De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 13 juli pagina 5

13 juli 1918 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

l 13 Juli '18. No. 2142 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 5 HET EERSTE VROUWELIJKE KAMERLID Teekening voor , De Amsterdammer" van B. Midderlgh?Bolchorst SUZE GROENEWEO Ons Vrouwelijk Kamerlid De Sociaal-Democratische Arbeiderspartij komt de eer toe, de eerste Nederlandsche vrouw naar ons Parlementte mogen af vaar digen en inzonderheid zijn het de Rotterdamsche socialisten, die zich bij de jongste verkiezingen zoo bijzonder geweerd hebben, om hun Suze, zooals Mejuffrouw Groeneweg door hen steeds wordt genoemd, den Kamerzetel te bezorgen. De eerste en de eenige vrouw l Zij, Suze Groeneweg, de eenvoudige onderwijzeres, die bijna een kwart eeuw 't openbaar onderwijs heeft gediend, die dit 15 jaar lang voor de Rotterdamsche proletariërskinderen heett gedaan, welke zware beroepsarbeid haar niet belet heeft, om met alle kracht te strijden voor haie socialistische idealen. Eene krach tige, flinke vrouw met een helder hoofd en een warm hart, zoo stelt iedereen zich haar onmiddellijk voor, die eenmaal het voorrecht had, haar te hooren spreken met haar vol, sympathiek geluid, haar hartstochtelijk op komen voor de kleinen en de verdrukten, voor alles, wat in de diepte leeft. Het beroep, dat Suze Groeneweg bijna 25 jaar heeft uitgeoefend, zal zeker niet vreemd zfjn geweest aan hare politieke ont wikkeling. Want in de volksschool treffen ons meer dan ergens anders de ongelQke levenskansen der arme kleinen en de onderwij »er ziet meer dan een ander hoeveel mooi's, hoeveel goeds dikwijls in de kiem wordt verstikt. En 't is dan ook geen toeval, dat zoovelen, die strijden voor eene betere, rechtvaardiger samenleving uit de onder wijswereld zijn voortgekomen. Ons vrouwelijk kamerlid werd geboren in 1875 in Strijensas, een gehucht aan het Hollandsen Diep. Kind van het groote water en de wijde luchten, opgevoed door eene verstandige moeder, die naast haar kruide nierswinkel haar vrij groot gezin voorbeeldig bestuurde, zonder weelde, maar evenmin armoede kennend, moest zij wel defrissche gezonde, onafhankelijke vrouw worden, die lllllllMIIIHMIIIIIlmlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII HELM Nu bloeit overal het helmgras en het duin ziet blonder dan ooit door de duizenden en duizenden .witte aarpluimen. Ja, hier en daar?, waar de plant zeer welig groeit .doet de duinhelling wel denken aan een roggeveld en 't is best te begrijpen, dat de Duttschers deze plant strandroggen" durven noemen, hoewel de verwantschap tusschen helm en rogge ver is te zoeken. De duinplant is veel stugger en strakker en bloeit op een heel andere manier. Waar bij de rogge de bloempakjes mooi om en om gerangschikt staan aan de aarspil, vinden we bij de helm, als we goed toezien , een heel stelsel van zijtakken, die zelf meer vertakt zijn, maar zoo dicht bij elkaar staan, dat ze het uiterlijk krijgen van een gewone korenaar. O/er de schoonheid van grasbloempjes is al veel geschreven. Zelfs de zwaarwich tige Potgieter heeft er een luchtig halfpaginaatje aan gewijd, dat eenig is in onze litteratuur en alleen in Balzac's Lys dans la vallés zijn wedergade vindt. De bloem van de helm lij kt wat strak en stroef?, maar gij moet haar zien in den morgen. Dan wijken de glanzige witte, bleekgroen gestreepte kroonkafjes uiteen en ge ziet een drietaf violette helmknoppen naar buiten komen, al verder en verder, tot zij aan een dun helmdraadjévan een centimeter lang losjes wiegelen in den morgen wind en hun stuifmeel uitstrooien. Dat gaat met zicht bare vlugheid en geeft alweer een prachtig voorbeeld van het actieve bewegingsvermo gen der planten. Doorgaans denkt men zich de plant onbeweeglijk of passief, maar wie op een mooien Jullmorgen die helm-meellater gereed zou zijn voor het voeren van den klassenstrijd; maar die zich evenmin blir.d zou staren op dien klassenstrijd. Reeds haar wensch om te gaan leeren" was een bewijs van revolutionnaire energie in het kleine conservatief-christelijke dorp en heel wat tegenstand moest overwonnen worden, eer zij de normaalschool in Numansdorp mocht bezoeken, 't Was al weer diezelfde verstandige moeder, die haar hielp bij dien strijd. Achtereenvolgens onderwij zeres in Duivendijk, Krimpen en Dordrecht gaf ze in al deze plaatsen reeds blijken van haar sterk gevoel voor de vrouwenrechten. Zoo in Krimpen, waar ze lid was van eene gemengde zangvereenlging en al spoedig bemerkte, dat de vrouwen er geen stemrecht hadden. Hiertegen kwam zij dadelijk in verzet en toen dit niet hielp, ging ze er onmid dellijk uit. In Dordrecht sloot zij zich in 1903 reeds bij de S. D. A. P. aan; maar in Rotterdam, waarheen, ze hetzelfde jaar ver plaatst werd, kwam ze eerst goed in de be weging en zouden hare talenten tot volle rijpheid komen. Al spoedig was zij bestuurs lid van een der afdeelingen, richtte in 1906 de sociaal-democratische vrouwenclub op en heeft sindsdien al den tijd, die haar na de uitoefening van haar beroep overbleef, in dienst gesteld van de klasse, voor wier verheffing zij heeft gestreden met al de kracht, waarover zij beschikte.metgeheel haar hart.met geheel haar veretand. Zoo kon 'tnietanders, of zij werd totsteeds grooter vertrouwensposten gekozen en volgde in 1914 hare benoeming tot lid van het Partijbestuur. Geene vrouw is zoo populair in de S.D.A.P. als zij. Daar zijn er misschien knappere, meer begaafde; maar niemand weet zoo onmiddellijk een atmosfeer ofh zlcnjte scheppen, waarin de eenvoudigen zoowel als de meer ontwikkel den zich thuis gevoelen, niemand zoo met eenvoudige woorden eene groote menigte te ontroeren en te bezielen. En toch vinden we bij haar niet die dikwijls afstootende verbittering tegen de burgerlijke vrouwen beweging: haar ruime, vrfle geest had slechts waardeering voor deze. Zeker had de groote feministische vrouwengroep, nu ze zelf geen vertegenwoordigster in het Parlement heeft gekregen, geen beter strijd ster voor de vrouwenrechten kunnen ver langen. En al is 't voor velen uit het burgerlijke vrouwenkamp eene bittere te leurstelling geweest, dat oudere veteranen uit de vrouwenbeweging voer deze jongere vrouw hebben moeten terugtreden, zfj kunnen er verzekerd van zijn, dat zij in Suze Groene weg eene waardige vertegenwoordigster van hare sexe in het Parlement) zullen bezitten. Ook daar zal zij opkomen voor het algemeen Vrouwenkiesrecht voor: moederschapszorg, vrouwenarbeid, kinderbelangen, kortom voor alles, waarvoor iedere vrouw belang stelling gevoelt. Want deze vurige strijdster, deze militante propagandiste, is door en door vrouw gebleven en boewei zij den arbeid der gehuwde vrouw niet tegenhouden wil, is toch haar streven, de maatschappij zoo te verbeteren, dat de moeder zich aan haar gezin zal kunnen geven. Als een bewijs van den onafhankelijken geest van Suze Groeneweg wijs ik op hare afzonderlijke houding tegenover de S. D. Vrouwenclubs. Voor haar was de club, in 1906 door haar zelf in Rotterdam opgericht, niet anders dan een middel, om meer vrou wen tot hare partij te brengen. Nooit heeft zij er in toegestemd, dat de Bond eene aparte landelijke organisatie naast de partij zou vormen en toen dit in 1913 toch gebeurde, is zij er dadelijk uitgegaan. Haar ideaal blijft 't samenwerken en samenstrijden van mannen en vrouwen voor alles, wat de maatschappij verheffen ka"n en als practische vrouw heeft ze dat overal gedaan, waar 't zich voordeed: in de geheelonthouding zoowel als in de vakorganisatie. Zij was 't ook,die in 1912 als presidente de voorbereiding leidde voor het vacantie-kinderfeest in Rotterdam, dat nu al zoo ingeburgerd is in ons land en waartegen het gemeentebestuur zich eerst zoo heftig verzette. Met gerustheid en vertrouwen kunnen de Nederlandsche vrouwen, zoowel de burger lijke als de proletarische, Suze Groeneweg het Parlement zien binnentreden; zij zal er on getwijfeld de vrouwen- en kinderbelangen met hart en ziel verdedigen, zooals zij dat reeds zoo lang buiten de Kamer heeft ge daan. Moge haar stem, die altijd voor de kleinen en verdrukten heeft gesproken, ook daar de harten t n ff en! Met groote belangstelling zien wij haar optreden aldaar te gemoet. TH. THIEL WEHRBEIN HUI miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiitmiiiiuiMiHiiiiii» iiiiiiiiiiiiiiiiii Hoe houden wij onze Kamerplanten het best in orde? De Kamerplanten hebben om te groeien en te bloeien evenals alle gewassen in de vrije natuur, water, licht, warmte, lucht en passende bodem noodig. Het w a te r verschaffen we de plant door de begieting en besproeing. Het beste geschiedt dit met een gieter, daar deze manier van besproeien het beste is om de planten te vèrfrisschen en ze van stof te reinigen. Het beste water hiervoor is regen- of we/-water. Het licht is mede een der belangrijkste factoren voor de ontwikkeling der planten, daar zij alleen onder de werking van het licht de bestanddeelen kunnen vormen, waaruit nieuwe loten, bladen, bloemen en vruchten ontstaan. Zonder voldoend licht kan geen groene plant gedijen. Zij hoeft daarom niet den gansenen dag aan de zon nestralen blootgesteld te zijn, het is vol doende wanneer die maar enkele uren van den dag op haar werken, maar in elk geval geve men aan planten toch de lichtste plaats in de kamer. Kamers, die op het noorden uitzien, zijn daarom enkel geschikt voor planten, die geen bloesem dragen of in wil den toestand in dichten wouden voorkomen. Tot de eerste behooren bijna alle palmen vooral uit de groep Phoenix (dadelpalm,) Chamaerops (dwergpalm) en anderen; dan de ficus elastica (gom-vijgenbopm) een daarom juist zoo algemeen en geliefkoosde kamerplant. Bijzonder leenen zich ook de plectogysie (schildbloem), aralia Sieboldi (Siebold's bessen-angelica), philodendron, de dracaenen, agaven enz. Tot de tweede groep behooren klimop en varens, zoowel de bekende inlandsche als de zeldzamer uitheemsche soorten. Alle eenjarige planten echter en die welke jaarlijks of althans biniiiiiiiiiiiiiiEiiiimiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii J. A. HOETIHG Hofjuvrelien - - Amsterdam Paarlen - Colliers Brillanten iiliinliiilllllllllliiilliliiiiimiiiiiiiMiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiimmMliliiimiiiiiMini draden naar buiten heeft zien tuimelen krijgt een heel anderen kijk op het leven van de plant. Om een uur of elf is het stuiven meestal afgeloopen , dan hangen de leege helmknopjes bleekgeel nog een poosje buiten de aar, voordat ze verschrompelen en afval len. De pluimvormige stempeltjes zijn dan bestoven en de helmvrucht kan zich vormen. Want onze helm krijgt goede vruchten, zelfs die van het Vrouwenzand, dat ge u herinnert uit de geschiedenis van het vrouwtje van Stavoren. Die helmvruchten rijpen al midden Augustus en ge kunt ze dan uit de aarpluim peuteren als tamelijk lange maar platte graankorrels, ter lengte van een rogpekorrel, maar nog niet half zoo Bloeiend helmgras in de duinen Foto G. Bosch nen enkele jaren bloesems ontwikkelen, moe ten volop van het licht kuniten genieten. Daarom moet men evenwel de potten met kamerplanten niet al te zeer aan d« buiten lucht of de zon blootstellen en vooral bij zoogenaamde bloemenhekjes in het raam is het zeer aan te bevelen, de daarop staande bloempotten met mos te bedekken. De warmte. Met het zonlicht krijgen de planten in de vrije natuur ook een deel van de warmte, die zij voor haar leven noodig hebben. Het andere deel halen zij uit den grond door de vertering der daarin aan wezige organische of humus-stoffen. Bij onze kamerplanten, die het best in een temperatuur van 12 tot 16 graden Réaumur tieren, moeten wij de warmte der zonnestralen, als de plan ten niet dicht voor het raam staan, kunst matig, dat wil zeggen door stoken, vervan gen, en daar dit niet altijd even gemakkelijk gaat, moeten wij van menige plant, die wij anders gaarne.in onze kamer zouden k weeken, afzien. Vele broelkasplanten, die alleen in een verwarmden bodem en vochtigwarme lucht gedijen, zijn daarom niet voor het kweeken in de kamer geschikt. Wil men die in de kamer hebben, dan dient men daartoe bij zondere, kleine broeikasten in te richten, die in de kamer wel heel aardig staan, maar die toch ondanks alle zorg en vlijt maar zelden de moeite loonen. . De lucht. Daar de planten het koolzuur, dat de mensch uitademt, met graagte op slorpen en daarentegen aan de lucht weer zuurstof meedeelen, zijn zij over het alge meen, en de biadplanten in het bijzonder, zeer geschikt om de lucht onzer woonver trekken te reinigen. Dit is des te meer het geval naarmate de bladen grooter zijn en wij de planten meer licht kunnen verschaffen. Daarentegen is het schadelijk voor de ge zondheid der bewoners, sterk riekende plan ten in slaapkamers te plaatsen, omdat zij door de uitwaseming hareraetherische oliën allicht hoofdpijn veroorzaken. Hoe hooger de temperatuur is, hoe meer water de plan ten aan de lucht afgeven ; en om dit te verminderen is het noodzakelijk, ook aan de lucht in de kamer wat waterdeelen toe te voeren, hetgeen niet alleen voor de plan ten, maar ook voor de menschen van groot nut is. Daarom zette men in den winter steeds een grooten ketel met water op de kachel om zoodoende een rijk met waterdamp verzadigde atmosfeer te krijgen. Tijdens den dag geve men aan de potgewassen zooveel mogelijk versche lucht. Wanneer het bij helder weer bulten eenige graden boven het vriespunt en binnenshuis 9 of 10 graden Réaumur is, mogen de vensters aliijd geopend worden. Daardoor verdwijnt de overtollige vochtigheid weer, die allicht door het voortdurende verdampen van het water op de kachel zou ontstaan. Ook blijven de planten daardoor groen en frisch, als ze maar niet aan te groote kou worden blootgesteld, b.v. 5 graden onder het vriespunt, en ook weer niet aan te groote warmte. Ten slotte volgt hier een praktisch en niet algemeen bekend middel, hoe de plan ten te verzorgen bij eventueele afwezigheid, b.v. als .men met eenige weken vacantie gaat en er niemand thuisblijft. Wat moet er dan in onze afwezigheid van de planten worden? Wanneer anderen er zich niet mee kunnen belasten, dan kunnen we ze vóór ons vertrek wel zóó verzorgen, dat ze voor een paar weken van water zijn voorzien. De benoodigdheden zijn; een aantal flesschen, (kannen, potjes of wat er nog meer voor beschikbaar is) en wat wollen draden of lange reepen katoen. Veronderstel nu, men heeft een tiental bloempotten. Deze zet men nu op een tochtvrije plaats, waar niet te veel zon komt, maar volop licht is, en omringt deze door een aantal flesschen gevuld met water. Hoe langer men wegblijft, des te meer water en des te meer flesschen heeft men noodig. Nadat de planten flink begoten zijn en de aarde door en door nat is (uitgezonderd bij die planten, die weinig water mogen hebben,deze laat men droog) steekt men in elke fleseh een wollen draad of een reep katoen, waaraan een steentje is gebonden, zoodat de lap tot op den bodem reikt. Nu leidt men den draad of de reepen katoen naar de planten en wikkelt ze voorzichtig een paar maal om den stengel, dicht bij dik. Toch zit er voedsel genoeg aan. Daarom telt de helm ook mee onder de planten, die voedsel verschaffen aan de trekvogel?, die nu al zoetjesaan langs onze stranden komen opdagen. Die weten heel goed de korrels te vinden in de geulen tusschen de zandheuveltjes of pikken ze at voor ze nog rijp zijn uit de aarpluiraen zelve, precies zooals de musschen met de tarwe doen. Zeer handig zijn de kruisbek ken daarmee; vogels, die men zich onaf scheidelijk denkt met sparren en sparappels. Maar in den zwerftijd veranderen ze heel gemakkelijk van gewoonte en zoo kunt ge dan deze boschbewoners in Augustus aantrtffen op de barre zandheuvels aan het randje van de zee. Ook heb-ik er al over ge dacht, om voor dezen winter een voorraad helmvruchtjes in te zamelen voor de wilde vogeltjes en wie weet, misschien kan ik er de kippen ook nog op trakteeren. Zoo krijgt de hclmplant, die zooals we op school leerden, vooral van belang is voor het vastleggen van de duinen?, opeens een nieuwe belangrijkheid. Daar komt nog bij, dat de buigzame, opgerolde bladeren ook neg als vezelstof een toepassing kunnen vinden. Die bladeren zijn al even mooi als de bloemen. Als ge ze ontrolt dan vindt ge op de binnenvlakte een half dozijn of zoo mooie lichte richels en in de groeven daartusschen liggen goed beschut de huidmondjes en de bladgroencellen, die dienen voor de voeding van de plant en die voor al te snelle verdamping behoed zijn. De wind speelt tegen de buitenvlakte van het blad, waar een dikke opperhuid zit. Bij feilen wind buigen ze door tot ze den grond raken en waar ze dicht genoeg staan vormen ze dan een soort van vloer, waar de wind overheen glijdt, zonder dat hij den zandbodem zelf kan treffen. Zoo beschermen de bladeren de oppervlakte van het duin, terwijl de wortelstokken en uitloopers den ondergrond bijeenhouden. Daar zou nog heel wat over te vertellen zijn, maar ik wil u liever nog op iets anders wijzen. Zooeven sprak ik over de looze aren van VAN ALLES WAT Ons Kookboek VlSCHPUDDINQ MET WORTELTJES EN SLABOONTJES Van koude gekookte vlsch en 'koude ge kookte aardappelen, maakt men een fijngedrukte massa, mengt er zout, peper, noot, uien, een ei en wat boter door, zoo noodig water om het lenig te krijgen Bestrijk een kookvorm met boter en beschuit ofpaneermeel en doe dan de massa er in. Laat het een uurtje au-baln-Marle koken. Men dient de vischpudding goed warm op en garneert de schotel met wat aardappelpuree, boontjes, worteltjes en een pieterseliesausje. E. H. - v. B. ERWTEN- EN BOONEN-RECEPTEN Naar aanleiding van de tentoonstelling van crisis-gerechten vroegen eenige lezeressen naar recepten van de verschillende berei dingswijzen van erwten en boonen. Binnen kort verschijnt een receptenboekje waarin al deze recepten, door de Haagsche huishoud school bewerkt, zijn verzameld. Het zou niet volkomen fair zijn nu vooraf deze re cepten op andere wijze te publiceeren. Intusschen kunnen, tot het bedoelde werkje verschijnt, eenige algemeene wenken betref fende de bereiding van erwten en boonen van nut zijn. Men kan «e vooral witte en bruine boo nen gewoon gekookt geven bfl sla of ze er door mengen met nog verschillendedaartoe geschikte gekookte koude groenten, Het wordt dan een soort macedotne van groenten, die voedzamer gemaakt is, door de toevoe ging der boonen. Voor de bereiding van koekjes, croquetten, enz. maalt men ze, ge kookt, in den vleeschmolen. Vroeger werden ze door een zeef gedreven, doch daar zien we, sinds we overtuigd zijn dat, niets, maar ook letterlijk niets, verloren mag gaan, van af. De verkregen puree wordt vermengd met wat fijn gemaakte aardappelen en vochtig gemaakt met wat melk óf boonen water. Men maakt de massa smakelijk door bijvoeging van peper, zout, kruiderijen, peterselie, kerry, kervel, gebakken uien, sjalotjes en dergelijke. De afwisseling in de keuze der specerijen bepaalt ook de afwis seling in den smaak. Van deze massa, waaraan men als men het heeft nog een fijn gehakt ei kan toe voegen, vormt men platte koekjes, croquetten, gehaktballen of kleine balletjes, die men bruin bakt. Ze vormen dan een vnedzamen schotel. W. P. de aarde en zoo door, tot elke plant verbonden is met een lap katoen of een draad uit de flesschen. Het water uit de flesschen wordt nu door dien draad of de lappen overge heveld naar de planten. In plaats van vele flesschen kan men ook een emmer water nemen en vandaaruit reepen katoen naar de planten lelden, maar dan heeft men het bezwaar, dat onderweg water omlaag drup pelt, wat ni$t gebeurt als de fleseh, en dus de lap, vlak bij den bloempot is. P. NOYÖN WAESDORP Verzoeke alle «tukken voor de rubriek Voor Vrouwen" in te eenden Koninginneweg 93, Haarlem. llllllllllltlllllllllllllllllllllllllllU'IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIMIIIIIIIIIIII het Weeuwtje vanStavoren en dat daar de helm niet mee bedoeld kan zijn, want die heeft wel vruchten. Maar wanneer ge nu dezer dagen eens uitkijkt, zult ge misschien helmplanten ontdekken die niet met mooie lichtblonde aren bloeien doch een bruin achtige aarpluim hebben, die ook wat losser is gebouwd dan de helmbloesem. Ook laat die 's morgens haar meeldraden lang zoo ver niet uit de bloem hangen en als zij is uitgebloeid zoekt ge er tevergeefs naar vruchten. Overigens is deze plant flink genoeg en meestal zelfs forscher dan de middelsoort-helm. Dit zou nu de ware plant kunnen zijn voor het vrouwenzand, maar ik heb er haar niet kunnen vinden, wat niet wegneemt dat zij er best kan groeien. Wel vind ik haar prachtig op al onze Noordzeeeilanden, ook op het kleine Griend en hier en daar aan den vasten wal. Deze plant zou Oostzee-helm kunnen heeten, want zij is in de wetenschap bekend onder den naam van Ammophila baltica. Het feit, dat zij slechts looze vruchten voortbrengt, wijst er op, dat het een bastaard is en wel tusschen de gewone helm en een andere grassoort die tegenwoordig in de duinen bloeit met groote pluimen, een meter hoog, dat is het struisriet. Dikwijls vindt ge den bastaard in gezelschap van zijn beide ouders, maar ook wel heelemaal alleen, want de wind en de stormvloeden verspreiden de zaden van de kustplanten over zeer groote afstanden, zoodat de trouwe bezoeker van de kust telkens voor nieuwe verrassingen kan komen te staan. De helm groeit liefst buiten het bereik van de hooge stormvloeden, zij vormt om zoo te zeggen de bezetting van de tweede verdedigingslinie. Heelemaal vooraan, nog in het bereik van de gewone dagelQksche vloeden staat zijn collega, het biestarwegras, dat door het groote publiek niet ge kend wordt, maar waar wij toch het ont staan van onze duinen aan te danken hebben. Of het echter naast de helm ooit tot eere zal komen, is maar zeer twijfelachtig. JAC. P. THIISSE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl