De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 27 juli pagina 10

27 juli 1918 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 27 Juli - No. 2144 Hoe eerder men besluit tot de aanschaffing van (en FOMGERS, des te spoediger kan men pro fiteer en van de vele goede eigenschappen, die dat rijwiel bezit. is het gemiddelde van f 16.927.616 in 1916/17 tot f39.664.707 in 1917/18 gestegen m zijn deze voorschotten voorbijgaande zelfs meer dan f 90 millioen geweest. Terwfjl deze voorschotten vroeger in hoofdzaak beston den uit de zoogenaamde korte beleeningrn, waarvan voornml. kassiersinstellingen, ban ken en dergel, gebruikmaakten op termijnen van groote betalingen van coupons, pachten enz., zijn daarvoor in het afgeloopen jaar andere voorwaarden vastgesteld en schijnen thans andere transactiën het leeuwendeel van dit hoofd van rekening uittemaken. In verband met enkele uitlatingen in het alge meen deel van het verslag van dit en het voorgaande jaar, meen ik te mogen opmaken, dat thans het grootste deel van deze voor schotten in rekening courant bestaat uit be leeningen van buiteolandscheschatkist papier, waarmede aan de oorlogvoerenden geleverde producten betaald zijn en die doar de Bank beleend worden. BlQkbaar heeft men hier te doenmet eene soort van transactiën, waartoe de Nederlandsche Bank slechts noode haar medewerking verleent en waaromtrent de president in zrjn verslag over 1916/17 o. a. verklaarde: Het gold hier een algemeen landsbelang; er kon dus op den duur geen twijfel meer bestaan of de Nederlandsche circulatiebank moest in dezen oorlogstijd hare medewerking toezeggen voor regelingen van velerlei zaken, waarvoor zij vóór den oorlog hoogstwaarschijnlijk niet zou hebben opengestaan." Bij dit onderwerp heb ik gemeend eenigszins meer uitvoerig te moeten stilstaan, omdat voor zooverre mij bekend bij de ge wone wekelQksche overzichten van de bankstaten in de bladen dit punt blijkbaar over het hoofd gezien is en de vermeerdering der beleeningen dientengevolge herhaaldelijk aan minder juiste oorzaken wordt toege schreven. Maar ook, meen ik, dat er op ge wezen moet worden, dat de Bank in deze in het algemeen landsbelang" tot transactiën medewerkt, waaraan niet onbelangrijke ri sico's verbonden zijn. Immers de mogelijkheid is geenszins uitgesloten, dat de afwikkeling van al dat bultenlandsch schatkistpapier ook al is een vaste aflossingkoers toegezegd nog wel eens tot ernstige moeilijkheden aanleiding zal kunnen geven. Ten slotte wensch ik nog even de door de Nederlandsche Bank in deze vier oorlogs jaren behaalde winsten na te gaan, vergeleken met die van het, aan den oorlog vooraf gaande, jaar 1913/14. Het totale winstcijfer, na aftrek van onkosten en afschrijvingen, was: in 1913/14. . . f 7.066.827 . 1914/15. . . 7.775.348 1915/16. . . 7338.171 , 1916/17. . . , 6.b92.713 1917/18. . . 7.529977 Neemt men hierbij in aanmerking, dat in 1914/15 nog ruim f700.000.?van de winst is afgenomen tot aanvulling van het reserveTeekeningen voor de Amsterdammer" van Is. van Mens KANTTEEKENINGEN VAN EEN OUDEN SNORREBAARD Nieuwe Reeks. I Voorwoord tot dezen nieuwen reeks Mijn zeer waarde Melis Stoke. Toen ge verleden week zoo plotseling bij mij binnen staptet, bekropen mij 't en ware nutteloos zulks te verhelen zeer ge ? mengde gevoelens. Voor zoover deze ver wekt wierden door de herinneringen aan onzen ouden, trouwen vriendschap intusschen, waren die niet dan van aangenamen aard. Maar er waren factoren, schoon slechts voorbijgaande, die, bij mij geïnduceerd door ieder ander dan u, niet anders dan wetrzicssymptomen geheeten mochten worden. In de eerste plaats dan uw uiterlijk: Ai Aslublief 'n doossie..." fonds, zoodat de verdeelbare winst slechts f7.070.560 was, dan blijkt de totale gemid delde winst in die vier jaren slechts weinig te verschillen van die in 1913/14. In de onderdeelen zijn echter zeer groote verschillen waar te nemen. 1914/15 leverde een bruto-winst van ruim dertien millioen op, of vier millioen meer dan In 1913/14, tengevolge van de groote uitbreiding en hoogere rente der disconteeringen en beleeningen in de eerste crisis maanden. Dez! meerdere winst werd echter nagenoeg geheel geabsorbeerd door afschrij vingen van bijna een millioen op de disconteeringen, ruim 2% millioen op buitenlandsche valuta en de ovengenoemde aanvulling van het reservefonds met zeven tnn. 1915,16 met een bruto-wlnst van f 10.720 OCO was 2% millioen minder dan 1914,15, hoofd zakelijk door aanmerkelijke inkrimping der disconteeringen, die slechts f3Vs millioen aan rente opleverden, tegen f6 millioen in het voorgaande jaar. Daarbij dient nog op gemerkt te worden, dat die disconto-rente voornml. te danken was aan de voortdurend groote bedragen papier, door de Bank gedisconteerd, ten behoeve van haar grooten participant in de overwinst nml. den Staat. Tegenover de verminderde winst staat ech ter, dat ca. f2.400,000 minder behoefde af geschreven te worden. 1916/17 wijst eene verdere vermindering van het bruto-winstcfjfer met f IVs millioen aan, thans in hoofdzaak tengevolge van de afname der beleeningen. De disconto-rente was slechts ruim twee ton mirdrr, waarbij eveneens moet opgemerkt woidci;, dat de disconto portefeuille ook dat jaar grootendeels uit regeeringspapler bestond. LJat niettemin de verdeelbare winst slechts weinig lager dan de beide voorgaande jaren was,vloeit voortuitde omstandigheid, dat slechts f35000 voor afschrijvingen noodig was, tegen f 1.275.000 in het voorgaande en ca. t3X millioen i.n het daaraan voorafgaande jaar. 1917/18 bracht weder eene vermeerdering der bruto-wlnst met bijna een millioen. Deze was uitsluitend te danken aan de bo ven uitvoerig besproken voorschotten in rekening-courant, die f 2 086 296 aan rente opleverden, tegen f 872.817 in 1916 17, f6"4.702 in 1915 16, f944.178 in 1914 15 en f4U2461 in 1913/14. Ook de buitenland ;c'ia wissels (waaron der credit-saldo's in ht: buitenland) brachten zes ton meer op, hetgeen blijkbaar alleen toe te schrijven is aan vermeerdering van die bultenlandschen saldo's, terwijl de eigen lijke wlssel-portefeuille vrijwel ongewijzigd is gebleven. Afschrijvingen waren over dat jaar niet noodig maar aangezien de onkosten-rekening gestadig hooger wordt en met f380.000, vergeleken bij het voorgaande jaar, en met circa een millioen sedert 191314 toegenomen is, bleef van de meerdere bruto winst ad een millioen, slechts ten ton voor hoogere uitkeering over. Eindelf;k voeg ik hier nog ain toe een staatje van de uitgekeerde di/idenden en het aandeel van den Staat iii de winsten der Bank. Aandeel Dividend. van den Staat. 1913 14.... 134 pCt. f4.117.215. 1914 15.... 13.1 4119.62U. 1915 16.... 13.4 4.292.684. 1916 17.... 11.2 4004.621. 1917/18.... 13.7 4.416,718. J. D. SANTILHANO DE ZWEMSCHOOL HARTS" De zweminrichtingen in Amsterdam zijn sedert een paar weken weer geopend en op reeds menigen mooien zonnigen dag was het een lust te zien naar het gekrioel en gewirwar, naar het gezellige samenzijn van zwemlustigen. De eenen, in gemoedelijke convermij! hoe rauw een snorrebaard heeft de tijd van u gemaakt! Neen, de kloeke sabelkletterende klant, die daar binnen drong, herinnerde In niets aan den tot den krijgs dienst opgeroepen knaap van voor twee jaren. Geheel uw uiterlijk droeg de kenteekenen van zelfgenoegzaamheid, en onbere deneerde zekerheid omtrent uw daden en woorden. F-ij! uwe woorden... in 't eersi schenen ze mij met vloeken gelardeerde commando's. We zetten ons te praten, en ge beet het eindjen van den sigaar af, getuigend een troupier" te zijn geworden. Nu kunt ge alles van mij verwachten, doch nauwelijks dat ik weten zou, laat staan con stateeren wat en hoe een troupier" is. En daarom was het, dat ik begon met den, schijnbaar onnoodigen en zeer zekerlijk dwazen vraag: Beste kerel... leef je nog,?" Uw antwoord klonk mij zonderling: Neen... ik dien nog... maar ik ga her leven l" Ik begreep u niet, en was onaangenaam getroffen, totdat ge op barschen toon orakeldet: Zij, die zwijgend dienen leven nfel!" Toen gromdet ge andermaal, doch, naar ik opmerkte reeds ietwat schroomvalllger, en gingt voort: Ha! wie onzer wil al niet van zijne ge voelens getuigen in deze tijden, 's Lands vergaderzaal, zoo goed als de kolommen der dagbladen, zijn gereserveerd voor lieden, die buiten alle partijpolitiek om, getuigen willen van hunne gevoelens en belangen. Zulk een zetel wensch ik mij ook! Ik wil óó c zeggen wat mij op het hart ligt, al ware het om den tweeden stem te zingen tot het Weermachtlied dat zekere Wijk op het punt ttaat aan te heffen in tegenzang tot ter Hall t.i Siize Groeneweg. Hoezeel Ik wil herleven. Het geslacht van hen, die dienend en zwij gend ter zijdestaanist^ndoode opgeschreven. Men wees hen in Rusland hunne plaat sen..:, daar venten oud-officieren lucifers op de hoeken der straten zij mogen nu dienen naar hartelust (Omtrent hun zwij gen is niets bekend, schoon ze waarschijn lijk wel iets prevelen in den geest van assubllef-een-doossie-hè-toe-nou-meneertje!"). Gotd, ik leef, en ik wil getuigen waaróm ik leef en dien, zooals ik dien en leef ... edoch nimmer meer zwijgend. Ik wil zeggen waaróm ik gehoorzaam, en waaróm ik be veel. ... ik... ik... ik ..." Toen, Melis, zijt ge grof geworden, maar ik begreep u reeds. Uwe handen, nu geheel vrij van aardappelvuil,omklemden hartstochtelijk den degen.het teeken uwer jongverworven waardigheid. En deze op waardige wijze te motiveeren lijkt m^ allerminst in te druischen tegen het feit dat ge onderwerping aan den krijgstucht gezworen hebt. UIT* IHIIET CTJLICTTO'IE satie gewikkeld, gegroepeerd op de door de ; zon geblakerde planken der steigers, anderen, j vooral jongeren natuurlijk.stoeiend, krijgertje j spelend in en buiten het water, waarbij altijd ' weer een factor tot vreugde en gelach is het . wegduiken onder water om een 10 a 20, ja : nog meer meters verder, met een roode kop en een van genoegen over de gespeelde poets glimlachend snuit boven te komen op een niet-vermoede plek. Aan den kant der douche vertoeft een aantal meer bejaarde en bezadigde heeren, die om beurten in zichtbaar welbehagen den bundel fijne waterstraaltjes, schitterend in de zon, vertoonend al de spectrale kleuren, op hun soliede bodies laten neerstriemen. Het blijkbaar welgevallige vooruitzicht, na enkele weken geregeld contact met het natte element, een vermindering van omvang te kunnen constateeren, schijnt goedgunstig te werken op hun gelaatsuitdrukking en met onverschrokkenheid laten zij het water spat ten en spetteren op hun kruinen waar langen tijd geleden eens een haardos prijkte. Bij den springtoren is het al leven en animo. Luid applaus klinkt op voor een waaghals, die van uit de bovenste verdieping een mooie duiksprong maakt en vriendjes en kennissen toonen belangstelling en bewondering voor een makker, bij een geslaagde oefening in den snoeksprong of de zweefduik. In de mannenkuil", een contradictio in terminis" overigens, daar de jongens n in aantal en in zwemvermogen sterk in de meerderheid zijn, ziet men den n baantjes trekken", een ander in rustige genieting ruggelings liggen theoretiseeren en philosopheeren over het verschil in soortelijk gewicht van een corpus humanum en van water, waarbij hij zeer waarschijnlijk elimi neert de invloeden van stukken hout, drij vende saladebladeren en andere verontreini gende ingrediënten, die, 't zij geconstateerd, sinds den oorlog wel in aanzienlijk mindere mate dan te voren, maar toch nog te overIII1IIMIIIMUIIIIIMIIIIIIIMII1IIIIII1IIIIIIIIMII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIII Ja, Melis, hei leef dus. Gij, uwerzijds, moet weten waaróm ge vrijwillig officier geworden zijt onder de tijdelijk actieven doch immer gereedstaanden in het Nederlandsche leger. En voor de gepastheid uwer woorden, blijf ik gaarne borg, ik uw u zeer toege negen, en immer wakend Burger-Zelf". * * * De eerste schrede met het zwaard. O, houw-degen! Symbool mijner gezags-positie Reeds zijt ge lichtelijk dof en plaatselijk gebukkeld En reeds struikel ik niet meer over u, als toen, op dien eersten dag, dat ik u had omgegord. 't Was een heldere winterdag, en de nauwgerezen zonne liet hare magere stralen flonkeren in twee bolle knopjes, die, ter weerszijden van mijn fier zwoegenden strot, als bottende knoppen waren, voorspellend een bloei van immer uitwassende en verveelvuldigende sterren... en complexen daarvan. Zoo trad de vaandrig uit het ei, en slechts twee breede wond-teekenen aan zijne mou wen, ter plaatse waar eenmaal het sergeanten goud welig getierd had, duidden op zijn nederigen militairen afkomst. En het blinkend zwaard wiebelde bevallig vanaf de heup Het monteeren van al deze gezagsteekenen had zoovele uren ge» ergd, dat nog slechts enkele minuten restten, vóór 't vertrek ter garnizoen. Zoodat een Atax onontbeerlijk voertuig voor al wat hoog, haastig en machtig is in den lande juist haar zeventiende wachtdubbeltje versprong. Ik besteeg het voertuig, en riep den be stuurder toe: vloedig, door den op het bassin aanwaaienden wind worden ingevoerd. Bij wijze van intermezzo doet de deining van een voorbijvarende boot het water in het bad op en neer bewegen, het spat en deint tegen de steigers en de zwemmers laten zich meewiegen totdat het oppervlak weer geëffend is. Een deel van het ba«sin wordt onveilig gemaakt door een stel zwemcracks, onafge broken en niet moe wordend achter den polobal aanjakkerend om dien met listige of krachtige worpen op doel te plaatsen. Hier heft de keeper zich telkenmale met een ruk omhoog om den bal te stoppen. Menigeen, die de Neptunusaanbidding niet als een dagelfjksche verpoozing beschouwt, verwenscht de geoefende spelers, die in hun fanatisme om den bal te bemachtigen zich niet omzichtig voortbewegen en een voorbijzwemmer wel onthalen op een stevige opstopper. Aan de lange zijde van het bassin staat een clubofficial, de stopwatch in zijn hand wordt als ware ze een curiositeit, begluurd door clubleden en nieuwsgierigen, die op hun wijze meewerken aan de poging tot recordverbetering van den racer. Alles staat in spanning naar den start te kijken. Na het: klaar? af! volgt men den slag van den zwemmer, oie met een snelle crawl" het water doorklieft en aan de finish is het al spanning om het resultaat te hooren. Te midden van dit woelig-wisselend gewemel zien we dames, vaak meerderen te zamen, zich voortbewegen met tustigen schoolslag, minder krachtig, minder snel, maar gracielijk. Illusies als bij Siegfried opgewekt door de Rheinlö'. liter blijven ons echter vreemd. Immers, als de dames tegen elkaar praten hooren we noch in klank noch in intonatie iets, dat kan doen denken aan het lieflijk gezang der nimfen. Maar in een zweminrichting heeft men nu eenmaal geen vocaal Voort, voort! Naar het station l" Hij deed achtereenvolgens drie krachtige pogingen, om het portier te sluiten, en an dermaal kreet ik: Haast u!" Zijn vierde vergeefsche poging bracht aan 't licht, dat het hagelnieuw zwaard tusschen drempel en deur was vastgeklemd. Driftig trok ik het wapen tot mij, als een zeeman zijn anker, en aanstonds voerde het rijtuig mij voort. Terwijl het rijtuig mij voortvoerde, be merkte ik dat o wonderlijk spel van 't lot, een inderdaad ankervormig stuk metaal in mijne handen rustte. Aanstonds zette ik mij, angstig nu en dan door 't venster spiedend, aan 't wringen ... en, werkelijk, het gelukte mij de stationshal binnen te stroomen :net een tamelijk recht, zij 't ook glansloos en gedeukt wapen. Vanaf dat oogenblik volgden de sensaties elkander snel op. Zoo ongeveer moet een plotseling tot aan zien gerezen burger zich voelen, zooals ik, de man met het zwaard, die gisteren nog een simpele werkman in koninklijken dienst was. Collega's van den vorigen dag groetten mij eerbiediglijk en superieuren beantwoord den mijn groet op geheel andere wijze dan toen ik nog tot de heffe der krijgsknechten gerekend mocht worden. Met glimlachend opgeheven hoofd mocht ik mij vertoonen, zonder reispas en zonder vrees voor barsche sergeant-majooren ... ach! toen besefte ik plotseling, dat mijn zwaard en de bottende knoppen naast mijn sidderenden adamsappel evenzoovele kenteekenen waren van mijne aspiratie mij ep te maken tot gezag en verantwoordelijkheid. Toen besefte ik opeens mijn positie. Ik trachtte de veelvuldige groeten te beant woorden met een zekere beminnelijkheid, maar toch met dien zweem van ernstige ge strengheid die het kenteeken is van den huL" | manen, doch niettemin «'i l onverblddelijken chef. Ik dacht met vreug de aan het ruime ter rein, dat zich wellicht! voor mijn initiatief openen ging: aan de vele ongelukkigen die ik beschermen kon l\ tegen onbillijkheid of kwalijke bejegening van hartelooze en onpeadagogische meer deren, of die ik uit hun sfeer van immu niteit op zou mogen heffen tot blijde vader landsliefde en menschgenotzuchtige verlangens te koesteren. Luis ter slechts l Van den kant van het instructie bassin klinkt het stereotiepe drenserige n, twee! Rijen jongens en meisjes, ook wel ouderen echter, wachten op hun lesbeurt, informeeren naar eikaars vorderingen en ver tellen met trots, dat zq aan de loopende hengel" of aan de lijn" zijn. De algemeene belangstelling concentreert zich op een bijna afgestudeerde" leerling. Hij gaat springen! De lijn wordt hem om het middel gehecht en telkens weer herhaalt de instructeur de vermaning, het lichaam schuin voorover te houden en ver weg te springen van het bordes. De jongen knikt toestemmend, aarzelt nog even, springt en geeft blijk niet precies op de hoogte te zijn van den aanbevolen stand van het lichaam. Het gevolg is duidelijk, hij schiet diep onder water, geraakt met de beenen in den modder van den IJbodem, slaat en trapt en komt vrij doordat de instructeur een flinke ruk aan de lijn geeft. Als de jongen uit het water klimt infor meert de leermeester met een lichtelijk ironisch glimlachje op zijn gelaat of hfj soms grond heeft gehaald"? Hen vraag, door de opborrelende luchtbellen en de omhoogkomende onwelriekende modderdeelen, reeds dadelijk bevestigend beantwoord. De directeur der inrichting, onmisbaar wezen, controleert geregeld. Zijn merk waardig geheugen zelfs op de drukste tijden weet hij hoe laat de zwemmers zijn gekomen, stelt hem in staat al te lang genietenden aan het reglement te herinneren. Echter hij behoudt zrjn goede humeur bij de vele kleine overtredingen.Hoe zouden immers de jongens, vrij en ongebonden zich verlustigend in de zwemsport, zich strikt kunnen houden aan dwingende bepalingen? Zoo is er leven en mouvement in het helaas te geringe aantal zweminrichtingen. H. W. V L i E G E N Zijn vierde vergeefsche poging... waardig optimisme. Kortom, mijne overmoedige yaandrigsgedachten bouwden eene gansche edele en geheel nieuwe militaire maatschappij.., eene samenleving van zoo heerlijke en liefe lijke vormen dat... Een luide, rinkelende slag verstoorde op dit oogenblik mijne eutopistische gepeizen... ai mij... daar tuimelde het pas onlangs verworven zwaard uit het bagagenet, intusschen zonder in zijn val persoonlijke ongelukken te veroorzaken. De gedachtenvlucht werd door dit voorval noodzakelijk teruggeleid tot't simpel oogenblikkelijk gebeuren. Maar wat bleef, dat waren de voornemens en wenschen Ieder k wart-jaar leveren de diverse scholen van verlofs-officieren dozijnen van zulke fiere en bezielde vaandrigs af. En het groote legerverband, ze aanvaardend, slokt ze op in een duizelingwekkend gedifferentieerde distri butie. Ze duiken, bij twee of drietallen te gelijk, op in de compagnieën te velde, en nemen hunne plaatsen in de marschcolonne.... en de colonne's trekken voort, immer voort, den nieuwen vaandrig meevoerend in hun zog van dwarrelend stof... nieuwe lange jaren tegemoet. De vaandrigs trekken mee, en nemen de pas over. Ze regelen hun passen en daden naar die hunner oudere krijgsmakkers... doen zooveel als zij, en laten, zoo-mogelijk, nog iets meer na. En de afgelegde weg is bezaaid met de goede voornemens en wenschen der jongsten. Er is geen vaandrig, die zich niet bij het verlaten van zijn cursus voorneemt, zich schrap te zullen zetten tegen alle verkeerdheden die hij als mindere of sergeant onder vonden heeft, en immer blijft er verbazing omtrent de poel die al die frissche geest inzuigt. Maar zoo is immers de geheele wereld. Of maken de toestanden van heden denindruk dat ze berusten op de ervaringender historie? * * * De snelle trein echter, droeg zoo snel en onverbiddelijk als het fatum zelve, den vaandrig die ik was naar zijne bestemming. En, achterover-leunend in de gecapiton neerde kussens, bedacht hij, hoe fraai de1 toekomst en zijne kansen waren, zijne kanse» van meerdere die desondanks de voortreffe lijkste onder zijne ondergeschikten begeerdete zijn Ach?MELIS STOKE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl