
HELM
Nu bloeit overal het helmgras en het
duin ziet blonder dan ooit door de duizenden
en duizenden .witte aarpluimen. Ja, hier
en daar?, waar de plant zeer welig groeit
.doet de duinhelling wel denken aan een
roggeveld en 't is best te begrijpen, dat de
Duttschers deze plant strandroggen" durven
noemen, hoewel de verwantschap tusschen
helm en rogge ver is te zoeken. De
duinplant is veel stugger en strakker en bloeit
op een heel andere manier. Waar bij de
rogge de bloempakjes mooi om en om
gerangschikt staan aan de aarspil, vinden
we bij de helm, als we goed toezien , een
heel stelsel van zijtakken, die zelf meer
vertakt zijn, maar zoo dicht bij elkaar staan,
dat ze het uiterlijk krijgen van een gewone
korenaar.
O/er de schoonheid van grasbloempjes
is al veel geschreven. Zelfs de zwaarwich
tige Potgieter heeft er een luchtig
halfpaginaatje aan gewijd, dat eenig is in
onze litteratuur en alleen in Balzac's Lys
dans la vallés zijn wedergade vindt. De
bloem van de helm lij kt wat strak en stroef?,
maar gij moet haar zien in den morgen.
Dan wijken de glanzige witte, bleekgroen
gestreepte kroonkafjes uiteen en ge ziet een
drietaf violette helmknoppen naar buiten
komen, al verder en verder, tot zij aan een
dun helmdraadjévan een centimeter lang
losjes wiegelen in den morgen wind en hun
stuifmeel uitstrooien. Dat gaat met zicht
bare vlugheid en geeft alweer een prachtig
voorbeeld van het actieve bewegingsvermo
gen der planten. Doorgaans denkt men zich
de plant onbeweeglijk of passief, maar wie
op een mooien Jullmorgen die
helm-meellater gereed zou zijn voor het voeren van
den klassenstrijd; maar die zich evenmin
blir.d zou staren op dien klassenstrijd.
Reeds haar wensch om te gaan leeren"
was een bewijs van revolutionnaire energie
in het kleine conservatief-christelijke dorp
en heel wat tegenstand moest overwonnen
worden, eer zij de normaalschool in
Numansdorp mocht bezoeken, 't Was al weer
diezelfde verstandige moeder, die haar hielp
bij dien strijd. Achtereenvolgens onderwij
zeres in Duivendijk, Krimpen en Dordrecht
gaf ze in al deze plaatsen reeds blijken van
haar sterk gevoel voor de vrouwenrechten.
Zoo in Krimpen, waar ze lid was van eene
gemengde zangvereenlging en al spoedig
bemerkte, dat de vrouwen er geen stemrecht
hadden. Hiertegen kwam zij dadelijk in verzet
en toen dit niet hielp, ging ze er onmid
dellijk uit. In Dordrecht sloot zij zich in
1903 reeds bij de S. D. A. P. aan; maar in
Rotterdam, waarheen, ze hetzelfde jaar ver
plaatst werd, kwam ze eerst goed in de be
weging en zouden hare talenten tot volle
rijpheid komen. Al spoedig was zij bestuurs
lid van een der afdeelingen, richtte in 1906
de sociaal-democratische vrouwenclub op
en heeft sindsdien al den tijd, die haar na
de uitoefening van haar beroep overbleef,
in dienst gesteld van de klasse, voor wier
verheffing zij heeft gestreden met al de kracht,
waarover zij beschikte.metgeheel haar hart.met
geheel haar veretand. Zoo kon 'tnietanders, of
zij werd totsteeds grooter vertrouwensposten
gekozen en volgde in 1914 hare benoeming
tot lid van het Partijbestuur.
Geene vrouw is zoo populair in de S.D.A.P.
als zij. Daar zijn er misschien knappere, meer
begaafde; maar niemand weet zoo onmiddellijk
een atmosfeer ofh zlcnjte scheppen, waarin de
eenvoudigen zoowel als de meer ontwikkel
den zich thuis gevoelen, niemand zoo met
eenvoudige woorden eene groote menigte
te ontroeren en te bezielen. En toch vinden
we bij haar niet die dikwijls afstootende
verbittering tegen de burgerlijke vrouwen
beweging: haar ruime, vrfle geest had
slechts waardeering voor deze. Zeker had
de groote feministische vrouwengroep, nu
ze zelf geen vertegenwoordigster in het
Parlement heeft gekregen, geen beter strijd
ster voor de vrouwenrechten kunnen ver
langen. En al is 't voor velen uit het
burgerlijke vrouwenkamp eene bittere te
leurstelling geweest, dat oudere veteranen
uit de vrouwenbeweging voer deze jongere
vrouw hebben moeten terugtreden, zfj kunnen
er verzekerd van zijn, dat zij in Suze Groene
weg eene waardige vertegenwoordigster van
hare sexe in het Parlement) zullen bezitten.
Ook daar zal zij opkomen voor het algemeen
Vrouwenkiesrecht voor: moederschapszorg,
vrouwenarbeid, kinderbelangen, kortom
voor alles, waarvoor iedere vrouw belang
stelling gevoelt. Want deze vurige strijdster,
deze militante propagandiste, is door en door
vrouw gebleven en boewei zij den arbeid
der gehuwde vrouw niet tegenhouden wil,
is toch haar streven, de maatschappij zoo
te verbeteren, dat de moeder zich aan haar
gezin zal kunnen geven.
Als een bewijs van den onafhankelijken
geest van Suze Groeneweg wijs ik op hare
afzonderlijke houding tegenover de S. D.
Vrouwenclubs. Voor haar was de club, in
1906 door haar zelf in Rotterdam opgericht,
niet anders dan een middel, om meer vrou
wen tot hare partij te brengen. Nooit heeft
zij er in toegestemd, dat de Bond eene
aparte landelijke organisatie naast de partij
zou vormen en toen dit in 1913 toch gebeurde,
is zij er dadelijk uitgegaan. Haar ideaal
blijft 't samenwerken en samenstrijden van
mannen en vrouwen voor alles, wat de
maatschappij verheffen ka"n en als practische
vrouw heeft ze dat overal gedaan, waar 't zich
voordeed: in de geheelonthouding zoowel als
in de vakorganisatie. Zij was 't ook,die in 1912
als presidente de voorbereiding leidde voor
het vacantie-kinderfeest in Rotterdam, dat
nu al zoo ingeburgerd is in ons land en
waartegen het gemeentebestuur zich eerst
zoo heftig verzette.
Met gerustheid en vertrouwen kunnen de
Nederlandsche vrouwen, zoowel de burger
lijke als de proletarische, Suze Groeneweg het
Parlement zien binnentreden; zij zal er on
getwijfeld de vrouwen- en kinderbelangen
met hart en ziel verdedigen, zooals zij dat
reeds zoo lang buiten de Kamer heeft ge
daan. Moge haar stem, die altijd voor de
kleinen en verdrukten heeft gesproken, ook
daar de harten t n ff en!
Met groote belangstelling zien wij haar
optreden aldaar te gemoet.
TH. THIEL WEHRBEIN
HUI miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiitmiiiiuiMiHiiiiii» iiiiiiiiiiiiiiiiii
Hoe houden wij onze Kamerplanten
het best in orde?
De Kamerplanten hebben om te groeien
en te bloeien evenals alle gewassen in de
vrije natuur, water, licht, warmte, lucht en
passende bodem noodig.
Het w a te r verschaffen we de plant door de
begieting en besproeing. Het beste geschiedt
dit met een gieter, daar deze manier van
besproeien het beste is om de planten te
vèrfrisschen en ze van stof te reinigen. Het
beste water hiervoor is regen- of we/-water.
Het licht is mede een der belangrijkste
factoren voor de ontwikkeling der planten,
daar zij alleen onder de werking van het
licht de bestanddeelen kunnen vormen,
waaruit nieuwe loten, bladen, bloemen en
vruchten ontstaan. Zonder voldoend licht
kan geen groene plant gedijen. Zij hoeft
daarom niet den gansenen dag aan de zon
nestralen blootgesteld te zijn, het is vol
doende wanneer die maar enkele uren van
den dag op haar werken, maar in elk geval
geve men aan planten toch de lichtste plaats
in de kamer. Kamers, die op het noorden
uitzien, zijn daarom enkel geschikt voor
planten, die geen bloesem dragen of in wil
den toestand in dichten wouden voorkomen.
Tot de eerste behooren bijna alle palmen
vooral uit de groep Phoenix (dadelpalm,)
Chamaerops (dwergpalm) en anderen; dan
de ficus elastica (gom-vijgenbopm) een
daarom juist zoo algemeen en geliefkoosde
kamerplant. Bijzonder leenen zich ook de
plectogysie (schildbloem), aralia Sieboldi
(Siebold's bessen-angelica), philodendron,
de dracaenen, agaven enz. Tot de tweede
groep behooren klimop en varens, zoowel
de bekende inlandsche als de zeldzamer
uitheemsche soorten. Alle eenjarige planten
echter en die welke jaarlijks of althans
biniiiiiiiiiiiiiiEiiiimiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
J. A. HOETIHG
Hofjuvrelien - - Amsterdam
Paarlen - Colliers
Brillanten
iiliinliiilllllllllliiilliliiiiimiiiiiiiMiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiimmMliliiimiiiiiMini
draden naar buiten heeft zien tuimelen krijgt
een heel anderen kijk op het leven van de
plant. Om een uur of elf is het stuiven
meestal afgeloopen , dan hangen de leege
helmknopjes bleekgeel nog een poosje buiten
de aar, voordat ze verschrompelen en afval
len. De pluimvormige stempeltjes zijn dan
bestoven en de helmvrucht kan zich vormen.
Want onze helm krijgt goede vruchten,
zelfs die van het Vrouwenzand, dat ge u
herinnert uit de geschiedenis van het
vrouwtje van Stavoren. Die helmvruchten
rijpen al midden Augustus en ge kunt ze dan
uit de aarpluim peuteren als tamelijk lange
maar platte graankorrels, ter lengte van
een rogpekorrel, maar nog niet half zoo
Bloeiend helmgras in de duinen Foto G. Bosch
nen enkele jaren bloesems ontwikkelen, moe
ten volop van het licht kuniten genieten.
Daarom moet men evenwel de potten met
kamerplanten niet al te zeer aan d« buiten
lucht of de zon blootstellen en vooral bij
zoogenaamde bloemenhekjes in het raam is
het zeer aan te bevelen, de daarop staande
bloempotten met mos te bedekken.
De warmte. Met het zonlicht krijgen de
planten in de vrije natuur ook een deel van
de warmte, die zij voor haar leven noodig
hebben. Het andere deel halen zij uit den
grond door de vertering der daarin aan
wezige organische of humus-stoffen. Bij onze
kamerplanten, die het best in een temperatuur
van 12 tot 16 graden Réaumur tieren, moeten
wij de warmte der zonnestralen, als de plan
ten niet dicht voor het raam staan, kunst
matig, dat wil zeggen door stoken, vervan
gen, en daar dit niet altijd even gemakkelijk
gaat, moeten wij van menige plant, die wij
anders gaarne.in onze kamer zouden k weeken,
afzien. Vele broelkasplanten, die alleen in een
verwarmden bodem en vochtigwarme lucht
gedijen, zijn daarom niet voor het kweeken
in de kamer geschikt. Wil men die in de
kamer hebben, dan dient men daartoe bij
zondere, kleine broeikasten in te richten, die
in de kamer wel heel aardig staan, maar
die toch ondanks alle zorg en vlijt maar
zelden de moeite loonen. .
De lucht. Daar de planten het koolzuur,
dat de mensch uitademt, met graagte op
slorpen en daarentegen aan de lucht weer
zuurstof meedeelen, zijn zij over het alge
meen, en de biadplanten in het bijzonder,
zeer geschikt om de lucht onzer woonver
trekken te reinigen. Dit is des te meer het
geval naarmate de bladen grooter zijn en
wij de planten meer licht kunnen verschaffen.
Daarentegen is het schadelijk voor de ge
zondheid der bewoners, sterk riekende plan
ten in slaapkamers te plaatsen, omdat zij
door de uitwaseming hareraetherische oliën
allicht hoofdpijn veroorzaken. Hoe hooger
de temperatuur is, hoe meer water de plan
ten aan de lucht afgeven ; en om dit te
verminderen is het noodzakelijk, ook aan
de lucht in de kamer wat waterdeelen toe
te voeren, hetgeen niet alleen voor de plan
ten, maar ook voor de menschen van groot
nut is. Daarom zette men in den winter
steeds een grooten ketel met water op de
kachel om zoodoende een rijk met
waterdamp verzadigde atmosfeer te krijgen.
Tijdens den dag geve men aan de
potgewassen zooveel mogelijk versche lucht.
Wanneer het bij helder weer bulten eenige
graden boven het vriespunt en binnenshuis
9 of 10 graden Réaumur is, mogen de
vensters aliijd geopend worden. Daardoor
verdwijnt de overtollige vochtigheid weer,
die allicht door het voortdurende verdampen
van het water op de kachel zou ontstaan.
Ook blijven de planten daardoor groen en
frisch, als ze maar niet aan te groote kou
worden blootgesteld, b.v. 5 graden onder
het vriespunt, en ook weer niet aan te
groote warmte.
Ten slotte volgt hier een praktisch en
niet algemeen bekend middel, hoe de plan
ten te verzorgen bij eventueele afwezigheid,
b.v. als .men met eenige weken vacantie
gaat en er niemand thuisblijft. Wat moet
er dan in onze afwezigheid van de planten
worden? Wanneer anderen er zich niet
mee kunnen belasten, dan kunnen we ze
vóór ons vertrek wel zóó verzorgen, dat
ze voor een paar weken van water zijn
voorzien.
De benoodigdheden zijn; een aantal
flesschen, (kannen, potjes of wat er nog
meer voor beschikbaar is) en wat wollen
draden of lange reepen katoen. Veronderstel
nu, men heeft een tiental bloempotten.
Deze zet men nu op een tochtvrije plaats,
waar niet te veel zon komt, maar volop
licht is, en omringt deze door een aantal
flesschen gevuld met water. Hoe langer
men wegblijft, des te meer water en des
te meer flesschen heeft men noodig. Nadat
de planten flink begoten zijn en de aarde
door en door nat is (uitgezonderd bij die
planten, die weinig water mogen
hebben,deze laat men droog) steekt men in elke
fleseh een wollen draad of een reep
katoen, waaraan een steentje is gebonden,
zoodat de lap tot op den bodem reikt. Nu
leidt men den draad of de reepen katoen
naar de planten en wikkelt ze voorzichtig
een paar maal om den stengel, dicht bij
dik. Toch zit er voedsel genoeg aan.
Daarom telt de helm ook mee onder de
planten, die voedsel verschaffen aan de
trekvogel?, die nu al zoetjesaan langs onze
stranden komen opdagen. Die weten heel
goed de korrels te vinden in de geulen
tusschen de zandheuveltjes of pikken ze at
voor ze nog rijp zijn uit de aarpluiraen
zelve, precies zooals de musschen met de
tarwe doen. Zeer handig zijn de kruisbek
ken daarmee; vogels, die men zich onaf
scheidelijk denkt met sparren en sparappels.
Maar in den zwerftijd veranderen ze heel
gemakkelijk van gewoonte en zoo kunt ge
dan deze boschbewoners in Augustus
aantrtffen op de barre zandheuvels aan het
randje van de zee. Ook heb-ik er al over ge
dacht, om voor dezen winter een voorraad
helmvruchtjes in te zamelen voor de wilde
vogeltjes en wie weet, misschien kan ik
er de kippen ook nog op trakteeren.
Zoo krijgt de hclmplant, die zooals we
op school leerden, vooral van belang is
voor het vastleggen van de duinen?, opeens
een nieuwe belangrijkheid. Daar komt nog
bij, dat de buigzame, opgerolde bladeren
ook neg als vezelstof een toepassing
kunnen vinden. Die bladeren zijn al even
mooi als de bloemen. Als ge ze ontrolt
dan vindt ge op de binnenvlakte een half
dozijn of zoo mooie lichte richels en in de
groeven daartusschen liggen goed beschut
de huidmondjes en de bladgroencellen, die
dienen voor de voeding van de plant en
die voor al te snelle verdamping behoed
zijn. De wind speelt tegen de buitenvlakte
van het blad, waar een dikke opperhuid
zit. Bij feilen wind buigen ze door tot ze
den grond raken en waar ze dicht genoeg
staan vormen ze dan een soort van vloer,
waar de wind overheen glijdt, zonder dat
hij den zandbodem zelf kan treffen. Zoo
beschermen de bladeren de oppervlakte van
het duin, terwijl de wortelstokken en
uitloopers den ondergrond bijeenhouden. Daar
zou nog heel wat over te vertellen zijn,
maar ik wil u liever nog op iets anders wijzen.
Zooeven sprak ik over de looze aren van
VAN ALLES WAT
Ons Kookboek
VlSCHPUDDINQ MET WORTELTJES
EN SLABOONTJES
Van koude gekookte vlsch en 'koude ge
kookte aardappelen, maakt men een
fijngedrukte massa, mengt er zout, peper, noot,
uien, een ei en wat boter door, zoo noodig
water om het lenig te krijgen Bestrijk een
kookvorm met boter en beschuit
ofpaneermeel en doe dan de massa er in. Laat het een
uurtje au-baln-Marle koken.
Men dient de vischpudding goed warm
op en garneert de schotel met wat
aardappelpuree, boontjes, worteltjes en een
pieterseliesausje.
E. H. - v. B.
ERWTEN- EN BOONEN-RECEPTEN
Naar aanleiding van de tentoonstelling van
crisis-gerechten vroegen eenige lezeressen
naar recepten van de verschillende berei
dingswijzen van erwten en boonen. Binnen
kort verschijnt een receptenboekje waarin al
deze recepten, door de Haagsche huishoud
school bewerkt, zijn verzameld. Het zou
niet volkomen fair zijn nu vooraf deze re
cepten op andere wijze te publiceeren.
Intusschen kunnen, tot het bedoelde werkje
verschijnt, eenige algemeene wenken betref
fende de bereiding van erwten en boonen
van nut zijn.
Men kan «e vooral witte en bruine boo
nen gewoon gekookt geven bfl sla of ze
er door mengen met nog verschillendedaartoe
geschikte gekookte koude groenten, Het
wordt dan een soort macedotne van groenten,
die voedzamer gemaakt is, door de toevoe
ging der boonen. Voor de bereiding van
koekjes, croquetten, enz. maalt men ze, ge
kookt, in den vleeschmolen.
Vroeger werden ze door een zeef gedreven,
doch daar zien we, sinds we overtuigd zijn
dat, niets, maar ook letterlijk niets, verloren
mag gaan, van af. De verkregen puree wordt
vermengd met wat fijn gemaakte aardappelen
en vochtig gemaakt met wat melk óf boonen
water. Men maakt de massa smakelijk door
bijvoeging van peper, zout, kruiderijen,
peterselie, kerry, kervel, gebakken uien,
sjalotjes en dergelijke. De afwisseling in de
keuze der specerijen bepaalt ook de afwis
seling in den smaak.
Van deze massa, waaraan men als men
het heeft nog een fijn gehakt ei kan toe
voegen, vormt men platte koekjes,
croquetten, gehaktballen of kleine balletjes, die
men bruin bakt. Ze vormen dan een
vnedzamen schotel. W. P.
de aarde en zoo door, tot elke plant verbonden
is met een lap katoen of een draad uit de
flesschen. Het water uit de flesschen wordt
nu door dien draad of de lappen overge
heveld naar de planten. In plaats van vele
flesschen kan men ook een emmer water
nemen en vandaaruit reepen katoen naar
de planten lelden, maar dan heeft men het
bezwaar, dat onderweg water omlaag drup
pelt, wat ni$t gebeurt als de fleseh, en dus
de lap, vlak bij den bloempot is.
P. NOYÖN WAESDORP
Verzoeke alle «tukken voor de
rubriek Voor Vrouwen" in te eenden
Koninginneweg 93, Haarlem.
llllllllllltlllllllllllllllllllllllllllU'IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIMIIIIIIIIIIII
het Weeuwtje vanStavoren en dat daar de
helm niet mee bedoeld kan zijn, want die
heeft wel vruchten. Maar wanneer ge nu
dezer dagen eens uitkijkt, zult ge misschien
helmplanten ontdekken die niet met mooie
lichtblonde aren bloeien doch een bruin
achtige aarpluim hebben, die ook wat
losser is gebouwd dan de helmbloesem.
Ook laat die 's morgens haar meeldraden
lang zoo ver niet uit de bloem hangen en
als zij is uitgebloeid zoekt ge er tevergeefs
naar vruchten. Overigens is deze plant flink
genoeg en meestal zelfs forscher dan de
middelsoort-helm. Dit zou nu de ware plant
kunnen zijn voor het vrouwenzand, maar ik
heb er haar niet kunnen vinden, wat niet
wegneemt dat zij er best kan groeien. Wel
vind ik haar prachtig op al onze
Noordzeeeilanden, ook op het kleine Griend en hier
en daar aan den vasten wal. Deze plant zou
Oostzee-helm kunnen heeten, want zij is
in de wetenschap bekend onder den naam
van Ammophila baltica. Het feit, dat zij
slechts looze vruchten voortbrengt, wijst er
op, dat het een bastaard is en wel tusschen
de gewone helm en een andere grassoort
die tegenwoordig in de duinen bloeit met
groote pluimen, een meter hoog, dat is het
struisriet. Dikwijls vindt ge den bastaard
in gezelschap van zijn beide ouders, maar
ook wel heelemaal alleen, want de wind en
de stormvloeden verspreiden de zaden van
de kustplanten over zeer groote afstanden,
zoodat de trouwe bezoeker van de kust
telkens voor nieuwe verrassingen kan komen
te staan.
De helm groeit liefst buiten het bereik
van de hooge stormvloeden, zij vormt om
zoo te zeggen de bezetting van de tweede
verdedigingslinie. Heelemaal vooraan, nog
in het bereik van de gewone dagelQksche
vloeden staat zijn collega, het
biestarwegras, dat door het groote publiek niet ge
kend wordt, maar waar wij toch het ont
staan van onze duinen aan te danken hebben.
Of het echter naast de helm ooit tot eere
zal komen, is maar zeer twijfelachtig.
JAC. P. THIISSE