De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 27 juli pagina 1

27 juli 1918 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

IP. 8144 Zaterdag 27 Juli A' 1918 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per No. f 0.20. Per 3 rond, f2.25. Abonn. loopen per jaar Redactie en Administratie: Keizersgr. cht 333, Amsterdam Advertentiën omslag f 0.40 p. regel, binnenpag. f 0.50 p. regel De Commissie voor de Uitschrijving van de Kracht en Warmte- en Levensmiddelen Prijsvraag deelt mede, dat voor de door haar uitge schreven KRACHT EN WAKMTEPR1JSVRAAG" tot op heden zyn ingekomen 8 antwoorden, resp. onder de motto's: 1. Het ei van Columbus; 2. Waterstroom-mof or; 3. Alpaci; 4. Waalstroom; 5. Boreas; 6. Wereldvrede; 7. Het goede werd in eenvoud geboren; 8. Sirocco; benevens l antwoord voor de Levemmiddelenprysvraag, onder het motto: 1. Soldanella. De beslissingen der Jury's zullen zoo spoedig mogelijk worden bekend gemaakt; inmiddels blijft de inzending opengesteld op de voorwaarden bekendgemaakt in ,de Amsterdammer" van 18 Mei 1918. Amsterdam, 23 Juli 1918. DE COMMISSIE INHOUD» Bladz. 1:Ophet Keerpaot.door v. H. Baitenl. Overzicht, door dr. W. Q. C. Byvanck. 2: 8. Warendorf Jr. t- Het Kanaal door d« Geldersche Vallei ook een landsbelang, door generaal E. E'and. Krekelzangen: Trodstra en de Kapitalist, door J. H. Speenhofl. Feuilleton: Twijfel, door H. van Baalte-Simons. Wilhelm von Münchhansen. teekening van Jordaan. 3: De Industrieele Vrede, door H. Sprjer. 5: Voor Vronwen (redactrice Elis. M. Rogge): EtaSnflragista". door M. 0. De Huishoudelijke Praei-tatie van Mary, IV, door Ariëtte. Kinderwfjsheid, gedichtje door P. A. E. Oosterhof.?Uit de Natuur: Eet Paddestoelen, door Jae. P. Thrjsse. 7: Brie ven uit Parijs: Generaal Foch, door 8. Boeheblave. fransohe" Kunst". NOS. III en IV, door Johannes Tielrooy. Naar Parijs, teekening VAD George van Baemdonck. 8: Het Dispuut der Heilige Katharina, schilder^ n*an Jan Provoost, in het Museum Boymans. Schilderkunst-Kroniek, groepen in Pnlehri Studio, Ladage en Redoa. H. van der Haar, Berg-en-Dal bij Nijmegen, Terwey bij Walrecht, door Plasschaert. Moed ? naar 't Fransen var Kapt. Simons De Wetenschap der Journalisten, II, door Nnrks. 9: Financiën en Economie: De Nederl. Bank in de vier Oorlogsjaren, door D. Santilhano. - 10: Uit het Kladschrift van Jantje. De Zwemsohool Harts", door H W. Vliegen. 't Sch etgat, Kantteekeniugen van een onden snorrebaard, nieuwe reeks door Melis toke, met teekeningon van Is. v. Mens. 11: A. Th. Hartkamp, Zeventig jaar met een teekening van U. Honnickendam, door J. H. B. Sport en Open lucht: Het Waterkamp van den heer Felix Hess, door Friso. Biljartsport: Het Trekken, door B. Ministers b (j de Maand, teekening van Joh. Braakensiek. 12: Tentoonstelling van Oorlogscuriosa, door A. B. van Tienhoven. De man die bang was, door J. Fabius Bijvoegsel: De Spelbreker en h* t Nieuwe Ministerie, teekening van Joh. Braakensiek. OP HET KEERPUNT Toen de Zevenjarige Oorlog ten einde liep, en de Hertog van Brunswijk-Wolfenbuttel, die lange jaren met scherpen blik en ware toewijding voor zijn nieuw vaderland de staatkunde van ons land geleid heeft, over de toekomst nadacht, schreef hij ter neer: TFaf moet Nederland doen, nu de uiterste inspanning der mogendheden het einde van den oorlog waarschijnlijk maakt? Zullen wij de oorlogvoerenden, nog onder de wapenen, hun rechten, hun EINDE l In de diepten van Rusland, een exrcutle! Een peloton van de Roode Garde fusilleert kolonel Romanof. Het Is het einde van den ex-Tsaar. Een van de laatste dingen die men ons van hem heeft verteld, was hoe hij wachtte OD het vertrek uit zijn gevangenschap in Tsarskoie-Selo. Hij dacht, men zou hem overbrengen naar de Krim, naar Livadië, en hij hoopte daar in het zonnige klimaat de druiven te zien rijpen; hij verzocht zijn lichte kleeren te doen inpakken. Maar de order kwam zich van pelzen te voorzien voor een lange reis. Waar gaan wij heen ?" vroeg hij aan Kerenski in het moment van het afscheid. Naar Tobolsk," fluisterde deze hem toe. Het gezicht van Nicolaas veranderde niet, het bleef, zijn ietwat melancoliese vriende lijkheid behouden. Ik ben blij dat wij niet buiten Rusland gaan," zeide hij. Datzelfde vriendelijke een beetje vermoeide gezicht zal de ex-tsaar hebben getoond toen men hem de order gaf zich naar de plaats van executie te begeven. Hij had dat lijdelijke in zich. .Men heeft mij gezegd dat ik de regeering moest aannemen, en ik ben gaan regeeren," zoo heeft hij vers'ag gegeven van zijn le vensgang; toen heeft men mtj geraden te huwen, en ik ben getrauwd; ten slotte heeft men bij mij aangedrongen om af te danken, en ik heb afstand gedaan van den troon." Schijnt het niet alsof men het leven voor handel en hunne grenzen willen zien regelen, en noodwendig ook beslissen over de plaats, die Nederland voortaan in hun midden zal innemen? Zegt men daarop ja," dan is het land te beklagen en de staatslieden zullen vroeg of laat van deze houding en van hun zwijgen rekenschap hebben af te leggen Zegt men echter neen," dan moeten wij de rol van Nederland bepalen, tusschen de twee partijen in, die den gang van zaken regelen zullen. Nederland mag niet geheel geïsoleerd blijven en Ie jouet de l'Europe worden. Ook al neemt hetgeen deel in den oorlog, zoo moet het toch met het oog op den vrede zijne richting bepalen, want pour avoir des amis, il faut l'être de quelqu'un." Deze oude staatsmanswijsheid van ruim anderhalve eeuw geleden, neergelegd tegen het einde van eenen Europeeschen oorlog, waarin Nederland evenals nu een rol van bedrukte neutraliteit vervuld had, wordt ook nu weer zeer actueel. Wat Brunswijk bedoelde is natuurlijk dit: ook de onzijdige kleine staat moet zich tegen het einde van den oorlog weten te oriënteeren, en de richting be palen, waarin hij zich bewegen zal. Niet, dat hij direct vaste verbintenissen zou hebben te zoeken. En evenmin, dat hij zijne onzijdigheid zou moeten verlaten. Maar hij moet de stroomingen weten te vinden, die den oceaan der Europeesche staatkunde gaan beheerschen. En hij moet zich niet lijdelijk daarop laten rond dobberen, om wellicht op lager wal te worden gezet. Hij moet integendeel zorgen, dien stroom te zoeken, waar zijn onafhankelijk bestaan en zijn wel stand verder op kunnen varen. 't Heeft ook na den Zevenjarigen Oorlog ons vaderland heel wat onheil berokkend, dat onze invloedrijke maar kortzichtige politiekers de lijn door Brunswijk aan gegeven, niet hebben aangevat; een lijn, welke ons in gunstige harmonie zou hebben gehouden met het Engelsche systeem. In stede daarvan zijn wij in besluiteloosheid en inwendige verdeeld heid verzwakt, meer en meer door alle mogendheden geminacht en geduwd, en struikelende over kortzichtige belangenpolitiek. * * * Het is alles daarom weer actueel, omdat ook nu weer, wanneer niet alle berekening faalt, het einde van den oorlog zich laat overzien, al is dit einde dan wellicht nog een of meer jaren verwijderd! 't Onzekere element van den laatsten tijd was vooral dit: zullen de Vereenigde Staten tijdig genoeg en daadwerkelijk genoeg zich op de Europeesche slag velden kunnen doen gelden? In deze vraag lag, en dat heeft men in Duitschland ook zeer terecht gevoeld, de sleutel van het einde, meer ten slotte nog, dan in den duikbootenoorlog Bedriegen wij ons niet, dan heeft de vraag bij de jongste offensieven een antwoord gekregen. De Amerikaansche deelneming aan den oorlog gelukt. Wat bijwijlen onuitvoerbaar scheen, blijkt toch te kunnen slagen. Wie, met ons, van den aanvang af gemeend heeft, dat Amerika, indien het slechts voldoende mogelijkheid zou vinden, ook de ophem pasklaar had gemaakt? Hij had het zelf niet behoeven te leven. Een bekende anecdote, maar zij verdient nog wel eens te worden oververteld, is het verhaal hoe er iemand van het land bij hem op audiëntie komt om verslag uit te brengen over den toestand der boeren. Het was een liberaal, hij maakte opmerkzaam op ver schillende tekortkomingen en wees een reeks verbeteringen aan. Juist zoo, ja, ik weet het wel"; op die manier volgt hem telkens de aandacht van den Tsaar. Na den liberaal verscheen een conservatief die over hetzelfde onderwerp zijn beschou wingen gaf, maar in geheel tegenovergestelden zin. En wederom stemde de Tsaar met zijn bezoeker in; geregeld onderstreepte hij zijn woorden met een: Ja, ik weet het, 't is precies zoo !" Nauwelijks echter had deze la'itste, ge lukkig ter hoogste plaatse een me»testamer te hebben gevonden, het keizerlijk cabinet verlaten, of de Tsaritsa die aan de deur had staan luisteren, kwam verstoord de kamer binnen. Niki," zeide zij hem pp hoogst ernstigen toon, gij moogt zoo niet voortgaan, dat past niet voor een autocraat." Maar wat heb ik d in gedaan, liefste?" vroeg de getemde echtgenoot. Wel," was het antwoord, ge zijt het even zeer eens geweest met den man die den orderlij ken toestand wil omverwerpen, als met dengene die hem wil ophouden. Beiden hebt ge uw j u i s t z o o toegeroepen. Dat gaat toch niet voor een alleenheerscher, hij moet zijn wil toonen." Ja, ja," Het Nicolaas zich hooren, ik weet het wel, liefste, 't is zoo, juist zoo." Hij bleef onverbeterlijk vriendelijk in 't spoor waar hij eenmaal zijn levenswagen had ingereden. Wat voor 'n opvoeding had de Tsaar ook gehad om heusch belang te leeren stellen in de vragen die zijn tijd bezig hielden en die zijn onmetelijk rijk betroffen! Zijn vader Alexander III was zelf een on beschaafd man, hij hield wel van zijn kin lossing brengen zou, die acht thans deze oplossing afgeteekend. Allicht nog niet zoo heel spoedig, maar eerlang zal Duitschland zich naar zijne tegenpartij moeten schikken. Het nieuwe Europa zal beheerscht worden door de EngelschFransch-Amerikaansche strooming. Dit noopt ook een nieuwen blik te werpen op Nederland's staatkundig beleid. Er is hiertoe des te meer aanleiding, nu wij ons tevens bevinden op den drempel yan de nieuwe regeeringsformatie. Hét is te hopen, dat daarbij ten minste ook nauwkeurig rekening zal worden gehouden met de buitenlandsche politiek. Dit is niet een kwestie van oppervlakkige pro-dit 'of pro-dat-heid, waaraan men zich ten onzent, dank zij het gebrek aan verstandige leiding van bovenaf, veel te veel heeft vergaapt. Neen, de vraag is: welke nuance zal de komende regeering aan ons staat kundig beleid moeten geven, in het weloverwogen Nederlandsch belang en met geen ander doel dan 't heil van Nederland, voor pogen? Iets eigenlijk nieuws doet zich daarbij wel is waar n iet voor. Wie't goed zagen, hebben voor Nederland de staatkundige lijn van stonde af gewezen gezien, al werd daar in Den Haag niet altijd naar ge handeld. Het 'nieuws is slechts dit, dat nu meerderen tot het vereischte inzicht zullen durven komen; en in zooverre kan men inderdaad van een keerpunt spreken. * * * Het keerpunt is van groot gewicht. Twee eigenaardigheden kenmerken op 't oogenblik de positie, waarin 't tot dusverre gevolgde regeeringsbeleid ons land heeft gebracht. Geen der beide par tijen koestert voor ons veel ontzag, of zou, wanneer zij het alleen voor 't zeggen had, bijzondere aanleiding vinden om Nederland's belangen met egards te be handelen. Of deze stemming juist billijk en verdiend is, of niet, blijve nu terzijde! Men moet de feiten nemen, gelijk zij zijn. En dan late men zich niet van de wijs brengen door vriendelijke opmer kingen en plasdankjes, die ons nu telkens van verschillenden kant zijn tegemoet gevoerd. Als 't er praktisch op aankomen zou, dat een der partijen hare eigen interessen vrijelijk regelen kan en daarbij voor de vraag komt, of zij de Neder landsche belangen al of niet pijnlijk wil ontzien, zouden wij op 't oogenblik niet op zeer bevredigende behandeling kunnen rekenen. Onze houding gedurende den oorlogstijd heeft iets anders niet kunnen bereiken; en ons land staat in dit opzicht zelfs achter b.v. bij Zwitserland, Spanje of Noorwegen. Wij analyseeren op 't oogenblik niet, wij constateeren slechts. Ten slotte zijn 't de feiten, waarmede rekening te houden is, en ieder die de internationale wereld wat dieper peilt, moet tot dezelfde slot som komen. Een tweede constateering is, dat het beleid Cort van der Linden, de mi nister van buitenlandsche zaken is veel minder een zelf dirigeerende macht ge weest dan vaak geschenen heeft, ons land eerder in de Duitsche richting heeft geleid. Niet, dat onze neutraliteitspolideren, maar vond hun leeren grootendeels onnoodig. En wie waren het die hun wijs heid aan het hof te pas brachten? welke menschen drongen door in de hofbetrekkingen? Oude generaals die nog slechts n hartstocht kenden, niet den krijg, maar den drank, en afgestompte professoren, zuiver in de leer, maar taai in de voordracht. Het was een bekrompen omgeving daar in Gatchina, en welbewaakt sleet Nicolaas er zijn jeugd. Want niet voor hem waren de paleizen en pleinen van St. Petersburg; na den gewelddadigen dood van Alexander II schenen die groote ruimten gevuld met schrik; in de keizerlijke familie ging men gebukt. Dat heel groote, het Russische Rijk, had een heel kleine, angstige ziel. Gelukkig nog dat men voor Nicolaas een goeden gouverneur had gebonden. Het was Charles Heath, een Engelschman, een man die van Rusland niet afwist, maar wel van de manieren en sport van een Engelschen gentleman. Dat heeft zijn pupil van hem overgenomen, en het Engelsch is eigenlijk de eenige taai geweest die hij uit stekend kende, daarmee spotte Heath niet. Het Russische is de Tsaar nooit geheel meester geweest. Doe uw best de waarheid te hooren, zoolang gij nog prins zijt," is een Tan de spreuken geweest welke hij van Heath heeft meegekregen. (Gevolgd?) Hij heeft zijn jongeluisjaren gehad; hij heeft gereisd en weinig gezien, hij heef t de natuurlijke en onnatuurlijke ondeugden van zijn stand leeren kennen, en is er doorheen gerold,dat alles droeg weinig tot zijn vorming bij. Toen hij zijn vader als Tsaar opvolgde had hij zelfs zijn schuwheid niet afgelegd. Het Keizer-zijn ging hem wel op den duur gemakkelijker af, toen hij zag dat de menschen nog meer in schrik waren voor \ hem dan hij voor hen, maar werkelijk thuis i in het regeeren was hij niet; hij moest door allerlei slinksche middelen en omwegen daarin zijn eer voor zich ophouden. Zijn rol De Ervaring met de Evenredige Vertegenwoordiging De zér vele antwoorden die wij op onze rondvraag betreffende de ervaring met de Evenredige Vertegenwoordiging reeds mochten ontvangen en nog dagelijks zien binnenkomen zijn ons een aangenaam bewijs van de algemeene belangstelling in deze, ze bevestigen onze verwachting dat daarvan een waardevol resultaat te verkrijgen zal zijn. De taak, om het verslag omtrent de enquête uit te brengen, hebben de heeren prof. mr. P. A. DIEPENHORST, prof. mr. E. M. MEIJERS en W. H. VLIEGEN, tot onze groote voldoening bereidwillig op zich genomen, terwijl de heeren mr. A. C. JOSEPHUS JITTA en mr. G. VAN DEN BERGH als secretaris-rapporteur de commissie zullen bijstaan. IIIIIMMIIMIUIIMIIIIIIIIMIIIIIMIIItlllllinMIMIIIIMINIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlllllllllllllnlIIIIIIIIIIIIIII II» Illlllllllllttlllllllllltllll tiek partijdig zou zijn bedoeld of getint geweest. Dit mag geenszins gezegd! Doch het overmatig beangste en boven dien kortzichtige karakter van onze staat kunde heeft de positie van ons land noodwendig en in doorsnee gekeerd naar wat in het Duitsche kader paste. Wanneer op uiterst gewichtige oogenblikken nog daartegen is gewaakt, is d a t zeker de grootste verdienste van den heer Loudon geweest. Maar daarom is hij bij den toonaangevenden geest in Den Haag dan ook juist reeds persona ingrata geworden. Want het toonaangevende Haagsche systeem is er een geweest van zwakkelijke neutraliteit, en deze moest onder de gegeven omstandigheden vaak een eenzijdige uitwerking krijgen. Zeer sterk hebben bijvoorbeeld de economische onderhandelingen dezen invloed getoond; en 't is reeds thans duidelijk, hoe de tot dusverre gevolgde oriëntatie voor het Nederlandsche belang ten slotte allerminst profijtelijk is. In ernstiger mate nog vraagt een en ander de aandacht voor de toekomst. De leidende mogendheden zullen de staatkundige grondlijnen trekken voor het nieuwe Europa; waarmede natuurlijk' ook de rechten en de invloeden der neutralen samenhangen. Zij zullen vooral ook de wereldeconomie bepalen. En reeds thans mogen de neu trale landen er zich van bewust zijn, dat de positie, hun bij de commercieele en industrieele herleving toe te kennen, niet alleen van hun eigen wil af hankelijkzal zijn. Er zal zich, naar onze verwachting, een nauwkeurig georganiseerd stelsel van grondstojfenaanvoer, scheepvaartdirectie, industrieverdeeüng en export regeling ontwikkelen, dat ongetwijfeld om nationale energie vraagt, maar dat toch van internationale leiding, en dus van de internationale verhoudingen af hankelijk zal zijn. Zullen wij bij dit alles, zooals een maal Brunswijk vreesde, de rol van niets-beduidende afzijdigheid vervullen? Zullen wij, door de zwakheid en onbe slistheid van ons inwendig bestuur, ge lijk thans reeds herhaaldelijk bij onder handelingen uitkomt, voor speelbal gelden ? Of zullen wij zelfs in onze meuwe regeering weer eene orienteering vervullen sis vorst, dat heeft hij nooit gekund. Eigenaardig, hij had daartoe wel wenschen en hij maakte daarvoor wel plannen; ja, de autocratie blies hem op tot een hoogen waan. Hij dacht dan aan wereldvrede en aan wereldmacht; hij liet zich meeslepen,hij iiet zich sterken in zulke denkbeelden door vleiers van allerlei aard. Maar zijn veran derlijke, lijdelijke, onbetrouwbare natuur deed hem zulke droomen spoedig weder opgeven, zijn kennis en zyn belangstelling hadden zij niet. Wel verlangde hij naarden trots van hun naam, daaraan moest men niet raken. Maar niets verder zat achter hen dan een naam. Zal er oorlog zijn ?" vroeg iemand hem op een oogenblik dat de uitbarsting van den krijg met Japan bijna zeker was. Neen," was zijn plechtig antwoord, mijn regeering, zoolang ik haar voer, is een vredesregeering; de oorlog is uitgesloten.'' En dan later, wanneer de cataatrophe er is, het vriendelijk verlegen gezicht, dat wil zeggen : ik heb altoos toegegeven, men heeft den oorlog verlangd, nu hebben wij hem. Maar is er ook geen grein van werkelijke aandoening bij hem. Dat alles is hem onwezenlijk. Wilt ge weten wat voor hem bestaat, waar zijn hart aan hangt ? Luister dan naar zijn gesprek met den Russischen admiraal die hem tijdens den Japanschen oorlog verslag kwam uitbrengen over het Baltische eskader. Hij was toen nog niet lang geleden vader geworden van den tsarenwitch. De admiraal was gewikkeld in een lange redeneering over snelstoomende schepen en snelvurende kanonnen. Op eens brak de Tsaar zijn verhaal af: Hebt ge er wel idee van hoe zwaar hij weeet?" vroeg hij. Wel veertien pond." Wat bedoelt uw Ma jesteit?" zride de admiraal onthutst, zijn brein was met veel zwaardere gewichten bezig. Wien ik bedoel? maar natuurlijk den troonopvolger," lachte met al zijn vrien delijkheid de Tsaar. waarnemen, die niet alleen tegen de volksovertuiging, maar ook tegen den draad van de toekomstige machtsontwikkeling ingaat? Het ware een geweldige, heillooze fouf. Van de nieuwe regeering moet integen deel worden verwacht dat zij vóór alles ook met kracht en doorzicht een lijn voor het buitenlandsch beleid zal weten te trekken, die aan den werkelijken toe stand beantwoordt. Dat zij, nummer n: Nederland's onaf hankelijkheidpositie krachtig weet op te voeren, en te doen erkennen; nummer twee: onze politiek weet te leiden buiten het Duitsche kader, waarheen zij zich, ons ondanks, meer dan noodig is bewogen heeft. Zij moet haar, met volkomen behoud van den zelfstandigen staat, weten te richten naar goede verhoudingen met den anderen kant; den kant waar niet alleen op den duur ons natuurlijk belang ligt en liggen blijft, maar waarheen ook onze volks geest en onze volksaard ons trekken. Het is van dubbel belang, op dit alles te wijzen, omdat de rechterzijde een overwegenden invloed in de regeering zal krijgen; en omdat de rechterzijde steeds overwegende elementen van Duitschgeneigdheid en Duitsche relatie's heeft ge toond. Iemand als de gedoodverfde premier, de heer Lohman, zelfs in ietwat verontrustende mate. Maar het gaat in deze zaak om veel meer, dan om partijaangelegenheden en partijsympathiën. Zelfs ook om geheel iets anders dan om internationalen voor keur of afkeer. Het gaat hier om staatkundig beleid van de gewichtigste strekking. Mits eminente en vaderlandslievende mannen het roer van staat ter hand nemen, mag van hen worden verwacht dat zij, ongeacht hun stemming of neiging, het keerpunt zullen weten waar te nemen, en de lijn te bepalen, die het staatkundig perspectief ons oplegt. v. H. Het leven in zijn familie is een werkelijk heid voor hem geweest. De kinderen en zijn vrouw omringden hem altijd, niet alleen pp fotopraphiën. Zijn zoon moest bij hem zijn, van hem wou hij niet schelden. Daarbij wasernogeen andere werkelijkheid. De wereld van het wonder. Hij geloofde aan bovennatuurlijke machten, aan etn verbinding met het geestenrijk. Het Russische hof is voortdurend onder den invloed geweest van dwepers en geestenzieners. Dat dagteekent van het begin van de 19e eeuw order Alexander I, en die in vloed is toegenomen als gevolg van Napo leons grooten inval in 1812. Alexander 111, de vader van Nicolaas, had den wonderdoener Johan van Kroonstad in zijn omgeving; die heeft hem bijgestaan op zijn sterfaed. Bij den gewezen Tsaar treft men eveneens telkens dergelijke verschijnin gen aan: Vader Heliodorus, Pnilipp?, de Fransche occultist, vele anderen, eindelijk Raspoetin.Zij vertegenwoordigden een macht die niet onderworpen was aan den autocraat. Haar wilde hij zich dienstig maken. Wonderlijke gewaarwording, wanneer men zich indenkt in den toestand! Een paar trekken heb ik hier slechts aan gegeven van een menschenphysionomie; zij beweegt zich in het centrum eener massa van bijna tweehonderd millioen personen. Oorlogen en revoluties trekken voorbij in de ongemeten ruimte; verschrikking, ellende en hongersnood huizen aldaar. Zij zijn ver bonden met de bewegingen in het middelpunt. Daar broedt de storm, daar nadert de ont binding. Symbolisch pakken de verschijnselen zich samen in het laatste avontuur aan het hof, het avontuur van Raspoetin. Wil ik den uitgang van Nicolaas kennen, zoo moet ik dat g-beuren mij voor oogen brengen. Want niet in Jeka'erinaburg, ten aanschouwe van het peloton der Roode Garde, is het einde. Maar daar is het. W. Q. C. BYVANCK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl